Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een merel met lange oren (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een merel met lange oren
Afbeelding van Een merel met lange orenToon afbeelding van titelpagina van Een merel met lange oren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (49.23 MB)

ebook (3.30 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carlo Pannemans



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een merel met lange oren

(1991)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

6

Ook de maand van de wilde ridderspoor bracht me maar weinig geluk. Het weder bleef miezerig en mijn maaltijden bestonden onveranderlijk uit dezelfde karige kost. Op een nacht werd ik zodanig verteerd door de honger dat ik er krankzinnig van werd. Ik verslond als het ware de abutilon, een naar nachtschade stinkende uitheemse

[pagina 13]
[p. 13]

plant met klokvormige rode bloempjes, die - naar ik later ontsteld vernam - de schrijver van zijn moeder gekregen had en waarop hij bijzonder trots was; ik verscheurde de kostbare, voor de gelede deuren geschoven, draperieën; ik vrat mijn mand tot op de bodem aan flarden, zodat de hele veranda vol stukjes wis lag. De ravage was kompleet! Toen de vrouw het rolluik voor de deur van de keuken optrok en mijn vandalenstreek overschouwde, kreeg ze haast een beroerte. Ik hoorde haar de trap opstormen en als een furie tekeergaan tegen de maffende schrijver. En het was de schrijver die enkele minuten later de keukendeur opentrok. ‘Godverdomme,’ zei hij, en dan verachtelijk naar mij kijkend: ‘Ik geloof dat de duivel in jou gevaren is... Dom beest!’ Hij maakte een wurgend gebaar met beide handen. ‘Als je nog één keer zoiets uithaalt...’ hijgde hij, ‘dan... breng ik je naar een hondenasiel!’ De kinderen wilden mij troosten, maar hij joeg hen woedend terug. Tergend langzaam begon hij de ruïne op te ruimen. Hij gunde me geen woord en geen blik meer. Helemaal ondersteboven en met de daver op mijn lijf sloeg ik hem gade, de droes!

Dezelfde dag beleefde ik nog iets geks. Toen ik 's avonds uitgelaten werd, kwam ik langs het zalmrozenperk eensklaps op het spoor van het een of ander dier. Het rook naar vermolmd hout, versmacht gras en verdroogde urine. Wellicht een spitsmuis... Snuffelend volgde ik de geur over het gazon tot voor het huis. Achter een kleine ceder bleef ik plotseling staan; ik hoorde iets knisperen, alsof scherpe tanden een sabelsprinkhaan verorberden. En toen zag ik het dier, groter en dikker dan een rat, met een veel kleinere staart... Omzichtig sloop ik nader en toen - met een ware pantersprong - gooide ik mij op de indringer... Het was vreselijk! Het was alsof ik midden in de bramen en de netels terechtkwam! De hele wereld

[pagina 14]
[p. 14]

vliemde en prikte en kerfde in mijn poten, mijn borst, mijn snoet. Ik jankte alsof ik levend opengereten werd. In de hall werd het licht aangeknipt, en in de deuropening verscheen de schrijver. Kermend, met de staart tussen de benen, zocht ik mijn toevlucht bij hem. Hij hurkte neer, klopte met de vlakke hand even op mijn kop, richtte zich weer op en liep naar het midden van het gazon, waar de lichtkegel op een reusachtige bruine bolster viel. Schaterlachend bukte hij zich over het ondier. De kinderen kwamen nu ook toegesneld. ‘Papa, wat is dat?’ vroegen ze om beurten.

‘Een egel,’ zei de schrijver, nog steeds hikkend van het lachen. ‘Een brave, schuwe insekteneter. Domme Nigra!’ Hij pakte me op en nam me mee naar zijn bureau. Het werd de eerste maal dat ik werkelijk toegang kreeg tot én geduld werd in het heilige der heiligen... In de hoek, tussen de twee grote ramen, stond een fauteuil met een akelige slang erin die gebreid was door een arme weduwe. Daar had de vorige hond, Devlin, elke avond mogen liggen te luisteren naar de monologen van de schrijver en naar het kletteren van zijn schrijfmachine. De slang werd in de papiermand geslingerd en een ogenblik later lag ik als een prinses op het bruingele fluweel. Ik smolt van gelukzaligheid en zwoer in de edelmoedigheid van dat ogenblik dat ik een gezel, én een nar, én zelfs een fleemkous zou zijn voor deze desperado van het papier en de bureaulamp. Die avond nog maakte ik me verdienstelijk door het vangen van drie vliegen die de schrijver maar niet met rust wilden laten. Hij glimlachte telkens als hij het verwoede knappen van mijn tanden hoorde, en dat was voor mij een zo mooie beloning dat ik ervan duizelde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken