Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrouw bestaat niet (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrouw bestaat niet
Afbeelding van De vrouw bestaat nietToon afbeelding van titelpagina van De vrouw bestaat niet

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (6.74 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrouw bestaat niet

(1982)–Maarten 't Hart–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

19 Een nieuwe religie

Dat het feminisme zich allengs duidelijker als een pseudogodsdienst manifesteerde, leverde nog een reden op om het steeds wantrouwiger te bekijken. In 1975 schreef Annie Romein-Verschoor: ‘Toen ik juist dezer dagen een reeks uitspraken van jonge feministen las op de vraag: wat betekent het feminisme voor u?, vroeg ik me af wat toch het tromgeroffel en trompetgeschal betekende dat in de lucht scheen te hangen, tot er zich een kreet uit losmaakte: Het bloed van Jezus reinigt ons geheel, boem, boem! Ja, dat was het: het Leger des Heils of nog meer - want een beetje elitair is het

[pagina 124]
[p. 124]

nieuwe feminisme nog altijd: het juichend gezang van de smiling boys die ons in de jaren '50 de Morele Herbewapening kwamen verkondigen: Ik heb het heil gevonden.’

Ruim anderhalf jaar later schreef ik: ‘Elke keer als mij de laatste tijd publikaties onder ogen kwamen van feministische zijde stelde ik vast dat dat geschrijf mij sterk deed denken aan iets dat ik van vroeger kende. Ik kon alleen maar niet bedenken wat dat nu was. Maar onlangs zag ik in een etalage van een vrouwvriendelijke boekwinkel een exemplaar van The Liberated Woman's Songbook en opeens herinnerde ik mij andere zangbundels. Ik werd mij ervan bewust dat wat ik van vroeger opving niets anders was dan de opwinding rondom de vrijmaking van de Gereformeerden die artikel 31 onderhielden. Bovendien kwam ook die eigenaardige onderverdeling van alle mensen in drie groepen weer terug: de echte uitverkorenen, zij die wel tot de ware kerk behoren maar nog niet bekeerd zijn en de verdoemden. Binnen het feminisme zijn de vrouwen die zich “bewust geworden” zijn van hun treurige positie de uitverkorenen. De andere vrouwen behoren al wel tot de ware kerk, maar weten het nog niet. En de verdoemden, de zondaars, zij die “van de wereld zijn”, behoren tot de andere sexe.’

Op dat artikel volgden woedende reacties. Achteraf gezien vreemd, want Annie Romein had al veel eerder op de pseudoreligieuze inslag van het feminisme gewezen. Toch wilden sommige briefschrijfsters mij, vastgebonden op een kookplaat, in de oven schuiven en deze op de stand negen plaatsen.

Niettemin heeft het feminisme zich sinds 1975 steeds duidelijker gemanifesteerd als een ersatz-religie. Voor elke vorm van godsdienst is typerend dat het zijn gelovigen bijeenbrengt in een bepaalde ruimte, die bij voorkeur liefst niet wordt betreden door ongelovigen. Aan het Vrouwenhuis wordt mannen de toegang ontzegd. In Amsterdam kun je,

[pagina 125]
[p. 125]

op de galerij van een flat aan de Nieuwe Herengracht staande, aan de achterkant in het Vrouwenhuis naar binnen kijken. Ik heb daar al vaak gestaan en mocht dan aanschouwen wat de psalmdichter beschrijft met de woorden: ‘Zij heffen hun handen klappend naar omhoog.’

In mijn nrc-artikel zei ik: ‘Het is boeiend om te zien hoe bepaalde gedachten, ideeën, redeneringen die vroeger in Opgang, Opwaartsche wegen en dergelijke bladen te vinden waren, nu op analoge wijze in Opzij geuit worden. Het wachten is nu alleen nog op een echt literair tijdschrift van vrouwen. Ook dat zou passen bij een tendens die zich steeds duidelijker aftekent in het feminisme.’

Sindsdien is dat literaire vrouwentijdschrift onder de naam Chrysallis inderdaad verschenen. Er zijn zelfs restaurants voor vrouwen geopend: de doorgaande segregatie van de vrouwenbeweging lijkt haast nog effectiever dan van de Gereformeerd vrijgemaakten.

En net als de apostel Paulus verklaarde de oprichtster van Chrysallis, Hannemieke Stamperius, in een interview dat zij ‘het licht had gezien’ toen zij feministe werd.

Typerend voor de Gereformeerden uit mijn jeugd was (en is het soms nog wel) dat ze romans en verhalen uitsluitend lezen met het doel om te zien of de inhoud wel christelijk genoeg is. En dan veroordeelt men bijvoorbeeld het slot van Het fregatschip Johanna Maria van Arthur van Schendel omdat Brouwer niet, aan het einde van zijn leven, de naam van Jezus zegt, maar die van zijn schip.

Zulk soort literatuurkritiek vind je nu ook weer terug bij de feministen. In een artikel van Truus van Pinkster dat in Te Elfder Ure (22ste jaargang nr. 3, 1975) verscheen worden de werken van Maartje Luccioni, Mensje van Keulen, Mischa de Vreede, Annemarie Baardt, Andreas Burnier, Monika van Paemel en Lidy van Marissing uitsluitend onderzocht op de

[pagina 126]
[p. 126]

mate van ‘bewustwording’ die deze boeken te bieden hebben. Zoals te voorzien valt, deugen de werken van Maartje Luccioni en Mensje van Keulen absoluut niet. Volgens Truus van Pinkster geeft Luccioni ‘in het loflied op de “vrouwelijke, natuurlijke vrouw” een heel konventioneel beeld van die vrouw, door de ogen van mannen; en dat beeld wordt niet of nauwelijks door de vrouwelijke hoofdpersonen gekorrigeerd.’ Het werk van Mensje van Keulen typeert Van Pinkster als ‘bevestigende realisme: het blijft staan bij wat je zo op het eerste gezicht ziet’.

Veel beter vindt Van Piekster Ontbinding van Lidy van Marissing. ‘Het is een sterke poging tot bewustmaking van de positie van mensen in het algemeen die in de marge van de samenleving zitten (vrouwen, bejaarden); en van de relatie van die positie tot ons sociaal-ekonomies systeem.’

Waar vroeger romans en gedichten er, volgens de Christelijke critici, toe moesten dienen om mensen te bekeren, daar moeten ze nu dienen tot bewustmaking. Literaire kwaliteit is van geen belang - het gaat slechts om het nuttig effect van zulke werken. Uit het artikel van Van Piekster spreekt dezelfde enghartige dogmatische geest als uit het werk van Calvinistische critici van voor de oorlog. Zullen we dan nooit wijzer worden?

Overigens is het uitermate opvallend hoe merkwaardig groot de overeenkomst is tussen de termen ‘bekering’ en ‘bewustwording’. Je kunt ze gewoon onderling uitwisselen zonder dat het ook maar één ogenblik spaak loopt.

Typerend voor elke godsdienst is ook de drang tot zending en missie. Zo wordt er door feministen onderscheid gemaakt tussen wij die het ai weten en zij die nog bereikt moeten worden, zoals Selma Sevenhuijsen het omschrijft. Niet zo lang geleden hoorde ik een feministe er voor de radio over klagen dat het zo moeilijk was om gehuwde plattelandsvrouwen

[pagina 127]
[p. 127]

ervan te overtuigen dat ze niet gelukkig, maar juist diep ongelukkig waren. Zo heb ik ook eens een zendeling koten vertellen dat het zo moeilijk was om inboorlingen uit Nieuw-Guinea bij te brengen dat ze in ellende verloren waren. Heel, heel moeilijk, zei hij, om die tevreden en gelukkige mensen enig zondebesef bij te brengen.

Natuurlijk zijn ook discussies over de zuiverheid van de leer in allerlei vormen binnen het feminisme terug te vinden en die discussies gaan altijd gepaard met het over en weer verketteren van elkaars leerstellingen. Zo schrijft de feministe Antje Kunstmann over de feministe Kate Millet: ‘Het zou ronduit een catastrofe te noemen zijn, als de aanzetten tot de vrouwenbevrijding zouden zweren bij de stellingen van Millet.’

Gelovigen hebben ook altijd een rijtje heilige boeken staan; feministen uiteraard ook. Marijke Mossink geeft in de Socialisties Feministiese teksten 4 precies aan welke boeken een feministe behoort te hebben. ‘Elke letterlievende socialistiesfeministe heeft een eigen plankje met belangrijke werken.’ En vanzelfsprekend staan op al die plankjes overal dezelfde boeken - dat kan niet missen, daar hoef je heus de werken van Gerrit Komrij niet te verwachten.

Voorts leven gelovigen altijd in angst voor geloofsafval van hun kinderen. Opmerkelijk in dit verband is de brief die Hedy d'Ancona in Opzij van december 1978 aan haar dochter schreef. Dat meisje was toen zeven jaar en die brief, geschreven aan iemand die hem toen nog niet lezen kon, is al een waarschuwing bij voorbaat tegen de verloochening van het geloof van de moeder. ‘Ik zie zo vaak dat dochters van feministen niets van de vrouwenbevrijding moeten hebben,’ merkt Hedy d'Ancona treurig op.

Verder leven gelovigen ook altijd in angst voor een huwelijk van hun kind met een ‘buitenkerkelijke’. Als een kind

[pagina 128]
[p. 128]

met een ongelovige trouwt, wordt dat als een ramp ervaren. Wat dat betreft zullen feministen het wel heel moeilijk hebben; elk huwelijk is immers een huwelijk met een verdoemde. In Lesbisch Prachtboete vertelt Noor van Crevel dan ook over het huwelijk van haar dochter: ‘Ik voelde mij vernederd en verraden: door mijn eigen dochter ten langen leste uitgeleverd aan de hele onzin van de mannenwereld.’

Tenslotte kan een geloof niet zonder eschatologie. Voor gelovigen wordt de mens nooit geboren om te leven, maar altijd om zich op toekomstig leven voor te bereiden. In hun niet-lesbisch prachtboek Het goede leven behandelen Emma en Lodewijk Brunt op pagina 199 een staaltje van feministische heilsverwachting dat op dit gebied alles slaat wat mij onder ogen is gekomen. In het vrouwenhuis te Amsterdam, aan, of all places, de Nieuwe Herengracht, beraadslaagde een blauwdrukgroep over de toekomst. In Nederland overal bos, geen mannen meer, en ondeugende vrouwen in caravans, tot ze besloten dat ze weer in de pas wilden lopen. En dan volgt een passage waarbij ik mij tranen gelachen heb: ‘Eén lid van de blauwdrukgroep merkte op, dat die ondeugende vrouwen misschien wel op het idee zouden komen hun caravans in een halve cirkel te plaatsen om samen een coup te beramen. Maar dit leek de overige aanwezigen hoogst onwaarschijnlijk: “Nee, zó zijn vrouwen niet.”’

Een ander fraai voorbeeld van feministische eschatologie levert het boek Een bed voor jezelf van Evelyne le Garrec. In het laatste hoofdstuk wordt beschreven hoe een buitenaardse bewoner in het jaar 2078 de aarde zal aantreffen. ‘Toen ik aankwam was een heel groot gedeelte van de Aarde groen en dichtbebost en bezaaid met heuvels, die zo rond waren als borsten, en die heuvels waren bewoond, maar uitsluitend door vrouwen.’

Hoe de sanitaire voorzieningen in deze supra-normale

[pagina 129]
[p. 129]

molshopen geregeld zijn, vertelt deze bezoeker helaas niet. Ook krijgen wij niet te horen hoe het vuilnis uit deze konijneholen wordt afgevoerd. Wel vernemen we dat er in en bij die holen nauwelijks mannen te vinden zijn - het vuilnis zal dus wel helemaal niet opgehaald worden, ben ik bang.

In die heuvels doen vrouwen zich te goed aan ‘verfijnde spijzen en wijnen’. Ze ‘wijden zich geheel aan spel, studie, creativiteit, dans en liefde’.

Hoe komen ze dan aan die verfijnde spijzen en wijnen? Wijnbouw is een opmerkelijk arbeidsintensieve zaak! En verfijnde spijzen komen ook niet zomaar uit de lucht vallen, die moeten op zijn minst klaargemaakt worden, terwijl de ingrediënten ervoor op de een of andere wijze verbouwd dan wel via de slacht verkregen moeten worden.

Ik ben een man en daar zal het wel door komen dat ik niet kan dromen van dit woongenot in een molshoop. Ik vermoed dat het er nogal koud en oncomfortabel zal zijn. En vooral ook ongezond. Cholera, tyfus en allerlei andere infectieziekten zullen in die heuvels wel niet onbekend zijn, te meer daar feministen nu al niets meer moeten hebben van de hedendaagse medische wetenschap, liever uitwijken naar acupunctuur, kruidendokters, astrologen, waterkijkers, en met brandnetelsoep kinkhoest en tuberculose bestrijden.

Pasternak spreekt al in zijn boek over ‘de eeuwige trek van de mens naar de natuur’ en over de ‘illusie zich met zijn eigen handen een bestaan te kunnen verzekeren’. Pasternak laat één van zijn personen al zeggen dat het ‘een idyllische, naïeve illusie is’.

Maar idyllisch en naïef vind ik de dromen van Evelyne le Garrec eigenlijk niet. Het heeft iets griezeligs, vind ik, om zulke dingen te lezen. Het is net alsof Evelyne le Garrec en ook die vrouwen van de blauwdrukgroep waarover Emma Brunt vertelt, bezig zijn gek te worden.

[pagina 130]
[p. 130]

Of zoals Gerrit Komrij zei: ‘Vermomd als emancipatie en feminisme wandelt de voltallige stoet van achterlijke oergevoelens, ethische vaagheden, irrationele instincten, demagogischeleuzen, egoïstische pedanterieën en obscurantistische praatjes voor de vaak weer brutaal de voordeur binnen.’

 



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken