Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een regen van rozeblaadjes (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een regen van rozeblaadjes
Afbeelding van Een regen van rozeblaadjesToon afbeelding van titelpagina van Een regen van rozeblaadjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.61 MB)

Scans (54.31 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een regen van rozeblaadjes

(1984)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 123]
[p. 123]

29

Die vrijdagochtend was het erg mistig, zodat het ceremonieel van het aan de kaak stellen ietwat op een schimmenspel leek. Bij een oude eg in de schuur had Erwin een paar kettingen gevonden, die hij aan elkaar gesmeed had. De anders zo bangelijke student Ronny was naar een koncentratiekampomheining rond een bos met een caravan erin getrokken en had daar een hangslot ‘geleend’. Jasmine koos de kant die uitzicht bood op Rabesdijk, zodat Hannes gekonfronteerd werd met al wie uit Rostal kwam. De ketting werd goedschiks kwaadschiks onder hun oksels aangetrokken en vastgesnoerd. Pater Willem stak de sleutel in zijn zak. De eerste kijklustigen waren sportvissers die naar de dijk van het Albertkanaal fietsten. Ze konden hun ogen niet geloven. Eén onder hen fietste zelfs weer huiswaarts, waarschijnlijk om aan zijn vrouw te vertellen welk gek schouwspel er op het plein voor ‘De Vlierboom’ werd opgevoerd. Omstreeks zeven uur begon dan de grote toeloop. Heel wat automobilisten die naar hun werk in de agglomeratie van Antwerpen reden, dachten dat er iets ernstigs gebeurd was en vertraagden of stopten, zodat er in een mum van tijd een verkeerschaos op de weg heerste. Er werd getierd, gescholden, geketterd. Menige wijsvinger tikte tegen een voorhoofd. Om acht uur verscheen de kelner Norbert op het terras van ‘De Vlierboom’. Hij schudde ongelovig het hoofd en begon met beide wijsvingers onder zijn ogen te wrijven. Toen hij Hannes herkende, baande hij zich een weg door de nieuwsgierigen. ‘Wel, meneer,’ zei hij, met van ontzag trillende knevel, ‘dat is nu eens écht een attraktie. Mag ik je een duvel offreren?’

‘Liever een stevige koffie,’ antwoordde Hannes, die stilaan begon te beseffen dat je aan een schandpaal toch maar beter niet voor je plezier ging staan. ‘En breng er ook een mee voor de dame aan de andere zijde van dit kille onding.’

Om negen uur draaide de dienstauto van de politie van

[pagina 124]
[p. 124]

Rostal het pleintje op. Twee grootogige agenten stapten uit. De aanwezigen maakten eerbiedig plaats voor hen. ‘Wat is hier gaande?’ vroeg de dikste van de twee aan Hannes.

‘Wij protesteren tegen de gang van zaken in de wereld,’ zei Hannes, die - nu de zon door de nevel gebroken was - langzaam begon te ontdooien.

De politieagent, waarschijnlijk niet van de snuggersten, begon onder zijn neus te krabben. ‘Ik twijfel er sterk aan of dat wel toegelaten is... op deze wijze. Deze schandpaal is een... monument.’ Hij trok even aan de ketting, en frunnikte vervolgens vergeefs aan het hangslot. ‘Enfin, ik ben ook niet tevreden met de gang van zaken in de wereld.’

‘Wat belet jullie om hier, bijvoorbeeld morgen, onze plaatsen in te nemen?’ grijnsde Hannes.

De omstanders lachten, de agent ook. Plotseling ontdekte hij twee lege plaatsen op het terras. Hij knipoogde naar zijn kollega en wees ernaar. Vijf minuten later zaten de gerechtsdienaars met de kepie op de schoot achter een tas dampende koffie en een stuk aardbeientaart met slagroom erop.

Omstreeks tien uur verschenen de eerste journalisten ten tonele: het waren die van ‘Het Nieuws van de Dag’ en van ‘De Dagbloem’. De heren bleken onder een hoedje te spelen, zodat ze slechts een halve schandpaal dienden te interviewen om toch volledig rond te komen. In hun spoor volgden de jongens van ‘Achtergrondnieuws’ en ‘Zonneklopper’, natuurlijk vergezeld van een paar arrogante fotografen. Om elf uur daagden de mannen van ‘Onder vier Ogen’ op. Toen liepen er ook al verschillende verslaggevers van publicitaire weekbladen en aanverwante streekkrantjes rond, gemakkelijk te herkennen aan hun ouderwetse fototoestellen. Het was niet voor niets komkommertijd. ‘De Vlierboom’ deed vanzelfsprekend gouden zaken. Uit erkentelijkheid zond de waardin op de middag de kelner Norbert met twee grote schalen hors-d'oeuvre naar de vedetten van de happening. Toen Hannes en Jasmine gegeten hadden, mochten ze hun verhaal ook brengen voor de mikro van een lokale radio-

[pagina 125]
[p. 125]

zender. Vooral dit laatste sloeg in als een bom: binnen het uur verdrongen honderden kijklustigen zich rond de schandpaal. Op de weg was er zulke filevorming dat het verkeer potvast kwam te zitten. Daardoor wellicht kwam het dat de kombi-wagen van de rijkswacht van Koolaarde pas om twee uur arriveerde. Bij de verschijning van de hoogrode kommandant voelde Hannes zich warempel opgelucht: zijn benen deden vreselijk pijn, zijn borst zat onverdraaglijk onder de ketting geprangd, en hij werd bevangen door duizelingen. Het besef dat Jasmine hetzelfde doorstond, vervulde hem bovendien met onrust en medelijden. Ook nu weer ruimden de aanwezigen de baan voor de arm van de wet. ‘Jij weet ook van geen ophouden, nietwaar?’ bulderde de kommandant in Hannes' gezicht. ‘Maar ditmaal ben je te ver gegaan, een héél eind te ver!’ Hij rukte aan de ketting alsof hij die wilde breken, tot hij zich plotseling bewust werd van het klikken der fototoestellen. Hij verstarde, draaide zich om, en liep met grote schreden naar zijn sekondant, die bij de kombi was blijven staan. Op dat ogenblik werd Hannes' aandacht afgeleid door Mark Vyncke, zijn kollega van ‘De Morgenster’. Bert Callens had zich dan toch moeten bedenken! Hannes voelde het aan als een triomf... Weer kwam de kommandant op hem toe. Hij had een grote kniptang in de hand. ‘We zullen met dit idiote gedoe eens korte metten maken!’ beet hij zichzelf toe. Grimmig zette hij de tang op de ketting. Uit alle kracht begon hij te knijpen, hij gromde onder de inspanning. De ketting echter was oud, nog van oerdegelijke makelij. De omstanders gniffelden, proestten het uit, begonnen te joelen, jouwden hem uit... De kommandant ondernam een tweede poging, én een derde... zonder resultaat evenwel. Hij dreigde te stikken van machteloze woede. ‘Ik denk,’ zei Hannes zacht, ‘dat je je belachelijk aanstelt. Heel de Vlaamse pers is hier vertegenwoordigd...’

‘O ja?’ sneerde de kommandant. ‘O ja?’ Hij ontgespte zijn holster en nam zijn dienstpistool. ‘O ja? Geef me de sleutel van dat hangslot. En vlug!’

[pagina 126]
[p. 126]

‘Of anders?’ teemde Hannes. ‘Anders schiet je me dood, zeker?’

Het gelaat van de kommandant verkrampte, onheilspellend. ‘Anders schiet ik die ketting aan flarden!’

‘Ik heb die sleutel niet,’ zei Hannes. ‘Maar als jij nu verdwijnt, staken wij onze aktie. Wij hebben ons doel bereikt... Onze problemen zijn voortaan gemeengoed. Ik vermoed dat de meeste journalisten hier ook met jou eens zouden willen praten.’

Het klikken der fototoestellen maakte de kommandant weer schichtig. Hij besefte dat hij de klos was. Op één manier kon hij zijn gezicht nog min of meer redden. ‘Wij komen over een halfuur weer!’ riep hij. ‘Sta je hier dan nog, dan slepen we je desnoods met paal en al mee! Begrepen?’ Hij borg zijn pistool weer op, draaide zich om, en marcheerde strak naar de kombi.

Toen de dienstauto vertrokken was, maakte pater Willem het hangslot los. Er volgde - op instigatie van de studenten - een daverend applaus. Zich rekkend en kreunend wendde Hannes zich tot Jasmine. Ze was een flauwte nabij, en broeder Joost moest haar ondersteunen. Terwijl de menigte naar alle kanten afdroop, sukkelden ze naar ‘Arcadia’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken