Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders (1929-1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders
Afbeelding van De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en eldersToon afbeelding van titelpagina van De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.16 MB)

XML (2.03 MB)

tekstbestand






Editeur

Rob van Roosbroeck



Genre

non-fictie

Subgenre

kroniek
non-fictie/geschiedenis/Opstand


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders

(1929-1930)–Godevaert van Haecht–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

September 1566.

[1 September 1566]

Op den eersten dach September, so deden de papen haer eerste sermoonGa naar margenoot+ en misse na de destrucxtie: ende de gansche wet was in der kercken, om ontsich te maecken eenighe quaetwillighe oproerdersGa naar eindnoot(238). En sy hadden oock geerne gesien, dat de gulden der scutteryen wacht aen de kerckdueren ghestelt hadden, maer sy gaven voer een antwoerde, dat sy geen papenknechten en wouden syn: ‘Sy mogen volck huren, sy hebben de macht wel!’ En die knechten, die men begonde aen te nemen, waeren noch sonder oerden, maer de calvinisten en mertinisten hadden borge gestelt, dat sy den catholycken haere diensten niet beletten, noch doen beletten en souden; ende de wet was borge gebleven, dat men haerGa naar margenoot+ niet beletten en soude haere predicatie. En haer was toegelaten te mogen timmeren elck dry kercken oft plaetsen, om in 't drooghe te predicken en haere diensten te doen, elck daer se plaetsen conden kryghen. Ende also hadden de mertinisten alreede een groote scure gehuert, daer een predicant predickte na de confessie van Ausborch oock, en was genoempt Franssoys, een monick eertyts uyt Brusel verdrevenGa naar eindnoot(239). Ende daer werden noch predicanten uyt Duytschelant ontboden, ende den selven

[pagina 106]
[p. 106]

dach predickte tot Borgerhout den prochiaen van 't Kiel, die 1564 daer predickte, en 1565 in September werdt hy verdrevenGa naar eindnoot(240).

Ga naar margenoot+ De wederdoopers verhieven haer oock in sommighe steden van Hollant en Zeelant en ontrent Antwerpen onder 't hout oft in 't bosche heymelyckGa naar eindnoot(241); also dat men scier seyde: ‘Hier is Cristus, daer isGa naar margenoot+ Cristus.’ Wonderlycke disputatien waeren er in alle geselschappen en familien en vrinden; d'een hielt met desen, d'ander met dien; ende also men nou in de groote kercke het pausdom weder plaetse gaf, so waerenGa naar margenoot+ er alreede vuel papisten, die presenterende waeren gelt te geven, tot oprechtinghe der autharen, cruycefixen en ander siraten.

[2 September 1566]

Item op den tweeden dach September, so deden de 8 vendelen knechten binnen Antwerpen haeren eedt, synde nou al gereet. Ende den 4 dach werdt weder een gebodt gedaen, dat men om de saecken der religien aengaende, 't sy oock van wat religie, malcanderen niet en sou mogen iet missegghen met woerden, oft wercken, op lyf en goedtGa naar eindnoot(242). En der knechten eedt en was niet streckende om d'een oft d'ander voer te staen,Ga naar margenoot+ dan om alle dingen te middelen, tot vrede tenderende. Also dat de papen nou dagelycx in alle kercken begonden haer getyden, missen en vesperen te singhen. Ende de natien der cooplieden waeren desen vierden dach by den prinsche ontboden, om eenen vasten vrede te maken onder malcanderenGa naar margenoot+ in stat, en daer waeren oock sommige predicanten ontboden, so van der mertinisten en andere, die nou oock alle daghen begonden te preken, so wel d'eene als d'andere: maer dit werdt verboden: dan eenen dach ter weken en voorts alle sondagen en heylich dagheGa naar eindnoot(243).

[4 September 1566]

Item op den 4 dach Septembris so werdt tot Mechelen, al was 't op de galge verboden, noch in een kercke de beelden afgeworpen van de calvinisten, en tot Brusel wilden sy al desgelycx doenGa naar eindnoot(244); maer de regente dede 't teghen houden oock met wille van den raet van der stat, want in Sinter Goelen kercke werdt crychvolck en geschut gestelt. Maer haer wasGa naar margenoot+ buyten stat plaetse gewesen om te predicken en de statwerdt oock, gelyck Antwerpen en meer ander steden, met borgelycke knechten bewaerdt, en wie uyt Brusel ginck 't sy ten sermoon oft elders, die werdt synenGa naar margenoot+ naem gescreven, oock als hy in quamGa naar eindnoot(245). Vuele vreesden, dat de calvinisten met groot gewelt noch wat dryven souden: tot Bergen op Zoom en Brugghe en was oock noch niet gestormpt, maer een iegelyck vreesde er voer bloetstortinghe.

[8 September 1566]

Ga naar margenoot+ Item, also nou op den 8 dach Septembris de papen overal haer diensten deden, uytgesceyden in Sint Joriskercke, alwaer de mertinisten noch in predickten en leerden met consent van den prinsche en der stat; en begroeven daer oock haer doyen, singhende psalmen. Ende in alle anderGa naar margenoot+ kercken, soo begroef elck syn doyen met de vrinden, sonder de papen te moeijen, die niet paeps gesint en waeren; maer 't volck hadde noch al quaet vermoeyen in t' krychvolck. Maer dese predicanten der calvinisten

[pagina 107]
[p. 107]

predickende in de Nieuwstat op vier plaetsen en de mertinisten op 2 plaetsen als in de groote scure voerseyt en S. Joris, vermaenden 't volck tot stillicheyt; en dat se niet quaets vermoeyen en souden, 't waer al in vrede gedaenGa naar eindnoot(246). Also dat de papen oock wederom begonden met haer lange kleederen over strate te gaen; de Sellenbroeders oft begravers der doyen dienden elck na synen believe: die niet en begeerden, dat sy de doyenGa naar margenoot+ met haere gewoonelycke monicxcappen droegen, so deden sy lange mantels aen, daer een lyck op geborduert stont, voer desen tyt geordineert: also werdt menigeen nou sonder pape oft misse begraven, maer belesen van den predicantGa naar eindnoot(247).

[10 September 1566]

Ga naar margenoot+ Item den 10 dach Septembris werden tot Antwerpen 4 kerckdieven gebannen en in ander steden werdt er vuel gehanghen; men sach oock aen oft sy vuer de beeltstorminghe niet met dieverye besmet en syn geweest: die werden sonder genade gehanghenGa naar eindnoot(248).

Denselfden dach geschiede 't, dat eenen hont, die een blase aen den steert (had) gebonden vol erten en boonen, quam geloopen tot Antwerpen in de kercke, van welck gerucht en naloop het volck uytter kercke liepe;Ga naar margenoot+ en om die turbatie werdt hy gebannen uytter stat, die dat gedaen hadde, Maer de man quam, en verontsculdichde hem, en met getuyghen, dat syn meyninge niet en was om den hont daer te jagen, maer voer een genuchte dat dede, niet denckende, dat den hont na de kercke loopen soude, noch daer niet ontrent gebracht en hadde, gelyck de papen aengavenGa naar eindnoot(249).

Item in dese maent trock Hermanus, predicant der calvinisten van Antwerpen na Gendt, om sommige gevangenen der calvinisten los te kryghen, die men nu seyde, dat vuel gelts in de kercken aldaer gestolenGa naar margenoot+ hadden. En sylieden wilden seggen dat, wat kisten sy opghesmeten hadden, dat sy 't de overheyt gelevert hadden, en dat men 't by haer moest soecken, oft, dat de papen meer seyden, dan 't was. En oock trock hy daer, om hem te verantwoerden voer den grave van Egmont, als gouvernuer vanGa naar margenoot+ Vlaenderen; want de papen aldaer en monicken, hadden hem seer besculdicht en geseyt, dat hy den meesten dief en moorder was; ten minste was hy een groot aenvuerder van beeltstorminghe, so in syn predicatie als oock metter daet. En daer comende, hielt den grave hem syn besculdinghe vore, maer hy wist hem wel te verantwoerden, en begeerde de gevangenen losse: ende bracht daer wel 700 van de treffelycxste borgeren, die alle begeerden te betalen, 't gene dat men van der gevangenen eyschte, so verre men dat met der waerheyt conde bewysen. Maer Egmont liet de gevangenen uyt, dede oock die borgeren thuys gaen ende sommige monicken vergeeren en bracht Hermanus daer by, die terstont seyde: ‘Dese wete ick, dat my meest besculdighen.’ Maer Egmont liet van sulcx swyghen, en dat se disputeren souden, en hielt haer voer haer decreten, die sy niet en conden verantwoerden; dies Egmont haer scandelyck blameerde en strafte, en stont de religie seer voere: maer en bleef niet geduerichGa naar eindnoot(250).

[pagina 108]
[p. 108]

[15 September 1566]

Ga naar margenoot+ Item op den 15 dach Septembris, so deylden de mertinisten tot Antwerpen in de scure, het avontmael uyt naer Godts instellinghe, hebbende dese scure seer gerepareert, ende rontom vol hangende cameren gemaeckt, en eenen autaer in 't midden gestelt om het sacrament uyt te deylen. Maer in Sint Joris kercke en deden sy geen reparatie, want sy niet en wisten, hoe langhe sy daerin souden mogen preken. De calvinisten en hadden noch geen besloten plaetse, dan onder den blauwen hemel; sy en hadden noch geen erveGa naar eindnoot(251).

[17 September 1566]

Ga naar margenoot+ Item op den 17 dach Septembris gesciede 't, dat den prochiaen van St. Joris kercke, die eertyts die erfscap gecocht hadde, en nochtans moest lyden, dat der mertinisten predicant daerin preeckte en leerde, maer grammelyck quam hy nou en stiet het becken ter eerden, daer den predicant in doopen soude de geboren kinderen. Maer elck riep: ‘Desen heeft nou de galghe verdient, na het verbodt’; maer men liet de papen meer toe dan andere, omdat sy niet claghen en souden, dat men haer verdruckte; maer de gemeynte murmureerdeGa naar eindnoot(252).

[18 September 1566]

Ga naar margenoot+ Den 18 dach quamen sommighe Spaengiaerden cooplieden voer het Minnenbroedersclooster spade om eenen bichtmonick te hebben, maer sy vreesden en wilden niet open doen. En na vuel cloppens lieten sy van binnen een roer afgaen; doen riep elck: ‘Daerin is crychvolck’, en daer was groote murmuratie, noch 's anderdach den heelen dach, also dat den prinsche moest daer comen en 't volck verdryven en crychlieden daer stellen. En gingh self binnen gesien, maer 't volck was ongerust. Also groot was de murmuratie, dat ander cloosters oock vreesden en 't self dat sy weder in haer cloosters gebrocht hadden, uytvluchteden met haer goedtGa naar eindnoot(253).

Ga naar margenoot+ Item deestyt dede den prinsche van Oraengien buyten alle de poorten van Antwerpen opt de eynden van de bruggen toevallende poorten maecken.

[21 September 1566]

Ga naar margenoot+ Item den 21 dach, so preeckten opelyck buyten Antwerpen de wederdoopers: maer heer Adam van Berchem verbode 't haer terstont, uytten naem van den prinsche; oock was binnen Antwerpen verboden geen vergaderinghen aen cloosters oft kercken te maecken oft teghen de dueren te dringen op lyf en goedtGa naar eindnoot(254).

Ga naar margenoot+ Item deestyt namen de calvinisten een kercke met gewelt tot Venlo in stat, daer sy in preeckten en deestyt begonde men oock te predicken tot Hasselt in 't landt van Luyck; de bisschop hadde daer geweest met hondert peerden en de borgerwacht sloten die poorte: maer de borgemeesters deden die open, maer de bisschop, siende dat elck borger in syn dore geweert stont, so vertrock hy haest weder uyt, begeerende dat sy na den verloopen monick niet hooren en souden, die haer preeckte: hy soude haer eenen predicant uyt Duytschelant bestellen. Maer sy lieten haer duncken, dat het maer scoone clappen was, ende sy maeckten, dat se den 22 Septembris eenen calvinist hadden, die haer preeckteGa naar eindnoot(255).

[pagina 109]
[p. 109]

[25 September 1866]

Ga naar margenoot+ Item, den 25 dach verlieten de mertinisten S. Joriskercke, en dien predicant, die predickte nou op een plaetse genoempt ‘den Lijmhof’, daer sy een kercke begonden te fonderen: en de calvinisten begonden 2 kercken te timmeren, een voer de Walen en de andere genoempt ‘de Mollekens rame’; en der Walen kercke werdt achtcantich gemaeckt; ende men vrocht aen dese kercken seer neerstich, en sommige vrouwen en mans van de calvinisten vrochten by tyden sonder loon; en daer werdt vuelGa naar margenoot+ totter kercken bouwinghe ghegeven: elck mocht 3 kercken timmeren wilden sy. Ende de calvinisten niet hier, maer overal, lieten haer namen opscryven, opdat men sou weten hoe sterck sy waeren: en de mertinisten hadden oock het selfte bevel, maer vuel lieden en deden 't noch niet geern, vreesende oft er noch eens vervolch quameGa naar eindnoot(256).

Also nou dese kercken so met neersticheyt gefondeert werden, endeGa naar margenoot+ vuel cooplieden haer daer in voorderden, so werdt het op den 26 dach Septembris van weghen der goevernante verboden, dat se boven der eerden haer kercken niet en souden moghen van steene opbouwen, dan alleen van houte, ende den prinsche quamp, 't selve verbiedende, begeerende dat se heure daerin wilden tevreden stellen. En dit en was niet, dan dat den raet der papen aenghegeven hadden, dat se haer kercken so sterck van muren fondeerden, dat het wel bequaem sou syn om kasteelen afte maecken en daer duere de stat na haeren wille en souden inne moghen nemen. En de muren en waeren maer 2 voet en halven dicke, niet te gelycken by der papen kercken, en dan maeckten sy die noch dunder boven d'eerde; also dat doer dese valsche vindinghe het werck sommighe daghen stille (stond), maer sy waeren seer qualyck tevreden, sonderlinghe de calvinisten, en seer ongerust: maer ten lesten wrochten sy voorts soo't begost was, half met consent van den prinsche en half niet; maer hy gevoelde wel, dat het maer valsch aenghegeven en wasGa naar eindnoot(257).

Ga naar margenoot+ Item de calvinisten, die onderhielden haer erme besondere: en die van haere religie niet en waeren en gaven sy niet, waerduer sy vuel erme onder haer gemeynte creghen, som doer ermoede en som uyt geveystheyt om wat te kryghen, en dan en kreghen sy van de aelmoesseniers der stat niettemin, want die en maeckten so nau geen onderscheyt. De mertinisten, die lieten in haer kercken comen de aelmoesseniers der stat, die 't geldt ontfingen, dat voer de erme ghegeven werdt, willende haer niet afsceyden van de ordinantie der stat, noch geen onderscheyt onder de aelmoessen maeckenGa naar eindnoot(258).

Het was wel also, dat het vuel duytsche heeren en oosterlingen vrempt gaf, dat men die beeltstormers ende swermers, screven sy, so vuel vryheydts in de Nederlanden gaf, dat men haer binnen de steden liet kercken timmeren. En dese voorderden de mertinisten seere; daer werden oockGa naar margenoot+ in Duytschelant en Oostlant ruyteren en knechten aengenomen, also dat men niet en wiste voer wien. Den roep was oock, dat den conick uyt

[pagina 110]
[p. 110]

Spaengien sou comen met krychvolck: men en sach oock noch geen gereetscap om de generale staten te vergaderen om eenen religionsvrede te maecken, maer de regente socht al het verlenghen doer papen raet, die my duncken, na dat het gaedt, al soecken vertreck totdat se help en gewelt opwecken connen, en dan de ander weder mogen uytwysen, so se ingecomen syn: den tyt sal leeren, want sy hadden dan hier, dan daer menighen benauden dach.

Also dat oock haer ommeganghen, processien als S. Andries ommeganck en Michiels processie al achterbleven, en in ander steden noch meer;Ga naar margenoot+ want tot Alckmaer, in Hollant, werden de papen en monicken al uyt haer cloosteren en kercken gejaecht, en ook uyt der statGa naar eindnoot(259). En onlancx, als verhaelt is, werden tot Amsterdam de Minnenbroeders uytten clooster gejaecht en 't clooster geraseert: en tot Dordrecht, en sommige andere, daer 't noch niet ghesciet en was, (was) vreese onder de borgeren, dat de calvinisten gewelt souden aenrechten. Hierop draeghen sy haeren roem, dat sy oyt Godts woerdt meer verbreyt hebben dan de mertinisten, enGa naar margenoot+ altyts oock meer vervolch daerom geleden hebben en gedoyt en gebrandt syn geweest en verjaecht met hoopen; maer het gewelt, dat sy oock oyt gedaen hebben, so in Vranckeryck en elders, als sy sterck waeren, en dat sy nou oock in 't landt doen en kan ick niet bevinden, dat het met het Evangelium ackordeert; den leser mach ordeelen, het dunckt my een ‘wesen’, dat so te gescien staet, tot straffe des landts en plage der papen.

Item op eynde van der maent Septembris heeft den grave vanGa naar margenoot+ Meghen, een voerstander der papen, doer haren raet het stathuys inghenomen, en vuel heeren afgeset en uytgejaecht en een nieuwe wet gestelt, die de papen souden voerstaen: also dat daer benautheyt in de stat was. En de borgeren, die uytter stat waeren, en conden niet wederom incomen sonder eedt te doen, de roomsche kercke te sweren; aldus dat men al sach, dat de papen pracktiseerden alle overheyt te stellen, die haer souden voerstaenGa naar eindnoot(260).

Ende tot Mechelen is 't gesciet, dat de heeren der stat hebben doenGa naar margenoot+ vasthouden den predickstoel der calvinisten, die sy mede droegen, als sy buyten der stat ginghen predicken; maer ten lesten passeerde daer den grave van Hoochstraeten, dien 't sy claechden, en hy beval dat men haer den stoel sou laten volghen, en oock die gevangenen loslaten, die daer lange geseten hadden voer d' beginsel der prekinghe; dit dede hy om vrede, want sy hadden haer vermeten, dat sy se met gewelt souden uythalenGa naar eindnoot(261).

Ga naar margenoot+ Item ter contrarie van den papen, heeft den grave van Culenborch in syn stat begeert een kercke te hebben om de nieuwe religie te laten preken: ick en weet niet oft hy calvinis oft mertinis voerstont. Ende begeerde alleen de kercke van het gasthuys, maer sy weygerden 't seer, waerop hy antwoerde: ‘Wilde my het gasthuys niet laten, so sal men er

[pagina 111]
[p. 111]

ou in jagen’, en liet toe alle die beelden af te worpen in de principael kercke en alle die beelden, siraeten en korsuyfelen, dat niet bequaem en was om te draghen, in 't middelt van der kercke verbranden: en dat bequaem was, als lywaet en ander dingen, wierp hy voer den ermen. En daer waeren goudtsmeden, die de assche begeerden te coopen, want daer was vuel borduersel en ander misgewant dingen verbrandt, maer hy seyde: 't En is niet te coope; ten lesten quamen noch 2 welsprekende mannen en seyden: ‘Heere, 't is beter dat gy die assche vercoopt, dan dat het goudt verloren gaen soude’. Doen seyde hy: ‘Wel coopet’, en sy antwoerden: ‘Heere, wy en hebben dat versciet niet, vercoopet die 't begeeren, en de macht hebben.’ Ende hy seyde: ‘Het is dan ulieden gesconcken!’ En dese goudtsmeden vonden daer by 4000 gulden goudts inneGa naar eindnoot(262).

Ga naar margenoot+ Item in 't eynde van deser maent quam de tydinghe, hoe dat den Torck het kasteel oft stat van Ziget, gelegen in Hongerijen, met geweltGa naar margenoot+ ingenomen heeft, alwaer den edelen grave van Serin in doot gebleven is, die te voren menigen storm afgeslegen heeft. En den Torck heeft selve in 't persoon, daer van in 't eerste van Augusto daer voergeleghen, maer moest wycken van den grooten stanck der dooden die er was. Den keyser Macximiliaen heeft met synen leger op de frontieren blyven hoveren, en domineren en liet desen vromen cappiteyn so scandelyck overvallen, sonder ontset te doen; en hadde nochtans seer groote menichte van ruyteren en knechten, meer dan oyt keyser dede, en liet den Torck het landt so bederven; daer werdt oock corts hierna een boecxken in Duytschelant gedruckt, geheeten ‘het Nachtegaelken’, dat het al vermelde, de scandale van dit verlies, daer hy soo scoonen regiment by hem hadde: maer den drucker werdt er oock om vervolcht. Oock en wist men anders niet voer het sekerste, dan ten was al paus besteck, dat den Torck dit jaer in Hongerijen is gevallen, omdat de vorsten des rycx den keyser souden moeten bystaen, vreesende dat sy anders haer seer gemoeyt souden hebben met de saecken in Nederlant, vreesende dat se 't pausdom daer met de confessie verdruckt souden hebben, en blyven nou noch sittenGa naar eindnoot(263).

Item in 't eynde deser maent Septembris werden vuele borgerenGa naar margenoot+ alreede van statswegen gequelt om gelt te geven, alle maenden, tot de 1600 knechten, die aengenomen waeren om de stat in vrede te houden, daer vuele qualyck toe gesint waeren; en 't gemeyn volck riep al: ‘Waerom en souden die papen die niet betalen.’ Maer sy en quelden niet dan rycke borgeren en oock sommighe cooplieden en borgeren, bysondere die tot de nieuwe kercken gelt ghegeven hadden; maer 't en mocht al niet helpen; maer ick liet my voerstaen, dat de geestelyckheyt de reste geven soude en sus al creghen, dat sy condenGa naar eindnoot(264).

margenoot+
Beginsel van seremonie en sermoon te doen in Ons-Lievrouwenkercke.
eindnoot(238)
A.C., p. 93.
Relaas over de eerste mis: A.A., XI, p. 36.
margenoot+
Den mertinisten en calvinisten werdt toegelaten elck 3 kercken te mogen timmeren binnen Antwerpen en daar was vrede onder malcanderen beloeft te houden.
eindnoot(239)
De onderhandelingen van Oranje met de vertegenwoordigers van calvinisten en lutheranen hadden als uiteindelijk resultaat het afsluiten van het godsdienstkontrakt, waardoor aan de calvinisten en ook aan de lutheranen drie plaatsen in de stad werden toegekend, waar hunne preeken konden gehouden worden. De ‘schure’ hier vernoemd behoorde aan de St-Michiels abdij, de predikant welke hier optrad was de apostaat Franciscus Alardus.
Zie overhem de biografische nota's bij
Dr. J.W. Pont, ‘Catechismus van Franciscus Alardus’, p. 3-18, (Jaarboek der Vereeniging voor Nederlandsch.-Luthersche kerkgeschiedenis. Amsterdam, 1909, deel II).
Voor het godsdienstkontrakt: A.A., XI, 48, 56.
De Regentes ging met dit kontrakt stellig niet akkoord.
Zie hare kritiek en de verdediging door Oranje: A.A. XI, p. 61 en volg.
eindnoot(240)
Cornelis Huberti, hooger vermeld.
De duitsche predikanten zouden eerst over een maand, anderen later, verschijnen: zie verder.
margenoot+
Heer Franssoys begonde te predicken in 't scure.
eindnoot(241)
A.A., XI, p. 65. De wensch van Oranje bijzondere maatregelen te treffen om de wederdoopers te bestraffen werd door de Regentes afgewezen. A.A., XI, p. 70.
margenoot+
De wederdoopers wirpen haer oock oppe.
margenoot+
De papisten die presenteteren de kerck weder te verchiren.

eindnoot(242)
Zie den ‘artikelbrieff’ die het aanwerven der burgers regelde: A.A., XI, p. 52. Den 3n September werd een ordonnantie afgeroepen, ten einde de verdraagzaamheid in zake godsdienst onder de burgers te bevorderen.
Zie den tekst: A.A., II, p. 405; de verklaring: A.A., X, p. 150.
margenoot+
De knechten in Antwerpen doen haeren eedt.
margenoot+
Eenen religionsvrede werdt in Antwerpen gemaeckt.
eindnoot(243)
Over het onderhoud van Oranje met de natiën van kooplieden: A.A., X, p. 152; A.A., XI, p. 66.
Het godsdienstkontrakt bepaalde inderdaad dat slechts mocht gepreekt worden ‘des Sondaeghs ende Heylichdaeghs, maer op geen andere daghen, het en waere des Woensdaeghs, als inde weke geen Heylichdach en compt...’

eindnoot(244)
De toestand in Mechelen was evenwel niet gunstig: de graaf van Hoogstraeten bracht wel orde, maar bestrafte de schuldigen niet: zie de klachten van Morillon:
Poullet et Piot, op. cit., t. I, p. 450.
‘La défense de Messire Antoine de Lalaing’, op. cit., p. XII, XIII.
margenoot+
Tot Mechelen werdt noch een kercke de beelden afgestormt.
margenoot+
Tot Brusel, Brugghe, Bergen vreese voer alsulcx, met bloetstortinghe te gescietden.
eindnoot(245)
A. Henne et A. Wauters, op. cit., t. I, p. 406.

margenoot+
De mertinisten hielden noch St-Joriskercke.
margenoot+
Van die manire van begraven.
eindnoot(246)
A.C., p. 94.
Artikel II van de overeenkomst met de calvinisten, liet aan deze laatsten toe, in afwachting in de Nieuwstad te blijven preeken: de lutheranen konden bij gemis van predikanten slechts op twee plaatsen sermoon houden.
margenoot+
De Sellenbroeders dienden elck na syn gesintheyt.
eindnoot(247)
A.C., p. 95.
De Cellebroeders waren te Antwerpen belast met het begraven der dooden: ook met het reinigen en kisten van aan besmettelijke ziekten overleden personen.
Zie Mertens en Torfs, op. cit., t. IV, p. 212.

margenoot+
Kerckdieven gebannen.
eindnoot(248)
De ‘Tijdordelijke tafel der namen van personen te Antwerpen in de XVIe eeuw, voor het “feit van religie” gerechtelijk vervolgd’ vermeldt slechts 3 verbanningen van beeldstormers, en dit in dato 28 Augustus: A.A., XIV, p. 38.
margenoot+
Eenen hont met een blase erten liep in de groote kercke.
eindnoot(249)
Zie de proclamatie van de Magistraat tegen de schuldigen: A.A., II, p. 405.
margenoot+
Van den grave van Egmont.
margenoot+
Van Gendt en van Hermanus die daer trock.
eindnoot(250)
Modet verliet de stad rond 26 Augustus en bleef tot einde Oktober te Gent. Den 9 September werd hij aldaar voor de schepenen gedaagd.
margenoot+
Die mertinisten deylen het sacrament uyt binnen Antwerpen.
eindnoot(251)
Een tiental dagen later zouden de calvinisten met het bouwen hunnen kerken beginnen.

margenoot+
Den paep van St-Joris stoot het water om, daer den predicant in doopen soude.
eindnoot(252)
A.C., p. 95.

margenoot+
Murmuratie aen 't Minnenbroedersclooster.
eindnoot(253)
A.C., blz. 95.
A.A., XI, p. 92-94.
Een gebod werd uitgeroepen teneinde dergelijke relletjes rond kerkelijke instellingen te voorkomen: A.A., II, p. 406.
margenoot+
Valpoorten werden tot Antwerpen gemaeckt.

margenoot+
Wederdoopers prekinghe verbod.
eindnoot(254)
A.C., p. 95 en 96.
A.A., X, p. 162.
margenoot+
Van Venlo en Hasselt, daer men nou oock preeckte, en na de confessie niet en wilden hooren oft wachten.
eindnoot(255)
Over de gebeurtenissen in het Luiksche, zie:
Gachard, Analectes Belgiques ou recueil de pièces inédites, mémoires, notices concernant l'histoire des Pays-Bas, t. I, p. 174. Bruxelles, 1833-1835.
G. Brandt, op. cit., t. I, blz. 398.
margenoot+
Hoe men tot Antwerpen 3 nieuwe kercken 't seffens begonde te timmeren.
margenoot+
Die van der religien teekenden allen haer namen, mannen en vrouwen.
eindnoot(256)
De ‘Lijmhof’ was een bleekhof gelegen in de Oudaenstraat en was voorzien in de overeenkomst: A.C., p. 98.
Over den bouw der kerken:
A.C., p. 96, den 24 September werd met den bouw der kerken begonnen.
margenoot+
Het kerckentimmeren werdt verboden doer papen aengeven voer eenen tijt.
eindnoot(257)
A.C., p. 97.
margenoot+
Hoe die calvinisten haere ermen besonder afsceytden van de andere der statermen.
eindnoot(258)
De aalmoezeniers waren de personen van stadswege belast met het beheer en de verdeeling der gelden bestemd voor de armen: zie over hunne instelling: Mertens en Torfs, op. cit., t. III, 430; t. IV, 251.
margenoot+
Het vergaderen der Staten werdt al uytgestelt.
margenoot+
De papen lieten sommighe processien en ommeganghen achter blijven. Oock andere uytwendicheyt.
eindnoot(259)
Gijsbert Boomkamp, Alkmaer en deszelfs Geschiedenissen, p. 149 en volg. Rotterdam, 1747.
margenoot+
Hoe de calvinisten haer roemen altoos meer gedaen te hebben dan anderen.
margenoot+
Den grave van Meghen verset de wet tot Nimmegen met gewelt.
eindnoot(260)
Over de gebeurtenissen te Nijmegen.
J.F. Le Petit, La grande chronique ancienne et moderne de Hollande, Zélande, etc.
t. II, p. 133. Dordrecht, 1601.
Poullet et Piot, op. cit., t. II, p. 8 en 57.
Gachard, Correspondance de Guillaume le Taciturne, t. I, p. 460.
margenoot+
Den grave van Hoochstraten dede eenige gevangenen om de religie tot Mechelen loslaten.
eindnoot(261)
Zie hooger nota nr 244.
margenoot+
Den grave van Culenborch doet in een kercke de beelden uytworpen en oock verbranden met redene.
eindnoot(262)
F. Rachfahl, op. cit., t. II, p. 760.
Gachard, Corresp. Philippe II, t. I, p. 471.
De graaf van Kuilenburg had een slechte faam: reeds in Mei 1566 had de buitengewone pauselijke legaat, Aartsbisschop van Sorrento, als opdracht een pauselijk schrijven aan den graaf te overhandigen, om hem aan te zetten terug te keeren in den schoot der Roomsche Kerk.
margenoot+
Den Torck windt met gewelt Ziget, tot scande van den keyser.
margenoot+
Ende den Torck Solômanus sterft in 't leger voer Ziget van het roomelesaen.
eindnoot(263)
M. Brosch, op. cit., p. 126.
De stad Sziget was op 8 September 1566 in handen van de Turken.
Bedoeld zijn hier denkelijk de schriften van Wilhelm Klebitz die de handelwijze van keizer Maximilianus II fel laakten.
Zie: ‘Les substils moyens...’, op. cit. (éd. Rahlenbeck), p. XVIII.
Klebitz was vooral gekend wegens zijn theologische bedrijvigheid.
Zie: C.G. Joecker, Allgem. Gelehrten Lexicon, t. II, p. 2112.
margenoot+
Om de betalingen van knechten werden sommighe borgers gequelt.
eindnoot(264)
A.C., 98: hier vinden wij enkele aanduidingen betreffende de soldij der aangeworven benden.
De onderhandelingen over de bezoldiging ervan werden eerst later in Oktober ingezet. A.A., X, p. 163.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

plaatsen

  • over Antwerpen

  • over Brussel

  • over Haarlem

  • over Gent

  • over Mechelen

  • over 's-Hertogenbosch


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 1 september 1566

  • 2 september 1566

  • 4 september 1566

  • 8 september 1566

  • 10 september 1566

  • 15 september 1566

  • 17 september 1566

  • 18 september 1566

  • 21 september 1566

  • 25 september 1566