Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrouw bestaat niet (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrouw bestaat niet
Afbeelding van De vrouw bestaat nietToon afbeelding van titelpagina van De vrouw bestaat niet

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (6.74 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrouw bestaat niet

(1982)–Maarten 't Hart–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

12 De zegeluitspraak

Behalve een naar verschijnsel als mannenhaat, heeft het feminisme ook een leuk verschijnsel opgeleverd: de zegeluitspraak. Dit is een opmerking waarvan onmiddellijk aantoonbaar is dat zij niet klopt. De meest frappante zegeluitspraak - en daar komt ook de naam vandaan - werd gedaan door een staatssecretaresse bij de uitgifte van de Zomerzegels in 1978 waarop enige vrouwen stonden. Sinds de oorlog, aldus deze bewindsvrouwe, had er nog nooit een vrouw op een postzegel gestaan. En dat terwijl we sinds de oorlog miljoenen Juliana's gelikt hebben! Is het u trouwens ook opgevallen dat Beatrix viezer smaakt?

Een grappige zegeluitspraak vinden we in Frauenemanzipation und Erziehung van Antje Kunstmann: ‘Interessant genoeg verschijnt in de regel alleen de beschrijving van het vrouwelijk geslachtsdeel als scheldwoord.’ Voor de zekerheid heb ik het nog maar even nagevraagd, maar eigenlijk was ik er bij voorbaat zeker van dat ook de Duitse taal woorden kent voor lul en klootzak. Daarnaast, zo bleek, was het

[pagina 74]
[p. 74]

Duits ook rijk aan nog een tiental andere scheldwoorden voor mannelijke geslachtsdelen.

In Vrouwen en literatuur van Hannemieke Stamperius vinden we op pagina 55 een opmerkelijke zegeluitspraak: ‘Daarom zal er voor een vrouwelijke dichter - en het is significant dat er geen Nederlands woord voor bestaat - altijd een conflict zijn.’ Zou Hannemieke Stamperius, gepromoveerd Neerlandicus nog wel, nu nooit van het woord dichteres hebben gehoord?

Een andere opmerkelijke zegeluitspraak vinden we in het derde deel van het boek: ‘Zo omstreeks 1880 begint het plotseling in zwang te raken, vrouwen als hoofdpersonen in romans te laten figureren. Ibsen, Strindberg, James, Shaw, Lawrence, Hardy, Flaubert, Tolstoj, Gissing - de rij is lang.’

Ja, zo is de rij ook wel gemakkelijk lang te maken. Flaubert stierf notabene in 1880; Madame Bovary dateert van 1857 en D.H. Lawrence debuteerde eenendertigjaar na 1880 met The White Peacock.

Voorts deelt Hannemieke Stamperius mee dat er ‘na de eerste wereldoorlog in Nederland door mannelijke auteurs eigenlijk geen vrouwenromans van betekenis meer zijn geschreven’. Toch verschenen in Nederland en Vlaanderen na de Eerste Wereldoorlog nog de volgende vrouwenromans: Adelaïde, Carla en Zuster Virgilia van Walschap, Marie Speermalie van Teirlinck, Hélène Defraye van Lampo, Droomkoninkje en Vuurvlindertje van Heyermans, Kleine Inez van Van Genderen Stort, Anna Caspari, Kenau en Het meisje met het rode haar van Theun de Vries, Else Böhler, Juffrouw Lot en Een alpenroman van Vestdijk, Twee vrouwen van Harry Mulisch en ongetwijfeld nog vele andere werken waar ik nu zo een, twee, drie niet aan denk.

De meest opmerkelijke zegeluitspraak in dit boek vinden we echter op pagina 17: ‘Nu hebben vrouwen van oudsher

[pagina 75]
[p. 75]

weinig beroepsmogelijkheden gehad om precies deze redenen: gebrek aan vrije tijd, gebrek aan mogelijkheden om te leren, gebrek aan geld. Gelukkig - en hierin onderscheidt schrijven zich van de beeldende kunsten - kan schrijven ook in je vrije tijd, gelukkig kost papier weinig geld.’

Aldus is de redenering: vrouwen hebben van oudsher weinig vrije tijd gehad en schreven daarom volgens Stamperius minder en dan volgt de mededeling: ‘Gelukkig kan schrijven ook in je vrije tijd.’ Geen zegeluitspraak, maar wel een hoogst zonderlinge gedachtensprong. Maar tussen de gedachtenstreepjes staat wel een zegeluitspraak. Schrijven zou zich van beeldende kunst onderscheiden door het feit dat men het in zijn vrije tijd kan doen. Men kan in zijn vrije tijd dus geen schilderij maken, geen beeldje boetseren, en niet tekenen. Een unieke zegeluitspraak.

Een iets minder gemakkelijk als zegeluitspraak te ontmaskeren opmerking vinden we bij Andreas Burnier: ‘Welke vrouw ter wereld zou zich het soort autobiografische literatuur hebben kunnen permitteren waar Gerard Reve of Céline, Léautaud of Genet om worden bewonderd en gerespecteerd?’

Om deze uitspraak te kunnen weerleggen is enige kennis van de Franse literatuur vereist. Maar wie deze kennis bezit, kan toch onmiddellijk de namen noemen van Albertine Sarrazin en Violette Leduc. Hun werk valt precies onder het soort autobiografische literatuur waarover Burnier spreekt.

Ook bij Juliet Mitchell vinden we een opmerkelijke zegeluitspraak. ‘Voorbehoedmiddelen worden alleen gemaakt voor vrouwen, die dus weer het proefdier moeten zijn in een zaak die beide sexen aangaat.’

Voor het meest gebruikte voorbehoedmiddel ter wereld, het condoom, geldt dit domweg net.

Bij Evelyn Reed vinden we in Problems of women's Iibera-

[pagina 76]
[p. 76]

tion ook een paar aardige zegeluitspraken. ‘De dierenwereld,’ zegt zij, ‘kent niet zo iets als het huwelijk.’ Bij vele vogelsoorten leven het mannetje en het vrouwtje strikt monogaam tot de dood erop volgt.

Na een verhandeling over broederlijke vriendschappen bij mannen, zegt Reed: ‘In de dierenwereld vinden we nergens een dergelijke broederschap van mannelijke dieren.’ Dit is niet waar. Bij chimpansees - zie hierover de boeken van Jane Goodall en Frans de Waal - vinden we broederschappen van mannelijke dieren.

Tenslotte merkt Reed ook nog op: ‘Door het dierlijke individualisme te vervangen door collectief leven en werken, maakten de vrouwen de kloof tussen de menselijke samenleving en het dierenrijk onoverbrugbaar.’ Evelyn Reed heeft blijkbaar nog nooit over bijen, mieren en termieten gehoord.

Een apart genre vormen zegeluitspraken over de geschiedenis. Zo schreef Angenies Brandenburg: ‘Vrouwen zijn onzichtbaar in de geschiedenis.’ Zou ze nooit van Mata Hari, Cleopatra, Jeanne d'Arc, Xantippe, Koningin Elizabeth de Eerste, Elizabeth Bas, Kenau Simons Hasselaar en Amalia van Solms gehoord hebben, vraagt de verbaasde lezer zich hier af.

Ook Joke Smit deed een dergelijke zegeluitspraak: ‘Geschiedschrijvers zijn tot nog toe mannen geweest.’ Een tamelijk onrechtvaardige opmerking tegenover Annie Romein-Verschoor! Kennelijk had Joke Smit bovendien nog nooit gehoord van Barbara Tuchman, Ragnhild Hatton, Mevrouw Meilink-Roelofsz, Elisabeth Visser, C.W. Roldanus, Barbara Hammond, Beatrice Webb, Phyllis Denne, J.M. van Winter, Iris Origo, E.P, de Booij, Lea Dasberg, en ga zo maar door. Juist op het gebied van de economische geschiedenis hebben vrouwen de mooiste historische werken geschreven.

Als men de uitspraak doet: ‘Vrouwen zijn onzichtbaar in

[pagina 77]
[p. 77]

de geschiedenis’ impliceert zo'n uitspraak ook altijd dat mannen niet onzichtbaar zijn in de geschiedenis. Maar zoals voor vrouwen geldt dat alleen de uitzonderlijke figuren, de koninginnen en prinsessen en martelaressen de geschiedenisboeken gehaald hebben, zo geldt ook voor mannen dat alleen beroemde politici en dergelijke in de geschiedenisboeken figureren. Kruideniers, boerenarbeiders, verveners en turfstekers zijn ook onzichtbaar in de geschiedenis.

In zo'n geval zou men van een impliciete zegeluitspraak kunnen spreken. Wanneer de uitspraak gedaan wordt, wordt stilzwijgend verondersteld dat datgene wat voor vrouwen wel geldt, voor mannen niet geldt en omgekeerd. Een impliciete zegeluitspraak deed bijvoorbeeld ook Joke Smit in Opzij van juni 1979 toen zij schreef dat vrouwen op straat van onbekenden sexueel commentaar krijgen op hun fysiek. Hierbij wordt stilzwijgend aangenomen dat mannen op straat van onbekenden géén sexueel commentaar krijgen op hun fysiek. Nu, niets is minder waar. Onlangs vroeg een meisje in de Haarlemmerstraat te Leiden mij ‘of mijn lul even kaal was als mijn kop’.

Een goede vriend, ook kaalhoofdig, en bovendien bebrild, kreeg op straat van een opgeschoten jongedame te horen: ‘Nog zo'n kale bril, die neuken wil.’

Elke kalende man die er niet al te gespierd uitziet, kan treffende uitspraken citeren, hem door mannen én vrouwen op straat toegevoegd. Niet altijd is hier sprake van sexueel commentaar; ook het gewone commentaar mag er zijn. Zo kreeg ik kort geleden nog van een alleraardigst meisje bij een tramhalte te horen: ‘Zo'n kale kruin is heel gauw bruin.’ Voorwaar, een troostrijke gedachte!

 



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken