Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders (1929-1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders
Afbeelding van De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en eldersToon afbeelding van titelpagina van De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.16 MB)

XML (2.03 MB)

tekstbestand






Editeur

Rob van Roosbroeck



Genre

non-fictie

Subgenre

kroniek
non-fictie/geschiedenis/Opstand


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders

(1929-1930)–Godevaert van Haecht–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Junius 1567.

[1 Juni 1567]

Ga naar margenoot+ Item op den eersten dach Junius, ontrent den avont, was tot Antwerpen een groote beroerte aen de Kipdorp poorte, waervan de stats afgedanckte knechten de eerste oorsaecke waeren, so sy buyten waeren geweest, 't vendel bedrincken naer crychsgebruyck. En quamen droncken na de stat en wilden tegen de Walen oft wachte van de poorte vechten, en de Walen sloten de valpoorte; dies sy na de Walen met steenen en beenen over de poorte wirpen, en de Walen, staende op de brugghe scoten doer de houte poorte en geraeckten sommige onnoosele borgeren en vrouwen. En de Walen, uytcomende, smeten eenen doot en namen sommige gevanghen: en dit geruchte quam al de stat doere, en Carel, sone van

[pagina 224]
[p. 224]

Mansvelt, die quam met eenen grammen moet en sloech onder goede borgeren, en smete een jonckman, die met syn vrou en kinderen, ter poorten inquam, en quetste noch een out man. Maer die jonckman sprack hem in franssoys toe, om wat oorsaeck hy hem sloech: maer den grooten, hooveerdighen sot en wilde geen woerden verdragen, doerstack den man; en syn vrouwe, om het elendich kermen, werdt seer geslaeghen; een bevruchte vrouwe was oock met een spicie doerloopen. O lanckmoedighe, en vreedsamighe prinsche van Antwerpen, wat hebdy gy 's al verdragen in Antwerpen! En hier na liep de sprake lanck in Antwerpen, dat des goevernuers sone van Antwerpen, want Mansvelt was goevernuer, een groot moorder was, en vuel hovelinghen en heeren van der stat spraken hem des feyts groote scande. En de weduwe van den man, doer raet, soliciteerde lange om een gifte te hebben voer haer kinderen, en moeyde vuel vrinden, en verquistede vuel gelts, en haer werdt wel wat scoons toegeseyt, maer en kreegh noyt nietGa naar eindnoot(117).

Ende om deser oorsaecken werdt de afgedanckte knechten geboden geen rapieren noch ander wapenen te draghen, noch geene ander borgeren; en in alle poorten werden geordineert officiers te wesen, dagelijcx, om toesicht te hebben aen den reysenden man, die met wapenen incomptGa naar eindnoot(118).

[8 Juni 1567]

Ende op den 8 dach Junius, so was een beroerte aen de Roypoorte, ende de borgeren wirpen so vreesselyck met steenen, dat de Walen de poorte moesten verlaten en vloden op de Peerdemerckt in der mertinisten kercke, daer sy haer bescermpden: en daer was eenen dootbleven! En het was haer eygen scult, vechtende onder malcanderen en het leste wilden sy haeren moet op de borgers coelen.

Ga naar margenoot+ Item deestyt was er vuel spraecke, dat duc Dalbe met een groote ermye volcx uyt Spaengien op de compste was na de Nederlanden, waerduer men sach dat er eenighe swaricheyt in 't hof was onder den edeldom ende grooten raet, want sy mochten wel dencken dat de Spaengiarden heeren sullen syn, en sy maer haer knechten en sullen wesen; maer de principael edelen syn gevlucht.

Ga naar margenoot+ Item deestyt hoorde men vuele van eenen rycxdach, die in Duytschelant van den keyser oft van de vorsten beroepen was, maer den keyser en conde niet verhoort worden om 't pausdom voer te staen. Maer eenige vorsten maeckten aliantien en verbonden om den prinsche van Oraengien en de ander heeren by te staen, en weder in haer eere te stellen in Nederlandt, en daer liepen vuel spraecken, dat tot sulcx vuel knechten in Duytschelant veerdich waeren en om de confessie van Ausborch in 't landt te brenghen, daer vuel menschen na haeckten, en geloofden sulcke spraecken, Maer 't was noch al te vroech: de knechten, die er aengenomen werden in der bisschoppen oft ander papisten steden, was noch al voer den conick van SpaenigenGa naar eindnoot(119).

Ga naar margenoot+ Item deestyt was er twist tusschen den bisschop van Cameryck ende de canonicken van Antwerpen, die haer wilde sommige beneficien af-

[pagina 225]
[p. 225]

nemen tot profyt van den conick, om de knechten, die sy dagelycx aennemende waeren, te betalen en die som in 't landt waeren en lange gedient hebben. En daer was groot kraekeel; maer ten lesten werdt het gemiddelt, dat sy en alle cloosteren van den lande souden opbrengen een groote somme gelts, men hoorde van vyftien tonnen goudt; maer de cloosteren waeren vele in de 17 landenGa naar eindnoot(120).

[14 Juni 1567]

Ga naar margenoot+ Item op den 14 dach Junius so werdt tot Antwerpen gepubliceert de nieuwe valuatie van den gelde gesloten en geackordeert metten rycke, te weten, van eenen nieuwen daelder, doende 32 st., en den gouden gulden, 34 st.; ende over al Duytschelant werden van gelycke penninghen gesleghen en hierom waeren alle de ambesaten gecomen, daer vuele meynden, dat het al om ander saecken was.

[17 Juni 1567]

Ga naar margenoot+ Item op den 17 dach Junius so werden tot Antwerpen briefkens geplackt op de hoecken van der straten, dat alle die eenighe stoffe wilden coopen van de gebroken stoffe der nieuwer kercken, soude comen by moniseur de la Malotte, een cappiteyn der soldaten gelogeert in 't huys van Culenborch, belovende goeden coop te geven.

[18 Juni 1567]

Ga naar margenoot+ Item op den 18 dach trocken van de 16 vendelen Walen, die in Antwerpen waeren, 4 vendelen uyt na Namen ende daer quamen 2 vendelen ander weder in, die den eersten dach eenen borger doerschoten, uyt lichtveerdicheyt spelende metter bussen. En het gesciede, dat van die 4 vendelen die uytgetrocken waeren, ter Sieckenen, in 't clooster, grooten overlast deden, soeckende 2 van haeren soldaten, die de royroede gevangen haddeGa naar margenoot+ eenige dagen te vueren. Dese wilden sy losse hebben, en onder 't decxsel van dien, joegen sy de nonnen uyt, omdat sy se wysen souden, en namen den pater syn tesche en braken sommich siraet der kercken, dat weder opgerecht was. En van daer liepen sy in de Lije. in 't huys, daer de roy roede 6 gevangen walen hadde, die sy verlosten, en deden in sommige huysen overlast; also dat den roep in stat quam, dat der papen knechten gues werden en beeltstormers waeren. Ende graef Carel, sone van Mansvelt, reet in der nacht uyt Antwerpen met 300 scutten, om dese foortsighe te volghen, ende sloech eenen cappiteyn ter eerden, omdat hy versprack syn knechten, seggende: ‘Omdat se in eenen bogaert fruyt geten hebben heeft men se gevangen gestelt.’ Niet dat Carel de rechtveerdicheyt so voerstont, maer het was syn sotte opgeblasentheyt: en werdt voer een moorder in Antwerpen geacht niet sonder reden; ende de royroede brocht die gevangenen wederom in Antwerpen en noch meer daer toeGa naar eindnoot(121).

[21 Juni 1567]

Ga naar margenoot+ Item op den 21 dach Junius, so werden tot Antwerpen 2 personen gehanghen, die tot Outsterweel in dienst waeren geweest, en daerna werden der 2 Walen gehanghen, die overlast in 't clooster voerseyt gedaen hadden, op den 25 dachGa naar eindnoot(122).

Ga naar margenoot+ Item deestyt quam tot Antwerpen een poste met 8 peerden uyt Spaengien, van welcke compste een fame uytgegheven werdt, alsdat den conick gereetschap maeckte, om met synen sone over te comen hier

[pagina 226]
[p. 226]

in dese Nederlanden, en dan synen sone hier in 't besit sou laten. EndeGa naar margenoot+ die heeren van Antwerpen verblytden haer gemeynte, seggende: ‘De conick sal haest hier syn, ende beloeft allen volcke vergiffenisse, als slechts de predicanten, ministers en authuers van de beroerte en beeldenbrekersGa naar margenoot+ wech syn.’ Maer menich mensche hadde al quaet betrouwen op de scoon beloeften, mits wetende wat verbont dat er gemaeckt was tusschen de vier grootste van (de) kristenheyt als den paus, coningen (van) Vranckeryck en Spaengien, en den keyser Macximiliaen en meer andere noch met haer; dat sy 't al uytroeyen souden, wat tegen de Roomsche Catholycke religie geloofde. Ten anderen en geloofde men niet, dat de conick comen sou, oft de Spaensche inquisitueren en sullen hem volghen.Ga naar margenoot+ Maer men wiste dat due Dalva met een ermeye op de compste was, vermoeyende dat men daerom dit uytgaf, omdat 't volck niet te seer vluchten en sou, wetende dat dit eenen tirant was. Ende in Spaengien en wist men nochtans anders niet, den conick en sou volghen: maer 't werdt al gedaen, omdat meer edelen en gemeyn krychvolck gewillich souden syn na Nederlant te trecken.

Ga naar margenoot+ Ende in Vranckreyck werdt vuel volcx van beyden syden aengenomen, ende de huygenoosen hadden vele edele, die haer en den prinsche van Conde wilden voerstaen. En den conick met het geslachte van Gwise en andere, die de papen wilden voerstaen, namen oock vuel volcx aen. Ende de Duytsche vorsten namen oock volck aen, die se loopgelt gaven om alle uren gereet te syn, als 't haer believen sou. En den hope was groote van de gemeynte in 't Nederlant, dat se haest in 't lant vallen souwen, en haer van de tirannye verlossen, en ducque Dalva daer uyt houden en de gevluchte heeren inbrenghen. Maer sy droegen sorge voer haer selven, want den keyser nam al volck aen om den conick van Spaengien toe te seynden, acht nemende oft hy in haer landt niet en sou meynen te vallen: so wilden sy 't keeren, al was 't haeren heere. Ende men hoorde dat Engelant, Scotlant en Denemercken en oock sommige vorsten den prinsche van Conde bystant doen wilden met gelt oft volck.

[22 Juni 1567]

Ga naar margenoot+ Item op den 22 dach Junius, so gesciede buyten Antwerpen eenen campslach van 2 jonckers, die onder de Walen dienden; en haer cappiteynen concenteerden 't te mogen vechten lyf om lyf, sonder harnas aen te hebben; ende die er dootbleef was den neve van den koordeken binnen Antwerpen, die opperste van de canonicken is. Maer het beroude haer, dat sy se niet met harnas en hadden laten vechten, want seer haest was 't gedaen, en useerden rapieren en anders nietGa naar eindnoot(123).

Ga naar margenoot+ Item deestyt hoorde men, dat de coniginne van Scotlant gevangen was van haer eygen ondersaten, mits dat het in 't licht gecomen was, dat sy haeren man hadde vergeven, omdat hy de Roomsche religie was hatendeGa naar eindnoot(124).

Ga naar margenoot+ Item in dese maent predickte in 't clooster van Sinte Michiels, daer 't hof en de regente present was, den bisschop van Atrecht in franssoys

[pagina 227]
[p. 227]

sommighe sermoonen, waeraf vuel volcx verwondert was. Seggende, dat de regente niet sculdich en was iemant om syn geloove te dooden, ende alle die sulcx leeren, leeren tegen Godts woerdt, 't welck nou wil doerdringhen, 't en sal branden noch dooden helpen. Voerwaer den cardinael Granvelle, die voer desen bisschop van Atrecht was, die soude wel andersGa naar margenoot+ seggen, maer is nou tot Napels. En seyde wel eertyts, dat hy de Roomsche kercke sou reformeren, al sou hy er hondertduysent op een ure doen verbranden, en aen de grootste eerst beginnen, als aen de prinssesse van Oraengien. Godt wete, oft dien duyvel dit vuer niet en stockt, met dit valsch verbont, dat gemaeckt was. En nou was 't so verre gecomen, dat vele edelen en gemeyne lieden sonder getal, uyt de landen gevlucht syn om saecken der religien aengaende, en Godt wete hoe sy varen sullen, die iet misdaen hebben tegen de papen oft hare religie en haer op scoon woerden betrouwenGa naar eindnoot(125).

Ga naar margenoot+ Ende een groote myle buyten Antwerpen, in de aptdye van Sinte Beernaert, was den apt aldaer menich goedt sermoon doende; ende nou Godts woerdt in Antwerpen niet meer rechtelyck geleert en werdt, begonden vuel borgers daer te gaen, en te ryden en te scepe te vaeren, en sonderlinghe mertinisten, want tusschen syn leeringhe en de confessie van Ausborch en was geen verscil. En hy en seyde goedt noch quaet van der missen oft ander seremonien, wetende, dat het volck daeraf genoech onderricht was, hem moeyende alleenelyck met Godts woerdt: maer men en sonck er geen psalmen.

Ende daer waeren op den 29 dach Meye wel tweeduysent menschen van diveersche dorpen, maer meest uyt Antwerpen. Ende de liefde groeytde in hem te meer, nou het volck te wagen, te scepe, te voete so vuel en verre quam en dat stoutelyck denckende: ‘Dit is van der Roomscher kercken een, ons en kan hier niet quaets af volgen’. Ja verstoutten haer, psalmen op de wagens, en in scuyten te singen; ende eenige nydige onder de papen, die 't geloop niet en mochten lyden, deden hem voer de regente ontbieden en haeren raet: en hem vraechden oft hy luyters was, en de confessie leerde, oft diergelycke woerden. Maer men hoorde dat hy antwoerde: ‘Is de confessie Godts woerdt, so leer ick die, want ick en gae buyten Godts woerdt niet.’ En so bleef hy preken, en hy en berispte niemant, maer seyde tot den volck: ‘Gaet stil en sedich thuys, opdat men my niet na segge, dat ick nieuwicheyt leere’; willende seggen: ‘En singt niet’, maer en verboets niet openbaerGa naar eindnoot(126).

[28 Juni 1567]

Ga naar margenoot+ Item op den 28 dach Junius 's avondts ten 5 uren, was wederom een groote beroerte binnen Antwerpen doer eenen cappiteyn van de Walen, die droncken was ende woude al smyten wat hem gemoette, ja, sloech 't volck, die voer haer doere sadt. Ten lesten sloech hyaen de brouwerye in de Nieuwstat eenen biervuerder van 't peert, en liep hem na in de brouwerye en gaven hem 3 wonden! Maer gelyck de brouwers vuel knechts hebben, so moest hy, en de Walen, die by hem waeren uyt ten huys vlieden. Daer

[pagina 228]
[p. 228]

na was hy noch rasender, en wilde eenen scipper in 't water stooten, en dede het heel vendel vergaren; en liep selve na der Merckt en dede de trommel alerm slaen. Maer syn knechten, siende 't peryckel, en dat het scipvolck haer bussen op de scepen waeren vullende, en de brouwers knechts vuel waeren, so sceyden sy haer; en als ander vendelen daer waeren en vonden sy niet dan borgers, die sy deden sceyden, maer den cappiteyn hadde vele borgers te voren gequetsGa naar eindnoot(127).

Ga naar margenoot+ Item deestyt werden de wyckmeesters allegader, en elck in syn quartier, bedwonghen met de minnenbroeders oft grau monicken om te gaen voer alle borgershuysen, want sy en mochten geen gelt handelen; en dit gelt was om haer clooster weder (en) de huysen op te timmeren, die in Meert lestleden verbranden. Ende cregen vuel gelts van sommige, die 't brochten uyt liefden sonder eyschen. Insomma, dat sy de bouwinge corts begonden in forme van conicxpaleysen, by de verckenscoten, die 't te voren waeren: en is haer so eenen geluckighen brant geweest en profyt (128).

margenoot+
Carel, sone van Mansvelt, bedryft moorders werck in Antwerpen.
eindnoot(117)
A.C., p. 137.
eindnoot(118)
A.A., I, p. 288.
Stedelijk Archief, Gebodboek, vol. C., fo 71.

margenoot+
Voerspraeck van de compste van duc Dalbe.
margenoot+
Rycxdach tot Spiers, gevluchte heeren uyt Nederlandt maeckten vrinden.
eindnoot(119)
Over de troepenaanwervingen voor Spanje in Duitschland zie men F. Rachfahl, op. cit., t. III, p. 14 en 15.
Betreffende de ‘swaricheyt’ aan het hof over de komst van Alva, loc. cit., p. 17.
Ook Poullet et Piot, op. cit., t. II, p. 504.
margenoot+
De geestelycke cloosteren en andere moesten gelt opbrenghen om haer religie voer te staen.
eindnoot(120)
Zie Groen, Archives, t. III, p. 78, no CCLXXII. Nouvelles diverses, pour la plupart relatives aux Pays-Bas. Mai 1567.
Het geschil liep vooral over het al of niet erkennen van het gezag van den aartsbisschop van Kamerijk over de kathedraal van Antwerpen, en de kerken onder haar afhankelijkheid.

margenoot+
Valuatie van nieuw gelt.

margenoot+
De stoffe der gebroken kercken te coopen.

margenoot+
Knechten uyt Antwerpen en ander in.
margenoot+
De uytgetrocken Walen deden overlast in een clooster tot scande.
eindnoot(121)
Zie A.C., blz. 138.

margenoot+
Guesen gehanghen.
eindnoot(122)
A.C., blz. 138.
A.A., XIV, p. 44.
margenoot+
Poste, dat de conick sal comen.
Fame van des conicx compste uyt Spaengien.
margenoot+
't Volck verblyt som.
margenoot+
Van het verbont der grooter heeren.
margenoot+
Due Dalbe op den wech.
margenoot+
Preparatie van orloge in Vranckeryck om der religie.

margenoot+
Campslach lyf om lyf.
eindnoot(123)
De koordeken was Roger de Taxis, geboren te Mechelen in 1513, gestorven te Antwerpen in 1593. Hij was tevens proost van St-Pieters te Leuven, en stond in briefwisseling met den proost Morillon, wien hij o.a. inlichtingen verschafte over de gebeurtenissen te Antwerpen.
margenoot+
Scandich verraet in Scotlant.
eindnoot(124)
Hier was bedoeld de gevangenneming van Maria Stuart, beschuldigd van den moord op haar echtgenoot Hendrik Stuart Darnley.
margenoot+
Van de leeringhe van den bisschop van Atrecht.
margenoot+
Verhael van den cardinael Granvelle.
eindnoot(125)
Het was de beroemde bisschop van Atrecht François Richardot welke hier de preek hield. A.C., p. 138.
Deze geleerde bisschop, geboren te Mory in 1507, te Atrecht gestorven in 1574, was, na meerdere reizen in het buitenland, Granvelle opgevolgd te Atrecht. Hij zou op een bepaald oogenblik zekere betrekkingen met Calvijn onderhouden hebben, en gaf blijk van een meer dan gewone verdraagzaamheid.
Men zie Biographie Nationale, dl. XIX, p. 269.
margenoot+
Hoe die van Antwerpen te wagen, tscepe na S. Beernaerts ter predicatie liepen, om Godts woerdt te hooren, gevoelende weder den ouden smaeck by dien apt.
eindnoot(126)
Het was de reeds genoemde Thomas Tilius, welke hier dus als predikant optrad.
Reeds den 1 Februari 1567 had de regentes den koning ingelicht over het slechte gedrag van den prelaat, en van den koning, toelating ontvangen hem gevangen te nemen: den 13 Juli zendt zij het verslag van zijn prediking aan den vorst.
Zie Gachard, Corresp. Phil. II, p. 531, 541, 557.

margenoot+
Beroerte doer de Walen in Antwerpen, en dat meer dan ick scryve.
eindnoot(127)
A.C., blz. 139.
Over het rondgaan der wijkmeesters met de Minderbroeders: A.A., IX, blz. 453.
De nieuwe gebouwen werden eerst later begonnen: in 1573 was het werk nog niet af: in 1570 werd evenwel reeds een deel der kerk gewijd.
Zie Schoutens, Geschiedenis van het voormalig Minderbroedersklooster te Antwerpen, blz. 61, 62. Antwerpen, 1894.
margenoot+
Opbouwen van der minnenbruers clooster.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

plaatsen

  • over Antwerpen

  • over Brussel

  • over Haarlem

  • over Gent

  • over Mechelen

  • over 's-Hertogenbosch


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 1 juni 1567

  • 8 juni 1567

  • 14 juni 1567

  • 17 juni 1567

  • 18 juni 1567

  • 21 juni 1567

  • 22 juni 1567

  • 28 juni 1567