Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands glorie (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands glorie
Afbeelding van Hollands glorieToon afbeelding van titelpagina van Hollands glorie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.33 MB)

XML (1.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
roman (populair/bestseller)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands glorie

(1940)–Jan de Hartog–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 436]
[p. 436]

Hoofdstuk XXVI

En dan, wanneer hij met zijn vloot na die roemruchte reis in het moederland is weergekeerd, doet hij het ongelooflijke. Iedereen, zelfs Bout, die hem toch het beste kende van alle mensen, voorzag iets verschrikkelijks; de reis lang heeft hij zwijgend gegeten en zwijgend op de brug gestaan, daar moest iets broeien.

Maar als de kleine vloot de armen van IJmuidens pieren is binnengegaan, de schepen gemeerd liggen aan de kade, de huldiging verdragen en de afmonstering voltrokken is, belt hij het woonhuis op van den ouden Kwel. Een huisknecht antwoordt, zegt dat alleen mijnheer Nol te spreken is; wanneer die komt vraagt kapitein Wandelaar of hij, die avond, een bezoek kan brengen dat belangrijk is; maar hij wil alleen spreken met den ouden Kwel, anders heeft het geen zin. Nol legt de hoorn neer, en als hij haar, na een tijd van stilte, weer opneemt, is het om te zeggen dat het in orde is.

Niemand weet ervan; Bout niet, Maartens niet, Sjemonow niet, geen mens. Hij gaat als een samenzweerder naar dat huis, geeft er zijn pet af aan de knecht, die zwijgend de deur voor hem heeft geopend naar een sombere vestibule, dan wordt hij in een kamer gelaten met een luchter aan de zoldering en een open haard, waar hout in brandt. Hij staat voor die haard, met de handen op de rug, wanneer er deuren openrollen en een stem zegt: ‘hier ben ik, kapitein.’

Als hij zich omdraait ziet hij den ouden Kwel, voor het eerst van zijn leven. Een kleine, zachtmoedige grijsaard, met vriendelijke ogen; het valt bijna niet te begrijpen, dat dit nu de man is, die aan zoveel weerloze zeelui zoveel kwaad heeft gedaan.

Voor het eerst van zijn leven staat hij tegenover den man, die hij heeft willen vermoorden na Nellies dood, en die hij de hand geeft nu ook Riekie er niet meer is. Het zou een ogenblik moeten zijn van de diepste vernedering, ondenkbaar voor een man van eer, die eens een eed heeft gezworen op de marteldood van

[pagina 437]
[p. 437]

loeder Kwel, en die zijn leven lang gewacht heeft op de kans voor een vergelding. Maar in de nachten, dat hij met open ogen in het donker lag te wachten op de vuist Gods, om hem te verlossen uit dit leven, waarin nu het laatste licht was gedoofd, heeft hij een hand gevoeld op zijn schouder en een vinger gezien, die hem wees wat hij doen moest. Nu staat hij ongebroken voor die haard; een man, die meer verdriet heeft dan een mensenkind dacht te kunnen dragen, maar ook een zekerheid, die sterker is, - gekomen uit het niets, als het pluisje van een paardebloem, dat hij eens op de brug vond, in volle zee.

Hij zegt: ‘niemand weet dat ik hier ben, en wat wij met elkander bespreken blijft tussen ons. Ik wil geen woord besteden aan wat er gebeurd is, dat weet u net zo goed als ik, misschien beter. Ik wil me bepalen tot de toestand van 't ogenblik, en dan staan we nu tegenover elkander als vijanden, waarvan ik de sterkste ben. Ziet u dat in?’

De oude man kijkt hem aan. Niet verwonderd, niet verontrust; hij kijkt hem alleen maar aan. ‘Gaat u verder,’ zegt hij.

‘Ik heb,’ zegt Jan Wandelaar, ‘materiaal voor een proces tegen u en uw maatschappij, dat een schandaal zou betekenen wanneer het voor de rechter kwam. Ik heb het vertrouwen van iedere levende ziel, die op een hollandse sleepboot de zee bevaart, en van iedere werkgever, die iets voor de zeesleepvaart aan te besteden heeft. Ik heb, op dit ogenblik, de keus uit zestien transporten, waar ik voor zou kunnen vragen wat ik wilde, wanneer ik er de boten voor had. En die boten kan ik krijgen, morgen aan de dag, wanneer ik mijn vennootschap openmaak en aandelen te koop geef op de beurs. Ik zou daarmee de maatschappij Kwel en van Munster de nek kunnen breken, in een paar jaar tijds.’

Wanneer hij zwijgt, vraagt de oude Kwel: ‘nu...? En wat is de bedoeling van.... dit alles?’

Dan zegt hij: ‘God weet, dat ik m'n leven lang gewacht heb op de kans, om u in de grond te stampen, zó diep en zó hard, dat geen hond u ooit weer terug zou kunnen vinden. Maar nu ik zover ben, dat ik het zou kunnen doen, zie ik er de zin niet meer van. Wanneer wij elkander in de haren vliegen, trekt de buitenlandse concurrentie aan 't langste eind; de Hamburgse “Bugsier” begint al op 't diepe water, in Engeland worden ze levendig op de lange trip. Wanneer wij in Holland de zaak in hand willen houden, moeten we stations stichten op New Foundland, in Bretagne, op Ierland, en daar boten in

[pagina 438]
[p. 438]

bergingsdienst leggen, die de vaart over de noord-atlantic van assistentie kunnen voorzien. We moeten ons materiaal vernieuwen, onze mensen beter opleiden, de toestanden veranderen. Daar komt niks van, als wij onder elkaar moord en doodslag gaan doen. Is u dat met me eens?’

De oude Kwel glimlacht nu niet meer; hij kijkt voor het eerst naar hem als iemand die luistert. ‘U wilt een fusie?’ vraagt hij.

Voor Jan Wandelaar antwoordt strekt hij de hals, alsof hem daar iets pijn doet. Hij kijkt niet naar den ander, als hij spreekt. Hij heeft de handen op de rug en kijkt naar de luchter, een kleine zwerm van sterren, stil en roerloos boven al dat gedoe op de begane grond. Hij zegt: ‘niet eens een fusie. Ik wil varen voor Kwel en van Munster, als kapitein. Maar op twee voorwaarden: de eisen van de Bond over voeding, lonen en pensioensregeling moeten ingewilligd worden, en u moet aftreden als directeur.’

Het blijft stil, daarna; zo lang, dat het tikken van een klok in de gang hoorbaar wordt in de stilte.

En dan zegt de oude Kwel, met een glimlach: ‘Zoals u wilt, kapitein Wandelaar. U wint.’

 

***

 

Wanneer het bericht bekend wordt, dat kapitein Jan Wandelaar met zijn schepen is overgegaan naar de firma Kwel, als commodore van de vloot, nadat hij alle eisen van de Bond en het aftreden van den ouden tyran had afgedwongen, en dat hij nu het commando op zich zal nemen van een nieuwe dokreis naar Singapore, is de man, die al deze opschudding op zijn geweten heeft, niet te vinden voor de pers. Niemand weet zijn adres, zijn schoonmoeder niet, de oude Kiers niet, zijn kapiteins en zijn kameraden niet; niemand. Zelfs de directie van Kwel & van Munster weet het niet; het enige, wat zij zeggen kunnen, is: dat de ‘Furie’, die het convooi weer zal leiden als vlaggeschip, uit zal varen onder bevel van kapitein de Meeuw en dat de commandant eerst onderweg aan boord zal komen.

Hij woont, onvindbaar, in een hotelletje aan de Bretonse kust; een grote, stille man, die iedere dag gaat wandelen langs het strand, een strooien hoed op het achterhoofd en met blote voeten in de uitlopers van de branding, die sissend verglijden over het zand. Hij blijft van zonsopgang tot zonsondergang weg, neemt brood mee in een zakje en een stok voor de wandeling; een enkele krabbenvisser ziet hem wel eens zitten, hoog op de rotsen met de hand boven de ogen, turend over zee, of in de schaduw

[pagina 439]
[p. 439]

van een struik, met de veldfles aan de mond. Hij wandelt zich daar, drie weken lang, het heimwee uit het lijf. Hij zwemt en slaapt en plast met de benen door het koude water; hij keert in de donkere gloed van de avond weerom, met een kop van koper en ogen als maanstenen.

De zeelui van het dorp, met wie hij wel eens een praatje maakt, als de lamp is opgegaan en zij met een knak in de rug op de tapkast leunen in de gelagkamer, noemen hem Yann; als hij weggaat drinken ze een rondje op zijn gezondheid.

Hij gaat weg als een pelgrim, met zijn bullenzak aan een stok over de schouder en de hoed in de hand; wanneer hij Brest komt binnengelopen en in een matrozenlogement aan de haven zijn intrek neemt, moet hij eerst betalen, voor hij naar boven mag, zo stoffig en ongeschoren ziet hij er uit. Drie dagen woont hij daar, ce mâtelot hollandais; dan gaat een machtig convooi op de rede ten anker. Zes sleepboten, die een dok vervaren van de Tyne naar Singapore.

Hij gaat met een sloep van de ‘Furie’ aan boord, en pas als op alle schepen de blauwe Peter wordt gehesen, weten de gasten van ‘Hôtel de l'Océan’ dat zij met l'illustre capitaine Vandellarr aan één tafel hebben gezeten, en gevloekt toen hij het zout niet gauw genoeg doorgaf.

Zij turen het convooi na, een kantig silhouet op de fonkelende zee, tot het is opgelost in de damp van de einder.

Coba zegt: ‘hij is herrezen. God zij geprezen.’

Bout zegt: ‘hou op met die gelovigheid, want daar heb ik een hekel an, ook als 't rijmt.’

Kok Blekemolen zegt: ‘ik heb vàrse peertjes, kaptein; is dat goed voor morgenochend?’

Jan Wandelaar zegt: ‘best, kok; ga jij je gang maar, jongen.’

Hij staat, zoals hij altijd gestaan heeft en altijd staan zal, tot het eind van dit leven: op de brug, de handen op de rug, de benen gespreid voor de slingering.

Varen, varen, God!, laat me varen; want onbereikbaar is het ware noorden van het verlangen, en achter de einder wenkt altijd het geluk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken