Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis van de wetenschappen in België. 1815-2000 (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis van de wetenschappen in België. 1815-2000
Afbeelding van Geschiedenis van de wetenschappen in België. 1815-2000Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis van de wetenschappen in België. 1815-2000

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (48.36 MB)

XML (2.12 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/wiskunde
non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde
non-fictie/natuurwetenschappen/scheikunde
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/natuurwetenschappen/sterrenkunde
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis van de wetenschappen in België. 1815-2000

(2001)–Andrée Despy-Meyer, Robert Halleux, Jan Vandersmissen, Geert Vanpaemel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

▪ Ten geleide

In oktober 1998 had het Nationaal Comité voor Logica, Geschiedenis en Filosofie van de Wetenschappen van de Academiën het genoegen aan Z.K.H. Prins Laurent van België het eerste deel van de Geschiedenis van de wetenschappen in België te overhandigen. Het bestrijkt de periode van de Oudheid tot 1815. Drie jaar heeft het geduurd om de voorbije twee eeuwen van onze geschiedenis te overlopen. Ze waren immers getuige van meer veranderingen in de wetenschappen dan alle andere eeuwen samen.

De periode 1815-2000 komt overeen met wat de klassieke historici de hedendaagse periode noemen. In de wetenschap is de relevantie van deze indeling, zowel voor- als achteraan in de tijd, afhankelijk van het domein waarop men zich richt: de politiek, de wetenschap of de instellingen.

In de politiek is nu het concept België van toepassing. Bij het verschijnen van het eerste deel werd een internationaal colloquium georganiseerd rond het thema ‘Wetenschapsgeschiedenis en nationale geschiedenis. Manipulatie, conflict of dialoog?’. Het is correct dat de wetenschap op zich geen grenzen of vaderland heeft. Maar in de praktijk opereert ze in een wisselende ruimte waarvan de grenzen door de overheid worden bepaald. In het eerste deel werd de term België eerder gemakshalve gebruikt. Maar vanaf 1815 zijn de zeven zuidelijke provincies van de Nederlanden en het Prinsbisdom Luik politiek verenigd, eerst onder het regime van Willem I van Oranje en vanaf 1830 in de onafhankelijke staat België. Het is binnen dat kader dat de wetenschappers tot het midden van de 20ste eeuw hun onderzoek vorm geven. Maar na de oorlog verschijnen twee wetenschappelijke polen waartussen de wetenschappelijke gemeenschap aarzelend zijn weg zoekt: enerzijds de supranationale entiteiten, met de creatie van een Europees onderzoek en de globalisering van de big science; anderzijds de regionale pool, met de toenemende autonomie van de gewesten en taalgemeenschappen. Daarnaast mag men niet vergeten dat het Belgische politieke landschap tussen 1876 en 1960 ook een deel van Afrika omvat en de koloniale onderneming niet alleen de structuren maar ook de tendensen van het wetenschappelijk werk beïnvloedt.

In de methoden en inhoud van de wetenschap is omstreeks 1815 geen echte breuk vast te stellen. Van Newton tot Becquerel werken de wetenschappers eigenlijk bewust aan éénzelfde project: het mechanisch model van de wereld en van de mens, opgebouwd aan de hand van experimenten en berekeningen. In de loop van de 19de eeuw bereikt dit model zijn perfectie dankzij innovaties en gedeeltelijke herzieningen van diverse deeldomeinen: de opkomst van de niet-euclidische meetkunde in de wiskunde; de beheersing van de elektromagnetische fenomenen in de natuurkunde; de exploitatie van het model van Lavoisier, de samenvoeging ervan met het atoommodel, en de toepassing op de organische stoffen in de scheikunde; de uitschakeling van het vitalisme, de ontwikkeling van de celtheorie, de opbloei van de experimentele fysiologie in de levenswetenschappen met daarnaast de invoering van de lange termijn, de geboorte van de prehistorie, de evolutiegedachte. Op het einde van de 19de eeuw lijkt het op punt stellen van dit model voor velen slechts een kwestie

[pagina 10]
[p. 10]

van enkele decimalen. Maar omstreeks 1900 begint wat men de Tweede Wetenschappelijke Revolutie zou kunnen noemen, enerzijds met de relativiteit en de kwantummechanica, die de grondvesten raken van het oneindig grote en het oneindig kleine, anderzijds met de genetica, die de werkingsmechanismen van het leven blootlegt en menselijk ingrijpen mogelijk maakt. Zo wordt een nieuw model van de macrokosmos en de microkosmos opgebouwd dat nog lang niet voltooid is.

Wat de instellingen betreft, bestaat er een historische overeenstemming tussen de inhoud van de wetenschap en de instellingen waar zij beoefend wordt. De middeleeuwse universiteiten zijn het antwoord op de Grieks-Arabische wetenschap, de academiën op de Eerste Wetenschappelijke Revolutie. In 19de-eeuws België wordt de wetenschap beoefend aan de Académie royale, in geleerde genootschappen, aan de universiteiten van Gent, Luik, Brussel en Leuven. De Academie knoopt opnieuw aan bij de Theresiaanse Academie, maar de universiteiten behoren niet langer tot het Ancien Régime. De wetenschappen zijn niet meer een onderdeel van de filosofie, maar veroveren institutionele autonomie die vorm krijgt in een eigen faculteit. Anderzijds worden de universiteiten geflankeerd door speciale scholen, waarmee aan de universiteiten de vorming van ingenieurs wordt toegewezen. De industrie start met de wetenschap een samenwerking, die in de loop van de eeuw steeds hechter wordt, naarmate de techniek steeds meer wetenschap nodig heeft. Maar nieuwe behoeften voortkomend uit de Tweede Wetenschappelijke Revolutie zorgen op hun beurt voor institutionele veranderingen: de vorming van instellingen die uitsluitend aan onderzoek zijn gewijd, vervolgens, na de Tweede Wereldoorlog, het ontstaan van een echt beleid voor het beheer van de big science en de vorming van netwerken.

Op het vlak van de mentaliteiten vertonen de 19de en de 20ste eeuw geen onderbreking met de Verlichting. De wetenschap is het voornaamste onderdeel van de moderniteit. Onlosmakelijk verbonden met haar toepassingen, vormt ze een machtsfactor. Ze streeft er naar de hele samenleving te organiseren. Maar na de gruwelen van de oorlog wordt ze in vraag gesteld, niet meer om haar waarheidsgehalte, maar om haar verhouding tot de samenleving, de waarden en het milieu.

Deze overwegingen bepalen de structuur van onderhavig boek. Rekening houdend met zowel de breuken als de continuïteit, is het opgebouwd uit twee delen, gegroepeerd rondom de redevoering die Koning Albert I op 10 oktober 1927 te Seraing heeft gehouden naar aanleiding van de 110de verjaardag van de fabrieken van John Cockerill. Die tekst ligt niet alleen aan de basis van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, maar belichaamt ook een helder besef van de Tweede Wetenschappelijke Revolutie en haar uitdagingen. Het Belgisch discours over wetenschap wordt er lange tijd door bepaald.

Aan weerszijden van dit scharnier vindt de lezer drie inleidende hoofdstukken, respectievelijk gewijd aan de ontwikkeling der ideeën, de economische en sociale context, en de instellingen. De

[pagina 11]
[p. 11]

wetenschappelijke disciplines worden in klassieke volgorde behandeld: wiskunde, natuurkunde en sterrenkunde, scheikunde, natuurwetenschappen, levenswetenschappen, menswetenschappen.

Nu dit tweede deel is voltooid, willen wij onze diepe erkentelijkheid uitdrukken jegens de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden en onze uitgever Dexia Bank, die ons drie jaar lang zowel materieel als moreel hebben gesteund.

De heer Regeringscommissaris Yvan Ylieff heeft het onderzoek voortdurend met belangstelling gevolgd, als geleerde maar ook als een toegewijde vriend.

In de heer Eric Beka, secretaris-generaal, en zijn medewerkers, hebben wij steeds aandachtige, onbevooroordeelde en efficiënte gesprekspartners gevonden.

Onze uitgever, Dexia Bank, heeft voor dit werk grote materiële en menselijke middelen ingezet. De teams van de diensten Uitgaven en Publicaties hebben er dermate aan meegewerkt dat zij dit boek ook als het hunne mogen beschouwen.

De vast secretarissen van de Academiën, de heer Léo Houziaux en de heer Niceas Schamp, hebben zich altijd welwillend getoond tegenover de initiatieven van het Nationaal Comité.

Mevrouw Geneviève Lacroix, onze iconografe, heeft met veel geduld en inzicht zeldzame en verrassende afbeeldingen verzameld, terwijl mevrouw Fabienne Hendricé de logistiek van dit project heeft verzekerd met de haar kenmerkende elegantie en doeltreffendheid.

 

Robert Halleux

Voorzitter van het Nationaal Comité voor Logica,
Geschiedenis en Filosofie van de Wetenschappen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Geschiedenis van de wetenschappen in België


landen

  • over België (Wallonië)