Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving
Afbeelding van Ranonkel of de geschiedenis van een verzelvingToon afbeelding van titelpagina van Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

Scans (15.41 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving

(1970)–Jacques Hamelink–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

29. ‘Wij hebben gezondigd, tegen de hemel en tegen u’

Onder afnemend geplens en gespetter van de drabregen en steeds luider wordend onderaards gehamer en geraas (hele gebergten werden daar thans verzameld en opgestuwd; Scherpende, druk in de weer met duimstok en schietlood, sloeg er reeds geen acht meer op, de ieder ogenblik verwachtingsvol en verzaligd omhoog ziende pastoorsvogel scheen het niet eens op te vallen) borrelden steeds vollediger de vormen van de katedraal op wonderbaarlijke wijze, onweerstaanbaar in een koorts en zweet van groei als een suikergoedberg hoger en hoger de wit-bepleisterde grond uit, die zijn beworteling rondom volledig in gesteentebrokken had omgezet.

Een ondoorgrondelijk elementair verlangen mobiliseerde al zijn krachten om het fabuleuze bouwsel in zo kort mogelijke tijd uit de grond te stampen, die zacht trilde alsof er elektrische boormachines onder aan het werk waren. In een onmerkbaar maar gestadig in stuwende beweging zijnde, naar boven toe versmallende kolom welden de gistende gesteenten de aarde uit, versmolten hogerop knersend met de voortdurend vorderende en om zich heen grijpende verkalkingen van de boven het opschietend bouwwerk reikende stammenwirwar, welke reeds niet goed meer te onderscheiden viel van de erin doorstotende steenspietsen, die zelf reeds in steen overging, zijn blad verhardde, zijn ranken verstijven deed en bevroor zonder dat er van enige temperatuurdaling sprake was. Andersom juist. Er heerste een vochtige wilde, met de lepreuze gesteenten uit de grond opstijgende hitte.

Een ongelooflijk massieve plant, vol gaten en vertikale spleten, die meer en meer, ondanks zijn ruwe korstige huid, de vorm van een gotische katedraal begon te krijgen, schoot op uit de grond, streefde links en rechts, de groei met zijn vernietigende substanties aantastend, omhoog en produceerde naast zijn eigenlijke stam diverse dunnere stammen, elk dikker dan de meest volumineuze boomstammen geweest waren, en vulde de helft van de kalkkuil op de bodem waarvan Scherpende met behulp

[pagina 169]
[p. 169]

van dissel en bijl traptreden uithakte, razend op de hardheid en de splinterzucht van de gesteenten.

De pastoorsvogel, in een niet meer van hem wijkende vreugderoes, snavelde onafgebroken lofzangen naar omhoog, naar de pieken en kartelingen van het daar als door een reus afgebroken reikhalzende steengevaarte, dat lager, in een onophoudelijke zichzelf knedende en vervormende beweging, steeds duidelijker zwarte gaten uitspaarde die onmiskenbaar boogvensters waren.

Het bos om de oprijzende gekorven zuil begon aan een trage maar gestadig neerwaarts wentelende beweging. De spierwitte tot rotsen geworden bomen, tientallen meters hoger reikend nog dan de rudimentaire kerk die opgroeide uit de schoot van de aarde, zonken in, werden met elkaar kompakt, zodat een wijd stuk witte lucht vrijkwam, slechts nog op ontoereikende wijze overkapt door wanhopig van alle kanten over elkaar naar beneden tuimelende schuimheuvels.

Wat bos geheten had stortte paniekloos in, onder grillige bijna kookhete regenbuien van speeksels en vochtbellen, die beneden tot glinsterende ronde kiezels stolden. Loste op. Viel samen met de steenkolos, die voortdurend aangroeide, uitdijde, opklom, daarbij gebruik makend van het ter beschikking gestelde dat als kaarsvet in dikke ribbels langs zijn flanken droop, in trappen en terrassen hard werd aan zijn voet.

In een straal van een halve kilometer om de onwrikbaar ten hemel wijzende gigantische, als in een droom uit aarde en vegetatie opgerezen, uit een berg gehouwen katedraalknoest, een klomp vuilwitte kalk, bleef geen boom over. Wat niet door de onderaards uitgedachte tempel gebruikt was, zich daarmee niet vermengd en verbroederd had, lag als ongelijk ruïneuze rotspartijen daaromheen, niet hoger reikend dan de dijen van de reus, die nog steeds groeide, zich in ondenkbare smalte samentrok en al in een spits uitliep zo scherp als een naald, bezet met glinsterende ornamentiek van in steen gevat lover dat helder afstak tegen de peilloze spierwitte windloze lucht.

Op de merkwaardigerwijs hier en daar nog begroeide heuveldaken om de katedraal heen - op enige afstand waarvan, gescheiden door een diep in het terrein ingezonken veld van bolronde kiezels, versteende neerslag, een fors langwerpig rots-

[pagina 170]
[p. 170]

blok, pas blootgewoeld, reeds op zijn beurt krakend aan het groeien gegaan was, - verschenen de eerste in soldatekleren gestoken mannen, vrouwen en kinderen, die verdwaasd, duizelig na de zachte val die ze in het binnenste van het in schuim en stenen overgegane bos hadden gemaakt, hun armen in de lucht staken en schreeuwend van vreugde, schaamte, angst naar het kiezelplein toe klauterden, waar ze zich languit neerwierpen en op hun buik in de richting van de pastoorsvogel en Scherpende kropen, die - Scherpende zijn bijl aan de voet, zijn borst vooruit, zijn tong kwispelend tussen zijn weggetrokken lippen, de pastoorsvogel knallend met zijn doornengesel - hen reeds stonden op te wachten.

‘Genade, vader, genade!’ schreeuwde de mannen, vrouwen en kinderen met schorre, van honger en dorst verwilderde stemmen, ‘wij hebben gezondigd tegen de hemel en tegen u en zijn niet meer waard uw kinderen genoemd te worden! Genade!’ De pastoorsvogel was zeer genadig. Met diep uit zijn dode borstkas opwellende snikken waggelde hij, gesteund door Scherpende, die de grootste moeite had om de tot in zijn ziel geroerde herder overeind te houden, tussen de in berouwbetoon in de witte kiezels klauwende schapen van zijn kudde rond, daarbij zonder veel kracht, ja bijna liefkozend en symbolisch zijn gesel over de gebogen ruggend halend, welke zachtzinnige afstraffing hij reeds na enkele minuten beëindigde.

Tevergeefs spoorde Scherpende hem aan ermee verder te gaan door de pastoorsvogel in felle bewoordingen op de grootheid van de zonde der plotselinge bekeerlingen attent te maken. Maar zijn klauwen spreidend (de gesel viel op de grond, Scherpende raapte hem haastig op) snaterde de pastoorsvogel plechtig:

‘Hef uw ogen op naar de berg vanwaar uw hulp komen zal!’

‘Genade, vader, ah, genade!’ riepen de boetelingen. Ze lieten zich gewillig door de timmerman afrossen, ontblootten zelfs hun rug en die van hun kinderen voor zijn vlijmende slagen. Toen hij zo intens genoten had dat zijn ogen gingen tranen beval de timmerman hen op te staan en hem te volgen. Eén voor één, in doodse stilte, betraden ze de katedraal waar de pastoorsvogel, staande op een merkwaardige stoelachtige konstruktie, geflankeerd door drie meer dan manshoge glasloze reliekkisten

[pagina 171]
[p. 171]

met drie nogal inkomplete en groezelige skeletten die toebehoord hadden aan een drietal heiligen welke voor gods kerk het offer van hun leven gebracht hadden door zich te laten afvreten door ratten, - een grote preek hield op het tema ‘al waren uw zonden rood als scharlaken, ik zal ze witter maken dan wol’

Verloren in een orgie van berouw hieven de afgedaalden brokstukken van half vergeten kerkhymnen en nationale liederen aan. Scherpende, bij de uitgang, knalde met zijn doornenzweep de maat. De pastoorsvogel bulderde, bad en hief onder vlagend klaaggezang der neergeknielden de godssteen. Kuste die. Toverde hem weg in zijn toog en bad opnieuw. De boetelingen mummelden mee. Ze waren de woorden van het gebed vergeten. Scherpende telde intussen kinderhoofden en vermenigvuldigde hun som met grote aantallen zweepslagen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken