Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een brief aan de koning (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een brief aan de koning
Afbeelding van Een brief aan de koningToon afbeelding van titelpagina van Een brief aan de koning

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (6.74 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een brief aan de koning

(1979)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

Wijnlijster in champagne

Ik behoor - ongelukkig genoeg - niet tot de mensen die beginnen te lachen, te schertsen of te spotten als ze lezen of horen dat deze of gene daar of ginder een vliegende schotel gezien heeft. Wanneer een dergelijke melding mij bereikt, gaan mijn gedachten onwillekeurig uit naar het overgrote gedeelte van de mensheid dat zijn eigen ogen nooit gelooft en dat een fenomeen van die aard dus in geen geval zou signaleren én tevens naar die andere helft die gewoon geen ogen heeft en nimmer iets ziet omdat ze eenvoudig niet kijkt. Jammer genoeg heb ik persoonlijk nog nooit iets abnormaals uit de sterren kunnen plukken, maar de gebeurtenis die ik dit jaar hier in de Kempen registreerde is mijns inziens al even schokkend... Nu besef ik ook wel dat mijn verhaal bij de meeste mensen op skepticisme en spot zal stuiten, voornamelijk omdat ik een verband of samenhang zie én een konklusie trek waarmee ze zich onmogelijk kunnen verzoenen... Mochten ze trouwens mijn visie of teorie wel aanvaarden, dan zou dat betekenen dat ze opteren voor een toekomst vol onrust en angst, voor een verandering in hun denkpatroon en levenswijze, die de klok vele eeuwen terug zou draaien... Dus schrijf ik deze bladzijden voor de mensen die wèl durven bang zijn, die af en toe écht durven mediteren, en die zich samen met mij afvragen, of we inderdaad niet terug moeten naar dat punt in de geschiedenis waar de mens zich de god én tiran én despoot én diktator van de natuur begon te wanen... Het begon allemaal in de bevreemdende herfst van verleden jaar. De zon hing nog volop te gloeien en te knetteren in de bomen, toen de kieviten en de spreeuwen en de houtduiven reeds samentroepten. Nooit zag ik zulke zwermen in de beemden. De kanada's en de wilgen hadden nog geen blad verloren, toen ook de buizerds en de kiekendieven en de wouwen en de smellekens reeds daar waren. Er was iets gaande in het noorden, het kon niet anders. November smoorde de zon in de mist. Ik zag ze niet, maar ik hoorde ze, de zangvogels: in enorme wolken trokken ze naar het zuiden. Toen de mist verdween, zag ik 's avonds ganzen en nogeens ganzen overtrekken, in alle denkbare formaties; zelfs een vlucht kraanvogels wiekte over mijn huis. De boeren riepen elkaar toe, dat we een krakende winter gingen krijgen. Het duurde echter nog tot ook de kauwen en de roeken, de meeuwen en de reigers, en zelfs de eenden vertrokken, voordat het ernstig begon te vriezen. En toen waren ze er eensklaps, de kramsvogels en de koperwieken, talrijker dan ooit voordien. Hun eerste pleisterplaatsen werden de zienderogen schaarser en kleiner wordende boomgaarden,

[pagina 50]
[p. 50]

waar late appeltjes in de kruinen hingen te glimmen en die tot onder en over de heggen bezaaid lagen met wormstekige en rottende vruchten. Vergeefs sloegen de merels alarm, wanhopig tikkerden de roodborstjes en de winterkoninkjes. Alleen de mussen, die hun gading vonden in de kippenhokken, en de goudvinken, die de wacht optrokken bij de mesthopen, en de Turkse tortels, die niet weg te slaan waren bij de maïssilo's, en de diverse mezen, die in de oksels van de bomen aasden, lieten zich niet gelegen aan de schrokkerij van deze indringers. Toen de boomgaarden schoongemaakt waren, kwam ook de eerste sneeuw... en verspreidden de hongerige noorderlingen zich over alle denkbare siertuintjes in de Kempen, waar ze de dwergmispels en de vuurdoorns en zelfs de rozestruiken kaal plunderden, eens te meer tot vertwijfeling van de merels, die daarmee hun voorraadschuren leeggeroofd zagen. Vele mensen keken raar op bij het zien van die vreemde tjaklijster met haar blauwe kop en stuit, haar vuurbruine rug, haar geelbruin gevlekte borst en haar lange zwarte staart, of van de schuwe koperwiek met haar witte streepjes boven de ogen, haar gestreepte borst en haar roodbruine vleugels. Destijds, toen de bouwvakkers nog luidop droomden van hun vorstverlet en de diamantslijpers in de herfst met ziekteverlof gingen, hadden ze die vogels wel meer gezien op de jaarlijkse tentoonstelling van de ornitologische vereniging in de parochiezaal, maar sedert de afschaffing van de vogelvangst konden ze daar nog uitsluitend exotische vogels, dikwijls zelfs gekke kruisingen ervan, bewonderen. Ook toen trouwens waren de tjakkers en de koperwieken al een zeldzaamheid, omdat die trekvogels doorheen de jaren hun instinkt een beetje aangepast hadden en dus voornamelijk 's nachts door de Kempen trokken. Intussen was de winter zo bar geworden, dat zelfs de dampende open riolen, vroeger rivieren of beken genaamd, dichtvroren. Ook het waterwild, dat niet verrast werd door de ijselijke vorst en dus niet ter plaatse doodvroor, trok in aller ijl naar het zuiden. Ertoe aangemaand door bijna half Europa en na langdurig overleg met een viertal al even letargische kollega's, die om duistere redenen ook iets in de pap te brokken hadden, verbood de minister van landbouw omstreeks nieuwjaar de jacht op waterwild... Voor de door myxomatose en andere minder gekende dierenziekten zwaar aangetaste jagers in de Kempen kwam deze verordening als een donderslag bij heldere hemel. En ook in sommige obskure, louche en peperdure hotelletjes luidde eensklaps de alarmbel. Vanwaar het kwam, weet ik niet, maar her en der werd in die dagen gefluisterd dat kramsvogels en koperwieken zeker zo lekker waren als kwarteltjes. En plotseling zaten we er middenin: in de jacht op de veelkleurige lijsters uit het noorden. De schoten

[pagina 51]
[p. 51]

zwiepten langs de gevels van de huizen, bloedvlekken ontsierden de sneeuw in de voortuintjes... Zanglijsters en merels werden eveneens aan flarden geschoten. Op sommige plaatsen werden winterappels en zelfs veenbessen uit een blikje gestrooid als lokaas. Vooral de plaatselijke jagersklub ‘Sint-Hubertus’ (God hebbe zijne ziel!) liet zich niet onbetuigd en in het lokale hotel ‘De Lekkerbek’ prijkte ‘wijnlijster in champagne’ boven op de spijskaart. Na enkele weken was hier geen winterlijster meer te bespeuren, maar de ferventste jagers van ‘Sint-Hubertus’ zwermden uit over de Kempen om hun sport verder te kunnen beoefenen en ook wel omdat de patroon van ‘De Lekkerbek’ zijn leveranciers vorstelijk betaalde. Tegen het eind van januari zag je in de Kempen nog alleen een kraai, een verdwaalde meerkoet, een vleugellam geschoten eend en een uitgehongerde mus. Samen met de lente kwamen natuurlijk vele vogels terug, maar het verkeer op de autosnelwegen was eensklaps dubbel zo luidruchtig geworden als voordien... zodat alleen de doven, en zo zijn er dezer dagen nogal wat, dachten dat er niets gebeurd was. ‘Wijnlijster in champagne’ ruimde weer de plaats voor ‘kwarteltje in champagne’ of ‘patrijs zus’ en ‘fazant zo’ op de spijskaart van ‘De Lekkerbek’, en al spoedig was iedereen die onzalige winter vergeten. Ik geloof dat ik de enige was die raar opkeek, toen het gerucht verspreid werd dat de leden van de jagersklub ‘Sint-Hubertus’ van zins waren tijdens de vakantie naar Noorwegen te reizen. In de Kempen reizen de parvenu's naar Spanje, of naar Italië, of naar het zuiden van Frankrijk... dus naar het zuiden, nooit naar het noorden. Enfin, het waren mijn zaken niet. Nog raarder keek ik echter op, toen verteld werd dat het initiatief om met een autobus naar Noorwegen te reizen zulk overrompelend sukses kende dat mensen moesten geweigerd worden omdat de autobus slechts plaats bood aan zestig vakantiegangers. De rage om de warmte op te zoeken was in het dorp blijkbaar omgeslagen in een zucht om de koude te gaan verkennen. Ik behoor niet tot de mensen die absoluut willen weten wat hun medemensen tijdens de vakantie uitrichten, en dus ging die escapade naar de fjorden en de Noorse wouden omzeggens ongemerkt aan mij voorbij, temeer omdat ik mijn bezigheid had met mijn ‘Aantekeningen van een Kempense Thuisblijver’ voor een Brusselse krant. Het was zelfs via de krant, dat ik moest vernemen dat een autobus met Kempense toeristen in Noorwegen vermist werd... Het hele dorp stond op stelten, 's anderendaags de hele Kempen, nog een dag later gans het land... Zoekakties met helikopters en vliegtuigen werden op touw gezet; hulpploegen gingen op zoek in de fjorden, trokken de wouden in... Vergeefs. Veertien dagen leefde iedereen in het dorp in dodelijke spanning; mensen met familieleden onder de

[pagina 52]
[p. 52]

vermisten trokken naar Noorwegen, gingen zelf op speurtocht. De vijftiende dag na de melding van de verdwijning werd de autobus ontdekt in een kloof diep in de wouden... Van de toeristen echter geen spoor. Die waren blijkbaar te voet de bossen ingetrokken op zoek naar hulp. Het is nu september en van de zestig vakantiegangers is nog steeds niemand teruggevonden. Op televisie en radio, in kranten en tijdschriften sprak en spreekt men over het grootste raadsel van deze eeuw. In het dorp heerst nog altijd een zware rouwstemming. Ik heb er met niemand durven over praten, het zou trouwens oneerbiedig en betweterig en naïef klinken, maar ik heb het verband gelegd, de samenhang aangevoeld, een konklusie getrokken... Het instinkt van de winterlijsters, aangelengd met champagne, moet in de klanten van ‘De Lekkerbek’ - en dat waren meestal leden van de jagersklub ‘Sint-Hubertus’ - gevaren zijn... Dus togen ze in de zomer naar het noorden. Daar zijn ze diep de bossen ingetrokken, te diep... op zoek wellicht naar oude nesten... zonder dat ze het zelf beseften. Misschien hebben overlevende tjakkers hen herkend, hen meegelokt, zich gewroken... De meeste mensen, en zeker de jagers zullen mijn teorie wel larie noemen, me wellicht met de vinger wijzen, me uitlachen zelfs... Goed, het zij zo, maar in hun plaats zou ik toch maar niet té gerust zijn in de zaak. Er zijn dieren met vreemde instinkten, en als het waar mocht zijn wat ik vooropstel, dan staan hun gruwelijke dingen te wachten. Nu ligt het niet in mijn bedoeling nog verder de onheilsprofeet uit te hangen, ik laat het bij deze ene en laatste waarschuwing, en over de... doden: ach, niets dan goeds...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken