Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
't Gereformeert gezangboek over de voornaamste gevallen en waarheden van 't Christendom (1712)

Informatie terzijde

Titelpagina van 't Gereformeert gezangboek over de voornaamste gevallen en waarheden van 't Christendom
Afbeelding van 't Gereformeert gezangboek over de voornaamste gevallen en waarheden van 't ChristendomToon afbeelding van titelpagina van 't Gereformeert gezangboek over de voornaamste gevallen en waarheden van 't Christendom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.59 MB)

Scans (41.84 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

't Gereformeert gezangboek over de voornaamste gevallen en waarheden van 't Christendom

(1712)–François Halma–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio *3r]
[fol. *3r]

Aan hare doorluchtigste Hoogheit Maria Louise, Prinsesse Douariere van Oranje en Nassau, gebore Prinsesse van Hessen-Cassel, enz, enz, enz.

 
Hoe zal ik myn zangen snaaren
 
Voor uwe Hoogheit, tot haar’ troost?
 
Zal ik rouwe en blydschap paaren,
 
Om den Vorst en ‘t Vorstlyk Kroost?
 
Zal ik ‘t bitter leet herdenken,
 
En Haar stellen voor ‘t gezicht?
[Folio *3v]
[fol. *3v]
 
Neen, Vorstin, dat zou U krenken,
 
En is op zyn’ tyt verricht.
 
Droefheit heeft haar maat en paalen
 
Voor den kenners van Godts wil:
 
‘t Hart moet eens weêr adem haalen,
 
In gelatenheit en stil,
 
‘k Zal U dan van zaaken spreeken,
 
O Vorstin, die hooger gaan;
 
Zaaken buiten ’s wereldts streeken;
 
Verre boven zon en maan.
 
Kon ik U ten hemel voeren
 
Door een’ hoogverheven toon,
 
Daar geen stormen ‘t hart beroeren,
 
Voor den Goddelyken troon:
 
Kon ik, door Godts Geest bewogen,
 
En ontvonkt van ‘t Pinxtervier,
 
U des Heeren alvermogen
 
Toonen in zyn hoog bestier:
 
In ‘t bestier van alle dingen,
 
Naar zyn’ vryen wille en magt;
[Folio *4r]
[fol. *4r]
 
‘k Voerde U, in bespiegelingen.
 
Boven ‘t sterfelyk geslacht.
 
‘k Zoude U van al ‘t aardsche leiden,
 
In verheffing van ‘t gemoedt,
 
Ia uw groote ziel bereiden,
 
Tot genot van ‘t Hoogste goedt.
 
Doch, schoon menschelyke krachten
 
Veel te zwak zyn tot dit werk,
 
Zal ik echter hier naar trachten,
 
Op de grondtleer van de Kerk:
 
Van de Kerk die wy erkennen
 
Dat Godts waarheidt rein belydt,
 
Opdat wy het harte ontwennen
 
Van al ‘t geen ‘er tegen strydt.
 
Deeze Leer is eerst ontsloten
 
Door den Heilant, als het Hoofdt
 
Van zyn waare Kruisgenooten,
 
En van ‘t aanbegin gelooft.
 
Deeze Leer wyst ons het leven,
 
En den Goddelyken staat,
[Folio *4v]
[fol. *4v]
 
Daar wy in geloof naar streeven;
 
’s Menschen hoop en toeverlaat.
 
Deeze Leer versterkt de harten
 
In het droevigst ongeval.
 
Zoodat wy de Doodt uittarten,
 
Onder ‘t juichend heilgeschal:
 
‘t Heilgeschal van Iesus zege
 
Op de Hel en Doodt behaalt,
 
Alsmen naar vereisch slechts weege
 
Hoe hier uit het leven straalt:
 
‘t Leven vry van ’s wereldts rampen,
 
Vruchten van het misbedryf,
 
Daar het menschdom meê moet kampen;
 
Doodelyk voor ziel en lyf.
 
Kan dit wel een leven hieten,
 
O Vorstin, naar ‘t redenslicht,
 
Daar de Doodt steeds in komt schieten,
 
En haar zegetekens sticht?
 
Kanmen, zonder te verbloemen,
 
Bitter leet en rougeklag
[Folio *5r]
[fol. *5r]
 
Voor den mensen een leven noemen;
 
Wisselvallig dag op dag?
 
Neen: dit hiet geduurig sneeven
 
In den staat der sterflykheit;
 
Dies zienwe op een beter leven,
 
Ons in d’eeuwigheit bereidt.
 
Dies ontslaan wy ‘t hart van d’aarde,
 
En van allen aardtschen schyn,
 
Als van al te luttel waarde
 
Om meê vergenoegt te zyn.
 
Niets kan onze ziel genoegen
 
Dan ‘t geen, buiten wisseling,
 
Haar ontheft van leet en wroegen,
 
Buiten dezer eeuwen kring:
 
Dan het geen haar doet gevoelen
 
Dat zy hemelsch is van aart,
 
Zoodat zy slechts poogt te doelen
 
Op het geen haar liefde is waardt.
 
Dit is Godt, het Opperwezen,
 
Waarop zy haar liefde schiet;
[Folio *5v]
[fol. *5v]
 
Uit wien alles is gerezen;
 
Oppermagtig in ‘t gebiedt.
 
Zy word in den glans verslonden
 
Van het ongenaakbaar licht;
 
Zoodat zy, aan Godt verbonden,
 
Alles Goddelyk verricht.
 
O Vorstin! wie kan beschryven’t
 
Dien weêrgadeloozen staat,
 
Die stantvastig zal beklyven,
 
Onvermengt met eenig quaadt?
 
Maar, om tot dien staat te raaken,
 
Moetmen leeven, in den tyt,
 
Dat wy hier ‘t beginsel smaaken,
 
Als den Hemel toegewydt:
 
Hier toe heeftmen Godt te kennen,
 
En den Heilant zynen Zoon,
 
Opdat wy ons hart gewennen
 
Om hem t’eeren op den troon:
 
Om hem t’eeren als den Koning,
 
Die, als Priester en Profeet,
[Folio *6r]
[fol. *6r]
 
Eer hy steêg naar ’s hemels woning,
 
Aan den eisch der Wet voldeedt.
 
Dit is d’Evangelileering,
 
Die de Christenkerk gelooft,
 
Dit is de heiltoorts ter bekeering,
 
Die geen helsche magt verdooft.
 
Deeze Waarheit word beleden
 
Van Genêve en Neêrlandts Kerk;
 
Die, hoe fel alom bestreden,
 
Staat bezegelt met Godts merk.
 
Deeze Leer schiet ook haar straalen
 
In ‘t Landtgravelyk Gebiedt;
 
En in zooveel wereldtspaalen
 
Daarmen Iesus heilvaan ziet.
 
In die Leer zytge onderwezen
 
Van der jeugt aan, ô Vorstin!
 
Als in bloei ten top gerezen
 
In uw Vaders Hofgezin.
 
Heidelberg heeftze eerst ontvouwen,
 
Als een zuiver onderwys,
[Folio *6v]
[fol. *6v]
 
Om d’Elende te beschouwen;
 
En den waaren Zielenprys:
 
Dan hoe datmen zich moet draagen,
 
Met een wraakeloos beleit,
 
Om de Godtheit te behaagen
 
In oprechte Dankbaarheit.
 
Dit, Vorstin, dit zyn de zaaken
 
Die ik voordraage in gedicht;
 
‘k Wensche datze uw Hoogheit smaaken,
 
Als bestraalt van hemelsch licht.
 
Hier in word de troost gevonden
 
Die ons sterkt in alle leet;
 
Ia daar ‘t leet in word verslonden,
 
Schoon ‘t ons gansch ter neder smeet.
 
Lees, Vorstin, dan deeze zangen,
 
U op ‘t needrigst toegewydt,
 
Die de waarheit klaar bevangen
 
Daarge in onderwezen zyt.
 
‘k Weet zy zullen u versterken
 
In ‘t Geloof, de Liefde, en Hoop,
[Folio *7r]
[fol. *7r]
 
En den pligt der goede werken,
 
Hier in uwen levensloop.
 
Ia zy konnen eenmaal strekken
 
Tot des Prinsen onderwys;
 
Dien Godt quam uit U verwekken,
 
Zynen grooten naam ten prys.
 
Godt bewaar’ dien Prins in ‘t leven,
 
Tot gansch Neêrlandts hoop en troost,
 
Doe hem naar de deugdtkroon streeven,
 
Als Oranje En Hessens Kroost!
 
Godt voorzie Hem met de gaven
 
Van zyn Ouderlyk geslacht,
 
Om op ‘t heldenpadt te draaven,
 
Alsmen met den tydt verwacht!
 
Dat d’Oranjespruit Dan groeie,
 
In Godts gunst, tot eenen Boom,
 
Die in Neêrlandts Staatstuin bloeie,
 
Door des Hemels zegenstroom!
 
Godt wil ook Uw Hoogheit spaaren
 
In gewenschte levenskracht,
[Folio *7v]
[fol. *7v]
 
Totdat Zy eens, zat van jaaren,
 
Word ter heerlykheit gebragt;
 
Om met Serafijnsche klanken,
 
Eeuwig Godes naam te danken!

Dit is de wensch,

 

Doorluchtigste Vorstin,

 

   Van uwe Hoogheits

 

      Onderdanige, gehoorzaame, en zeer getrouwe dienaar

   François Halma.

 


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken