Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloedrode honig (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloedrode honig
Afbeelding van Bloedrode honigToon afbeelding van titelpagina van Bloedrode honig

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.62 MB)

Scans (5.53 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloedrode honig

(1974)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

IX

Als ik 's woensdags thuiskom van het werk, rinkelt de telefoon. Het is Estella. Ze zegt dat ze aanstaande zondag gaat zingen in Lier, ze heeft muziek gekomponeerd bij mijn ‘Groenland’-tekst en vraagt of ik niet kan komen luisteren dan. Overweldigd door de meest uiteenlopende gevoelens zeg ik ja, maar ik kan er niets meer aan toevoegen want ze haakt dadelijk in. De volgende dagen loop, sta, zit en lig ik voortdurend aan haar te denken: wie of wat belet mij haar te zeggen dat ik van haar houd? Aan Marks eksamens schenk ik ternauwernood aandacht. Op de kantoren en in de winkels steken de praatjes over het weder en de slechte tijd in de zakenwereld mij tegen, wat duidelijk te merken is aan de luttele en geringe opdrachten die ik lospeuter. Als ik mijn salaris in ontvangst neem, zegt de direkteur beleefdheidshalve dat het ook voor hem de hoogste tijd is dat de vakantieweek in aantocht is.

Het wordt een verschrikkelijk warme zondag: over Lier hangt de stank van de Neteriool en de rotte binnenwaters, voor hun huizen zitten de mensen te wennen aan de pestlucht en het geronk en de onherroepelijkheid van het verleden en de onbereikbare frisheid van de sterren. De zangwedstrijd gaat door in een schooltje langs de Berlaarrij. Vlaamse Kermis staat er op een groot spandoek boven de ingang. De speelplaats is een levend schilderij van Brueghel: rudimentair opgetimmerde kramen, naïeve versieringen, schransende en zuipende mensen rond allerhande tafels, rondhuppelende kinderen... Een geur van oliebollen, frieten, wafels en pensen maakt deze schel verlichte valkuil onder de donkerblauwe avondhemel tot iets onaards. Vanuit een luidspreker schalt afschuwelijk luid het ongeschoolde tenorstemmetje van één der kandidaten onder veertien jaar. Een aantal mensen is reikhalzend samengedrumd voor de geopende deur van het feestzaaltje waarin het evenement plaatsgrijpt. Ik weet niet te best wat aan te vangen in

[pagina 76]
[p. 76]

deze heksenketel, en daarom steven ik af op een tent waar je naar een piramide van busjes kunt gooien met vijf lapjesballen tegen vijf frank. Toevallig gooi ik mijn blikken toren reeds met drie ballen van de plank, wat een soort van rekord blijkt te zijn want ik krijg een fles schuimwijn in de handen geduwd. Bedremmeld kijk ik in het rond. In een hoek van de speelplaats, aan een apart tafeltje, zit Estella te babbelen met Tony Geiser. Haar gitaar ligt tussen hen. Kregelig sla ik het bijna intieme onderonsje gade. Het duurt een tijdje voordat ik een beslissing neem. De fles schuimwijn leg ik in de handjes van een klein meisje dat dromerig naar de lampionnetjes staat te staren, en vervolgens loop ik kwasi achteloos op het knus samenzittende paartje toe. ‘Wie we hier hebben!’ zeg ik schijnbaar verrast.

Tony Geiser staat dadelijk op en reikt me galant de hand, hij blijkt me te kennen want hij noemt me hij mijn naam.

Estella streelt koket de haren weg voor haar gelaat. Haar hand is warm en bezweet. ‘O Hervé, eindelijk komt er schot in de zaak,’ zegt ze blij. ‘Tony heeft het klaargespeeld dat toekomende week reeds het plaatje wordt opgenomen. En een neef van hem is presentator bij de B.R.T., die zal ervoor zorgen dat ik binnen afzienbare tijd op een zondagnamiddag mijn... jouw liedjes op het scherm kan brengen...’

‘Dat is goed nieuws,’ zeg ik een beetje moeilijk. ‘Kon je met die “Groenland”-tekst wat aanvangen?’

‘Ik denk het wel, ik...’

‘Maar, man, die tekst is subliem... fantastisch!’ valt Tony Geiser haar in de rede. ‘Neem een stoel en schuif bij. Wat drink je?’

‘Een glas bier.’

‘Je hebt er toch niets tegen dat we die liedjes reeds lieten registreren bij Sabam?’ zegt hij naast zijn neus weg terwijl hij een gelegenheidsdienster wenkt. ‘Het mochten eens wereldsuksessen worden... Je kunt nooit weten.’ Hij knipoogt zelfverzekerd naar Estella. ‘Vijf procent auteursrechten, schikt je dat?’

[pagina 77]
[p. 77]

‘Ik hoef helemaal niets te hebben,’ stamel ik verbouwereerd. ‘“Bloedrode Honig” is een vergeten jeugdzonde, en “Groenland” schreef ik om Estella een genoegen te doen. Ik zou me schamen mocht ik daar geld voor opstrijken...’

‘Nog zo'n idealist,’ smaalt hij. ‘Enfin, voor mijn part... Gezondheid! Bah, dit bier is lauw...’ Met tegenzin werkt hij een teug naar binnen. ‘Ik zou de recette hier vandaag wel eens willen zien. In feite is het toch een schande, nietwaar? De inrichters ronselen wat afgedankte spullen en koopjes bij de neringdoeners uit de buurt, en die rommel schenken ze dan aan de mensen die de show komen maken...’

‘De opbrengst gaat steeds naar een of ander liefdadig werk,’ wijst Estella hem terecht. ‘Niemand heeft hier persoonlijk profijt bij, en tenslotte staat het elke deelnemer vrij al of niet van de partij te zijn.’

‘Al die geveinsde liefdadigheid begint me stilaan de oren uit te lopen,’ zegt Tony Geiser. Hij kijkt nonchalant van ons weg.

In de zaal is Frank Berkman één van zijn eindeloze intermezzograppen aan het uitspinnen. Estella staat op en neemt haar gitaar. ‘Ik ga me omkleden,’ zegt ze gefroisseerd. ‘Ik moet trouwens absoluut ook nog wat repeteren.’

Tony Geiser kijkt onverholen naar haar benen als ze weggaat. ‘Is me dat een griet,’ fluistert hij verrukt. ‘De man die met haar in één bed geraakt, is aan het opperste aardse genot toe. Wat denk jij?’

‘Estella is inderdaad een mooie vrouw,’ geef ik onwennig toe.

‘Ik ben er bijna zeker van dat ze nog maagd is. Jongens, wat een figuurtje!’ Hij strekt wellustig de armen voor zich uit.

‘Maar ze is preuts, dat is een feit... Er moet heel wat diplomatie én gewiekste taktiek aangewend worden om tussen haar benen te geraken!’

‘Is het jou daarom te doen?’ vraag ik nogal onbeschaamd.

Hij grinnikt. ‘Ik versmaad nooit iets appetijtelijk vrouwelijks. Jij wel?’

[pagina 78]
[p. 78]

‘Ze heeft talent als zangeres,’ antwoord ik ontwijkend.

‘Dat is waar.’ Hij steekt een sigaret op en blaast de rook genoeglijk naar boven. ‘Enfin, vandaag wint ze.’

‘Ik hoop het. Het is een nieuw lied. Als het in de smaak van de jury valt...’

‘Het is zeker, dat ze wint,’ zegt hij staccato. ‘Dat is zo afgesproken, dus...’

Verbluft kijk ik op. ‘Heb jij de juryleden omgekocht?’

‘Neen, maar ik heb dat geregeld met Frank Berkman en Alewijn Lafroi.’

‘Vervalsen zij de resultaten dan?’

‘Zij dirigeren de resultaten.’

‘Dat begrijp ik niet...’

‘Ben jij naïef, zeg! Is het je dan nog niet opgevallen dat deze zangwedstrijden geregeld een andere laureaat of laureate hebben? Een conférencier als Frank Berkman en een begeleider als Alewijn Lafroi moeten van deze rondreizende kompetities leven; zij moeten ervoor zorgen dat ze zoveel mogelijk kandidaten mét een talrijke aanhang liefst telkens weer aanlokken, en dàt precies kunnen ze niet als ze alleen maar de beste kandidaten aan hun trekken laten komen... dus zorgen ze voor afwisseling, aanmoediging, spanning als je wil.’

‘Maar zoiets is toch korrupt!’

‘Wat, mijn waarde, is niet korrupt tegenwoordig?’

‘En als iemand al deze konkelarijen nu eens aan het licht bracht... in de pers bijvoorbeeld?’

‘Iedereen zou zeggen dat het leugens waren van een of andere naijverige gefrustreerde pummel. De mensen zijn immuun geworden tegen sensatie en korruptieschandalen. Neem nu Estella: is ze er in al haar engelachtigheid niet heilig van overtuigd dat deze wedstrijden korrekt verlopen? Ze durft in het ergste geval alleen maar denken dat het sommige juryleden aan kompetentie mangelt... Het is ontroerend!’

Op dat ogenblik klopt iemand mij joviaal op de schouder: in een aureool van zeemzoete vriendelijkheid hangt het kale hoofd van Egide Eliaans boven mij. ‘Dag, Willem!’ zegt hij.

[pagina 79]
[p. 79]

‘Hoe maak je het?’ Zonder boe of ba gaat hij tegenover mij zitten.

Tony Geyser staat op. ‘Ik ga eens kijken of mijn poulain zich niet te zenuwachtig maakt,’ zegt hij verontschuldigend.

‘De smeerlap!’ sist Egide hem na. Hij grimlacht verachtelijk.

‘Heeft hij je wat misdaan?’ vraag ik geïntrigeerd.

‘En of!’ Egides kaakbeenderen bewegen heen en weer, de verontwaardiging gloeit in zijn ogen. ‘Tony Geiser is de grootste schoft die ooit de zangwedstrijden afschuimde. Destijds speelde hij het klaar nagenoeg elke week in de jury te zetelen. Ik zou het geld eens bij elkaar willen zien dat hij toen toucheerde!’ Hij schuddekopt en snuift. ‘Maar dat is het ergste niet... Hij heeft Cindy mee naar Antwerpen getroggeld. Ze was toen zestien jaar, en ze zou van hem muzieklessen krijgen... gratis, drie maanden lang, elke week driemaal... Je ziet van hier wat voor lessen ze kreeg! Hij heeft haar ziek geneukt. Ik ben ervoor bij een vrederechter te Herentals geweest. Weet je wat die me aanraadde? Geef je dochter de pil, zei hij, dan kan haar toch niets gebeuren... Kun je je zoiets voorstellen?’

‘Is Pamela niet hier?’

Zijn spinnijdig gezicht begint als bij toverslag te glunderen. ‘Die komt toekomende vrijdag uit in de finale te Schilde! Ze heeft nu kennis met één van de inrichters daar, een vent met konnekties in de B.R.T.-kringen. Onthoud mijn woorden: Pamela wordt een grote vedette, in een stel en een sprong... Ach ja, ze vroeg of je al muziek gekomponeerd hebt bij haar tekst, je weet wel...’

‘Ik ben ermee bezig,’ zeg ik vaag. Het zweet breekt me uit. Het is zwoel. ‘Ik denk dat we nog een onweer krijgen.’ Ik wrijf met zijn zakdoek over mijn voorhoofd en sta op. ‘Ik heb een afspraak met een vriend op de markt. Tot straks!’ Ik trek mijn jasje uit en gooi het over mijn schouder. Zo slenter ik naar mijn wagen. De lucht is een mengeling van zwarte meren en gele rivieren. De gedachte aan Estella en de kuiperijen rond haar is onuitstaanbaar. Ik ben machteloos, ik kan niet ingrijpen, ik kan alleen maar toeschouwer zijn bij een spel dat ik

[pagina 80]
[p. 80]

verafschuw, ik moet mij terugtrekken en mijn wonden likken voordat ik verminkt of dodelijk gekwetst word. Illusies hoef ik niet meer te koesteren, dat weet ik. Op een televisie-antenne zit een merel onverdraaglijk mooi te fluiten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken