Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een regen van rozeblaadjes (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een regen van rozeblaadjes
Afbeelding van Een regen van rozeblaadjesToon afbeelding van titelpagina van Een regen van rozeblaadjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.61 MB)

Scans (54.31 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een regen van rozeblaadjes

(1984)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 100]
[p. 100]

24.

Die avond aten ze bloedworst met appelmoes. In strijd met zijn gewoonte bleef Hannes ditmaal in de refter pleisteren. Hij hielp Jasmine bij het aftrekken van haar absurde broddellap, speelde een partijtje dammen met een student van wie hij niet eens wist dat hij Dirk heette, en praatte wat met broeder Joost... Tot zijn verbazing vernam hij dat de broeder twintig jaar in Zaïre verbleven had, meer bepaald: totdat de malaria hem ertoe gedwongen had weer naar België te keren. In de Kempen was hij nu de nodige krachten aan het opdoen om weer naar ginder te gaan. Toen het buiten donker geworden was, zei Hannes dat hij nog even naar Rostal reed. Niemand vroeg hem iets, maar hij zag hun bezorgde blikken. Hun bekommernis deed hem deugd, maar bezorgde hem ook een beetje wroeging: waarom kon hij voor één keer de gezelligheid niet beantwoorden, die ze hem boden? Er was opvallend weinig verkeer op de weg. Op de televisie gaven ze wellicht een western, of een oorlogsfilm. Bijna drie weken had hij geen televisie gezien en geen ogenblik had hij dat tover-, genot- en verdovingsmiddel gemist. Hij moest driemaal rond het dorpsplein rijden, voordat hij ‘Het Tramstation’ vond. Het was een hoekhuis, laag, breed en witgeschilderd. De groene slagvensters waren dicht en ook de lantaarn onder het uithangbord brandde niet. Hannes parkeerde zijn wagen op vijftig meter van de herberg. Hij stak een sigaret op en besloot het huis een tijdje te observeren. Tussen het uiteinde van de zijgevel en de façade van het volgende huis stond een met aanplakbiljetten ontsierde betonnen muur, waarin een groen poortje hing. Achter de muur zag hij de kruinen van enkele bomen, klaarblijkelijk fruitbomen. Als in ‘Het Tramstation’ gebankt werd, gebeurde dat volkomen onopvallend. Volgens Sigrid was de sluitingsdag van ‘Het Tramstation’ de dinsdag. Het was woensdag, en amper kwart voor elf... Besluiteloos keek hij naar het dorpsplein. Wat verder stond een frietkraam, dat eveneens gesloten was. In de telefooncel

[pagina 101]
[p. 101]

ernaast stond een kleine man met een pet op in de telefoongids te bladeren. In het licht van een straatlantaarn zag hij een grote vogel zweven, waarschijnlijk een steenuil, of een kerkuil. Hij zette de radio aan. Een slijmerige vrouwenstem deklameerde een gedicht dat hij niet begreep. De man in de telefooncel stak een sigaret op en leunde met de schouder tegen het telefoontoestel. Stond hij op iemand te wachten? In zulke muffe cel? Terwijl de zomeravond het dorp vulde met de heerlijkste geuren? Er was iets dat niet rijmde. Hannes zette de radio af. Als die man met de pet nu eens op wacht stond? Hij stapte uit en liep met de handen in de zakken op het poortje in de muur toe. Wat hij vermoed had, gebeurde... De man in de cel nam de hoorn op en draaide een nummer. Het poortje zat potvast. Hannes haalde de schouders op en wendde zijn stappen naar de telefooncel. De man met de pet stond ogenschijnlijk aandachtig te luisteren naar wat aan het andere einde van de lijn verteld werd. Hannes tikte met zijn trouwring blijkbaar ongeduldig op de glazen deur. De man met de pet legde stante pede de hoorn in en kwam naar buiten. Hij was oud en klein. ‘Verontschuldig me, meneer,’ zei hij onderdanig. ‘Zat je al lang te wachten? Mijn vrouw ligt in het ziekenhuis, zie je...’

Hannes had er geen zin in de komedie mee te spelen. ‘Ze vertelden me dat ik in “Het Tramstation” kon banken,’ zei hij. ‘Kan jij ervoor zorgen dat ik binnen geraak?’

‘Banken?’ bauwde de man hem na. ‘Banken? Daar weet ik niks van. Waar haal je het?’

‘Komaan!’ snauwde Hannes. ‘Jij bent toch de spion... Dat vertelden ze me ook!’

De man nam zijn pet af en begon zenuwachtig in zijn dunne grijze haren te krabben. ‘Wie vertelde dat?’

‘Danny Roebeke.’

De man knikte, en zette zijn pet weer op. ‘Ik zal ze verwittigen van je komst.’ Hij trok de deur van de cel open en sloot zich in.

Rustig liep Hannes naar het poortje. Ditmaal ging het voor

[pagina 102]
[p. 102]

zijn neus open. Een bejaarde vrouw met een mannenjas omgeslagen sloot het weer achter zijn rug. ‘Kom maar mee,’ zei ze. Langs een moestuin en een regenput liep ze hem voor naar het achterhuis. Ze leidde hem de keuken binnen en wees naar een deur. ‘Bert Verwaest heeft de bank,’ fluisterde ze. ‘Het gaat er grof aan toe.’

Hannes bleef een ogenblik besluiteloos staan. ‘Kom ik niet ongelegen?’

‘Als je geld hebt, zeker niet,’ zei de vrouw met een grijns. Hannes liep naar de deur en duwde ze zachtjes open. Een gulp rook sloeg hem in het gelaat. Ten minste twintig mensen dmmden rond een biljarttafel die met een zeildoek was afgedekt. In het midden van de tafel lag een groene fluwelen mat waarop speelkaarten waren afgebeeld, die gedeeltelijk onder de bankbiljetten bedolven waren. Achter de mat zat een dikke man met een plastic hoedje op en een stofjas aan, hij hield een spel kaarten tussen de dikke vingers en draaide de onderste kaart om. Een vrouw met zwaar onder de rouge zittende lippen en groen beklonterde oogleden vloekte verschrikkelijk. ‘Had ik het niet gedacht! Had ik het niet gedacht!’ ketterde ze. De volgende kaart die omgedraaid werd, ontlokte nog een zwaardere vloek aan het gezelschap, maar ditmaal een waamit triomf opklonk. ‘Dat gaat pijn doen, Bert! Dat gaat pijn doen!’ kreet een lelijke mannenstem. ‘Drieduizendmaal negen!’

Hannes en Danny Roebeke kregen elkaar gelijktijdig in het oog. De jongeman schudde ongelovig het hoofd. Toen echter realizeerde hij zich dat er kak aan de knikker zat. ‘Zeg, wat komt die knul hier doen?’ riep hij naar een geblokte man die in een hoek van het vertrek glazen stond te vullen. Ogenblikkelijk verstomde het geroezemoes.

De geblokte man draaide zich om en veegde zijn handen af aan zijn trui. ‘Welke knul, Danny?’ vroeg hij rustig.

‘Die journalist hier!’ brieste Danny, terwijl hij naar Hannes wees.

In paniek graaide iedereen plotseling naar de bankbiljetten

[pagina 103]
[p. 103]

op tafel. De bankhouder toverde ongelooflijk snel het matje weg. ‘Maar je hebt hem zelf verteld dat hij hier kon komen banken!’ verweerde de geblokte man zich.

‘Ik? Ben je gek?’ sloeg Danny aan.

‘Dat vertelde Peer toch,’ zei de geblokte man, terwijl hij naar het telefoontoestel te midden van zijn flessen wees. Dat was voldoende om de kansspelers de stuipen op het lijf te jagen. In een oogwenk waren ze de deur uit. De geblokte man maakte een wanhopig gebaar in de richting van de gevulde glazen.

‘Wat wil je nu eigenlijk van mij, onnozelaar?’ vroeg Danny dreigend, terwijl hij vlak voor Hannes kwam staan.

‘De waarheid!’ antwoordde Hannes kalm.

‘Welke waarheid?’

‘Jij weet hoe mijn zoon aan zijn einde kwam.’

‘Ik weet helemaal niks!’ brulde de jongeman, bijna hysterisch. ‘En jij moet ermee ophouden mij overal verdacht te maken, of ik maak je kapot!’

‘Zolang ik de waarheid niet ken, blijf ik je op de hielen zitten,’ zei Hannes onverstoorbaar. Het volgende ogenblik plofte de vuist van Danny Roebeke pal op zijn neus. Hannes deinsde geschrokken terug. Toen realizeerde hij zich dat hij zich moest verdedigen, want Danny Roebeke kwam als een bokser op hem af. De volgende slag kon hij pareren, maar de derde trof hem in de nek. Toen ging Hannes in de aanval: als een razende begon hij op de furie tegenover hem in te beuken, met beide vuisten. Hij dreef zijn tegenstander in een hoek en trommelde blind op hem los. Plotseling echter werd een dikke arm onder zijn kin geslagen en werd hij achteruitgerukt. De geblokte man hield hem in een wurggreep. Danny Roebeke schudde verdwaasd het hoofd, maar begon vervolgens zwaar op hem in te trappen. De eerste schop raakte Hannes in de buikstreek. Het was verschrikkelijk. De tweede schop trof hem als een moker in de ribben. De pijn voelde hij niet eens meer. Toen hij weer tot het bewustzijn kwam, lag hij in het midden van de straat. De stank van alkohol

[pagina 104]
[p. 104]

deed hem kokhalzen: ze hadden zijn gezicht en zijn bovenlijf met whisky of cognac overgoten. Moeizaam kwam hij overeind. Er was geen levende ziel te bespeuren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken