Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mijn benul (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mijn benul
Afbeelding van Mijn benulToon afbeelding van titelpagina van Mijn benul

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.26 MB)

Scans (37.65 MB)

ebook (4.47 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Editeur

K. Schippers



Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mijn benul

(1974)–Jan Hanlo–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 218]
[p. 218]

Karel en de vader van Rinus

Nou, Karel was daar weg uit dat huis. Waarom hij daar weg was had daar eigenlijk niets mee te maken. Hij zat daar goed, op dat vorige adres en hij heeft er ook lang gezeten want je weet hoe hij hield van jongetjes. Hij hield ook wel van meisjes maar ze moesten wel piepjong zijn anders wisten ze blijkbaar geen raad met hem en hij niet met hun. Hoe jonger ze waren hoe beter ze hem begrepen en hij hun. Tenminste zo leek het hem toe, en dan leef je naar zo'n opvatting. Het minst zag ie in mannen. Nou was die moeder van dat jongetje voldoende vrij van jalousie en gefrustreerdheid om Karel wat te gunnen met dat jongetje, en als je de moeder hebt, ikbedoel op je hand hebt, dan heb je veel in zulke kwesties. Eerst moet je natuurlijk het kind hebben, maar dan de moeder. De vader laat in feite dergelijke zaken aan het inzicht van z'n vrouw over, hoewel àls hij z'n veto laat horen, het bindend is, maar zoals ik zeg dat schijnt minder vaak voor te komen. Meestal zitten de mannen onder de plak en laten ze de vrouw over de kinderen de baas. Nou zat de vader van Rinus, zo heette het jongetje, aanzienlijk onder de plak. Hij dronk, of had een neiging tot doorzakken als hij uit was en wou daar eigenlijk wel vanaf om alle ellende die het meebracht, en z'n vrouw, die zelf ook hard buitenshuis werkte en geld inbracht, was de enige die met allerlei, soms slinkse, soms ultimatieve middelen (de deur op slot, het huis verlaten met dè kinderen, anti-alcoholpilletjes in het eten) hem in het gareel wist te houden en zelfs z'n neiging wist te verminderen. Ook toen Karel verhuisd was kwam Rinus hem 's woensdags,

[pagina 219]
[p. 219]

meestal alleen, soms met een vriendje, bezoeken. Hij kreeg dan opvolgende meccanodoosjes, Donald Ducks, flesjes Hero en taartjes van Karel en speelde dan in Karels nieuwe huurkamer met de nieuwe meccanodoos en Karel mocht hem af en toe zoenen en zo. Nou was Rinus' vader daar blijkbaar toch eindelijk definitief achter gekomen. Hij had altijd wel z'n vermoedens gehad en was vroeger wel eens Karels kamer binnengestormd terwijl Rinus nog net bijtijds in een hoekje achter het bed was gekropen en Karel z'n overjas nog net over hem wierp toen de vader van Rinus al binnenkwam - Rinus was nergens te zien. En Rinus liet zich wel eens op de schouders van Karel de trap afdragen zodat de vader van Rinus maar één stap hoorde en Rinus en Karel bij een eventuele betrapping het op een joviaal paardje spelen konden gooien. Maar nu was de vader van Rinus blijkbaar zeker van z'n zaak want hij kwam Karel op z'n adres opzoeken. Hij kreeg van Karel een stoel en begon al gauw over de zaak: Karel had wat met Rinus. Nu is dat voor een pedofiel nooit een aangenaam moment, wanneer de vader van z'n vriendje zo begint en Karel zette zich danook al schrap, met een zekere flegmatieke berusting en optimisme, want dat zat nu eenmaal in z'n karakter. Daarbij was dit onderwerp van gesprek een van de weinige die hem interesseerden. De vader was gekomen om hem de das om te doen, dat was duidelijk, met welke praktische gevolgen, dat was nog níet duidelijk. Nu had Karel een waardevolle pijl op z'n boog, een verzachtende omstandigheid die hij kon aanvoeren. Hij was namelijk kort geleden bij de moeder van Rinus geweest om haar alles te vertellen, want hij had er eigenlijk - een verre van ongevoelig geweten hebbend en dus behoorlijk voorzien van wat een Engelsman qualms noemt - niet helemaal vrede mee dat Rinus altijd weer kwam en daar misschien wel, zoals

[pagina 220]
[p. 220]

immers altijd maar beweerd wordt, geestelijk schade door kon ondervinden. Karel wachtte haar dus aan haar werk op en biechtte haar op straat alles op. Maar de moeder wuifde het allemaal op een opluchtende manier weg: ‘Wat bedoel je;’ - terwijl Karel over de broek van Rinus bezig was. ‘Dat je van dat kind hóudt; O nou...’. Wel wilde ze graag even weten of Karel fysiek gezond was, wat gelukkig het geval was. ‘O, nou dan....’. Ze maakte er verder geen woorden meer over vuil. En Rinus bleef woensdags komen. En nu was dan de vader van Rinus bij Karel, die van die biecht van Karel bij zijn vrouw niets wist. ‘Ja ik zag een engel achter hem staan. Ik zag ineens een engel achter hem staan’, zei hij, ‘en toen wist ik dat Rinus door jou in gevaar kwam’, of zoiets zei hij. En hij had het allemaal uit Rinus gekregen. Nou en toen kwam Karel met zijn troef dat hij het al aan de moeder van Rinus had opgebiecht. En nou komt het speciale punt waarom ik dit allemaal ben gaan vertellen en dat is een beetje moeilijk precies te treffen omdat het allemaal toch wel subtiel in elkaar zit. Kijk, Karel was een jaar of tien geleden eens een beetje gek geweest, een acute psychose van een halfjaar of zo ja dat wel, en dat was toen begonnen met een zich bevrijd gevoelen. Een zich bevrijd gevoelen van allerlei psychische dingen waarmee hij in de knoop zat. En dat hield ook weer verband met een zekere overwinning op hemzelf wat betreft drinken. Karel dronk in die tijd nogal. En ook roken deed hij niet meer en hij had zich daardoor toen opgetogen blij en dankbaar, hoe moet ik het zeggen, opgetogen braaf gevoeld. En Karel wist dat de vader van Rinus ook een strijd voerde tegen de alcohol en daar ook ‘vanaf’ was in die tijd. Ojee, dacht Karel, die krijgt het ook te pakken. En hij richtte zich tot de vader van Rinus met de bedoeling hem te waarschuwen voor ongefundeerde of te ver gaande religieuze

[pagina 221]
[p. 221]

ervaringen. ‘Ik heb dat ook gehad’, zei hij tegen de vader van Rinus, ‘toen ik het roken en drinken helemaal had opgegeven. Ik voelde me toen zo ja zeg maar “braaf” en verlost. Maar later bleek dat men, ook al is men echt godsdienstig, aan dergelijke belevingen of visioenen toch niet te gauw waarde moet hechten’ (die engel, weet je wel). Of misschien vertel ik het zo niet helemaal goed, maar was het dat Karel zich toen braaf en opgetogen voelde omdat hij een bevrijding op ander gebied gekregen had, en dat hij vermoedde dat de vader van Rinus zich zo voelde omdat hij een bevrijding op alcoholistisch gebied gekregen had, - dat doet er eigenlijk weinig toe. Nou was die vader van Rinus helemáál niet getikt, ik weet niet waarom hij dat toen zo inkleedde met die engel, misschien wel omdat hij dacht dat hij dan meer vat op Karel zou hebben van wie hij - misschien terecht - veronderstelde dat diens denkwereld zo was. ‘Het is wel fijn als je dat bereikt hebt dat je van het drinken af bent en ook wel iets om echt blij en dankbaar voor te zijn, maar dan moet je toch oppassen dat je met je voeten op de grond blijft’, waarschuwde Karel met geen andere dan de eerlijkste bedoeling. Mede door de ‘troef’ van Karel, je weet wel, en door het feit dat de rollen ineens omgekeerd waren en de vader van Rinus de kandidaat voor psychisch patiënt-schap was geworden en Karel de enige vriend die nog - als het nog iets gaf - met dringende hartelijk gemeende woorden de patiënt in spe van verdere psychische avonturen wil afhouden, ging het hele gesprek - gelukkig voor Karel en allemaal - als een nachtkaars uit en Rinus bleef bij Karel komen, tot Rinus een meisje kreeg, trouwde en zelf weer kleine Rinussen heeft. De doorslag gaf eigenlijk het feit dat de vader van Rinus een echte Amsterdammer was (de moeder niet). Want je kunt zeggen van de Amsterdammers wat je wil en gelijk heb je dan misschien,

[pagina 222]
[p. 222]

maar één ding hebben ze en dat is humor. En een keer, onder het derde of vierde verlovingsborreltje ter ere van een van zijn dochters stootte de vader van Rinus Karel aan, zeggend ‘je dacht toen, die keer dat ik je toen kwam opzoeken, dat het me in de bol was geslagen’. En je kon zien dat hij inwendig geen raad wist met het humoristische van die situatie. Karel lachte begrijpend terug en sprak er maar gauw overheen.

 

En het is wel komisch maar ik kan er ineens niet meer om lachen als ik bedenk dat de vader van Rinus de waarheid met slaag ‘uit’ Rinus had gekregen. Toen hij die engel had gezien. Met furieuze slaag. Want zo was 't wel. Jammer voor het verhaal. Daar gaat het. Het zakt ineen. Maar misschien is 't ook weer niet zó erg want Rinus en z'n vader zijn toch heel goed met elkaar. Ergens moet toch de dunne schim van de phoenix van de humor wiekelen. Want vadertoorn en jongensverdriet zijn voorbijgaand.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken