Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De schaamrode rapsode (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van De schaamrode rapsode
Afbeelding van De schaamrode rapsodeToon afbeelding van titelpagina van De schaamrode rapsode

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.87 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De schaamrode rapsode

(1972)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 140]
[p. 140]

Ekspositie voor de spoken

Het was reeds halfacht, iemand had er nu toch al mogen zijn. Verleden donderdag had hij vijftig uitnodigingen verstuurd: DE JONGE BELOFTEVOLLE KUNSTSCHILDER SALOMON BEL STELT ZIJN LAATSTE WERKEN TENTOON IN VILLA DE NACHTEGAAL. VERNISSAGE DOOR DE LETTERKUNDIGE ROBIN HANNELORE OP DINSDAG A.S. TE 20 U. U WORDT VRIENDELIJK UITGENODIGD OP DE INTIEME RECEPTIE DIE TE DEZER GELEGENHEID IN DE NACHTEGAAL ZAL PLAATSVINDEN.

Sal leunde met de ellebogen in één van de lange bakken geraniums die onder de balustrade op het terras geplaatst waren. Hij rukte een stengel af, kneep hem plat tussen zijn vingers, en rook eraan. Hij hield van de duistere, intrigerende geur van deze grillige en eigenaardig behaarde planten. Hij veegde achteloos zijn handen af aan zijn knalrood hemd. Met de top van zijn schoen tekende hij nullen in het zand. Ze zou wel niet komen, waarschijnlijk draaide ze niet eens haar hand om voor amateuristische schilderkunst. Wat kon hij nog doen? Verleden zaterdag had hij alle bloemisten in een straal van vijf kilometer opgebeld: hij had rozen besteld voor mevrouw J. Harduyn, villa Gaaiennest, én leliën, én anjers, én... Hij had in een katalogus geneusd. Vanuit de kruin van een oude, scheef gegroeide mast had hij de zandweg geobserveerd. Zes bestelwagens waren er geweest. Ver-

[pagina 141]
[p. 141]

leden zondagvoormiddag had hij de camionettes van een viertal banketbakkerijen met allerlei snuisterijen naar Gaaiennest gezonden. Gister dan had hij om het uur naar de Harduyns getelefoneerd, maar na de eerste zoemtoon had hij de horen telkens weer ingelegd. En deze voormiddag had hij naar de redakties van de drie grootste dagbladen gebeld, met de vraag of ze al een reporter naar Villa Gaaiennest hadden gezonden: er was namelijk iets verschrikkelijks gebeurd: J. Harduyn had in een vlaag van zinsverbijstering zijn vrouw vermoord. Van het sukses van deze laatste oproep had hij zich niet kunnen vergewissen: hij had het immers te druk gehad met het inrichten van zijn tentoonstelling. Veertig schilderijen etaleren in een oud en met allerlei afgedankte voorwerpen volgepropt gedoe als De Nachtegaal was geen sinecure. De hele dag had hij met meubels en prullen gesjouwd. Enfin, de veertig schilderijen hingen of stonden ergens, én de twintig flessen schuimwijn lagen in de koelkast, én de stokjes met de versnaperingen eraan zaten in de met zilverpapier omzwachtelde rode kolen geprikt: dat alles dank zij de dikbuikige dorpsslager, die dat schilderij met het godvergeten boskapelletje erop gekocht had voor de verjaardag van zijn graatmager, oneindig oud lijkend wijfje.

Waar bleef die Robin Hannelore nu? Die kerel mocht toch wel eens eerst de schilderijen komen bekijken, alvorens zijn loftrompet te steken. Kende hij trouwens wel iets van schilderkunst? Sal had aan de postbode gevraagd, of hij in het dorp niemand kende die met kennis van zaken over schilderkunst kon uitweiden.

‘O ja, zeker!’ antwoordde de postbode. ‘De Provo. De Provo weet er alles van!’

Het toeval wilde echter dat juist op dat ogenblik die schooljuffrouw daar kwam aangefietst. ‘Nietwaar, juffrouw Katia? Is de Provo geen kunstkenner?’

‘De Provo is een gemeentehuisbediende,’ zei de schooljuffrouw nuchter. ‘Naar het schijnt, schrijft hij gedichten. Maar wie schrijft er geen gedichten?’

[pagina 142]
[p. 142]

‘Volgende week eksposeer ik mijn schilderijen hier in de villa,’ had Sal verklaard, ‘en nu zoek ik iemand in de buurt hier die een kleine inleiding zou kunnen én willen geven.’

‘Je moet Robin Hannelore nemen,’ zei de schooljuffrouw beslist. ‘Hij is een ernstige vent, hij geeft les in een katolieke school te Mirtenhagen. Hij heeft de hele Kempen reeds ingeleid, hij kàn dat.’

In een dorp als Eisterlee moest je het natuurlijk van de katolieken krijgen, daarom had Sal Robin Hannelore gevraagd. Maar waar bleef die klootzak nu? Het begon kil te worden. Op de asfaltweg brandden de lichten reeds.

Indien Roa nu eens kwam... Zou ze verrast zijn bij de ontdekking dat hij een kunstschilder was? Zou ze van zijn werken houden? Hij zou haar zeker rondleiden, én mooi algemeen beschaafd praten, met een diepe stem en een beetje dromerig. Hij zou zeggen dat vooral de mens hem interesseerde en boeide, de vrouw... Niet oppervlakkig, o neen, een kunstschilder rukt maskers af, beeldt abstrakte kernen als karakter en temperament uit, konterfeit de goedheid en de weemoed en de eenzaamheid en de angst en de hoop. Kleuren en vormen, Roa, het niets wordt alles in kleuren en vormen, in wat wij zien. Scheppen is goochelen met kleuren en vormen, begoochelen dikwijls. Zou ze geen schilderij willen? Ze mocht kiezen: de bosnimf, de bosgod, de verdwaalde kabouter, de verrezen brigand, de zonnekoningin... Herken je iemand in de zonnekoningin? Toeval, louter toeval, archetypisch toeval, maar - nu je het zegt - ja, inderdaad, er is een gelijkenis... Wees echter gerust, jij bent mooier, véél mooier. De natuur is tenslotte de grootste schepper, de uniekste schilder. Jij bent het mooiste schilderij van de natuur. Dat meen ik, Roa. En of ik dat meen!

Er kwam iemand per fiets de oprijlaan ingereden: een grote, struise vent met gekrulde haren. De man plaatste zijn fiets tegen een oude den, en kwam schuchter en aarzelend op Sal toe. ‘Ben jij Salomon Bel?’ vroeg hij, alsof hij op het punt stond de grootste blunder van zijn leven te begaan.

[pagina 143]
[p. 143]

‘Ja,’ zei Sal. ‘Ben jij Robin Hannelore?’

‘Ja. Aangenaam. Het is vandaag toch dinsdag? Of is het nog te vroeg misschien?’

‘Het is amper acht uur. De meesten zullen wel omstreeks negen uur komen. Ik had jou wel wat vroeger verwacht. Je hebt mijn werken niet eens gezien en je gaat erover praten...’

Robin Hannelore keek Sal beteuterd aan. ‘Gewoonlijk zeg ik wat over de kunst in het algemeen,’ hakkelde hij, ‘om dan via de Kempense schilderkunst bij de kunstenaar in kwestie te belanden. Eigenlijk doe ik een beetje aan volksopvoeding, omdat de ervaring mij geleerd heeft dat zelfs de meest onderlegde kunstproevers de plastische kunsten beoordelen naar dekoratieve en andere voorhistorische criteria. Kunst kàn een dekoratieve waarde hebben, maar dat is dan toevallig én zeker geen vereiste.’

‘Ben jij eerlijk?’ vroeg Sal. ‘Ik bedoel: zeg jij ook écht wat je denkt?’

‘Natuurlijk niet, zoiets doet geen mens. Er zijn dingen die beleefdheid heten, en hoffelijkheid, en voorkomendheid, en beschaving, en opvoeding, en diplomatie... Dat zijn allemaal verkapte vormen van onwaarheid, onnatuurlijkheid, bedrog, schijnheiligheid, oneerlijkheid, leugen..., dat weet iedereen, maar zonder die dingen is het leven onverdraaglijk en onhoudbaar, zonder die dingen zijn we van vandaag op morgen terug onderworpen aan het recht van de sterkste.’

‘Is dat beroepsmisvorming?’

‘Wat?’

‘Wel, jouw didaktische, moraliserende, oratorische toon en praat.’

Robin Hannelore glimlachte bedeesd. Hij keek Sal een beetje bang aan. Het was hem aan te zien dat hij terugdeinsde voor agressiviteit en klakkeloze aversie. ‘Ik kàn vanzelfsprekend écht zeggen wat ik denk,’ mompelde hij, ‘maar dat zou ik dan uitsluitend doen in het bijzijn van lui van wie ik bepaald zeker weet dat ze met radikalisme omkunnen en dat ze de

[pagina 144]
[p. 144]

woorden van een ander weten te relativeren. Te veel mensen denken inderdaad dat de mening van één man de opinie van de hele wereld behelst.’

‘Je bent alweer aan het prediken. Jij bent beslist een gelukkige vent.’

‘Waarom?’

‘Wie zoveel wijsheid in de nek van anderen meent te mogen en te moeten kloppen, moet toch wel heel erg zelfingenomen zijn, of niet soms?’

‘Tenslotte ben jij aan het vragen stellen. Dan is er nog iets: waarom eksposeert een schilder eigenlijk? Is een ekspositie ook niet een ietwat opdringerige vorm van meedelen, wijsneuzen, verrijken, veredelen...? Ik geloof dat elke kunstenaar een min of meer didaktische taak heeft, dat is waar, maar...’

‘Ben jij ook een kunstenaar?’

‘Ik publiceerde een groot aantal gedichten.’

‘Men zou het je nooit aangeven, dat jij een rijmelaar bent.’

‘Ik schrijf geen rijmpjes.’

‘Zullen we naar mijn schilderijen gaan kijken? Eén ding wou ik je vragen: wees tegen mij keihard en niets ontziend eerlijk. Ik kan wèl relativeren, jouw mening zal voor mij EEN mening zijn. Kwetsen kan je me niet. Spreek echter niet overijld. Akkoord?’

‘Weet je dat alle kunstenaars hun eksposities met dergelijke formules beginnen? In de grond is dat een vorm van hoogmoedige immuniteit of integriteit, een egocentrische anticipatie van elke mogelijke kritiek. Enfin, ik predik alweer.’

‘Ja,’ zei Sal lakoniek, terwijl hij naar binnen stapte. Hij nam een fles cider uit de koelkast, peuterde het zilverpapier en het draadje los, en deed de kurk tot tegen het plafond knallen. Nonchalant goot hij twee bierglazen boordevol en veegde dan zijn handen af aan een vuile keukenhanddoek.

‘Je drinkt toch wel?’

‘Graag.’

Robin Hannelore liep van het ene schilderij naar het andere.

[pagina 145]
[p. 145]

Soms ging hij met zijn ogen vlak tegen het beschilderde doek hangen, dan weer besloop hij het als een tijger zijn prooi. Om de haverklap was zijn glas leeg, en toen Sal de kurk van de vierde ciderfles liet knallen, was het kwart vóór tien.

‘Jij kunt er goed mee om,’ zei Sal bewonderend.

‘Met wat?’

‘Met de cider.’

‘Dat gaat nogal. Ik drink liever bier, maar na al die vernissages heb ik ook cider wel leren appreciëren.’

‘Waarom ga je altijd zo dicht tegen die schilderijen hangen?’

‘Omdat ik bijziende ben.’

‘Waarom zet je dan je bril niet op?’

‘Ik heb hem vergeten. Zeg, waar blijven jouw gasten?’

Sal haalde de schouders op. ‘Weten ze in de Kempen wel wat een ekspositie is?’

‘Ik was mij net aan het afvragen, of jij het wel weet.’

‘Inkludeert dat jouw oordeel over mijn werk?’

‘Ik begin aanstonds met de vernissage, een ogenblikje...’ Robin Hannelore dronk zijn zoveelste glas leeg, streek met de tong over de lippen, en ging in het salon staan. ‘Dames en heren, staat u me toe het kort te maken. De schilderijen die u hier hebt kunnen bewonderen, zijn het werk van een ambitieus, erotomanisch, asociaal, verschrikkelijk egoïstisch en waanwijs kereltje. Salomon Bel is hautain, pervers én onbenullig. Waarschijnlijk is hij te lui om de techniek te verwerven die een onweerlegbare kiem van talent zou kunnen doen uitgroeien tot iets volwaardigs, wellicht is hij daarenboven té verwaand om eens rond zich te kijken om bepaalde onmisbare geplogenheden te leren waarderen. Mijn enige interesse voor dit slag van kunstenaar heet medelijden. Ik hoop dat mijn afschuwelijke en mensonwaardig kleinerende woorden hun uitwerking niet zullen missen, en dat wij in Salomon Bel over enkele jaren een gezonde, eerlijke en volwaardige kunstenaar zullen terugvinden. Ik dank u.’

Lijkbleek en ontzettend getormenteerd keek Sal naar de fles

[pagina 146]
[p. 146]

in zijn handen. Plotseling, als met een schok, brak de ban van zijn verbijstering. Hij keilde de fles tegen de grond, rukte de koelkast open, slingerde de flessen om zich heen, greep al wat hij binnen zijn bereik zag, en sloeg, en trapte, en huilde, en brieste... Toen wou hij zich op Robin Hannelore storten, maar die was al weg, die kende blijkbaar nog hysterici die dachten dat zij kunstenaar waren...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken