Prenteboekje naar Jan Luiken
(ca. 1824)–P. Hanou van Arum– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
[pagina 8]
| |
en weldadig man, die, voor vele jaren geleden, in de Stad Amsterdam de Graveerkunst uitoefende en daarin bij uitstek bedreven was, zoo dat hij onder de meesters in die kunst van zijnen tijd werd geacht en zijne kunstwerken, tot op heden, bij ons steeds in waarde gebleven zijn. Hij wordt tevens onder de Dichters van dien tijd gesteld en | |
[pagina 9]
| |
schreef ettelijke, zeer stichtelijke en zinrijke versjes onder of bij de Prentverbeeldingen, die hij vervaardigde, en deze zijne Prenten plagten bij ons in zeer algemeen gebruik te wezen, zoo dat de meeste derzelve bij vele kinderen nog in handen en meestal welkom zijn. Op een aantal van die Prenten heeft hij Ambachten afgebeeld, waar- | |
[pagina 10]
| |
van een dozijn in dit boekje bijeenverzameld is. Door het woord Ambacht verstaat men gemeenlijk een handwerk, tot welks behoorlijke uitoefening de bedrevenheid in eenige kunst noodig is. Doch dit woord heeft slechts door misbruik die beteekenis verkregen. Ambacht wil eigenlijk zeggen: Gild of vereeniging van zeker grooter | |
[pagina 11]
| |
of kleiner getal menschen tot één oogmerk, onder hetzelfde hoofd. Het beteekent ook Ambt of Pligt, en ook wel Regtsgebied. En als in oude tijden de Kunstenaars in de Steden bijeenkwamen, om, onder één hoofd vereenigd, vergadering te houden, noemden zij dit Gilden of Ambachten. Later hebben handwerkslieden zich uit eerzucht | |
[pagina 12]
| |
denzelfden naam toegeëindigd en zoo is allengs, door misbruik, het woord ambacht op handwerken toegepast, ofschoon het in de oorspronkelijke beteekenis alleen voor Kunsten en Ambachten en Gezag, moest worden gebezigd. |
|