Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het zilver van de uilen (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het zilver van de uilen
Afbeelding van Het zilver van de uilenToon afbeelding van titelpagina van Het zilver van de uilen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.30 MB)

Scans (3.55 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het zilver van de uilen

(1991)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

Gedichten om te zaaien

(achter het kapelletje van Eisterlee, op het laatste stukje heide van de streek)
[pagina 29]
[p. 29]

Bij de dood van mijn moeder

1

 
En plots was er een scheur in de tijd,
 
wat kalk die van de muren viel.
 
Ze schrok van de schelle luciditeit
 
en voor het ongeduld van haar ziel.
 
 
 
Ze genas, maar toch bleef de angst
 
voor het pizzicato van die dag.
 
Als de nacht kwam, was ze het bangst
 
voor de dodendans die ze zag
 
 
 
en die zich bladstil rond haar voltrok.
 
Wij overnachtten in volgorde
 
in het ouderhuis, met een stok
 
 
 
achter de deur voor wie uit die horde
 
haar ten dans mocht nodigen en kussen.
 
Zo konden wij haar nog wat sussen.
[pagina 30]
[p. 30]

2

 
Ik waakte, dronk wijn, schreef gedichten,
 
in de zomer buiten. De Grote Beer
 
kroop over het huis. Oude gezichten
 
vol Laurentiustranen. De vleer-
 
 
 
muizen zigzagden langs de vlieren,
 
de egels liepen me voor de voet.
 
En toen - het liep zowat tegen vieren -
 
stond je in de deur met een ochtendgroet
 
 
 
en de vraag of ik het niet koud had
 
en wat ik dan wel wilde eten,
 
of ik de mis en de school niet vergat.
 
 
 
Nooit, moeder, heb ik precies geweten
 
wie feitelijk bij wie de wacht optrok.
 
Je gaf niet meer om wat ze sloeg, de klok.
[pagina 31]
[p. 31]

3

 
Een jaar lang was ze vol onrust:
 
de raten in haar hoofd gevuld,
 
de vogeltrek onderbewust
 
en nauwelijks nog wat geduld.
 
 
 
En plots begonnen de bijen
 
aan hun dolle, ijle bruidsvlucht;
 
duizend zwaluwen van voorbije
 
hoogzomers vulden reeds de lucht.
 
 
 
Doch haar bloed verdikte stilaan
 
en de dorsvlegel van God deed
 
horen en zien totaal vergaan.
 
 
 
Al wat ik nu besef en weet
 
is dat de zwerm met haar ziel
 
gonzend verdween in het zonnewiel.
[pagina 32]
[p. 32]

4

 
Of nam je de trein, moeder,
 
waarover je zo vaak sprak
 
in ijldromen, verwoeder
 
als iemand van ons ontbrak
 
 
 
op het perron naast je bed?
 
Ik moest zoeken in de gids,
 
er was al zo'n groot verlet.
 
Ik deed maar alsof, vermits
 
 
 
in Pulle nooit een trein kwam;
 
het dorp is veel te gering.
 
Ik luisterde naar je, lam
 
 
 
van onmacht. Het geheim hing
 
in de lucht. Waar reed die trein?
 
Op welk perron moesten we zijn?
[pagina 33]
[p. 33]

5

 
Moest dat nu, denk ik soms, moeder,
 
dat iemand je mooier maakte
 
met wat rouge en een poeder-
 
kwast, zodat je bijna blaakte
 
 
 
van zaligheid hier op aarde?
 
Een blasfemie van blanketsel.
 
Jij die ooit stormen bedaarde,
 
lag daar lachend nog wel.
 
 
 
De paternoster om je hand
 
omsloot de dode rivieren
 
van je bloed, het Kempense land
 
 
 
van mijn jeugd. Zag je mij niet tieren
 
dat je moest opstaan, genezen,
 
jij die zo goed kon liplezen?
[pagina 34]
[p. 34]

6

 
Nooit plunderden merel en spreeuw
 
zo snel een kerseboom als nu;
 
wat jij vergaarde in een halve eeuw
 
ging nog sneller weg, het was cru.
 
 
 
Ons huis werd te koop gesteld.
 
Wildvreemden kwamen op bezoek.
 
Gratis toegang, meneer. De held
 
keek bangelijk om elke hoek,
 
 
 
vreesde dat hij je daar zou zien.
 
Hij had verdriet als nooit voordien.
 
Herinneringen, een mierennest.
 
 
 
Het moest zo, het was wellicht best.
 
Ach, het tuinpad lag vol stenen.
 
Alleen de vogels zagen mij wenen.
[pagina 35]
[p. 35]

7

 
Ik zat op de laatste stoel,
 
daar gelaten voor de wacht
 
en wellicht ook met het doel
 
dat als je langskwam die nacht
 
 
 
er toch nog iets thuis zou zijn.
 
Het huis was kil en kaal.
 
Al wat weg was, deed me pijn.
 
Flarden van de oude taal
 
 
 
welden zo op in mijn mond.
 
Ik opende elke deur.
 
Op het achteruit stond
 
 
 
ik lang. Ik rook er de geur
 
van buksboom en seringen.
 
En van judaspenningen.
[pagina 36]
[p. 36]

8

 
Moeder, ik heb een vergissing begaan.
 
In mijn jeugd zag ik een raadselrijm
 
aan de hemel, hoog boven de maan,
 
en sedertdien wilde ik dat geheim,
 
 
 
die tekst lezen, eindelijk verstaan.
 
Moeder ik heb een vergissing begaan,
 
want het mooiste rijm dat iemand ooit schreef
 
was jij. Doch ik las het niet. Ik bleef
 
 
 
koortsachtig ontcijferen en zoeken
 
naar piktogrammen in oude boeken.
 
En altijd krampte in mijn hart verdriet
 
 
 
om wat ik niet begreep, een raadsellied.
 
Moeder, ik heb een vergissing begaan.
 
Ik heb jouw simpele taal nooit verstaan.
[pagina 37]
[p. 37]

9

 
Op de tuintafel aardbeien en brood,
 
radijzen, wrongel en kandijsuiker.
 
De schaduw van de lork is groot
 
en daarin zitten wij, een ruiker,
 
 
 
een stilleven van klamme smart,
 
want moeder is er niet meer.
 
De dag verloor voor ons zijn hart,
 
de muren van de nacht zitten vol teer.
 
 
 
De kleinkinderen spelen met een bal,
 
de zon komt al in vrije val
 
naar beneden. Wij kennen geen gebed
 
 
 
meer dat ons voortaan belet
 
eenzaam en benauwd te zijn.
 
Moeder gaf me verleden jaar een fles wijn.
 
 
 
Die smaakt naar de kurk, naar pijn.
[pagina 38]
[p. 38]

10

 
Al velen zijn er die nog later
 
gingen slapen dan mijn moeder.
 
Het leven klatert voort als water
 
en afgezet wordt alleen wat poeder,
 
 
 
stof of sneeuw, kleine dingen,
 
een woord, een gebaar, een plantje,
 
wat de kleinkinderen zingen,
 
wat fruit in het vertrouwde mandje.
 
 
 
Al velen gingen ook naar ginder
 
met onze brieven, onze groeten.
 
En wie het zo ziet, vindt er
 
 
 
troost bij. Ach, hoe moeten
 
mensen hun gemoedsrust bewaren
 
als zij de zeisen horen haren?
[pagina 39]
[p. 39]

11

 
Terwijl de dichter kettingbrieven schrijft
 
om ander onheil te bezweren
 
en de merel kettingliederen zingt
 
om zon en maan te vereren
 
 
 
loopt ergens iets leeg: water of lucht,
 
of misschien is de tijd aan het branden:
 
wolken bollen op, een bron, een wervelwind.
 
Woorden vonken uit mijn handen
 
 
 
om nog eenmaal te zeggen hoe graag ik je had:
 
je zachte stem, je trage ogen
 
en je aanwezigheid, altijd daar
 
 
 
in het midden, onder regenbogen,
 
zonder stemverheffing of misbaar.
 
De dood heeft je aura weggezogen.
 
 
 
Op al mijn foto's heb jij bewogen.
[pagina 40]
[p. 40]

12

 
De bijenkorf is nu verlaten,
 
de koningin is verdwenen.
 
De honing is uit de raten.
 
Langs uitgesleten stenen
 
 
 
wervelen geuren door de kilte.
 
De bloemen in de perken
 
kleuren de stilte.
 
En elders werken
 
 
 
de bijen aan een nieuw volk.
 
Eén bleef achter, de tolk
 
van een halve eeuw liefde.
 
 
 
Lauw zijn de woorden waarin hij bericht
 
- moeders leven was één gedicht -
 
van wat hem heugde, wat hem griefde.
 
 
 
Alles was zoals het God beliefde.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken