Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De weerliicke liefden tot Roose-mond (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van De weerliicke liefden tot Roose-mond
Afbeelding van De weerliicke liefden tot Roose-mondToon afbeelding van titelpagina van De weerliicke liefden tot Roose-mond

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (6.59 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Editeur

Oscar Dambre



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De weerliicke liefden tot Roose-mond

(1956)–Justus de Harduwijn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 185]
[p. 185]

Namen-index

ANAKREOON: grieks lierdichter uit de 6e eeuw v. Chr. In 1554 verscheen Parijs een latijnse vertaling van zijn Oden door Henricus Stephanus. In 1555 publiceerde de Plejade-dichter Remy Belleau een franse vertaling. Naar het getuigenis van de tijdgenoten vertaalde François de Harduwijn (Justus' vader) die oden in het Nederlands. Ze werden niet in druk uitgegeven en het handschrift is tot heden niet teruggevonden.

 

BEKEN, F. vander: zuidnederlands rederijker, met kenspreuk ‘Aensiet de diepte’; waarschijnlijk behoorde hij tot de kring van de Catharinisten te Aalst. Van hem troffen wij nog een lofdicht aan onder de liminaria van Judocus van Assche's ‘Schat der Scapuliers’ (Antwerpen, 1619). J. v. Assche was o.a. in 1620 prior van het klooster der Karmelieten te Aalst, en was ook met Justus de Harduwijn bevriend.

 

BELLAY, Joachim du: (1525-1560). Een der voornaamste Plejade-dichters en de auteur van ‘ La Deffence et Illustration de la Langue Francoyse’ (1549): het manifest van de franse renaissance. (Zie Henri Chamard, Joachim du Bellay - Lille, 1900; Histoire de la Pléiade, Paris 1939-1940).

 

BELLEAU, Remy: (1528-1577). Plejade-dichter, vooral van pastorale poëzie (Zie G. Colletet, La vie de Remy Belleau in Oeuvres complètes par A. Gouverneur, Paris 1867).

 

BERT, Ferdinand: kunstschilder, tijdgenoot van J. de Harduwijn. Over hem konden wij tot nog toe niets ontdekken. Indien het geen gefingeerde naam is, zal hij wel te Aalst of te Dendermonde hebben geleefd.

 

BEYERLINCK, Laurens: (1578-1627) was voorzitter van het priesterseminarie te Antwerpen en censor van de boeken.

 

BOONEN, Jacob: (1573-1655) wijze kerkvoogd: bisschop van Gent (1617-21) en aartsbisschop van Mechelen (1621-55). Bezield door de geest van Trente, was hij een overtuigd vertegenwoordiger van de contrareformatie en drong aan op strenge en diepere beleving van het katholiek ideaal; neigde tot overmatige gestrengheid jegens de clerus en tot het jansenisme. Begunstiger van geleerden en kunstenaars.

 

BREDERO, Gerbrand A.: (1585-1618).

 

BULTELIUS, G. (of Bulteel): ± 1607, zuidnederlands neo-latijns minnedichter; in zijn postuum uitgegeven Carmina (1614) bezingt hij een ‘Loysa’.

 

CALENUS, Henricus: (1583-1653), priester gewijd in 1607, na het behalen van het baccalaureaat in de theologie (Leuven 1609) tot pastoor van Asse benoemd en tot landdeken van het kerkelijk district Aalst waar hij een sterk parochiaal leven uitbouwde; als visitator van alle parochiën van het dekanaat kwam hij jaarlijks naar J. de Harduwijns standplaats Oudegem en sprak in het visitatieverslag over 1615 zijn grote waardering voor hem uit. Grotendeels aan zijn tussenkomst is het toe te schrijven dat

[pagina 186]
[p. 186]

J. de Harduwijn wereldse poëzie-impulsen vaarwel zei en inspiratie zocht in corant-reformatorische idealen.

In 1624 tot pastoor van Ste Katarina te Brussel benoemd; intieme medewerker van aartsbisschop Jacob Boonen; bevriend met Cornelis Jansenius wiens ‘Augustinus’ hij in 1640 publiceerde.

 

CAUDRON, Guilliam: factor of ‘dicht-stelder’ van de Catharinisten te Aalst. Het betreft de oudere Guilliam; geboorte- noch sterfjaar zijn gekend; vast staat dat hij nog leefde in 1625.

Vóór 1622 heeft hij Jacob van Zevecote's ‘Rosimunda’ (1621) ‘int Vlaams overghestelt’. Het handschrift berust op het stadsarchief te Aalst en werd door A. Keersmaekers uitgegeven (Cultureel jaarboek provincie Oostvlaanderen, 1955, blz. 49-104).

Caudrons zoon, ook een Guilliam (1607-1692), was eveneens Catharinist (wellicht factor), had dezelfde kenspreuk als de vader ‘Const verheugt’ en schreef een ‘Leven der groote Catharina van Alexandrien’, dat postuum in 1771 werd uitgegeven. Op het titelblad wordt hij geprezen als ‘hoogdravende rijmvloyende, gelaurierde Poët ende Catharinist’.

 

DESPORTES, Philippe: (1546-1606), Plejade-dichter, genoot einde 16e-begin 17e eeuw een grotere populariteit dan Ronsard. Zijn ‘Oeuvres’ verschenen o.a. ook te Antwerpen in 1592 en 1596. (Zie: Jacques Lavaud, Un poète de cour au temps des derniers Valois, Philippe Desportes (1546-1606) - Paris, E. Droz, 1936).

 

ELST, Willem van der: ten tijde van J. de Harduwijn pastoor te Bouchoute en Waterdijk. In zijn ‘Gheestelycke Dichten’ (Antwerpen, 1622) prijst hij:

 
‘Harduinum, die naer een groot verlanghen,
 
Gegeven heeft in druck veel Dichten en schoon' sanghen,
 
En onse Vlaemsche tael met opgetogen geest
 
Naer dieper ondersoeck verbetert aldermeest’ (Tot den Leser)

 

FICINO, Marsilio: (1433-1499): priester en leider van de neo-platonische academie te Florence waar de renaissance-impulsen werden gevoed door cultuurfermenten uit de Oudheid; wordt beschouwd als de ‘vader der wijsgerige bezinning in de tijd der renaissance’ (H.J. Hak); streefde naar een verzoening tussen platonisme en christendom. Zijn Plato-vertaling (1463) en vooral zijn beroemd commentaar op Plato's Gastmaal ‘Commentarium in convivium Platonis de Amore’ (1469), meermaals vertaald en in ontelbare liefdestractaten geparafraseerd, beïnvloedde zozeer de traditie van de hoofse minne dat een gelouterde neo-platonische minnemystiek, d.i. een vergeestelijkte liefdesvisie in hoofse en in literaire kringen ontstond.

(Vgl. o.a. F. Veenstra, Enkele aspecten van de levens- en wereldbeschouwing der Renaissance, in Geestelijke achtergronden bij enkele grote schrijvers, Servire, Den Haag, 1958, IV).

 

HARDUWIJN, Dionysius de: (1540-Gent 1604), de oom van Justus. Geschiedschrijver. (Zie Hard., blz. 54 en vlg.).

 

HARDUWIJN, François de: († Gent 1609), Justus' vader (Zie Hard., blz. 60 en vlg.).

 

HEEMSSEN, Joan David: (1581-Antwerpen 1644), priester; lid en tijdelijk ouderman van ‘De Olijftack’ te Antwerpen; schreef in wedijver met zijn vriend J. de Harduwijn sonnetten in renaissance-trant. (Zie Hard., blz. 130 en vlg.). In zijn ‘Nederduytsche Poëmata’ (Antwerpen, 1619) prees hij ‘Harduyn vermaert / Die soo zijns moeders

[pagina 187]
[p. 187]

tael' door-luchtight en verclaert / Dat zijnen naem hem spreydt door al de Nederlanden.’

 

HEERE, Lucas de: (1534-Gent 1584), schilder-dichter, navolger van Marot, dichtte het eerste nederl. sonnet. (Zie W. Waterschoot, Lucas d'Heere en Den Hof en Boomgaerd der Poësien (1565), in Jaarboek 1964-'65 ‘De Fonteine’ Gent; id., Lucas de Heere, Zwolse drukken en herdr., nr. 65, 1969).

 

HEINSIUS, Daniël: (Gent 1580-Leiden 1665), professor in de klassieke talen te Leiden: neef van J. de Harduwijn. Over Heinsius als Nederlands dichter raadplege men:

1. W.A.P. Smit, De Dichter Revius (Amsterdam, 1928) II, De Gentsche Nachtegael, blz. 44-81.

2. Gerard Knuvelder, Bouwers aan eigen Cultuur (Den Haag, 1934), blz. 61-103.

3. D.J.H. ter Horst, Daniel Heinsius (Utrecht, 1934) III D.H. als Nederduitsch dichter.

4. L.Ph. Rank, J.D.P. Warners en F.L. Zwaan, Bacchus en Christus, Twee Lofzangen van Daniel Heinsius opnieuw uitgegeven, met uitvoerige inleiding en annotaties (Zwolse dr. en herdr. nr. 53).

 

HOJUS, Andreas S.J.: (Brugge 1551-Douai 1631), neo-latijns dichter en geschiedschrijver; van 1593 af professor in het Grieks, het Latijn, de welsprekendheid en de geschiedenis aan de universiteit te Douai. (Zie J. Roersch, Biographie nationale, IX, blz. 570).

Behalve te Leuven, studeerde J. de H. te Douai ter voorbereiding op het priesterschap. Daar leerde hij Hojus, die trouwens bevriend was met zijn ooms Dionysius de H. en Maximiliaan de Vriendt, kennen. Hojus waardeerde en moedigde hem aan.

In de jaren 1580-'84, tijdens de ‘Calvinistische Republiek’ te Gent, was Douai een toevluchtsoord voor gentse katholieken geweest. In 1590 opende het Kapittel van Kamerijk, wiens kerkelijke jurisdictie zich o.a. over de Harduwijns latere standplaatsen Oudegem en Mespelare uitstrekte, er een seminarie ter opleiding van priesters. (Zie A. Pasture, La Restauration religieuse aux Pays-Bas Catholiques, Louvain 1925, blz. 172 en vlg.: Le séminaire provincial de Douai).

 

HOOFT, P.C.: (1581-1647) - (Vgl. Van Tricht, Veenstra, W.A.P. Smit, Zaalberg).

 

LERNUTIUS, Janus (of Lernaut): (1545-1619), zuidnederlands neo-latijns minnedichter, publiceerde ‘Ocelli’ (1579), ‘Idyllia’ (Leuven, 1602), ‘Basia’ (1604), waarin een ‘Hyella’ wordt bezongen. (Zie Bronnen, alsmede H. van Crombruggen, Janus Lernutius, een biografische studie. - Kon. Vl. Ac., Letteren 1955 nr. 23).

 

LIEFVELT, Theoderick van: (± 1556-1624), publiceerde in 1609 te Brussel een vertaling van du Bartas, nl. ‘De Eerste Weke der Scheppinge der Werelt...’

In de voorrede beroemt hij er zich op te zijn ‘een Neerlander vrij die t'hert int voorhooft draeght’. Hij was uitgesproken taalpurist. (Zie Hard., blz. 115-117, 120-121, alsmede F.A.J. Dambre, Theoderick van Liefvelt, Leven en Werk met gegevens over de du Bartas-vertaling in de Nederlanden - in Studia germanica gandensia II, 1960, 9-80).

 

LINDEN, David van der (of Lindanus): (Gent ± 1570-Dendermonde 1638), raadspensionaris te Dendermonde, boezemvriend van J. de Harduwijn, publiceerde ‘De Teneraemonda’ (Antverpiae, 1612) (Zie Hard., blz. 106 en vlg.).

 

LIPSIUS, Justus: (Overijse, 1547-Leuven 1606), was van 1578-1591 professor in de geschiedenis en de rechten te Leiden, en van 1592 tot 1606 professor in de oudere ge-

[pagina 188]
[p. 188]

schiedenis en het Latijn te Leuven - Neo-stoïcijn - (Vgl. o.a. H. van Crombruggen, Heruitgave van J. Mourentorfs vertaling van Lipsius' De Constantia: Twee boecken vande Stantvasticheyt, Seven Sinjoren-Antwerpen, 1948, Inleiding).

 

MAROT, Clement: (1495-1544), frans dichter, vertaalde de psalmen en gebruikte hoofdzakelijk tienlettergrepige verzen.

 

NIEUWELANDT, Guilliam van: (Antwerpen, 1584-Amsterdam 1635), schilder en treurspeldichter; was in 1615 ouderman van de antwerpse rederijkerskamer ‘De Olijftack’. Onder de liminaria van zijn Saul -treurspel (Antwerpen, 1617) is er een lofdicht van J. de Harduwijn ‘Ode tot den Gheest-rijcken Guill. van Nieuw'landt, grondt-wijsen Dichter en constigh schilder’, gedagtekend 1 jan. 1616. (Zie Hard., blz. 328-331, alsmede A. Keersmaeckers, De Dichter Guilliam van Nieuwelandt en de Senecaans-classieke tragedie in de zuidelijke Nederlanden - in 1954 door de Kon. Vl. Ac. bekroond - Reeks VI, nr. 80 van de Kon. Vl. Ac. 1957).

 

NOOT, Jonker Jan van der: (Brecht ± 1539-Antwerpen ± 1595), ‘de brabantse Ronsard’. (zie over hem, behalve Vermeylen en Verwey, de inleidingen tot de heruitgave van ‘Het Bosken en het Theatre’ door W.A.P. Smit, WB 1953; ‘Epitalameon ’ door W.A.P. Smit en W.Gs. Hellinga, Zwolse dr. nr. 5; ‘Lofsang van Braband’ door C.A. Zaalberg, Zwolse dr. nr. 24; ‘Das Buch Extasis’ door C.A. Zaalberg, Neerlandica trajectina, 1954; ‘The Olympia Epics’, ibid., 1956; S.F. Witstein, De Verzencommentaar in het Theatre, Utr. publ. nr. 8, 1965; F. de Schutter, Het vers van Jonker Jan van der Noot, Kon. Vl. Ac. 1967); W. Waterschoot bereidt een editie voor van de ‘Poëtische Werken’.

 

PUTEANUS, Erycius: (Venloo, 1574-Leuven 1646), volgde in 1606 Justus Lipsius te Leuven op als professor in de geschiedenis en de latijnse letteren; was overigens overtuigd voorstander van de beoefening der poëzie in de moedertaal. (Zie Hard, blz. 110 en vlg.; alsmede Th. Simar, Etude sur Erycius Puteanus, Louvain 1909).

 

RYCKIUS (Rycquius), Justus: (Gent, 16 mei 1587-Bologna, 10 dec. 1627), humanist; primus in de humaniora aan het jezuïetencollege te Gent, studeerde daarna aan de kapittelschool, alsmede in de letteren (A. Hojus S.J.), de filosofie en de rechten aan de universiteit van Douai, (L.L. apud Catuacos - Duacenos - stud.), waar hij in 1606 zijn eerste latijnse gedichten (Praeludia, met o.a. een ode aan François en aan Justus de Harduwijn) publiceerde; verbleef van 1606 tot 1612 te Rome; terug in het vaderland, priester gewijd te Gent en kanunnik van St.-Baafs, verbleef te Veurne, Leuven en Gent; terug naar Italië in 1624 en benoemd tot professor in de welsprekendheid te Bologna.

(Vgl: R. van den Berghe, Notice sur la vie et les oeuvres de Justus Rycquius (Gand, Van der Haeghen, 1881).

 

RONSARD, Pierre de: (1524-1585), leider van de Plejade. (Zie o.a. F. Desonay, Ronsard poète de l'amour, Bruxelles, Palais des académies. 1952-54-59, 3 dl., met uitvoerige bibliografie).

 

SANDERUS, Antonius: (Antwerpen 1586-Affligem 1644), priester, zuidnederlands geschiedschrijver; publiceerde o.a. ‘De Gandavensibus’, 1624 en het beroemde ‘Flandria illustrata’, 1641.

 

SECUNDUS, Janus: (Den Haag 1511-Doornik 1536), beroemd neo-latijns minnedichter, ‘Basia’, (Vgl. o.a. J.H. Scheltema, Het Boek der Kusjes in het Nederlandsch vertolkt, Leiden, 1902).

[pagina 189]
[p. 189]

STALPART VAN DER WIELEN, Joannes: (1579-1630), hollands priester-dichter, (Zie over hem G.J. Hoogewerff, Leven en Keur uit zijne lyrische Gedichten, Bussum, 1920; B.A. Mensink, Jan Baptist Stalpart van der Wiele, advocaat, priester en zielzorger, Paul Brand - Bussum z.j.; M.C.A. van der Heijden, Madrigalia, Zwolse dr. nr. 39, 1960; id., Bloemlezing, Kl. Lett. Pantheon nr. 83, 1966; A. Mensink en J.A.J. Böhmer, Gulde-Jaer ons Heeren Jesu Christi, Zwolse dr. nr. 61, 1968).

 

SWAERVELD, Jan van: (?), kunstschilder te Dendermonde, die o.a. altaarstukken schilderde voor de geplunderde kerken uit de Denderstreek; J. de Harduwijn vereerde hem herhaaldelijk met opdrachten voor de kerk te Mespelare.

 

VONDEL, Joost van den: (1587-1679). Hier zij er enkel op gewezen dat Vondels opgang met zijn Gysbrecht (1637) inzette één jaar na de Harduwijns heengaan (1636).

 

VRIENDT, Maximiliaan de: (1559-Gent 1614), Justus' oom, die zich als diens ‘tweede vader’ beschouwde; stadssecretaris; humanist in 1600 tot ‘poeta laureatus’ van de stad Gent bekroond; onderhield drukke literaire relaties met vooraanstaande humanisten (Daniël Heinsius uit Leiden, Justus Lipsius en Erycius Puteanus uit Leuven) en met Gentse literatoren. (Over hem een niet-gepubliceerde licentie-verhandeling van G. Merlevede, Gent 1967).

 

YMMELOOT, Jacob: (Ieper, 1574-± 1630). Zie onze bijdrage over ‘De betekenis van Jacob Ymmeloots versleer 1626’ in De Nieuwe Taalgids, 22 jg., 181-193.

 

ZEVECOTE, Jacob van: (Gent 1596-Harderwijk 1642), latijns elegieëndichter, emblemata-, minne- en treurspeldichter in de moedertaal. Werd eerst Augustijn te Gent, maar trok op aandrang van Daniël Heinsius in 1623 naar Leiden, waar hij tot de hervormde kerk overging. Werd in 1627 benoemd tot hoogleraar in de welsprekendheid en de geschiedenis te Harderwijk. (Vgl. de inleiding tot onze heruitgave van zijn ‘Nederduytsche Dichten 1626-'38’, Seven Sinjoren, Antwerpen 1939).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken