Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lentestorm (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lentestorm
Afbeelding van LentestormToon afbeelding van titelpagina van Lentestorm

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.14 MB)

ebook (4.05 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lentestorm

(1947)–Paul Haimon–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 145]
[p. 145]


illustratie

Negentiende hoofdstuk

Willen ging juist weg met de twee soldaten en het scheen waar, dat hij vanavond den vrede kon brengen. Die twee gingen op zijn bevel alsof hij niets minder was dan hun kapitein en Machteld moest denken, dat hij de paarden niet eens zoo goed onder dressuur had. Waar ging hij met hen heen, waar zouden zij blijven dezen nacht? Een donker gezicht keek reeds naar haar om toen zij even met haar rok ruischte.

Ze bleef binnen in de groote kamer, waar de haard voor het eerst weer was ontstoken, en waar thans alles zoo innig bij elkaar was dat het een goede familie geleek: de witte stoelen en de tafel afwachtend en verlangend naar de geschenken uit de zware gebeeldhouwde kast en de lamp die sproken weefde, een gulden sprookje over Godelieves haren en hals, en een puurwit vertelsel over het klein lief hemdje van samijt, dat een moeder maakte voor haar komend kind. Het was daar of alles voor altijd goed was, of het zelfs nooit anders was geweest dan zoo vredig en zoo rijk. Het eten, dat kookte onder het deksel en een vlieg die nog bromde in een hoek, maakten dat Machteld zelfs aan haar eigen jeugd kon denken en daaraan te denken, al was er niet veel wat erg goed was of erg rijk, stemt toch tot een weemoed, die gelukkig maakt.

En weer kwam, na een langen tijd van innige gedachten, Willen binnen; zij zag, dat zijn handen vol bloed waren. Even maar zag zij het en het leek haar dan dat hij ze móest

[pagina 146]
[p. 146]

hebben, zulke met bloed bevlekte vingers en handpalmen. Hij ging de achterkeuken binnen en trachtte daar alles af te wisschen, eerst de handen en toen den boezeroen en daarna weer de handen. En eindelijk kwam hij binnen, maar de vlekken leken er nog te zijn als onheilspellende teekenen, die voor eeuwig geschreven waren. Godelief keek naar hem op. Van het kleine heiligdom van het hemdje, dat de blanke hemel op aarde was dezen avond en dat zoo heerlijk vertelde van het kind in den schoot, keek zij recht in de oogen van het kwaad en het bloed, en Machteld had alles willen geven om dit te verhinderen. Maar de knecht zei toen met een brutale en als zegevierende stem juist dat alles wat het voor haar alleen heel erg kon maken: de hond had een soldaat gedood, hij had hem den strot doorgebeten. In den schaapstal was het gebeurd, waar hij ook een doekje gevonden had. Toen liet hij aan haar schoonmoeder het werkdoekje zien, dat zij daar had achtergelaten.

Ze konden niet lang daar liggen, zei hij nog, want waar men een doode vindt met de teekens van het keizerlijk leger, vond men spoedig geen huis meer. Zij hadden ze maar vlug bij elkaar gesleept en in den grond gestopt, den soldaat en den hond, maar liet doekje kwam hij terugbrengen aan wie dat toebehoorde. Machteld sprong op hem toe en greep het vast als een handschoen die haar was toegeworpen, en toen draaide zij zich om en leek ook aan haar schoonmoeder voor altijd vaarwel gezegd te hebben.

‘Jij bent de volgende, Willen, die hier weg moet,’ zwoer ze voor haar slaapkamerdeur en toen begon ze vanzelf haar dingen bij elkaar te zoeken in koortsige haast. Eerst zocht ze den bonten doek, dien ze van Orban gekregen had lang voordat ze hier was geweest, en toen het kruis van Henricus, dat ze moest vasthouden wanneer het zoo ver was dat zij zou neerliggen en alles scheen te zullen afhangen van de wijsvrouw en ze nam nog een prent van haar vader en moeder, die geheel vergeeld was, uitgewischt bijna zooals ook hun aanwezigheid hier op aarde bijna was verdwenen. Zij staarde er naar, tuurde over hen heel ver naar haar jeugd terug, maar ineens was ze zoo vermoeid, dat ze zich op haar bed moest laten neervallen en dan gaf ze zich over aan den slaap als aan een laatste middel om iets heel zwaars te ontwijken.

[pagina 147]
[p. 147]

Ze droomde, dat er geschoten werd en ook hoorde zij iets stommelen in de kamer naast de hare. Daarna zag ze visioenen van hooge, roode vuren, die stegen langs een oneindige lucht, van de donkere aarde tot den hoogen hemel, alles verlicht en laaiend. Paarden liepen er doorheen, schreeuwend, en de varkens die zij vet had gekregen, ofschoon Godelief altijd had gezegd, dat ze niet vooruitgingen, lagen verschroeid en de koeien met verschroeide uiers en oogen. En dan had ze Godelief zien loopen, in de armen een kind, een wit kind als van melk maar met een heel kaal hoofdje of de brand er over had gescheerd. Ze liep, maar ze wankelde nog, want het was in den derden dag na de geboorte. ‘Moeder, moeder,’ riep ze, ‘blijf hier,’ maar achter haar kropen de vlammen, achter haar hielen. Ze had in haar droom luidop gesproken, geschreeuwd misschien en daarvan werd ze wakker en dan merkte ze, dat ze, nog gekleed, boven op haar bed lag. Ze moest lang nadenken eer zij alles besefte hoe dit gekomen was, wat er wel mee samenhing. Zoo was zij nog nooit ontwaakt. Het was als toen zij wakker was geworden den eersten nacht, nadat er heel veel was gebeurd dat haar ook totaal had vermoeid, en toen zij met haar oogen door den schemer kon breken, zag zij: Orban! Orban lag toen bij haar, voor altijd naast haar, de hare. En toen zij over zijn gezicht boog, heel dicht bij de ronde mooie lippen, zag ze zijn mond die lachte, vergenoegd en blij, en hij greep met zijn slapende armen naar haar, maar telkens mis. Doch vandaag was het juist het tegendeel: heel veel was er gebeurd dat haar moe maakte, doch in plaats van gelukkig maakte het treurig en naast haar lag geen Orban, maar het leek dat niet ver van haar af, in de kamer naast de hare, nu zeker de knecht lag.

Zij luisterde en ofschoon zij wilde hooren, dat het niet waar was, hoorde zij het: den adem van een man waarvan het geluid zachtjes onder de deur zaagde. Eerst luid en dan zacht, en op en neer, als een zaag. Zoo dichtbij was dus de knecht, nu en den geheelen nacht, en alle nachten. Het was ook of zij paardenhoeven hoorde, onder de poort of achter de schuur of ergens bij de stallen, maar toen zij daar scherper naar luisterde, vernam zij het niet meer. Waren het de soldaten, die misschien vluchten wilden, onder Willens hoede vandaan, of gingen zij hun dooden makker wreken

[pagina 148]
[p. 148]

en alles in brand steken? Zij luisterde tusschen de kleine spijlen voor het raam, en soms hoorde zij toch iets en soms was er weer niets, of er alleen donkerte lag zonder eenig gevaar. Als het gebeurde en daarachter uit die omsingeling van stilte, die soms heel even toch geen stilte was, het vuur zou losbreken, dan zou de knecht tot haar komen, dacht ze. Hij zou dan komen en haar willen redden, het zou lijken of hij niets anders met haar zou willen doen dan haar het leven redden.... Hij zou haar met zijn bloedbanden aanraken.. Zij keek naar de deur en in het duister leek het nu of die bewoog en langzaam openging, langzaam.... Maar dan zou zij toestooten, nog voor hij hier was. Niets gebeurde er echter. Zij hoorde zijn adem heel zacht en, aan de deur luisterend, meende ze dat hij niets kwaads zou doen, doch dat hij de hoeve voor Orban gered had als vergoeding voor wat hij vroeger tegen haar had misdreven.

Zij dacht daarop aan de oogen van Godelief, oogen zonder kleur, met een blik, die haar gestadig volgde. Zou ze nog eenmaal die oogen verdragen kunnen? Was het niet beter, dat zij wegging, dat zij Godelief zou laten zitten met alles en heengaan? Misschien zou ze naar haar dorp kunnen gaan, ergens werken zoolang tot alles gedaan was en dan zou zij terugkomen en zien of hij nog niet kwam. Ze zou op de Wijngaardhoeve kunnen vragen.

Ze herinnerde zich die twee van den Wijngaardhof, en dat zij er waren geweest den geweldigen avond der bruiloft. Zij hadden samen gezeten, Godelieve en Reinier met die twee. De boer een sterke hoofsche man met lichte oogen, hij was van haar streek, van achter den dijk waar ze nog een windmolen hadden gebouwd, en de boerin die stil was en vriendelijk, zij had wit haar, een rood gezicht en lange, smalle handen. Zij hadden beiden het beste voor haar gesproken, ze zou naar hen kunnen komen als zij hulp noodig had, hadden ze gezegd, de boer en ook die vrouw.

En nu dacht ze, dat ze toch niet meer kon slapen, en dat ze Godelief met haar kleurlooze priem-oogen niet meer wilde zien, en dat het eens goed zou zijn als haar schoonmoeder bemerkte: ‘Machteld is weg, zij kan mijn kijken niet verdragen.’ Ze zou alleen het werk moeten doen en niemand zou haar over Orban spreken, niemand ook over Reinier of over het kind. Willen zou voor niets zijn list gebruikt heb-

[pagina 149]
[p. 149]

ben om daar te kunnen slapen en als ze alles in brand staken, zooals ze gezegd hadden, zou het haar niet deren, geen smerige soldaat zou haar meer lastig vallen. Zij had de kleeren van gister nog aan, dus ging zij.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken