Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De heksenvlecht (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van De heksenvlecht
Afbeelding van De heksenvlechtToon afbeelding van titelpagina van De heksenvlecht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.25 MB)

Scans (36.95 MB)

ebook (3.72 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Illustrator

Achilles Cools



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De heksenvlecht

(1987)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

Plattelandsgedichten



illustratie

I

 
Het was alsof ik te biecht
 
ging, zo liep ik door een waas
 
van herfst, toen plots de schicht
 
- bruinrood - van een grote haas
 
 
 
wegroffelde tot in een sloot.
 
Ik tastte de wakke warmte van
 
zijn leger, en met de dood
 
in het hart voelde ik dan
 
 
 
het wegebben van de verwondering.
 
Poëzie is nog sneller verdwenen
 
uit het zicht, onder geen beding
 
heb je de tijd om iemands bril te lenen.
[pagina 88]
[p. 88]

II

 
Een akkerdistel of een dichter,
 
een gedicht of een distelpluis:
 
een valscherm maakt het zaadje lichter,
 
de wind drijft het naar zijn thuis
 
 
 
of naar zijn dood op dorre steen.
 
Maar akkerdistels - op straf van boete -
 
moeten verdelgd worden. En dichters - ach neen
 
toch? Dat zal zo ook wel moeten.
[pagina 89]
[p. 89]

III

 
Ik geloof niet meer in wilde woorden
 
die ik gevangen zet in gedichten
 
en die krassen als julikevers
 
in lucifersdoosjes.
 
 
 
En woorden die zwart zien
 
als de bessen van de zwarte nachtschade
 
laat ik onaangeroerd:
 
ze vergiftigen een leven.
 
 
 
Woorden moeten rijp en rood zijn
 
als de vruchten van het bitterzoet,
 
de wilde kamperfoelie, de lijsterbes,
 
de Gelderse roos, de hulst.
 
 
 
Woorden moeten winterhard zijn,
 
hartverwarmend voor de lijsters
 
op hun lange tochten naar de hemel
 
voor de zanglessen.
 
 
 
Ik geloof in sappige woorden
 
die vol zaad zitten, én kiemkracht,
 
en die uitgejubeld worden
 
door de eeuwen der eeuwen
 
 
 
in gedichten, gezangen en gebeden.
[pagina 90]
[p. 90]

IV

 
Jaren geleden dacht ik
 
dat ik hier iets moest redden.
 
Ik had er talent voor
 
op het verkeerde paard te wedden.
 
 
 
Nu alles reddeloos
 
vergeten is,
 
tel ik kinderlijk op
 
wat ik mis:
 
 
 
een boer die met paard en kar
 
naar de molen rijdt,
 
de smid met zijn schootsvel,
 
de pastoor die velden wijdt,
 
 
 
de levertraan in de school,
 
de engelenmissen in de kerk,
 
pioenen, monnikskappen en
 
wijnboompjes in het perk,
 
 
 
de schouwveger, de bonte klepper,
 
de molenaar, de gele schrijver
 
en de kwak, de dorpsidioot
 
en de eeuwige zittenblijver,
 
 
 
de oogstappel, de dubbele flip,
 
de mispel en de winterpeer,
 
de zoete lies en het geneesblad
 
op ongeneeslijk zeer...
 
 
[pagina 91]
[p. 91]
 
Eén ding is jammer, meen ik, nu
 
ik de oude Kempen weer heb opgedolven:
 
dat dichters maar mensen zijn
 
en geen weerwolven.
[pagina 92]
[p. 92]

V

 
De zondag valt
 
als een golden delicious in het gras.
 
Ver klinken schoten.
 
Bloed druipt uit de weitas.
 
 
 
De barbaren hebben de herfst ingenomen
 
met geld en een adellijke lach.
 
Ook dichters vluchten wild voor fantomen
 
van moord en doodslag.
 
 
 
De zondag ligt
 
als een aangeschoten goudplevier in het gras.
 
Een brak komt toegesneld.
 
De duivel opent zijn weitas
 
en fluistert:
 
Deo gratias.
[pagina 93]
[p. 93]

VI

 
Omdat de eik een hartslag heeft
 
die samenvalt met de zonsverduistering,
 
is zijn verdriet een gletsjer
 
en zijn blijheid een onderzeese vulkaan.
 
 
 
Omdat het hart van de wesp roffelt
 
als de bek van de kleine bonte specht,
 
is haar woede een stortbui
 
en haar liefde een draaikolk.
 
 
 
Omdat mijn hart me op de tong ligt
 
en in lichterlaaie staat,
 
zie ik mijn gevoelens in de nacht
 
als vallende sterren verschijnen
 
 
 
en verdwijnen.
[pagina 94]
[p. 94]

VII

 
Zelden is iets zo tragisch
 
als het radeloze zoeken van de mierenkoningin,
 
eens de bruidsvlucht voltrokken,
 
de vleugels voor eeuwig kwijt.
 
 
 
Elke gleuf tast ze af.
 
Zeldzaam zijn zij die het biggekruid
 
vinden met het melkachtig sap,
 
het voedsel voor de eenzame winter.
 
 
 
En hoe vertwijfeld
 
is een dichter in de lente
 
als hij ziet dat zijn woorden
 
 
 
mieren worden
 
- een delirium tremens -
 
die al zijn liefde kaalvreten.
[pagina 95]
[p. 95]


illustratie

[pagina 96]
[p. 96]

VIII

 
De beemden waren broeierig,
 
de hitte zinderde vandaag.
 
De koeien herkauwden
 
de zomer van maag tot maag.
 
 
 
En plotseling op een bord ‘Verboden
 
te Vissen’ zag ik hem, diepblauw en fel:
 
de ijsvogel met lange bek
 
en rode borst, een keizerslibel.
 
 
 
Zij bliksemen hier dus
 
ook nog langs gele plomp en kroosvaren.
 
Of dacht je dat ze net als de dichters
 
uitgestorven waren?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken