Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Psalmen Dauids (1583)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.35 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Psalmen Dauids

(1583)–Willem van Haecht–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Diplomatische uitgave

De gedigitaliseerde versie is een diplomatische weergave van de tekst, dat wil zeggen dat het origineel zo exact mogelijk is gevolgd, inclusief inconsequente spellingen. Ook het hoofdlettergebruik en de interpunctie van het origineel en de leestekens zijn exact overgenomen. Druk- of zetfouten uit geraadpleegde exemplaren zijn niet gecorrigeerd, behalve als zij in de werken zelf opgenomen waren in een erratalijst.

Wel is het spatiegebruik rond leestekens in de digitale versie genormaliseerd. Dat houdt in dat er na (en niet vóór) leestekens consequent een spatie is gezet, onafhankelijk van het feit of er in het origineel een hele, halve of geen spatie staat. In deze periode lieten de zetters regelmatig spaties weg, of ze plaatsten slechts een halve spatie, als dat beter uitkwam om de regel uit te vullen. Omdat het hier gaat om een betekenisloos typografisch verschil, is dit in de digitale editie genegeerd. Ook het gebruik van spaties in afkortingen van bijbelboeken is rechtgetrokken; zie de paragraaf over ‘Noten met verwijzingen naar bijbelplaatsen’ hieronder.

Eveneens genormaliseerd is de manier waarop in Het Boek der Psalmen uit 1773 citaten zijn aangeduid: in het origineel beginnen citaten met twee komma's onderaan de regel, die op alle volgende regels herhaald worden, en eindigen citaten met twee hoge komma's. In de digitale uitgave is dit genormaliseerd: alle citaten beginnen en eindigen met gewone dubbele aanhalingstekens, die niet worden herhaald voor een nieuwe regel.

Niet altijd is eenduidig uit te maken of er tussen woorden sprake is van een hele, halve of geen spatie in het origineel. Bij het digitaliseren van de tekst hebben wij in de gevallen dat het niet duidelijk is of er sprake is van een (kleine) spatie, veelal gekeken naar de context: staan de bewuste woorden daar meestal aaneengeschreven of juist niet? Een zekere mate van subjectiviteit was soms onvermijdelijk. De regel, die wij consequenter hebben doorgevoerd dan in het origineel van Dathenus, Van Haecht en Marnix, is: geen spatie als de apostrof binnen een woord of woordgroep staat (s'herten, blad'ren, s'doots G'nade, t'saem, t'lant, d'ouertreders), in andere gevallen wel een spatie (Heer' ende'. Nu coem' de, End' blijf', wat sond' ende onrecht' is). In Het Boek der Psalmen uit 1773 is het zetsel veel moderner en zijn de spaties bovendien veel duidelijker; hier hebben wij dan ook het origineel nauwgezet gevolgd.

Fractuur en romein

De tekst van de kerkboeken is grotendeels gezet in gotische letters, fractuurschrift genoemd. Binnen dit schrift kent men geen verschil tussen de hoofdletter I en de hoofdletter J; deze letter is altijd overgenomen als I, bijvoorbeeld in Iacob, Ierusalem, Ioden. In het gotische zetsel van Dathenus en Van Haecht wordt evenmin een verschil gemaakt tussen de hoofdletter V en U: beide zijn als V gezet. Van Haecht gebruikt wel twee verschillende letters V, afhankelijk van waar dit teken in de tekst voorkomt: een grote sierletter V als eerste letter van een nieuwe strofe, een gewone hoofdletter V aan begin van de overige regels van een strofe. In de digitale uitgave zijn beide letters als een hoofdletter V overgenomen. Het zetsel van Marnix en Het Boek der Psalmen 1773 kent wél een verschil tussen de hoofdletter U (met een ronding naar links) en de hoofdletter V (met een ronding naar rechts). Ook de grote sierletters waarmee iedere strofe bij Marnix begint, kennen een vormverschil tussen de sierletter U (een hoefijzervormige halve boog) en de sierletter V (met een haaltje rechtsonder).

Soms zijn er er stukjes tekst, meestal titels of ondertitels, romein gezet (onze moderne drukletter). Het romeinse schrift maakt wel een onderscheid tussen de hoofdletter I en J en tussen de hoofdletter U en V. Romein gezette tekst is in de digitale versie cursief weergegeven, waarbij de leestekens (komma en punt) binnen de cursief getikte stukken meegecursiveerd zijn, maar leestekens na de cursieve tekst romein zijn gezet. Losse Arabische cijfers (1, 5, 10 etc.) binnen gotische tekst zijn in de digitale editie niet gecursiveerd omdat de keuze voor deze letter niet is ingegeven door de behoefte om de tekst te onderscheiden van de omringende tekst, maar door het gegeven dat het fractuurschrift geen tekens voor cijfers kent. En evenmin zijn romeinse sierkapitalen in een verder in het fractuurschrift gezet woord gecursiveerd; wel is in die gevallen een verschil gemaakt tussen de hoofdletter I en J: zo begint in Het Boek der Psalmen uit 1773 psalm 9 met Ik en psalm 47 met Juicht (en niet Iuicht).

Vormverschillen tussen gotische letters zijn buiten beschouwing gelaten, omdat het gaat om betekenisloze typografische verschillen. Voorbeelden daarvan zijn de twee vormen van de r (de gewone en de zogenoemde ronde r die volgt op een ronde letter, zoals een o) en de twee verschillende letters s (de korte en de lange s, die wat op een f lijkt). In Dathenus is zelfs sprake van drie verschillende letters s: naast de korte en de lange s een s die lijkt op een f met een bolletje rechts in het midden. Deze drie letters hebben een eigen distributie: de lange s is meestal gebruikt voor een medeklinker (list, voorspoedt), tussen klinkers (afgrysen) en aan begin van een woord (sullen); de gewone s staat aan het einde van een woord, vooral na een medeklinker (Godes, Godts, als, myns, Daghelicks, Grootelicks, ons); en de s met bolletje komt vaak na een klinker aan het eind van woord of lettergreep (boosheit, huys, pryst, ghedachtnis, ghewis, kruys, Dies).

Marnix kent een kleine letter u (met rechts beneden een pootje dat iets naar rechts afbuigt) en twee soorten v's, eentje met linksboven een pootje en eentje met een dwarsstreepje halverwege de linkse verticale lijn van het boogje. De v met het haaltje staat aan het begin van het woord, in andere posities wordt meestal de v zonder haaltje gebruikt. Omdat het dus gaat om positionele varianten zijn beide v's als v getranscribeerd.

Kleinkapitaal gezette woorden of tekstgedeelten zijn als hoofdletters overgenomen: het verschil tussen kapitaal en kleinkapitaal is typografisch; het gotische schrift kent geen kleinkapitaal. Maar kleinkapitale letters midden in een verder klein gezet woord zijn genegeerd: dit komt uitsluitend voor in het zetsel van Dathenus en het gaat daarbij met name om de kleinkapitale letters y, k, t en d. In de variatie tussen kleinkapitale en kleine letters hebben wij geen regelmaat kunnen ontdekken, zodat de keuze van de kleinkapitale letter wellicht eenvoudigweg bepaald is doordat er in de zetbak niet genoeg kleine letters zaten.

Er is in de digitale uitgave geen onderscheid gemaakt tussen de Duitse komma (/, schuine streep, gebruikt in de gotische tekst) en de gewone komma (gebruikt in romeinse tekst): beide zijn als gewone komma overgenomen. Overigens is het bijzonder dat in de tekst van Dathenus in het gotische zetsel een gewone komma is gebruikt; in de andere boeken, ook in Het Boek der Psalmen uit 1773, komt in het gotische zetsel uitsluitend de / voor.

Soms staat in Van Haecht binnen een regel het teken //. Met dit teken // werd een vorm van rijm aangeduid (binnenrijm, middenrijm en dubbelrijm). Dit is exact overgenomen uit het origineel, bijvoorbeeld de volgende regels uit psalm 7:

 
Als Leewen fel // Mijn Sile snel
 
Heer', met der daet // Eenichsins quaet,
 
Te haten my: // Ic laet-se vry:

Tot slot komt in de tekst van Dathenus een speciale e voor die hij schreef als ę; onder de e zit dus een gespiegelde komma. Deze letter, die wij in de digitale editie hebben overgenomen, wordt vrijwel uitsluitend gebruikt in de combinatie -ęer- en iets minder vaak -ęr-; het teken wordt dus gevolgd door -(e)r-, maar komt niet voor aan het woordeinde. Zo spelt Dathenus bijvoorbeeld: ęerdsche, ęerdtryck, nęerstighlick, rechtuęrdigh, beghęert, węeren. Het speciale teken ę is door de Gentse drukker Joas Lambrecht geïntroduceerd in zijn Nederlandsche Spellijnghe uit 1550. Lambrecht schrijft dat hij dit teken gebruikt voor de zware e in peerd, steert, wereld, bleten (‘blaten’). Deze spellingconventie werd overgenomen door Lambrechts stadgenoot en vriend Jan Utenhove, die in 1556 een vertaling van het Nieuwe Testament en vanaf 1551 gedeeltelijke psalmberijmingen publiceerde. Het is interessant om te zien dat Dathenus dit speciale teken overnam uit de concurrerende psalmberijming van Utenhove. In latere edities van Dathenus verdween dit speciale teken. Nog een voorbeeld van invloed van Utenhove op Dathenus is het gebruik van sick in plaats van sich, dat eveneens in latere edities van Dathenus verdwijnt.

Ligaturen, breviaturen en afkortingen

Ligaturen in met name Latijnse woorden zijn in de digitale versie uitgeschreven. Zo is de ligatuur æ in Lucæ overgenomen als ae (Lucae), en de ligatuur van c en t (ct met een rondje boven de c) is weergegeven met ct (Actorum). Een ringel-s is overgenomen als ß.

Breviaturen zijn, zoals gebruikelijk in diplomatische uitgaven, opgelost, en de toegevoegde letters zijn gecursiveerd, zodat lezers kunnen zien dat het hier gaat om een editorische ingreep. De meest voorkomende breviaturen zijn:

-eñ, opgelost als ende;
-een klinker met een liggend streepje erboven, opgelost als n (getogen, heeten) of m (hem, Euangelium, comt);
-een haaltje door of op de v is opgelost als er: verlost; indien gevolgd door een cijfer is het opgelost als vers;
-z of een kleine 2 na een medeklinker is opgelost als heyt: barmherticheyt, goetheyt; dz is opgelost als dat; nz als niet;
-&c. is opgelost als etc. Daarentegen is het losstaande teken & niet opgelost maar exact overgenomen.

Overigens komen in Het Boek der Psalmen uit 1773 geen breviaturen meer voor.

‘Gewone’ afkortingen in de tekst, met name afkortingen van bijbelboeken in de noten in de Heidelbergse catechismus e.d., zijn ongewijzigd overgenomen.

Notenbalken en muzikale aanduidingen

De notenbalken die in de oorspronkelijke tekst zijn opgenomen, zijn in de digitale editie weggelaten. Tekstuele informatie voor het zingen zijn wel uit het origineel overgenomen, zoals tussenzinnen zoals ‘Die naevolghende veerßkens werden also ghesonghen’ en de rustpunten die aangegeven zijn door het woord ‘Pauze’ of door drie, zes of negen asterisken (in de digitale editie altijd overgenomen als drie asterisken: ***). In Dathenus komen zowel PAVSE als tweemaal drie sterretjes voor; dit was overgenomen uit de Geneefse psalmen, waar het te maken had met het psalmrooster dat voor de Franse diensten werd gebruikt. In Het Boek der Psalmen uit 1773 is deze pauze-indeling in principe ongewijzigd overgenomen uit Dathenus, maar er werd geen verschil meer gemaakt tussen PAUZE en asterisken: beide gevallen werden aangeduid als PAUZE. Bij Marnix worden rustpunten aangegeven door asterisk-reeksen, die soms genummerd zijn met een romeins of Arabisch cijfer tussen haakjes, of door een reeks kruisen in plaats van asterisken, in de digitale editie overgenomen als +++.

Van Haecht gebruikt geen asterisken of het woord pauze. Wel heeft hij bij sommige psalmen rechtsgelijnd het woord Sela opgenomen (bijvoorbeeld psalm 7: En cunnen sy niet segghen. Sela.). Dit is een Hebreeuws woord waarvan de betekenis niet zeker is maar dat wordt beschouwd als markering van een rustpunt voor de zang, bijvoorbeeld aan het einde van een strofe.

In het tweede gedeelte van Van Haecht eindigen de gezongen psalmen met op de laatste regel rechtsgezet een genummerde Gloria, bijvoorbeeld op p. 35: 6. Gloria, dat is de seste (variant van een) Gloria. Luther kende vanouds twaalf verschillende Gloria's, in Van Haecht komen er zes voor, en die staan voluit helemaal achter in deel twee op pagina 127-128. De bedoeling is dat de genoemde gloria's door de gemeente gezongen werden aan het einde van de bewuste psalm.

Regelindeling en paginering

De vormgeving van de oorspronkelijke tekst is in de digitale uitgave losgelaten, voor zover het niet gaat om rijmende tekst. De regeleinden komen in die gevalllen in de digitale uitgave dus niet overeen met die in de oorspronkelijke tekst. In rijmende psalmen en gezangen zijn de regeleinden uit het origineel in de digitale uitgave wél gehandhaafd, omdat anders de zin van de berijming wegvalt. Soms beslaat een versregel in het origineel meer dan één regel; dan loopt de tekst door naar een tweede, diep ingesprongen regel of is een woord of een half woord dat niet meer op de regel past, aan het einde van de regel er direct boven of onder geplaatst, al dan niet voorafgegaan door een haakje open. In deze gevallen is de versregel in de digitale editie achter elkaar op één regel gezet, conform de bedoeling van de vertaler/drukker.

Strofen waarbij in het origineel notenbalken zijn geschreven (voor Het Boek der Psalmen 1773 geldt dat voor de complete psalmen en gezangen), hebben in het origineel een regellengte die afhangt van de muzieknotatie; wel is telkens door middel van interpunctie en hoofdletters aangegeven waar een nieuwe regel begint. In de digitale editie zijn als gezegd de notenbalken weggelaten en zijn de versregels telkens op een aparte regel geplaatst, in overeenstemming met de strofen zonder muziekbalken. Zo luidt het begin van psalm 1 uit Dathenus in het origineel:

 
DIE niet en gaet in der godloo-
 
se raet, Die op den wegh der sondaeren niet
 
staet, ...

In de digitale editie is dit overgenomen als:

 
DIE niet en gaet in der godloose raet,
 
Die op den wegh der sondaeren niet staet,

In Van Haecht hebben sommige psalmen in de eerste strofe een herhaling van een stukje melodie; in dit geval staan er twee regels onder de notenbalk direct onder elkaar. Ook in die gevallen is in de digitale uitgave de bedoelde tekstvolgorde aangehouden. Het origineel luidt in psalm 2 bijvoorbeeld:

 
[notenbalk]
 
VVaeromme de Heydenen boos Dus
 
Soo te vergheefs spreken altoos? De
 
[notenbalk]
 
rasen, ende de liden
 
Coninghen doen ghebiden, Ia, raet=
 
[notenbalk]
 
slaghen tegen den Heer':

In de digitale editie is dit overgenomen als:

 
VVaeromme de Heydenen boos
 
Dus rasen, ende de liden
 
Soo te vergheefs spreken altoos?
 
De Coninghen doen ghebiden,
 
Ia, raetslaghen tegen den Heer':

De afbreekstreepjes (in Dathenus in het origineel weergegeven als een klein liggend streepje, in Van Haecht, Marnix en Het Boek der Psalmen als een =-teken), zijn in de digitale uitgave genegeerd. In Dathenus zijn sommige woorden ook afgebroken zonder afbreekstreepje; ook in die gevallen zijn de woorden in de digitale uitgave weergegeven als één woord.

Wanneer een regel is ingesprongen, is dat in de digitale uitgave in principe overgenomen; uitgesprongen regels (bijvoorbeeld in het formulier voor het huwelijk in Dathenus) zijn echter niet als zodanig overgenomen.

Er is altijd aangegeven waar een nieuwe pagina in het origineel begint (in Marnix alleen in de berijmde tekst, niet in de onberijmde margetekst). Wanneer het origineel een paginanummering bevat, is in de digitale uitgave aan het begin van iedere nieuwe pagina het paginanummer opgenomen tussen vierkante haken en voorafgegaan door pag., bijvoorbeeld:.

[pagina 20]
[p. 20]

Als op een enkele pagina binnen een gepagineerd gedeelte het paginanummer in het origineel ontbreekt, zoals op de titelpagina's, dan is het ontbrekende paginanummer door ons gereconstrueerd en stilzwijgend toegevoegd. Wanneer een complete afdeling in het origineel geen paginanummers bevat, zijn deze in de digitale uitgaven automatisch door de computer toegevoegd, en om te laten zien dat ze niet voorkomen in het origineel wordt het paginanummer voorafgegaan door een *, dus.

[pagina *20]
[p. *20]

Dit is gedaan in het psalmgedeelte van Dathenus en in het complete werk van Marnix. In Het Boek der Psalmen uit 1773 zijn de psalmen gepagineerd door middel van folionummers op de (rechter) recto-pagina's, bijvoorbeeld;

[Folio 12r]
[fol. 12r]

de (linker) verso-pagina's zijn ongenummerd. In de digitale versie zijn ook folionummers toegevoegd voor de verso-pagina's, bijvoorbeeld.

[Folio 12v]
[fol. 12v]

Custodes onder aan de pagina's, katernnummeringen voor de drukker en binder of kopteksten boven aan de pagina zijn in de digitale uitgave genegeerd.

Noten met verwijzingen naar bijbelplaatsen

In Dathenus en Het Boek der Psalmen uit 1773 bevatten de Heidelbergse catechismus en enkele andere teksten noten in de marge met verwijzingen naar bijbelboeken. In Dathenus wordt hiernaar in de tekst verwezen door afwisselend een kruisteken (†; in de digitale editie weergegeven als +) en een asterisk (*). In Het Boek der Psalmen uit 1773 wordt met letters (a, b, c etc.) of cijfers naar de noten verwezen. Soms wordt er met één verwijsteken verwezen naar verschillende bijbelboeken die dan onder elkaar zijn gezet in de marge - in de digitale editie zijn deze noten achter elkaar gezet. Het komt weleens voor dat het symbool in de broodtekst ontbreekt, bijvoorbeeld aan het begin van een nieuw formulier (pagina 72 van Dathenus), waar de verwijzing kennelijk bij het motto hoort.

De spaties in de bijbelboeken zijn in de digitale uitgave genormaliseerd. Dathenus plaatst bij meerdelige Bijbelboeken een punt na het deelnummer: 1.Sam., 2.Cor. Die punt is overgenomen en er is in de digitale uitgave nooit een spatie geplaatst tussen de punt en de naam van het boek; in het origineel staat hier soms wel en soms geen spatie. Ná de naam van het bijbelboek is altijd een spatie gezet, gevolgd door het hoofdstuknummer, een komma en dan onmiddellijk daarna het versnummer, dus: Luc. 24,47. 1.Cor. 6,11. Tit. 3,3. Het teken & in de noten, dat staat voor ende, is als & overgenomen met een spatie ervoor en erachter, bijvoorbeeld: Prou 19,5 & 9.& 22,28., Prou.12,22. & 13,5. 1.Cor. 13,6.

Ook in Het Boek der Psalmen uit 1773 is het spatiegebruik genormaliseerd. In dit boek is de volgende notatiewijze gehanteerd: tussen de afgekorte naam van het bijbelboek en het hoofdstuknummer staat altijd een spatie, en hoofdstuknummers en verzen zijn in het origineel van elkaar gescheiden door een dubbele punt, soms wel en soms niet gevolgd door een spatie - in de digitale uitgave is hier nooit een spatie gezet, dus: 1 Cor. 1:9. Wanneer er meerdere verzen worden genoemd van hetzelfde hoofdstuk, worden de verzen van elkaar gescheiden door middel van een schuine streep; deze is in de digitale uitgave overgenomen als een komma gevolgd door een spatie, dus: Joh. 5:28, 29.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken