Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Beschryving van Guiana, of de wilde kust in Zuid-America (1770)

Informatie terzijde

Titelpagina van Beschryving van Guiana, of de wilde kust in Zuid-America
Afbeelding van Beschryving van Guiana, of de wilde kust in Zuid-AmericaToon afbeelding van titelpagina van Beschryving van Guiana, of de wilde kust in Zuid-America

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.31 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

studie


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Beschryving van Guiana, of de wilde kust in Zuid-America

(1770)–Jan Jacob Hartsinck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina t.o. 521]
[p. t.o. 521]


illustratie
Caart van Suriname.


[pagina 521]
[p. 521]

Beschryving van Guiana, of de Wilde Kust, in Zuid-America.

Vier en twintigste hoofdstuk.
Beschryving van Suriname.

De Colonie van Suriname wordt van die van Berbice, door een Grenspaal, omtrend halver wegen tusschen de Rivieren Berbice en Corentin aan het breede Water, afgescheiden; welke bepaaling door den Heer Cornelis van Aarssen van Sommelsdyk en den Heer van Peere gemaakt is: omtrend het Grondgebied van het Nederlandsch en Fransch Guiana (waar over wy te vooren gezegd hebben, dat verschil tusschen de Franschen en Nederlanders ontstaan was) zal hier de plaats zyn, wat naaukeuriger te verhandelen. De Franschen bepaalen hun gebied door de Marowine, beweerende, dat die Rivier hen nog toebehoort zo wel aan de Ooster als Westerboorden. Dit gevoelen vestigen zy op zekere Acte van Octroy en Overgifte van de Colonie van Suriname aan den Lord Willoughby, door Carel den Tweeden, Koning van Groot Brittannien, op den 2den Juny des Jaars 1662, in het vyftiende Jaar zyner Regeeringe verleend; welke ik, om deszelfs echtheid en om dat zy mynes weetens, nergens by eenigen Schryvers voorkomt, hier woordelyk in de Engelsche en Nederduitsche Taalen invoege, zynde het echte Engelsche Afschrift onder my berustende.

[pagina 522]
[p. 522]

Decima Pars Paten: de Anno Regni Regis Caroli Secundi Quinto Decimo.

D Con Dno Willoughby & Hide Ar.4.

‘CHARLES the SECOND by the Grace of God &c. To all to whome these presents shall come GREETEINGE WHEREAS Francis Lord Willoughby of Parham, in the Yeare of our Lord One thousand six hundred and fifty and in the third Yeare of our Reigne Did at his owne pper Costs and Charges provid equipp rigg and furnish one Shipp or Vessel with Men and Merchandize and also with Warlike Furniture and Amunicon to goe and sayle unto the mayne Land of America or some part thereof as well for the further Discovery of the same as for the introducinge and begettinge a sree Comerce betweene England and other Dominions of this our Kingdome and the parts of America. CAREL de TWEEDE, door Gods genade enz. Alle den geenen die deeze zullen zien SALUT. ALZO Francis Lord Willoughby van Parham, in het Jaar onzes Heeren duizend zeshonderd en vyftig, en in het derde Jaar onzer Regeering, ten zynen kosten en lasten, een Schip of Vaartuig heeft geproviandeerd, geequipeerd, met want voorzien en verzorgd van Manschap en Koopmanschappen; als mede met Oorlogs behoeftes en Ammunitie, omme te gaan en te zeilen naar het Vaste Land van America of eenig gedeelte van dien, zo wel tot verdere ontdekking van het zelve, als tot invoering en verkryging van eenen vryen Handel tusschen Engeland en andere Domeynen van dit ons Koningryk en de Deelen van America.
  
‘AND WHEREAS by the blessinge of God uppon that first Voyage and Undertakeinge the psons therein imployed and intrusted did afterwards Sayle and come into a pte of the mayne Land of America EN DEWYL door Gods zegen by die eerste reize en onderneeming de Persoonen daar toe gebruikt en betrouwd, naderhand gezeild en gekomen zyn in een gedeelte van het Vaste Land van America gemeenlyk

[pagina 523]
[p. 523]

comonly called or knowne by the name of the mayne Land of Guiana and by Treaty and Agreement with the Natives and Inhabitants then beinge neare and about certeyne Waters or Rivers of the Mayne Land aforesaid comonly called Serrenam also Surrenam and inhabitinge betweene certeyne other Waters or Rivers there comonly called Marawyn and Seramica were recieved and admitted to enter upon and possesse parte of the sayd mayne Land and did thereupon then actually begin to settle an English Colony and Plantacon upon the same. genaamd, of bekend by de naam, van het Vaste Land van Guiana, en door Verbond en Verdrag met de Inboorlingen en Inwooners, toen zynde digte by, en omtrent, zekere Wateren of Rivieren van het voornoemde Vaste Land, doorgaands genaamd Serrenam ook Surrenam, en woonende tusschen zekere andere Wateren en Rivieren aldaar, gemeenlyk genaamd Marawyn en Seramica, ontvangen en toegelaaten zyn om een gedeelte van het gezegde Vaste Land te bezitten, en als toen met 'er daad aldaar een Engelsche Colonie en Volkplanting hebben begonnen op te richten.
  
‘AND WHEREAS afterward the said Francis Lord Willoughby Did at his owne pper Cost and Charges fitt rigg equipp and furnish out an other Ship or Vessel of twenty Gunnes and two other smaller Shipps or Vessells as wel with Men and Armes and Warlike Amunicon as with Merchandize and other Goods and Comodities necessary for the support of the said new begun or intended Plantacon And for the further Assureinge and carryeinge on thereof and alsoe for the better Incouragement of such others as by and with the consent EN ALZO de gezegde Francis Lord Willoughby naderhand ten zynen eigen kosten en lasten uitgerust, met want voorzien, geëquipeerd en bezorgd heeft een ander Schip of Vaartuig van twintig Stukken Kanon, en twee kleiner Schepen of Vaartuigen, zo met Manschap, Wapenen en Ammunitie van Oorlog, als met Koopmanschappen en andere Goederen en Benoodigdheden voorzien, noodzaaklyk tot onderhouding van de gemelde nieuw begonne of voorgenomene Volkplantinge: en tot verder verzekering en bevordering daar van, als ook tot meerder aanmoediging

[pagina 524]
[p. 524]

of the said Lord Willoughby should be willing to repaire thither and and plant there which second Expedicon by the blessinge of God takeinge good Effect severall other Shipps and Vessells Men pvicons Armes and Amunicon were afterwards at severall tymes by the only Care and at the Costs and Charges of him the said Lord Willoughby sent and came to the said Colony and Plantacon and afterwards in the Yeare of our Lord God One thousand six hundred fifty two and in the fifth Yeare of our Reigne for the better settleinge of the said Colonie and Affaires there of and of the lawfull possession and Tytle of him the said Lord Willoughby and his Heires of in and to the aforesaid pte of the maine Land within the Rivers and Lymitts aforesaid soe acquired by agreement and contracted for with the Natives and Inhabitants thereof by the serveral pson and psons thentofore imployed by and on the behalfe of him the said Lord Willouhyby as aforesaid HE the said Lord Willoughby did in his owne pson with divers other his Servants end Attendance sayle and goe into the said Plantacon and Colony and at his great Ha- van alle anderen welke met toestemming van den gemelden Lord Willoughby zich derwaarts zouden willen begeeven en nederzetten; welke tweede Onderneeming door Gods zegen van een goeden uitslag bevonden zynde, verscheidene andere Schepen en Vaartuigen, Manschap, Leeftocht, Wapenen en Ammunitie, op byzondere tyden, alleen door de zorge en ten kosten en lasten van de gemelde Lord Willoughby zyn gezonden en aangeland in de gemelde Colonie en Volkplanting; en naderhand in het Jaar onzes Heeren een duizend zes honderd twee vyftig en in het vyfde Jaar onzer Regeering; HY de voornoemde Lord Willoughby in persoon met verscheidene andere zyne Dienaaren en Gevolg, tot beter, vaststelling van de gemelde Colonie, derzelver belangen wettige bezitting en Regt van hem en zyne Erven, van, in, en tot het gemelde gedeelte van het vaste Land binnen de Rivieren en Grenzen voornoemd, aldus by verdrag verkreegen en gecontracteerd met de Inboorlingen en Inwooners daarvan, door de byzondere Persoonen daartoe bevoorens door en ten behoeven van hem gebruikt is, gezeild en gegaan naar de gemelde Volkplanting en Colonie, en ten zynen groot ge-

[pagina 525]
[p. 525]

zard Charges and Expences fortified and furnished the same with Cannon Armes Amunicon and all other pvicons requisit and necessary as well for the Defence thereof as for the Introducinge and begettinge a Trade betweene this our Kingdome and the Dominions thereof and the ptes aforesaid. vaar lasten en kosten dezelve heeft gefortificeerd en voorzien met Kanon, Wapenen, Ammunitie en alle andere Noodwendigheden, noodig en noodzaaklyk zo wel tot derzelver bescherming als tot invoering en verkryging van eenen Handel tusschen dit ons Koningryk, de Domeynen daarvan, en de gedeeltens hier voor gemeld.
  
‘AND WHEREAS since his Returne from thence into England he the said Lord Willoughby hath at his owne proper Cost and Charges further supplyed and supported the said Colony and hath from tyme to tyme provided and sent severall other Men and Planters Shipps and Vessels Armes Amunition Goods and Merchandizes and all Necessaries thither for the Defence and Mayntenance thereof soe as if the said Colony beinge now become numerous be alsoe en couraged and pvided of good and necessary Lawes and Constitucons for the orderly Governement thereof not only the Trade but alsoe the Dominions of this our Kingdome may bee thereby much augmented and increased. EN ALZO sedert zyne wederkomst van daar in Engeland, de gemelde Lord Willoughby ten zynen eigen kosten en lasten de gemelde Colonie verder voorzien en onderhouden, van tyd tot tyd verzorgd en derwaards overgezonden heeft verscheidene andere Persoonen en Planters, Schepen en Vaartuigen, Wapens, Ammunitie, Goederen en Koopmanschappen, en alle andere Noodwendigheden tot derzelver bescherming en onderhouding; zo dat de gemelde Colonie thans Volkryk zynde geworden, mede aangemoedigd en voorzien moet werden van goede en Noodige Wetten en Constitutien tot behoorlyke bestieringe van dezelve, en dus niet alleen de Handel maar ook de Domeynen van ons Koningryk daar door veel geaugmenteerd en vermeerderd kunnen werden.
  
‘ALL which we haveinge taken ALLE het welke wy in overwee-

[pagina 526]
[p. 526]

into our Consideracon with the Honor and proffitt of the Designe and the good Affeccons and faithfull Services pformed to us by the said Lord Willoughby and beinge willing to promote the same in all things that are just and also to ratifie and confirme as much as in us lyes the just and lawfull Tytle and Right of him the said Lord Willoughby and his Heires and Assignes of and into the same. ging genoomen hebbende, als ook de Eere en 't Profyt van deeze onderneming, en de goede affectien en getrouwe Diensten aan ons beweezen door de gemelde Lord Willoughby, en genegen zynde hetzelve te bevorderen in alles dat rechtmatig is, als ook zo veel in ons vermogen is, den rechtmatigen en wettigen tytel en recht van den gezegden Lord Willoughby, zyne Rechtverkrygende en Lasthebbende van, en tot dezelve te ratificeeren en confirmeeren.
  
‘AND ALSOE takeinge into our Princely Consideracon the good Afseccons and faithfull Service pformed to us by Lawrence Hide Esqr. Second Sonne of our right Trusty and well beloved Cozen and Councellor Edward Earle of Clarendon our High Chancellor of England and the humble Desire of the said Lord Willoughby to us that the said Lawrence Hide may bejoined with and have an equall share and benefitt of our Royall Intencons of favoure to him. EN MEEDE in onse Princelyke consideratie neemende de goede affectien en getrouwe Dienst ons beweezen door Lawrence Hide Schildknaap, tweeden Zoon van onzen zeer getrouwe en wel be minden Neef en Raadsheer Edward, Grave van Clarendon, onzen Opper-Kancelier van Engeland, en het ootmoedig verzoek van den gemelden Lord Willoughby aan ons, dat de gemelde Lawrence Hide meede mogte deelen in een gelyk gedeelte en vrucht hebben van onze voorgenome Koninglyke gunst tot hem.
  
‘KNOW YE that Wee reposing especiall Trust and Confidence in the Care Fidelity Wisdome and Circumspeccon of the said Lord Willoughby and Lawrence U ZY KOND dat Wy byzonder vertrouwen en geloof stellende in de Zorge, Getrouwheid, Wysheid, en Voorzigtigheid, van den gezegden Lord Willoughby en Lawren-

[pagina 527]
[p. 527]

Hide and their humble Peticon. HAVE willed graunted constituted and ordeyned and by these presents doe will graunt constitute and ordeyne That all the mayne Tract of Land Region and continent of Land and Territorie and the Soyle and Grounde and the Coasts thereof beinge part of the continent of Guiana in America called Serrinam als Surrinam lying in breadth East and West one English Mile next beyond the Westerly Banks of the River of Copenam and Easterly one Mile from or beyond the River Marawyne conteyninge from East to West Forty Leagues or thereabouts and extendinge from the maine Ocean or Sea called the North Sea southward up into the Land to the Heads or Springs of the said River and from thence by direct Lynes unto the mayne Ocean called the South Sea and the said Waters Rivers and Streams commonly called the Rivers of Seramica Surrinam Copenam Marawyn and all others Rivers Waters Islands Ports Cittyes Forts Castles Townes Villages Bayes Havens Creeks Streames and Coasts Lakes Moores Woods and the Land Groundes ce Hide, op hun ootmoedig verzoek, HEBBEN gewild vergunt, geconstitueerd en geordineerd, en door deeze tegenswoordige willen, vergunnen, constitueeren en ordineeren, dat de Kust, Landschap, Vast Land, Landstreek, Landsdouw, Gronden en Boorden vandien, zynde een gedeelte van het Vaste Land van Guiana in America, genaamd Serrinam ook Surrinam, leggende in breedte Oost en West een Engelsche myl voor by de westelyke Boorden van de Rivier van Copenam, en Oostelyk eene Myl van of voorby de Rivier Marawyne, zynde van het Oosten tot het Westen veertig uuren gaans of daar omtrent, en strekkende van den grooten Oceaan of Zee genaamd de Noord Zee Zuidwaards op in het Land tot aan de Hoofden of Watervallen van de gezegde Rivier, en van daar in een rechte lyn tot in den grooten Oceaan genaamd de Zuid Zee, en de Wateren, Rivieren en Stroomen gemeenlyk genaamd de Rivieren van Seramica, Surinam, Copenam, Marawyn, en alle andere Rivieren Wateren, Eylanden, Rheden, Steden, Forten, Kasteelen, Vlekken, Dorpen, Baayen, Havens, Kreeken, Stroomen, Kusten, Meiren, Moerassen, Bosschen, en de Grond en Lands-

[pagina 528]
[p. 528]

and Soyle thereof within the Boundes Lymits pcynctes and Territories last above menconed shall for ever hereafter be one pvince and shall be called by the Name of Willoughby Land and the aforesaid Mayne Land Region Contynent of Land and Territorie within the same Lymitts and Bounds aforesaid and every parte thereof together with the said Rivers respectively into one pvince called Willoughby Land WEE do erect make ordeyne constitute found and establish for ever by these psents. douw van dien, binnen de Paalen, Limiten, Grenzen en Streeken hier vooren genoemd, zal hier na ten eeuwigen dage eene Provincie zyn en genoemd werden by de naam van Willoughby Land; gelyk WY by deezen, de voorgemelde Kust, Landschap, Vast Land, en Landstreek binnen dezelve Limiten en Paalen hier voorengemeld, en ieder gedeelte daarvan, gezamenlyk met de gezegde Rivieren respectivelyk, verheffen, maaken, constitueeren, stichten en bevestigen Wy ten eeuwigen dagen tot eene Provintie genaamd Willoughby Land.
  
‘AND FURTHER WEE have given graunted and confirmed And doe by these psents give graunt and confirme to the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes ALL the aforesaid Mayne Land Region and Continent of Land and Territory called Willoughby Land and the Ground and Soyle thereof And all and every the Islands Ports Cittyes Forts Castles Townes Villages Howses Bayes Havens Creekes Waters Streames Rivers and Coasts thereof Moores Woods Tymber Trees Underwoods and all the Land Grounde and soyle VERDERS hebben Wy gegeeven vergund en bevestigd, zo als wy by deezen geeven, vergunnen en bevestigen aan den gezegden Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens DE Gantsche voorgemelde Kust, Landschap, Vast Land en Landstreek, genaamd Willoughby Land, en de Grond en Landsdouw vandien, en alle een ieder de Eylanden, Rheden, Steden, Forten, Kasteelen, Vlekken, Dorpen, Huizen, Baayen, Havens, Kreeken, Wateren, Stroomen, Rivieren en Kusten in dezelve, Moerassen, Bosschen, Timmerhout, Hakbosschen en al het Land,

[pagina 529]
[p. 529]

thereof lyinge and beinge within the Lymitts and Boundes aforesaid together with the said Rivers of Saramica Copenam Marawyne and Surrinam and every of them And also all and all Manner of Mynes and Quarries as well Royall Mynes of Gold and Silver as well not opened as opened as of all other Mineralls Pearles and precious Stones and all ffishings at Sea and at Land and all Rights of Patronage and Advowsons of all Churches and Chappells to be made built or founded and alsoe all Jurisdiccons of Admiralty within the said province and the Lymitts and Boundes thereof as Vice Admirall or Vice Admiralls under our deare and only Brother James Duke of York dureinge his beinge Lord High Admirall of England and afterwards to them the said Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes for ever And alsoe all other Royalties Priviledges ffranchises Jurisdiccons and pheminences within the said Province and all and every the pcynts and Lymitts thereof. Grond en Landsdouw van dien, leggende binnen de Limiten en Paalen voornoemd, gezamenlyk met de voornoemde Rivieren van Saramica, Copenam, Marawyne, en Surrinam en een ieder van dien; als ook alle en alle soorten van Mynen en Groeven, zo wel Koninglyke Mynen van Goud, Zilver, het zy ongeopend het zy geopend als alle andere Mineraalen Paarlen en edele Gesteentes, ook alle Visscheryen ter Zee en te Lande; als mede volkomen Recht van Patronaatschap en Begeeving van alle Kerken en Kapellen welke gemaakt, gebouwd of gesticht zullen werden; gelyk ook volkomen Rechtsgebied in Zee zaaken binnen de gezegde Provincie en de Limiten en Paalen van dien, als Vice Admiraal of Vice Admiraals, onder onze lieve en eenigste Broeder James Hertog van York geduurende den tyd dat hy Admiraal Generaal van Engeland zal zyn, en naderhand alleen aan hen de gemelde Lord Willoughby en Lawrence Hide, hunne Rechtverkrygende en Gemagtigdens ten eeuwigen dage; benevens alle andere Koninglyke Voorrechten, Privilegien, Vrydommen, Jurisdictien en Preëminentien binnen de gezegde Provincie en de Grenzen en Limiten van dien.

[pagina 530]
[p. 530]

‘AND ALSOE the whole and Sole Lordspp propriety Jurisdiccon and Command of all the said Tract of Land and other the pmises above graunted and every parte and parcell thereof with theire and every of theire Rights Menbers and appurtenances whatsoever to be taken had exercised found used and enjoyed And which wee by our Letters Patterns may or can graunt in as ample manner and Sort as hath at any tyme heretofore bin graunted to any other person or persons Owner or Owners Proprietor or Proprietors Lord or Lords of any other Colony Plantacion or pvince in any the Parts of America aforesaid as if the same were therein particularly menconed or expressed and all other Fruits and pffitts of what kind soever that shall or may any wayes issue or arise out of the said pmises or any part of them. ALS OOK de geheele en eenige Heerschappy, Eigendom, Jurisdictie en Gebied over het gantsche gemelde Landschap, alle gedeeltens van dien en 't geen verder voorschreven staat en hier vooren vergund is, met alle zodanige voorrechten, hoe ook genaamd, daar toe behoorende welke verkreegen, gehouden, geoeffent, gevonden, gebruikt en bezeeten zullen werden: En welke wy by onze Brieven van Octroy mogen of kunnen geeven, in zodanige een ampele wyze als ooit te vooren aan eenig ander Persoon of Persoonen, Eigenaar of Eigenaars, Bezitter of Bezitters, Heer of Heeren van eenige andere Colonie, Volkplanting, of Provincie in eenig gedeelte van America voornoemd, is vergund; als of dezelve daarin byzonlyk waren genoemd of uitgedrukt; mitsgaders alle andere vruchten en voordeelen van wat natuur ook, welke op enigerhande wyze zullen kunnen of moogen spruiten of voorkoomen uit het voorengemelde of eenig gedeelte van dien.
  
‘AND LIKEWISE Wee doe by these psents create ordeyne and constitute the said Lord Willoughby and Lawrence Hide their Heires and Assignes the true and OOK stellen wy door deeze tegenwoordige aan, Bevestigen en Constitueeren, de gemelde Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Rechtverkrygende en Gemag-

[pagina 531]
[p. 531]

absolute Lords Proprietors and Governours of the said Province and every part thereof EXCEPT and out of these Presents alwayes reserved unto us our Heires and Successors Thirty thousand Acres of Land pcell of the above menconed Province for our Demeasne together with all Trees Woods and Underwoods Mynes & Royalties thereof or thereunto belonging to be sett out in such part and ptes place and places of the said pvince as may be most fitt and convenient for us our Heires and Successors And that in such manner and by such wayes and Meanes as wee our Heires and Successors shall at any time hereafter Order or direct AND ALSO EXCEPT one full fifth parte of all Oare of Gold and Silver and other the Proffitts of the Royal Mynes aforesaid to be rendered and delivered as hereafter is menconed TO HAVE HOLD and injoy the aforesaid Province and all and singular other the pmises above graunted or menconed or intended to bee graunted as aforesaid unto the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes tigdens tot Wettige en absolute Heeren, Eigenaars en Gouverneurs van de gezegde Provincie en elk gedeelte van dien. UITGEZONDERT dat buiten deeze tegenwoordige, altoos zullen gereserveerd zyn tot een Domein voor Ons, onze Erven en Opvolgers, dertig duizend Akkers Land een gedeelte van de voorgemelde Provincie, met alle de Boomen, Bosschen, Hakbosschen, Mynen en Koninglyke Voorrechten daar aan of daar toe behoorende, welke asgezonderd zullen werden in zodanig gedeelte en gedeeltens, plaats en plaatsen van de gezegde provincie, als het bekwaamste en gelegenste voor Ons, onze Erven en Opvolgers zal zyn: En dat op zulk eene wyze, en door zulke weegen en middelen als Wy onze Erven en Opvolgers ter eeniger tyd hiernamaals zullen ordonneeren of schikken. ALS MEEDE UITGEZONDERT een volkomen vyfde part van alle Goud en Zilver Erts en andere voordeelen van de Koninglyke Mynen voornoemd; welke aan ons gegeven en ter hand gestelt zal werden in maniere als hier na is uitgedrukt. Om de voorgemelde Provincie, en het geene hier vooren vergund, genoemd, of gemeend is vergunt te

[pagina 532]
[p. 532]

for Ever TO BEE HOLDEN of us our Heires and Successors as of our Mannor of East Greenwich in Free and Comon Soccage and not in Capite or by Knights Service RENDERINGE YEILDINGE and PAYINGE therefore unto us our Heires and Successors two thousand Poundes of Tobacco made of the Growth of the said Country to be payd and delivered into our Custom Howse at London Yearly and every Yeare at the Feast of St. Michaell the Archangell The first payment to be made at the Feast of St. Michaell the Archangell which shall bee in the Yeare of our Lord One thousand six hundred sixty fower AND ALSOE YEILDINGE PAYINGE AND DELIVERINGE unto us our Heires and Successors Yearely and from tyme to tyme as the same shall arise the said fifth parte of all Gold and Silver Oare as shall or may at any tyme hereafter bee had taken or found in or out of such Royall Mynes as from tyme to tyme or at any tyme hereafter may be found gotten had or obteyned in or about the pmises hereby werden aan den gezegden Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemachtigdens, ten eeuwigen dage te BEZITTEN en te HOUDEN van Ons, onze Erven en Opvolgers in dier voegen als onze Heerlykheid van Oost Greenwich als een vry afhanklyk LeenGa naar voetnoot(*) en niet in Capite of uit hoofde van Ridderlyke dienst, GEEVENDE OVERGEEVENDE en BETAALENDE daar voor aan Ons, onze Erven en Opvolgers twee duizend Ponden Tabak van de Producten van het gemelde Land; te betaalen en overtegeeven aan ons Tolhuis in London, Jaarlyks op het Feest van St. Michael den Aarts-Engel, zullende de eerste betaaling geschieden op het Feest van St. Michael den Aarts-Engel, welke zyn zal in het Jaar onzes Heeren een duizend zes honderd vier en zestig ALS MEEDE GEEVENDE BETAALENDE en LEVERENDE aan Ons, onze Erven en Opvolgers, Jaarlyks en van tyd tot tyd, als hetzelve plaats zal hebben, de gemelde vyfde part van alle Goud en Zilver Erts, welke ten eenigen tyde hier na zal of mogt verkreegen bekoomen of gevonden, werden, in of buiten zulke Koninglyke Mynen, als

[pagina 533]
[p. 533]

gaunted or any part or pcell thereof. van tyd tot tyd of hier namaals mogten gevonden, verkreegen, bekomen of ontdekt werden, in en omtrent het vooren vergunde of eenig gedeelte van dien.
  
‘AND KNOWE YEE further that Wee doe by these psents give and graunt and confirme unto the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes full power and Authority at theire owne proper Cost and Charges to take and lead recieve and enterteyne into the said Province or any parte thereof for the the better Plantation thereof All such and soe many Person and Psons that shall be thereunto lycenced by the said Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires or Assignes and which shall be free and not prohibited or under Restraint or Imprisonment being Denizons or Natives of this Kingdom or any of the Dominions thereof or any other strangers, that will become our Subjects and will live under our Allegiance as shall willingly transport themselves or be transported thither And that such our Subjects and Strangers together with their psons may carry or convey or cause to be carried or con- VERDER ZY U KENNELYK dat Wy door deezen, geeven, vergunnen en bevestigen aan de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens, volkomen Magt en Authoriteit omme ten hunnen kosten en lasten, tot het beter beplanten van de gemelde Provincie, overtevoeren te ontvangen en te onderhouden in dezelve of eenig gedeelte van dien, alle zulke en zodanige Persoon of Persoonen welke daar toe vryheid verkreegen hebben van de gemelde Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens, mids dat dezelve Vry en niet Gebannen of onder bedwang van Gevangenis zyn, maar de zodanige welke hun Burgerrecht gekocht hebben, of Inboorlingen zyn van dit Koningryk of eenige Domeynen van dien, of eenige Vreemdelingen welke onze Onderdaanen willen werden en onder onze gehoorzaamheid woonen, als zig vrywillig derwaards zullen transporteeren of doen transporteeren. En dat zodanige onze Onderdaanen en Vreem-

[pagina 534]
[p. 534]

veyed thither Armor Weapons Powder Shott Habiliments of Warr Ordinance Amunicon of all sorts or other necessary pvisions of Victualls Cloathinge and other Howsehold Goods usually transported and not prohibited payinge the Customs and Dutyes for such of the said Goodes and pmises as are usually payable and accustomed for the same And that the said psons may there plant inhabit and inherit Lands to them and theire Heires And that such amonge them as Shall not be English shall neverthelesse have like Liberty of Trade onely payinge such Dutyes and Customs as the English doe AND WEE doe further Declare and graunt that noe Inhabitans of the said Country and Province shall at any time be compelled to appeare and answere any Suite Plainte Matter or Cause out of the same AND because it may happen that some of the people and Inhabitants of the same province cannot in their private opinions conforme to the publique Exercise of Religion accordinge to the Litturgie Formes and Ceremonies of the Church of England or take or subscribe the Oathes and Articles made and established delingen gezamenlyk met zieh derwaards zullen mogen meedeneemen of overvoeren, of doen medeneemen en overvoeren Wapentuig, Wapenen, Buskruid, Kogels, Krygstoerustingen, Kanon, alle soort van Ammunitie, of andere noodzaaklyke Provisien van Eetwaaren, Kleederen, en Meubilaire goederen, welke gemeenlyk uitgevoerd werden en niet verboden zyn, mids betaalende 's Lands geregtigheid van alle zulke Goederen als daar gemeenlyk voor betaald werdt. En dat de gezegde Persoonen aldaar zullen moogen Planten, Bewoonen en Erven, Landeryen voor hun en hunne Erfgenaamen. Ook dat de zodanige onder hen welke geen Engelschen zyn, nogtans dezelfde vryheid van Handel zullen hebben, alleenig betaalende zodanige Rechten en Geregtigheden als de Engelschen doen, Wy verklaaren en vergunnen verders, dat geen Inwooner van het gemelde Land of Provincie t'eenigertyd buiten dezelve zal mogen gedagvaard werden om over eenig Rechtsgeding, Aanklagte, Zaak of Proces te recht te staan. EN alzo het zoude kunnen gebeuren dat eenige der Inwooners van dezelve Provincie om hunne byzondere Gevoelen zich niet zouden kun-

[pagina 535]
[p. 535]

in that behalfe And for the same by reason of the remoate distances of those places will as we hope bee noe Breach of the Unity and Uniformity established in this Nation Our will and pleasure therefore is AND WEE doe by these psents for us our Heires and Successors give and Graunt unto the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes full and free Lycence Lyberty and Authority by such legall Wayes and Meanes as they shall think fitt to give and graunt unto such pson and psons inhabitinge and beinge within the said Province or any parte thereof whoe really in theire Judgments and for Conscience sake cannot or shall not conforme to the said Litturgie and Ceremonies and take and subscribe the oathes and Articles aforesaid or any of them such Indulgencyes and Dispensations in that behalfe for and dureigne such tyme and tymes and with such Limitations and Restriccons as they the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes shall in theire Discretions thinke fitt and reasonable And with this expresse pviso and nen conformeeren met de Openbaare Exercitie van den Godsdienst, volgens de Wyze, Formulier en Ceremonien van de Kerk van Engeland, en dienvolgens den Eed te presteeren of de Articulen te onderteekenen, in hoope dat zulks, in aanmerking van de verafgelegenheid dier plaatsen niet zal strekken tot verbreeking van de Eenheid en Eenpaarigheid in dit Ryk vastgesteld; daarom is onze Wille en begeerte en Wy geeven en vergunnen by deezen voor Ons, onze Erven en Opvolgers, aan de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Rechtverkrygende en Gemagtigdens volkomen Verlof, Vryheid en Magt om door zodanige wettige weegen en middelen, als zy ooirbaar zullen vinden, aan zodanig persoon of persoonen woonende binnen de gezegde Provincie ofte een gedeelte van dien, welke weezendlyk volgens hun oordeel en in Gemoede zich niet zullen kunnen conformeeren met de gemelde Kerkendienst en Ceremonien, en de voorgemelde Eeden presteeren en Articulen of eenigen daar van te ondertekenen, te verleenen zodanige Indulgentien en Dispensatien ten dien reguarde, voor en geduurende zulke tyd en tyden, en met al zulke Limita-

[pagina 536]
[p. 536]

Lymittacon also that such pson and psons to whom such Indulgences and Dispensacons shall be granted as aforesaid doe and shall from tyme to tyme declare and continue all Fidelity Loyalty and Obedience to us our Heires and Successors AND FURTHER Wee doe by these psents give graunt and confirme unto the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes full Power and Authority to hold and possesse the Province aforesaid and every parte thereof with the Lymitts and Boundes aforesaid and at his and theire owne proper Cost and Charges to erect plant and settle such and so many Collonies or ffactories And alsoe to keepe intire or devide the said Country and Province into severall partes Countyes Sheires Hundreds Towneshipps and Tyethings and to build erect and constitute such and soe manie Citty or Cittyes Lordspp or Lordspps Mannor or Mannors Towne or Townes Boroughs Faires and Marketts or any Incorporacons Colledges or Schooles of good Litturature and them to fortifie and invest with such Jurisdicdiccons Libertyes and Priviledges tien en Restrictien, als de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens naar discretie nodig en noodzaaklyk zullen vinden: met dit uitdruklyk voorbeding en Limitatie, dat alzulke Persoon of Persoonen aan wien dergelyke Indulgentien en Dispensatien in maniere voorschreven zullen vergund werden, van tyd tot tyd gehouden zullen zyn te verklaaren en te bewyzen alle Getrouwheid, Onderwerping en Onderdaanigheid aan Ons, onze Erven en Opvolgers. VERDERS geeven, vergunnen en bevestigen Wy door dezen aan den gezegden Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens, Volkomen Magt en Authoriteit, omme de voorgemelde Provincie en ieder gedeelte van dien met de Limiten en Grenzen voornoemd te houden en te bezitten; en ten zynen en haare kosten en lasten zo veele Colonien of Fatoryen te stichten en op te regten als zullen goedvinden; als meede om het gezegde Land en Provincie in 't geheel te houden, of te verdeelen in Graafschappen, Provincien, Wyken, Vlekken en Tiendens, als mede omme te bouwen, opterechten en te constitueeren zulke en zo veele

[pagina 537]
[p. 537]

as the said Lord Willoughby and Lawrence Hide and their Heires and Assignes shall see cause and by theire Writinge or Writinges under their Hands and Seales to convey assigne and set over such pticular porcon and porcons of any the Lands Tenements or Heriditaments there Reserveinge the said Thirty thousand Acres to us our Heires and Successors for Demeasnes as aforesaid unto any Pson or Psons Planter or Planters there and his and theire Heires and Assignes for ever or for any other Estate or Terme whatsoever TOO BEE HOLDEN of the said Lord Willoughby and Lawrence Hide and theire Heires and Assignes under such reasonable Services and Rents as shall bee thought meete by them or to bee holden of the said Mannor or Mannors Lordspp or Lordspps soe to be erected as aforesaid or otherwise as they shall from Tyme to Tyme thinke fitt and agree of. Stad of Steeden, Heerlykheid of Heerlykheeden, Ambachtsheerlykheid of Ambachtsheerlykheeden, Vlek of Vlekken, Burgt en Burgten, Kermissen en Markten, of eenige Incorporatien, Collegien, of Schoolen van goede Letteren, dezelve te bevestigen en te voorzien met zodanig Rechtsgebied, Vryheeden en Privilegien als de gemelde Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens zullen noodig oordeelen: als mede onder hunne Handtekeningen en Zegels, over te leggen toe te eygenen en aftestaan zulke byzonder gedeelte en gedeeltes van eenige der Landeryen, Wooningen en Erven, daar uit voor Ons onze Erven en Opvolgers tot een Domeyn reserveerende de gemelde dertig duizend Akkers, om door eenig Persoon of Persoonen, Planter of Planters aldaar en zyne of haare Erven en Gemagtigdens, ten eeuwigen dage of voor eenige andere reeks van Jaaren hoe ook genaamd, GEHOUDEN te WERDEN van hen de gezegde Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens op zulke redelyke Diensten en Huurpenningen als door hen goedgevonden zal werden; of om gehouden te werden van de Ambachtsheerlykheid of Am-

[pagina 538]
[p. 538]

 bachtheerlykheeden, Heerlykheid of Heerlykheeden als voorengemeld, of anderszints opterechten, als zy van tyd tot tyd zullen goedvinden en contracteeren.
  
‘AND ALSOE that it shall and may be lawfull to and for the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes from Tyme to Tyme to nominate constitute and appoynt under theire Hands and Seals all and every the Governor and Governors Deputy Governors Magistrates Sherriffs and all Officers and Ministers both superior and Inferior Civill and Military as shall be thought requisit and necessary to be appoynted under them in the province aforesaid or any parte thereof or of any Borroughes Townes Cittyes Castles Forts Fortificacons or other places made or to be made within the same AND FURTHER WEE doe by these psents give and confirme unto the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes full Power and Authority from tyme to tyme to establishe and Ordeyne a Forme or Frame of Governement within the said Province and by ALS OOK dat de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens bevoegt en geregtigd zullen zyn, om van tyd tot tyd onder hen te nomineeren te constitueeren en aantestellen, onder hunne Handtekeningen en Zegels, zodanige Gouverneur en Gouverneurs, Onder-Gouverneurs, Magistraaten, Opper-Schouten en alle andere Hooge en Laage Officieren en Ministers, Civiele en Militaire, als noodig en noodzaaklyk zullen bevonden werden, in de gemelde provincie of eenig gedeelte daarvan, aangesteld te moeten werden; of van eenige Burgten, Vlekken, Steeden, Kasteelen, Forten, Fortificatien, of andere plaatsen binnen dezelve, reeds gemaakt of nog te maaken. EN VERDERS geeven en confirmeeren Wy door dezen aan de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens volkomene magt en authoriteit, om van tyd tot tyd opterechten en te verordineeren een forme van Regeering binnen de gezegde Provincie,

[pagina 539]
[p. 539]

and with the Consent of the greater part of the Freeholders that are or shall be of and within the same in pson or by theire Representatives by them to be Elected to make Ordaine and publish good and wholesome Lawes Statuts and Constitucons as often as shall be thought fitt and as need shall require for the publique good better Rule and orderly Governement of the aforesaid Province and of the Inhabitants of and within the same AND TO THAT END it shall and may be lawful to and for the said Lord Willoughby an Lawrence Hide theire Heires and Assignes under theire Hands and Seales or otherwise to summon and call together as often as need shall require the Planters and Inhabitants of and within the said Province or the greater Number of them for the tyme beinge or theire Representatives to bee by them elected and by and with the Comon Consent and approbacon of them or the greater number of them soe assembled or to be assembled or mett together to make frame constitute ordeyne and publish under the Handes and Seales of them the said Lord Willoughby and Lawren- eh door en met de toestemming van het meerder gedeelte der Ingelanden, welke binnen dezelve zyn of zullen zyn, in Persoon of door hunne Gemagtigdens, door hen zelven te verkiezen, te maken, willekeuren en te publiceeren goede en gezonde Wetten, Statuten en Constitutien, ten algemeenen Nutte, betere Reegel en betamelyke Bestiering van de gemelde Provincie en de Inwooners van dien; zo dikwyls als ooirbaar gevonden zal werden en de noodzaaklykheid vereischt. TEN WELKEN EINDE de gemelde Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens wettiglyk bevoegd zullen zyn, zo dikwyls als de nood zal vereisschen, omme onder hunne Handtekeningen en Zegels, of anderszints, de Planters en Inwooners van en binnen de gemelde Provincie, of het grootste gedeelte van dezelve in dertyd, of hunne Gemagtigdens door hen te verkiezen, te dagvaarden en te samen te roepen, en door en met de toestemming en goedkeuring van hen of het grootste gedeelte van dezelve, alzo vergaderd of vergaderd te werden of te samen gekoomen, te maaken, ontwerpen, constitueeren, verordineeren en publiceeren, onder de Handtekeningen en Zegels van hen

[pagina 540]
[p. 540]

ce Hide theire Heires and Assignes Ordinances Statuts Constitucons and Lawes as well for and concerninge the publique Governement of the aforesaid Province and every parte thereof as for the Comon Benefitt Quiet Peace and Safety of the same and of all and every the Inhabitants and Planters there And alsoe to chasetize and punish all Offenders and Delinquents thereby with and under such penalltyes Mulcts ffines Imprisonements and other Correccons suitable to theire respective Offences as in the same Ordinances Constitucons and Lawes shall be conteyned and to extend alsoe if neede require to the Imprisonement of the Body or to the losse of Life or Member of the Offender or Offenders against the same Ordinances Lawes and Constitutions and to revoke and repeale the same and to make others as the case shall or may require Which said Lawes Ordinances and Constitutions shall and may be put in Execution and exercised uppon all and every the person and persons inhabitinge within the said Province and the Lymitts and Boundes thereof aforesaid AND that it shall and may be law- de gezegde Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens, Ordonnantien, Statuten, Constitutien en Wetten, zo wel ten aanzien van de Publieke Regeering van de gezegde Provincie en alle de deelen van dien, als ten Gemeenen Nutte, Rust, Vreede en Veiligheid van dezelve, en van alle en een iegelyk der Inwooners en Planters aldaar; als meede omme ingevolge van dien alle Overtreeders en Delinquanten met en onder zodanige Poenaliteiten, Mulcten, Boeten, Gevangenisse en andere Correctien, overeenkomstig met hunne respective misdaaden, te Kastyden en Strafsen, als in dezelve Ordonnantien, Constitutien en Wetten zullen begreepen zyn: en zulks mede te extendeeren, indien de nood vereischt, tot Gevangenisse en verlies van het Leeven of Lidt van den Overtreeder of Overtreeders van dezelve Ordonnantien, Wetten en Constitutien, dezelve te revoceeren en herroepen, anderen te maken, als de omstandigheeden zullen kunnen of mogen vereisschen; welke voornoemde Wetten, Ordonnantien en Constitutien zullen en mogen ter uitvoer gebragt en geexecuteert werden tegen alle en een iegelyk Persoon of Persoonen woonende binnen de gemelde Provincie en de Limiten en

[pagina 541]
[p. 541]

full to and for the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes or theire Deputies from tyme to tyme to nominate substitute authorize and appoynt under theire Hands and Seales all manner of Judges Justices Magestrates Governors and Deputy Governors and other Officers and Ministers with such Powers as they shall see Cause to heare and determine whatsoever Causes Offences Criminall Military and Civill as well by Land as by Sea committed or donne or to be committed or donne against the Tenor Forme and Effect of the aforesaid Ordinances Statuts Constitucons or Lawes or any of them to be framed made consented to and published as aforesaid and the Execution thereof and either before Judgment or Sentence or afterwards to release pardon and acquitt the Offender or Offenders Offence or Offences Penalty Mulct Imprisonement and every other Forfeiture in the same Ordinances Statuts Constitucons and Lawes to be conteyned as well before as after Judgment [EXCEPT in Cases of High Treason and Rebellyon] And to erect and Constitute Grenzen vandien, hier voren gemeld. EN dat de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens of hunne Gedeputeerdens bevoegd zullen zyn, van tyd tot tyd te nomineeren, substitueeren, authoriseeren, en aan te stellen, onder hunne Handtekeningen en Zegels, allerley Rechters, Vrede-Rechters, Magistraaten, Gouverneurs, Onder-Gouverneurs, en andere Officieren en Ministers, met zodanige magt als zy nodig zullen oordeelen, omme te hooren en te termineeren allerley Overtreedingen, Crimineele, Militaire en Civiele Zaaken, zo te Lande als op Zee gebeurd en geschied, of welke gebeuren of geschieden zullen, tegens den inhoud forme en effect van de gemelde Ordonnantien, Statuten, Constitutien, Wetten of eenige van dezelve, welke opgesteld, gemaakt, geconsenteerd en gepubliceerd zullen werden; dezelve uittevoeren, en zo wel voor als na de Veroordeeling of Sententie, de Overtreeder of Overtreeders, Overtreeding of Overtreedingen, Poenaliteit, Mulcte, Gevangenisse, en alle andere Verbeurtens in dezelve Ordonnantien, Statuten, Constitutien en Wetten begreepen, [UITGEZONDERT in Zaaken van Hoog Verraadt en Oproer] te Pardonnee-

[pagina 542]
[p. 542]

Courts of Justice and to doe and Execute all and every other Thinge and Thinges that to the doeinge and fullfillinge of Justice doth or shall or may in any wise apperteyne although the forme and formes Proceeding an Proceedings in all or any of the said Courts to be from tyme to tyme observed and kept be not expressely menconed or set downe in these psents All and every which said Ordinances Statuts Constitucons and Lawes to be soe framed made agreed or consented and published as aforesaid Wee doe by these psents ratifie and confirme in all things AND doe hereby streightly charge and Comand all and every person and persons therein concerned from tyme to tyme inviolably to observe performe fullfill and keepe the same and every of them att and under the paynes and penaltyes in the said Ordinances Statuts Constitucons and Lawes and every of them respectively to be sett downe lymitted and conteyned with due regard alwayes to be had to the nature & constitution of the place and people there and especially of the Natives of that Country to be conduceinge to ren en Acquitteeren: Gerechtshoven op te regten en te constitueeren, en verders alles te doen en te verrigten dat eenigzints tot de volvoering van Justitie zal of mag behooren, schoon de forme en maniere van Procedeeren en Proceduures welke van tyd tot tyd in alle of eenige van de gemelde Hoven, zullen gehouden en geobserveert werden, niet uitdruklyk in deze gementioneerd of ter nedergesteld zyn. Alle en een ieder van de gemelde Ordonnnantien, Statuten, Constitutien en Wetten, welke alzo beraamd, gemaakt, geaggreëerd, geconsenteerd en gepubliceerd zullen werden, Ratisiceeren en Confirmeeren Wy by dezen in allen opzigten, en door dezen Lasten en Beveelen Wy allen en een iegelyk dien het zoude mogen aangaan, dezelve van tyd tot tyd onschendbaar te observeeren, natekomen, te volbrengen en te onderhouden, op de Poenen, Straffen en Poenaliteiten in de gemelde Ordonnantien, Statuten, Constitutien en Wetten, en in een ieder van dezelve respectivelyk ter nedergesteld, bepaald, en begreepen, en dat behoorlyk reguard, op de Natuur en gelegendheid van de plaats en volk aldaar, en byzonderlyk van de Inboorlingen van dat Land, altyd genomen zal wer-

[pagina 543]
[p. 543]

theire Good and Convercon and that thereby and by all other good wayes and meanes they may not only be wonn to a good and civill Convsation but in due tyme may be drawne to an Acknowledgment of the true God and only Savior of the World Jesus Christ. den, op dat dezelve mogten strekken tot hun nut en bekeering, en daar door en door alle andere goede weegen en middelen dezelve niet alleen mogten gebragt werden tot een goede en betaamlyke ommegang, maar ten behoorlyke tyd tot de Erkentenisse van den waarachtigen God en eenigsten Zaligmaker der Wareld Jesus Christus.
  
‘AND WEE doe by these psents further give graunt and confirme unto the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide and theire Heires and Assignes full Power and Authority from tyme to tyme to nominate elect and appoynt a standing Councell within the said Province to be aydinge helpinge and assistinge in the carryeinge on and manageinge the Affaires and settlement of the said Province And the said Councell or any of them from tyme to tyme to amove and displace at pleasure and to nominate and appoynt others in theire Roome or Steed when and as often as need shall require AND for that in the said Governement some sudden Case or Matter may soe chance or fall out for or against which it may not En door deze tegenwoordige geeven, vergunnen, en confirmeeren Wy verder aan de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens volkomen Magt en Authoriteit, om van tyd tot tyd te nomineeren, eligeeren en aantestellen een vasten Raad binnen de gemelde Provincie, omme behulpzaam te zyn en te adsisteeren in de uitvoering, en bestiering der zaaken van de gemelde Provincie. En denzelve Raad ofte eenig Lid van dien van tyd tot tyd naar goedvinden te amoveeren en te verplaatsen, anderen in hunne plaats te nomineeren en aantestellen, wanneer en zo menigmaal als de nood zal vereisschen. En alzo in de gemelde Regeering eenig schielyk Geval of Zaak zoude kunnen gebeuren of opkomen, tegens welke door geene van de gemelde

[pagina 544]
[p. 544]

bee by any of the Ordinances Statuts Constitucons and Lawes agreed on and in force soe fully provided as is or may be necessary and by reason thereof the aforesaid Province or the Plantacons or Affaires thereof may be hazarded before such Meetinge and Agreement and Consent unto the Lawes and Ordinances to bee established and excercised within the same cann be fully framed and concluded And to the end alsoe that not only in Cases of Necessity but in all other Cases untill such Lawes and Ordinances Statuts and Constitucons uppon the Meeteinge and by the Consent and Agreement of the said Inhabitants as aforefaid may be framed and agreed on a fit Course and Provicon may be made to obviate any Dangers that may arise for want of the conveneinge and assemblinge of the greater number of the Inhabitants of the said Province or theire Representatives to agree and consent to such Lawes Statuts and Constitucons as aforesaid And that untill the same can be effected there may be noe Miscarryage for want of good and wholesome Lawes and Ordinances to bee observed and keept within Ordonnantien, Statuten, Constitutien en Wetten, reeds toegestemd en in kracht zynde, niet zo volkomen was voorzien als noodig zoude zyn, en uit dien oorzaake de gemelde Provincie, Plantagien of de Zaaken daar toe specteerende, in gevaar zouden gesteld werden, voor en aleer zulk een Byeenkomst, Overeenkomst en Consent tot de Wetten en Ordonnantien, welke binnen dezelve ingesteld en geexerceerd zullen werden, volkomen ontworpen en vastgesteld zouden kunnen zyn; en ten einde, dat niet alleen in gevallen van noodzaaklykheid, maar in alle andere voorvallen eer dat zulke Wetten en Ordonnantien, Statuten en Constitutien by de Vergaderingen met Consent en Overeenkomst van de gezegde Inwooners, als hier vooren gemeld is, kunnen ontworpen en vastgesteld werden, behoorlyke voorzieninge geschiede tot verhoeding van eenige Gevaaren die veroorzaakt zouden mogen werden by gebrek van toestemming en vergadering van het meerder gedeelte van de Inwooners van de gemelde Provincie of hunne Gemagtigdens, omme hunne toestemming en consent te geeven tot zulke Wetten en Constitutien als vooren gemeld. En op dat 'er, voor dat dezelve tot volko-

[pagina 545]
[p. 545]

the said Province And that apt and fitt Remedyes for Administracon of Justice and doeinge of Right to all psons as the Case shall require may from tyme to tyme be applyed WEE doe by these psents for the better Governement of the said Province further give and graunt unto the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes full Power and Authority within the said Province from tyme to tyme with the Advise and Consent of the said Councell or any five of them in Cases of Emergency to make and publish good and wholesome Lawes Orders and Ordinances not contrary but as neare as may be consideringe the Constitution of the Place and the Nature of the People agreeable to the Lawes and Statuts of this our Realme to be kept and observed within the said Province and Lymitts and Bounds thereof as well for the keepinge the publick Peace as for the better Governement of the People liveinge and to live and inhabit within the same under the paynes and penaltyes in them and every of them to be conteyned and expressed soe as the same or any of them men beslag gebragt zyn, geene misslagen mogen gebeuren, by gebrek van goede en gezonde Wetten en Ordondantien welke binnen de gezegde Provincie geobserveerd zullen werden. En op dat goede en heilzaame middelen mogen werden geappliceert tot Administratie van Justitie, en aan allen en eenen ieder Recht werde gedaan naar omstandigheid van zaaken. HEBBEN Wy by deze tegenwoordige tot beeter bestiering van de gemelde Provincie, verders aan den gemelden Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens, Gegeven en Vergund volkomen Magt en Authoriteit binnen de gemelde Provincie, om van tyd tot tyd met Raad en goedvinden van de gemelde Raad, of Vyf uitdezelve, in dringende voorvallen, te maken en publiceeren goede en gezonde Wetten, Orders en Ordonnantien, niet strydig, maar (zo veel mooglyk in aanmerking neemende de Constitutie van de Plaats en Natuur der Inwooners) overeenkomstig met de Wetten en Statuten van dit ons Koningryk, welk gehouden en naargekoomen zullen werden binnen de gezegde Provintie Limiten en Grenzen van dien, zo wel tot bewaaring van de publique Rust, als tot beeter bestiering van het Volk, woo-

[pagina 546]
[p. 546]

doe not extend to the bindinge charginge alteringe or takinge away of the Right Tytle or Interest of any Pson or Psons whatsoever in his or their freehold Estate or goods or chattle whatsoever. nende en zullende woonen binnen dezelve, op de poenen en poenaliteiten in dezelve en in een ieder van dien begreepen en uitgedrukt, mits dat dezelve ofte eenige van dien niet zullen strekken tot verbinding, bezwaar, verandering, of wegneeming van het Recht, Tytel of Interest van eenig Persoon of Persoonen in zyne of haare vrye Bezittingen, Goederen, of Have, hoe ook genaamd.
  
‘AND MOREOVER to the End the said Pvince and new Collony and Plantacon may be the better defended fortified and strengthned against any barbarous Attempts of the Natives and against all Incursions of other Enemies Pirates and Thieves WEE will and by these doe give and graunt full and free Lycence Power and Authority unto the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide their Heires and Assignes at their Cost and Charges to erect build and make in and upon the said Province or any pte thereof and within any the Lymitts and Bounds thereof aforesaid such and soe many Castles Fortifications Citadelles places of Defence Cittyes Townes Ports and Harbours for EN DAARENBOVEN ten einde de gezegde Provincie nieuwe Colonie en Volkplanting des te beeter beschermd, gefortificeerd en versterkt mag werden tegens de Barbaarse Onderneemingen van de Inboorlingen, en alle Invallen van andere Vyanden, Zeerovers en Rovers, Geeven en Vergunnen Wy door dezen tegenwoordige volkomen Vryheid, Magt en Authoriteit aan de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens omme ten hunnen kosten en lasten binnen de gezegde Provincie of eenig gedeelte van dien en binnen de Limiten en Grenzen voornoemd, opterechten, te bouwen, en te maaken, alzulke en zoo veele Kasteelen, Fortificatien, Citadellen, Plaatsen van Defensie, Steeden, Vlek,

[pagina 547]
[p. 547]

Shipps and Vessels and to wall inclose fortifie and furnish the same and every of them and all other Cittyes Townes and Places within the said Province with Ordenance of all sorts Armes and Amunicon Victualls and other necessaryes as they shall think fitt for theire own publique Defence and Safety and to constitute place and appoynt in and over them or any of them Governors Deputy Governors Magistrats and all Officers and Ministers both Superior and Inferior Civill and Military and to displace and remove them or any of them and to Appoint new Ones in their Place and Steed as to them shall seeme meete and to nominate and appoynt from tyme to tyme under their Hands and Seales Captaine Generall or Commander in Chief of the fforces within the said Province and to forme the same into Bands or Companyes and into Regiments and an Army and them and all and every the Planters and Inhabitants of and within the said Province or any the Lymitts or Boundes thereof in Case of Evacon or Hostility by the Natives or by any the Enemies of this our Kingdom to joyne trayne muster ken en Havens voor Schepen en Vaartuigen, dezelve te bemuuren en te fortificeeren; dezelve en alle andere Steeden, Vlekken en Plaatsen binnen de gemelde Provincie te voorzien van allerley Geschut, Wapenen en Ammunitie, Mondbehoeftes en verdere Nootwendigheden, als zy zullen oordeelen tot hunne eigene openbaare defensie en veiligheid nodig te zyn, en over dezelve of eenigen van dien te constitueeren, plaatsen en aan te stellen Gouverneurs, Onder-Gouverneurs, Magistraten en alle andere hooge en laage Officieren en Ministers, zo Civiele als Militaire, dezelve of eenigen van dien te verplaatsen en te veranderen, nieuwe in hunne plaatsen aan te stellen naar goed vinden: en van tyd tot tyd onder hunne Handtekeningen en Zegels, te nomineeren en aantestellen, een Capitein Generaal of Opper-Bevelhebber van de Krygsmacht, binnen de gezegde Provincie, en dezelve, als mede alle en een iegelyk der Planters en Inwooners, van en binnen de gemelde Provincie of Limiten en Grenzen van dien, in cas van Inval of Hostiliteit van de Inboorlingen of van eenige Vyanden van dit ons Koningryk, te verdeelen in Compagnien of Regimenten, om daar uit een

[pagina 548]
[p. 548]

lead and conduct under Banners or Ensignes and under such Captain Generall or Commander in Chief for the Tyme beinge to be nominated as aforesaid And such other Collonells Captaines and Military Officieres as by the said Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes or by the Captaine Generall or Commander in Chief by them to be nominated and appoynted as aforesaid shall be thereunto Comissionated and authorized and give Battle unto wage Warr and fight with any Person or Persons whatsoever Enemies unto or not beinge in Amity with us our Heires and Successors as well by Sea as by Land and to follow them or any of them out of and beyond any the Lymitts or Bounds of the aforesaid Province and if God shall soe please to subdue take kill and destroy them and every or any of them or to take or keepe them or any of them Captives and to doe all and singular such other things as to the Office of a Commander in Chief or Captaine General doth belonge or hath accostomed to belonge and that as fully and as amply as any Comander in Chief or Captai- Armee te formeeren, dezelve te vereenigen, te verzamelen, te monsteren, aan te voeren en te bestieren, onder Banieren of Vaandels, onder zodanigen Capitein Generaal of Opper-Bevelhebber in der tyd, in maniere voorsz. te benoemen, en zodanige andere Colonellen, Capiteinen en Militaire Officieren, als door de gezegde Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens, of door den Capitein Generaal of Commandeur en Chef door hen in maniere voorsz. te nomineeren en aantestellen, met last en Authorisatie om Slag te leveren, Oorlog te voeren en te Vegten met eenig Persoon of Persoonen hoe ook genaamd Vyanden, of niet in Vriendschap zynde met Ons onze Erven en Opvolgers zo ter Zee als te Land, dezelve ofte eenige van dien te vervolgen buiten en voorby eenige der Limiten en Grenzen van de voorgemelde Provincie: en indien het God alzo zal behagen dezelve of eenige van dien te onder te brengen, gevangen te neemen, dood te schieten en te verdelgen, dezelve of eenige van dien Krygsgevangen te neemenen en te houden, en verders alles te verrigten wat tot het Ampt van een Commandeur en Chef of Capitein Gene-

[pagina 549]
[p. 549]

ne Generall within England ever had or exercised AND WEE DOE alsoe by these psents give and graunt unto the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes and to such Commanders Governors and Officers by Land and Sea as they shall authorize and impower under theire Hands and Seales full Power and Authority respectively to use and exercise Martiall Lawe or the Law Martiall and to punish and correct all & every Offender and Offenders under any Millitary Comaund as aforesaid against the Lawes and Discipline of Warr according to the Lawes and Articles of Warr practized and used in and amongst any the Army and Armies of us by Land and our Navy and Sea Forces at Sea respectively and thereby and all other good and lawfull wayes and Meanes whatsoever and to suppresse and quiet all Tumults Rebellyons Insurreccons Sedicons and Mutinyes (if any) which shall happen to arise either uppon the Land within the said Province or any the Lymitts or Boundes thereof aforesaid or uppon the Seas by or amongst any Pson or raal behoord of gewoon is te behooren, en dat op zodanig een volkomen en ampele wyze als eenig Commandeur en Chef of Capitein Generaal binnen Engeland ooit gehad of geexerceerd heeft. Wy geeven en vergunnen mede door deze tegenwoordige aan de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens, en aan alzulke Commandeurs Gouverneurs en Officieren, zo te Land als ter Zee, welke zy onder hunne Handtekeningen en Zegels zullen authoriseeren en magtigen, volkomen magt en Authoriteit respectivelyk om de Krygswetten te gebruiken en te excerceeren, als mede, alle en een ieder Overtreeder of Overtreeders der Wetten en Discipline van Oorlog (onder eenig Militair Commandement staande, als voren gezegd) in gevolge de Wetten en Krygs-Articulen, geprastiseerd en gebruikt in en onder eenige Armee of Armeën van ons te Land, en in de Navale en Zeemacht ter Zee, respectivelyk te straffen en te corrigeeren, en door deze en alle andere goede en wettige weegen en middelen, hoe ook genaamd, te supprimeeren en te stillen alle Tumulten, Rebellien, Oproeren, Seditien en Muyteryen [indien plaats hebben] welke zullen

[pagina 550]
[p. 550]

Persons beinge there or in his or theire goeinge thither or returninge from thence. koomen te gebeuren op het Land, binnen de gezegde Provincie of eenige der Limiten of Grenzen van dien, hier voren gemeld; of op de Zeeën door of onder eenig Persoon of Persoonen daar zynde of in zyne of haare Reyze derwaarts of van daar te rugkoomende.
  
‘AND for the better Encouragement of all such pson and psons Natives or Denizons of England as shall by and with the consent of the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes sayle and goe unto and inhabite within the aforesaid Province or any parte thereof WEE doe by the psence will declare give and graunt that theire and every of theire Children and Posterity which shall be borne within the said Province or any the Lymitts or Bounds thereof above menconed or in theire goeinge thither or returne from thence shall have and enjoy all and every the Lyberties Franchises and Immunities of ffree Denizons of England as fully and amply as if they or any of them had beene abideinge and borne within any other the Dominions of England or any of the Territories thereunto belonging. EN tot beeter aanmoediging van alzulke Persoon of Persoonen, Inboorlingen of Inwooners van Engeland, als met Consent van de gezegde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens derwaarts zullen gaan zeylen en zich nederzetten binnen de gezegde Provincie of eenig gedeelte van dien, willen verklaaren geeven en vergunnen Wy door dezen dat hunne en een ieder van hunne Kinderen en Nakomelingen, welke binnen de gemelde Provincie of eenige der Limiten en Grenzen van dien hier voren gemeld geboren zullen werden of in hunne reyze derwaarts of in hunne te rugreyze van daar, zullen hebben en bezitten alle en een ieder der Voorrechten, Vryheden en Immuniteiten van vrye Burgers van Engeland, zo volkomen en ampel als of zy, of eenige hunner gewoont hadden, en gebooren waren binnen het Koningryk van Engeland, of onderhoorige Landschappen.

[pagina 551]
[p. 551]

‘AND FURTHER WEE doe by these psents inhibit and forbid all and every the subject and subjects and all and every the Person and Psons of or belonginge to any Prince or State by him or themselves or his or their Factor or Factors or by any other wayes or meanes directly or indirectly to go sayle or traffique unto visit frequent or haunt the aforesaid Province or any the Plantations Factories Bayes Ports or Havens thereof without the Lycence and Agreement of the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes under their Hands and Seales in that behalfe especially first had and Obteyned upon payne to forfeite and loose every such Shipp or Shipps Vessel and Vessels Goods Marchandizes and things whatsoever carried or brought or comeinge into the said Province or any the Colonies ffactories or Plantacons Ports Havens or Creekes of or belonging thereunto And that it shall and may be lawfull to and for the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes from tyme to tyme to take seize and dispose of all such forfeited and to be forfeited Shipps Vessels and VERDERS interdiceeren en verbieden Wy door dezen aan alle en een ieder Onderdaan of Onderdaanen en aan alle en een iegelyk Persoon of Persoonen van of behoorende tot eenig Vorst of Staat, door zich zelve of henlieden of zyn of hunnen Faktoor of Faktoors of door eenige andere wegen of middelen directelyk of indirectelyk derwaards te gaan, zeylen, of traffiqueeren, de gemelde Provincie of eenige van de Plantagien Faktoryen, Bayen of Havens van dezelve te visiteeren, frequenteeren of daar te verkeeren, zonder Verlof en Toestemming van den gezegden Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens onder hunne Handtekeningen en Zegels ten dien reguarde specialyk eerst verkreegen en geobtineerd, op poene van Verbeurte en Verlies van al zulk Schip of Schepen, Vaartuig en Vaartuigen, Goederen, Koopmanschappen en zaaken hoe ook gegenaamd, gevoert, gebragt of ingevoert in de gemelde Provincie of eenige van de Colonien, Factoryen of Plantagien, Havens of Kreeken; van dien of daar toe behoorende. En dat de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens, wettig gerechtigd zullen zyn van tyd tot tyd

[pagina 552]
[p. 552]

Goods to theire owne Use and Uses without any Accompt or other thinge to be rendered made or donne unto us our Heires and Successors of or for the same AND that for the hearenige and determineinge all Marine Causes Contracts and Affaires and for the Adjudicacon and Condempnacon of all Prizes Shipps Vessells Goods Wares and Merchandizes taken or to be taken at Sea as Vice Admirall or Vice Admiralls under our deare and only Brother James Duke of Yorke dureinge his being Lord High Admirall of England and afterwards to them the said Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes for ever The said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes shall and may from tyme to tyme in writing under their Seales nominate and appoynt such fitt and able pson and psons as thy shall thinke fitt to be Judges and alsoe all other Officers and Ministers to hold and keep Admirall or Admiralty Courts within the province aforesaid or any the Lymitts or Bounds thereof aforesaid in every of which said Admirall Court and Courts te neemen, Saiseerenen Verkoopen, alle zulke verbeurde Schepen Vaartuigen en Goederen ten hunnen eigen gebruik en gebruiken, zonder dat daar van aan Ons onze Erven of Opvolgers uit hoofde van dien eenige Reekening of ietwes gedaan of over gegeeven zal werden. EN dat tot het hooren en determineeren van alle Zeezaken Contracten en Affairen, Adjudiceeren, en Condemneeren van alle Prinzen, Scheepen, Vaartuigen, Goederen, Waaren en Koopmanschappen, genomen of te neemen ter Zee, als Vice Admiraal of Vice Admiraals, onder onze Lieve en eenigste Broeder James Hertog van Yorke geduurende dat hy Admiraal Generaal van Engeland zal zyn, en naderhand aan hen de gezegde Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens ten eeuwigen dage; de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens zullen en moogen van tyd tot tyd in geschrifte onder hun Zegel nomineeren en aanstellen alzulke bekwaame Persoon en Persoonen als zy dienstig zullen oordeelen Rechters te zyn, als mede alle andere Officieren en Ministers, omme te houden Admiraal of Admiraliteits Hoven binnen de voorgemelde Pro-

[pagina 553]
[p. 553]

such Processe and Proceedings in all (things shall from tyme to tyme be had exercised and used as now are or at any tyme heretofore hath and have beene lawfully had used and exercised in the Admirall and Admiralty Courts within England or as neare as conveniently may be agreeable thereunto AND that in all or any the Voyages Navigacons and Adventures of the said Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes to be hereafter made to the said Province and Plantacon such Comission and Comissions for Trade and Letters of Grace and Favour to foreigne Princes and States in Amity with England as by our Heires and Successors shall be thought meete and necessary shall be made-forth and awarded under the Greate Seale of England or under our Privie Seale to the said Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes for the better Advancement of the Comerce Affaires and Trade of the aforesaid Province and the Colonie and Colonies Plantacon and Plantacons there settled and to be from tyme to tyme soe settled as aforesaid AND WHEREAS our Service and Ro- vincie of de Limiten of Grenzen van dien, in alle welke Admiraals Hof of Hoven zodanige Processen, Procedures in allerley zaken van tyd tot tyd zullen geexerceerd en gebruikt werden, als nu of hier namaals in de Admiraal of Admiraliteits Hoven binnen Engeland, wettiglyk geexerceerd en gebruikt zyn geworden of zo veel overeenkomstig met dezelve als mooglyk is. EN dat tot alle Reyzen, Navigatien en Togten, welke by de gemelde Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens, hier namaals naar de gemelde Provincie en Volkplanting ondernomen zullen werden, onder het groot Zegel van Engeland, of onder Ons geheim Zegel, zodanige Commissie en Commissien ten Handel, Breven van voorschryving en recommandatie aan vreemde Vorsten en Staaten, in Vriendschap met Engeland levende, zullen gegeven en verleend werden, als door onze Erven en Opvolgers zullen nodig en noodzaaklyk geoordeeld werden, aan de gemelde Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens, tot beter bevordering van de Commercie, Zaaken en Handel van de gemelde Provincie, en de Colonie, Colonien,

[pagina 554]
[p. 554]

yall Intencons in this Graunt and the Governement Plantacon and Trade in the said Province of Willoughby Land cannot be carryed on nor possibly executed pformed and brought to maturity and good effect in case both of them the said Lord Willoughby and Lawrence Hide be not psonally psent upon the Place or in America unless either of them severally be impowered authorized and enabled being personally psent upon the Place or in America without the other and in his absence to doe execute and pforme all such Powers Authorityes Jurisdiccons Royalties Priviledges and all and every die Matters and things herein formerly given graunted and authorized to both of them WEE doe therefore further will and by these psents for Us our Heires and Successors declare and graunt constitute ordeyne and appoynt That in case the said Lord Willoughby or the said Lawrence Hide or either of them theire or either of theire Heires or Assignes shall at any tyme be in person upon the said Place or Continent in the said Region Tract of Land Country or Province aforesaid or Plantagie en Plantagien, in maniere voorschreeven aldaar aangelegd, en die van tyd tot tyd aangelegd zullen werden, te verleenen. EN ALSO onze Dienst en Koninglyke voorneemens in deeze Vergunning, en de Regeering, Beplantingen Handel binnen de gemelde Provincie van Willoughby Land niet voortgezet, noch met mooglykheid geexsecuteerd, volbragt en tot volkomen beslag en goed effect gebragt kan werden, ingevalle de gemelde Lord Willoughby en Lawrence Hide, niet beide aldaar Persoonelyk of in America present zyn, ten zy een van hen Persoonelyk tegenwoordig op de plaats of in America zynde, alleen daar toe byzonderlyk gevolmagtigd geauthoriseerd en in staat gesteld werde, om zonder den andere en in zyne absentie alle zulke Machten, Authoriteiten, Jurisdictien, Koninglyke Voorrechten, Privilegien en alle het geene bevoorens in deeze gegeven vergund en geauthoriseerd aan beiden, te doen, te exsecuteeren en te verrichten: daarom Willekeuren, Verklaaren, Vergunnen, Constitueeren, Ordineeren en Appointeeren Wy by deezen voor Ons onze Erven en Opvolgers, dat ingevalle de gemelde Lord Willough-

[pagina 555]
[p. 555]

in any pte thereof or in any pte of America and the other shall not be there That then the said ptie or pties soe psent and upon the place or in any pte of America shall and may have hold use exercise enjoy and put in Execucon all and every the Graunts Powers and Authorityes Lybertyes Jurisdiccons Royaltyes Priviledges and other the matters and things whatsoever which are herein before given graunted and confirmed or menconed to be given graunted or confirmed and to act doe exercise execute and pforme the same or any of them accordinge to the Tenor true Intent and meaneinge thereof as fully amply and effectually to all intents and purposes as they the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes all or any of them may or might act or doe by virtue of these psents And that all and every Graunt and Graunts Act and Acts thinge and things whatsoever that at any tyme hereafter shall bee made done exercised executed or pformed by the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide or either of them psent in the said Province and in the by of de gemelde Lawrence Hide, of een van hen, hunne of een van hunne Erven of Gemagtigdens t'eeniger tyd in persoon op de gezegde plaats of Vaste Kust, in het gezegde Landschap, Stuk Land of Provincie hier voren gemeld of in eenig gedeelte van dien of eenig gedeelte van America zal zyn, en de ander aldaar niet zynde, dat dan de Geinteresseerde of Geinteresseerdens, aldaar tegenwoordig of in eenig gedeelte van America, zullen en mogen hebben, houden, gebruiken, excerceeren, bezitten en ter executie leggen, alle en een ieder der Vergunningen, Machten en Authoriteiten, Vryheeden, Jurisdictien, Koninglyke Voorrechten, Privilegien en alle andere zaaken hoe ook genaamd, welke bevorens in deeze gegeven vergund en geconfirmeerd of genoemd zyn, gegeven vergund of geconfirmeerd te werden, en dezelve of eenige van dien, ingevolge den inhoud waare intentie en meeninge van dien, te doen, exer ceeren, executeeren, en verrigten zo volkomen en ampel tot alle eindens en oogmerken als Zy de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens of eenige van dezelve te samen uit kragte van deeze tegenwoordige,

[pagina 556]
[p. 556]

Absence of the other or by theire or theire Heires psent there or by the Assignee or Assignes of them the said Francis Lord Willoughby or Lawrence Hide or the Survivor of them or by the Heires of them or of the Survivor of them respectively psent in the said Province or in any pte of America by virtue of these psents or of the Graunts Powers or Authorities therein menconed given or graunted or of any of them shall stand and contynue as good legall and effectuall to all intents and purposes as if the same had byn made done exercised and executed or pformed by the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assigns or any of them any thinge in these psents conteyned to the contrary thereof in any wise notwithstandinge SAVINGE and Reservinge in such Case of Severall actinge the due share and proportion of profitt and advantage to the ptie which shall be absent as if he had been psent with the other and as if both of them the said Lord Willoughby and Lawrence Hide had been psent and acting joyntly upon the place AND FURTHER WEE will and zouden kunnen of mogen doen. En dat alle en een ieder der Vergunning of Vergunningen, Verrichting of Verrichtingen, zaak of zaaken hoe ook genaamd welke t'eeniget tyd hier namaals door de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide of een van hen beide present zynde in de gemelde Provincie, en in de absentie van den ander, of door haar of door een van haare Erven aldaar tegenwoordig, of door de Gemagtigde of Gemagtigdens van hen de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide of de langstlevende van hen of hunne Erven, of van de langstlevende van hen beyden respectivelyk present in de gezegde Provincie, of in eenig gedeelte van America, uit kragte deezes, of uit hoofde van de Vergunningen, Machten of Authoriteiten daarin gemeld, gegeven en vergund of eenige van dien, zullen gemaakt gedaan geexerceerd geexsecuteerd of uitgevoerd werden, zullen zyn en blyven zo goed, wettig en efectueel, tot alle eindens en oogmerken, als of dezelve door de gezegde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens, of eenige van hen te samen, gemaakt, gedaan, geexerceerd, geexecuteerd en uitgevoerd waren, niettegenstaan-

[pagina 557]
[p. 557]

by these psents doe graunt unto the said Francis Lord Willoughby and Lawrence Hide theire Heires and Assignes That these our Letters Pattents or the Inrollment thereof shall bee in and by all things and to all intents and purposes firme good effectuall and sufficient in the Lawe against us our Heires and Successors as well in all our Courts as elsewhere within England or any the Dominions thereof as in the said Province or Plantation or any of them without any Confirmacons Lycences or Tolleracons in that behalfe hereafter to be had or obteyned NOTWITHSTANDING the ill nameinge or not reciteinge or not nameinge or not right nameinge the aforesaid Province Power Priviledges and other the pmisses before by these psents given graunted and confirmed or menconed or intended to be given graunted and confirmed or any pcell thereof or any Lawe Statute Pvicon Restraint or any other matter or thinge whatsoever to the contrary thereof in any wife notwithstandinge Although expresse mencon &c. In Witnes &c. Witnes our de ietwes ter contrarie in deezen mogte gezegd zyn; mids BEWAARENDE en Reserveerende in zodanige gevallen van byzondere Verrichtingen het behoorlyk aandeel en portie van winst en voordeel voor de Geinterisseerde welke absent zyn zal, als of hy met den andere tegenwoordig, had geweest, en als of zy de gemelde Lord Willoughby en Lawrence Hide beyde daar tegenswoordig waren geweest, en het gezamentlyk verricht hadden. VERDERS Willekeuren en Vergunnen Wy door deezen aan de gemelde Francis Lord Willoughby en Lawrence Hide hunne Erven en Gemagtigdens, dat deeze onze Brieven van Octroy, of de Registratie van dien tot alle eindens en oogmerken in Rechten tegens Ons onze Erven en Opvolgers, zo wel in alle onze Gerechtshoven als elders binnen Engeland of eenige Domeinen van dien, als mede in de gezegde Provincie of Volkplanting, of eenige van dien, vast, goed, van kracht en waarde zullen zyn, zonder eenige verdere Confirmatien, Goedkeuringen of Toelatingen dienaangaande te verkrygen of te obtineeren. NIETTEGENSTAANDE de voorgemelde Provincie, Magt, Privilegien en verdere voorschrevene

[pagina 558]
[p. 558]

Self at Westminster the second day of June.

‘PRPM REGEM.

‘This is a true Copy from the Original Record remaining in the Chappel of the Rolls having been examined.

Hen: Rooke,
Clerk of the Rolls.
te vooren door deezen gegeven, vergund, geconfirmeerd, en genoemd, of voorgenomen gegeven, vergund of geconfirmeerd te werden, of eenig gedeelte daar van, verkeerd genaamd, herhaald, of niet hernoemd mogten zyn, of eenige Wet, Statut, Provisie, Restrictie of ietwes anders, ter contrarie van dien in eenigerly wyze mogte dicteeren, Ofschoon &c. Ofschoon expresse mentie &c. Des ten Oirkonde &c. Des ten Oirkonde onze Handtekening tot Westmunster den tweeden dag van Juny.

PRPM. REGEM.

Dit is een waare Copy, van de Origineele Minute berustende in de Kapel van de Kancelary, en daar mede gecollationneerd.

Hen: Rooke,
Clerk ter Kancelary.

Toen wy deeze Colonie in bezit hadden genoomen, schynt de Commandeur Abraham Crynszoon, in 't eerst mede van die gedachten geweest te zyn, wyl hy op den 5den April 1667, aan den Franschen Gouverneur van Cajenne schreef: ‘Dat de Volkplanting van Suriname zich uitstrekte van den Oostkant der Rivier Marowine, tot aan den Westkant der Rivier Copename; blykende uit zeker Register van Suriname berustende ten Comptoire van de Edele Mogende Heeren

[pagina 559]
[p. 559]

Staaten van ZeelandGa naar voetnoot(a) Uit welke stukken echter klaarlyk blykt, dat de Franschen in het geheel geen eigendom aan de Rivier de Marowine hebben, maar dat het Rechtsgebied der Nederlanderen zich ten minsten nog beöosten de gemelde Rivier was uitstrekkende.

Daarentegen beweeren de Nederlanders, dat hun Grondgebied bepaald werd door de Rivier Sinamari; deeze stelling niet zo zeer vestigende op hunne oude Bezittingen in Cajenne, enGa naar voetnoot(b) op zeker Provisioneel Contract, tusschen Bewindhebberen der Westindische Maatschappye en de Steden Middelburg, Vlissingen en Veere, over de Volkplantingen in de Westindiën, op den 24sten December 1657, gemaakt, waar by de Maatschappy, ingevolge van het Octroy, toen al oordeelde, recht te hebben over de Vaste Wilden-Kust, tusschen één en tien Graaden: als wel, met meerder grond, op de volgende reden, dat de Engelschen getuigen dat, ten tyde hunner bezittingen, de uiterste Eigendom en Post der Franschen was aan de Rivier Sinamari, daar zy een Sterkte bezet met vier en twintig Man, hadden liggen, welke zy, by gebrek van onderhoud, in den Jaare 1654, verlieten; waarop de Engelschen dien Post vervolgens bezetteden, en dus hun gebied uitbreidden.

Dat nu deeze Volkplanting van Suriname door de onzen bemagtigd, en by het III. Articul van het Vredes Tractaat te Breda op den 31sten July 1667, geslooten, in volkomen eigendom overgegeeven is, zodaanig als dezelve by hen was bezeeten geweest, doet klaarlyk zien dat de Rivier Sinamari tot een Grensscheiding tusschen de Franschen en de onzen, moet verstrekken: op welke gronden ook den 18den November 1668, zeker Verdrag is gemaakt door den Heer Antoine le Febur, Heere de la Barre, Raad van zyn' Koninglyke Majesteit van Vrankryk, en Lieutenant Generaal van deszelfs Wapenen in America, ter eenre, en den Heer Abraham Crynszoon, Commandeur over de Colonie van Suriname, ter andere zyde; (welke laatstgemelde nu beter van de uitgestrektheid deezer Volkplantinge schynt onderricht geweest te zyn) waar by werd vastgesteld, dat de Rivier van Sinamari zoude strekken tot scheidinge van de Limieten,

[pagina 560]
[p. 560]

tusschen de Franschen van Cajenne en de gemelde Colonie van Suriname, gelyk blykt by de volgende Verklaaring door Samuel Nassy, op den 3den December 1700, verleeden, ten overstaan van den Notaris Stephanus Pelgrom en zekere Getuigen te Amsterdam gepasseerd; welke ook voor Burgemeesteren dier Stad is beëdigd: luidende

 

‘Op huyden den derden December 1700. Compareerde voor my Stephanus Pelgrom Notaris Public by den Hove van Holland geadmitteerd, binnen Amsterdam resideerende en de naargenoemde Getuygen, de Heer Samuel Nassy, Coopman, t'sedert eenige Jaaren herwaards gewoond hebbende in de Colonie van Suriname, jegenwoordig hier ter Steede, my Notaris bekent, ende heeft in zyn Conscientie ten versoeke van de Edele Achtbaare Heeren Directeuren van de Geoct: Societeyt van Suriname, geattesteerd, getuicht ende verklaart, waar ende waarachtig te zyn, dat hy Attestant in of omtrent den Jaare 1664 Persoonlyk is geweest in Cajana, als wanneer Monsieur Noël, wegens de Fransen aan de Rivier van Sinamary een Fortresse heeft gaan bouwen, in dewelke de Franschen onder deszelfs Commando aldaar guarnisoen hebben doen houden, tot dat de gemelde Fortresse naderhand in den Jaare 1665 of 1666 (zonder den precisen tyd onthouden te hebben) door de Engelschen is genoomen geweest; alvoren dat de Colonie van Suriname door de Provintie van Zeeland van d'Engelschen was hernomen.

Voorts verklaarde hy Attestant, na zyn beste geheugenis, zeer wel te weeten dat in de maand November des Jaars 1668 als wanneer de Colonie van Suriname, by ofte van wegens d'Edele Mogende Heeren Staaten van Zeeland is gepossideerd geweest, in Suriname voorsz: gekomen is den Heer Anthony le Febur, Heere de la Bare, Raad van zyn Koninglyke Majesteit van Vrankryk in alle zyne Raaden, mitsgaders Lieutenant Generaal van zyne Wapenen in America, en dat hy Attestant als doen terzelver tyd aldaar mede present is geweest, als wanneer den gemelden Lieutenant Generaal gehandeld en getracteerd heeft met den Heer Abraham Crynssen, Commandeur over de gemelde Colo-

[pagina 561]
[p. 561]

nie van Suriname van wegens de Provintie van Zeeland, over het Subject van de Limietscheydinge, tusschen Cajana en Suriname voorsz: ende dat deselve doenmaals als noch waren overeengekoomen en geaccordeerd dat de voorsz: Rivier van Sinamary, soude strecken tot scheydinge van de Limiten tusschen de Franschen van Cajana, ende de gemelde Colonie van Suriname, ende dat sulcx wederzyds tot een vast fundament soude werden gehouden.

Geevende voor redenen van Wetenschap en Waarheyt dat hy Attestant als geduirende den tyd van over de seven-en-twintig Jaaren syn verblyf in Suriname gehad hebbende, by het maken van het voorsz: Accoort zelfs present is geweest, en doenmaals heeft sien sluyten: ende op deselve tyd syn Attestants Broeder Joseph Nassy in qualiteit als Commandeur, volgens Commissie van gemelde Heer Crynssen uyt crachte van de voorsz: gemaakte Limietscheidinge, wegens welgemelde Ed: Mog: Heeren Staaten van Zeeland ongemolesteerd is gebleeven, in de possessie en het Commando van de Rivieren Eracubo en Cananama, gehoorende onder het district van Suriname, als wesende de uiterste Rivieren aan dees zyde van Sinamary, ende overzulcx 't geene voorsz: seer wel weet, als hetzelve bygewoond, gesien en ondervonden hebbende resp: presenteerende derhalven desen des noot ende versocht synde ten allen tyden nader te Sterken; Dat aldus passeerde binnen Amsterdam ter presentie van Pieter van Haps, en Coenraad van Esterwege als getuigen hier toeversocht.

 

(Was getekend)

 

Samuel Nassy.
P.v. Haps.
K.v. Esterwegen.

 

De voorstaande Copy gecollationeerd zynde tegens 't origineel, berustende ter Secretarye der Stad Amsterdam, onder de minuten van wylen den Notaris Sephanus Pelgrom, is bevonden daar

[pagina 562]
[p. 562]

mede te accordeeren den 5den July 1769, By my ondergeschreeven Secretaris der voornoemde Stad.

 

(Getekend)

 

A.J. de Huybert.

 

Volgens het Publieke Recht moeten alle laatere Tractaaten en Verdragen boven de voorgaanden stand grypen: dieshalve zyn de Grensscheidingen tusschen het Hollandsch en Fransch Guiana, door het meergenoemde Verdrag bepaald.

Niettegenstaande deeze verschillen was het te wenschen, dat in Vredestyd een vriendelyke schikking en vastgestelde Grensscheiding, tusschen de twee Mogendheden, werd gemaakt, tot weeringe van alle verbooden Handel, tot verhindering van het verloopen van wederzydsche Soldaaten en Slaaven, tot beveiliging en gerustheid der beide Coloniën en tot verhoeding van alle twisten welke, door de nabyheid deezer twee Natiën, zouden kunnen ontstaan.

Om nu over te gaan tot de beschryving der Rivieren deezer Colonie, zullen wy beginnen met de Rivier Corentin, of ook anders genoemd Correntine, Corretini, of Corantyn, alwaar, aan den eersten Krytberg, die van Suriname ter wederzyde van de Rivier een Post van tien of twaalf Man, onder een Sergeant hebben liggen; de een Aurearis en de andere Ephraim genaamd. Deeze Rivier werdt verkeerdelyk, by de Engelschen, de Devils- of Duivels-Kreek genaamdGa naar voetnoot(a), welke Kreek drie Mylen van Rio de Berbice af ligt, en onder die Colonie behoort: daar de Rivier Corentin vier Mylen Zuid-Oostelyk boven de gemelde Kreek uitwatert op zes Graaden dertig Minuuten Noorder Breedte. Haar Mond is omtrent één Myl breed; maar het inkomen werdt zeer moeilyk gemaakt door Zandbanken, die zich wel drie Mylen uitstrekken. Op het einde van 't Jaar 1767, strandde aldaar het Schip 't Land Canaan gevoerd door Schip-

[pagina t.o. 563]
[p. t.o. 563]


illustratie
Caart van de Rivieren Corentyn, Copename en Sarameca.


[pagina 563]
[p. 563]

per Cornelis Barends, zynde van Middelburg naar Demerary bestemd. By het inkomen deezer Rivier ontmoet men drie kleine Eilanden, liggende Noord- en Zuidelyk, langs welke men vyf of zes Vademen Water vindt. Het omgeleegen Land is laag en met Bosschen bezet: het beste Vaarwater is aan de Westzyde vlak tegen over het middelste Eiland. Deeze Rivier is niet bebouwd; maar werd alleenlyk door eenige Caraïbische Indiaanen, die met de Arowakken en Warouwen van Berbice in Oorlog plagten te zyn, bewoond. Zy werdt door de Learica-Kreek, die naauw is, en by de Corentin in Zee loopt, met de Rivier Copename aan malkander gevoegd.

Zeven Mylen Oostwaards op, vindt men de Rivieren van Copename en Sarameca, welke, in haaren uitloop in Zee, zich te samen vereenigen; Copename ten Westen, en Sarameca ten Oosten: deeze beide Rivieren, waarin verscheidene Kreeken uitwateren, hebben van twee tot vyf Vademen Water, en kunnen dierhalve om de ondiepte en Banken niet dan met kleine Vaartuigen bevaaren werden. Langs den wederzydschen Oever dier Stroomen liggen zeer schoone vruchtbaare Landeryen. Voor vyf en twintig Jaaren was reeds aan Directeuren van de Societeit een Ontwerp overgeleverd om de Rivier Sarameca te bebouwen, en ten dien einde een Kanaal te graaven ter langte van acht honderd vyf en vyftig Kettingen of 4702½ Roeden, tusschen gemelde Rivier en de Rivier Suriname of de Kreek Wanika (welke maar gedeeltelyk bevaarbaar is), om dus de gemeenschap tusschen dezelve te houden, en den afvoer van de Voort-brengselen des Lands gemaklyk te maaken; het geen niet moeilyk was, wyl men, langs 't Pad van Wanika, van Paramaribo, in vier Uuren, tot aan de Sarameca kan komen: doch om de kosten van versterking en onoverkomelyke zwaarigheden om zodaanige Gragt door de Zandritsen te graaven, als mede om dat de Bedding der Rivier Sarameca veel hooger dan die van Suriname is liggende, werd zulks van de hand geweezen; schoon door verscheidene Planters reeds een intekening voor de kosten was gedaan, welke op ruim een millioen Guldens begroot werden. Nu (in den Jaare 1769) heeft de Heer Louis Nepveu, Secretaris van Commissarissen van Kleine Zaaken, weder een diergelyk voorstel aan de Heeren van de Socie-

[pagina 564]
[p. 564]

teit gedaan, naamelyk met dat onderscheid, dat hy een Ryweg wilde maaken van drie honderd Kettingen, van de Rivier Suriname, tot aan de Kreek van Wanika, of aan de groote Swamp Duivelsbroek, liggende tusschen Suriname en Sarameca; en vervolgens een Gragt van drie honderd zeventien Kettingen lang van de gemelde Kreek, tot in de Rivier Sarameca: waar door, volgens zyn begrip, drie vierde van de Kosten zouden uitgewonnen werden: voorts wilde hy tot versterking der Colonie en bescherming der Rivieren van Sarameca en Copename, op de Landtong, die door genoemde Rivieren gemaakt werd, opwerpen twee Redouten, ieder van twaalf Stukken Kanon: waartoe hy een Ontwerp van intekening, begrooting der kosten en het getal der daar toe benodigde Blanken en Slaaven, benevens een nette Aftekening heeft overgegeeven; gelyk mede een bewys van de Voordeelen die de Societeit niet alleen maar het gantsche Vaderland hier door zoude genieten.

Sarameca loopt zeer verre landwaards in naar het zuiden, zynde haaren oorsprong nog onbekend. Hier onthouden zich het grootste gedeelte van de weggeloopen Slaaven, waar mede in 't Jaar 1762, de vrede gemaakt is. Boven de Kreek Wanika ligt een aanzienlyke Militairen Post, niet verre van een andere Kreek Arwaticabo genaamd, die zich in de Rivier Sarameca ontlast. Van deeze Kreek tot de Tawaricoeroe, een spruit van de Kreek Para, is de afstand niet zeer groot.

De oorsprong van Copename is ons mede onbekend, doch de Indiaanen zeggen, dat zy zeer diep landwaards in loopt. Wanneer men dezelve invaart vindt men, aan de Rechterhand, een groote Kreek, genoemd Wayombe, welke Slangswyze zich vereenigt met de groote Kreek Nikeza, die zich in Zee, genoegsaam op den hoek der Corentin, ontlast, formeerende die twee Kreeken een Eiland.

Drie Mylen beoosten Copename en Sarameca, ligt de Rivier van Suriname, ook genaamdGa naar voetnoot(a) Sewrano, Saername, Saraname en Sername, welke haar naam aan de gantsche Volkplanting geeft, zo wel langs haaren Oever, als langs de Rivieren die zich in dezelve ontlasten, als

[pagina 565]
[p. 565]

Commewine, Cottica, Perica en anderen. Zy is wel de voornaamste, zo wegens haare breedte en uitgestrektheid, als om dat de Stad Paramaribo, de sterkste Forten, en de meeste Plantagiën aan dezelve gelegen zyn. Haar loop is Zuidwaards op, met verscheidene bogten, maar het inkomen is Zuid-Oostelyk, stroomende Noord-Westelyk in Zee, liggende op vyf Graaden negen en veertig Minuuten Noorder Breedte. Zy is aan den Mond vyftien, zestien, of zeventien Voeten diep met laag water, en omtrent een Myl breed, houdende die breedte tot daar zy, ongevaar drie Mylen van den mond af, de Rivier Commewine, by de Laat Jcoteca genaamd, ontmoet: aan beide de kanten heeft men Zanden Slykbanken, die zich in de breedte meer dan twee Snaphaan-schooten uitbreiden, op welke weinig Water is, en by hoog Ty maar drie Vadem. In 't op en uitzeilen houden de Schepen hun koers langs de Oostzyde, zynde de Rivier aan de andere zyde zo diep niet, en wanneer zy door den Wind en Stroom daar vervallen, raaken zy dikwyls vast. De Gronden, aan den Zeekant, zyn laag en Moerassig, en met ontoegangkelyke Bosschen van Mangrove Boomen (van de onze Duizendbeenen genaamd) bezet.

Aan het inkomen van de Rivier Suriname vindt men, ten Oosten, het Praams- of ook Brands-punt, welke naam sommigen willen aflyden van Mylord Willoughby van Parham, als zynde de plaats waar hy eerst landde.

Omtrent drie Mylen de Rivier opvaarende verdeelt zy zich, aan den Oostkant, in twee Armen, waar van de geene die Oostelyk loopt, de Commewine genaamd werd, hebbende drie of vier Vademen Water; en de andere Arm, die zyn koers naar 't Zuid-Westen vervolgt, behoudt denzelfden naam van Suriname, en kan meer dan dertig Mylen bevaaren werden. Even voor dat men aan de Commewine nadert, gaat men voorby twee Redouten, de een, in 't Westen, genaamd Purmerend, onder 't Gouvernement van den Heer Mauritius gesticht: de andere, ten Oosten, genaamd Leiden, ten tyde van den Heer Gouverneur van der Meer, beide in een laag en verdronken Land opgeworpen. Op den hoek, aan de Zuidzyde, daar de Rivieren Suriname en Commewine, haare Wateren ontlastende, zich vereenigen, is het Fort Nieuw-Amsterdam gebouwd

[pagina 566]
[p. 566]

(zynde in den Jaare 1734 begonnen en in 1747 voltooid), wiens Vuur zich kruist met die van de gemelde twee Redouten. Dit Fort beschermt de Ingangen van beide de Rivieren, en voor het zelve ligt een wyd uitgestrekte Modderbank, die zelfs niet toelaat dat de werken met platboomde Vaartuigen den meesten tyd kunnen genaderd werden; gelyk ook de overliggende Redouten Purmerend en Leiden, tusschen welke beide, de Schepen door moeten, en by den minsten zwaay vast raaken, 't geen dikwyls gebeurt, voor al alsze de Commewine open krygen, waaruit altyd valwinden komen.

Deeze Fortres is een onregelmaatige vyfhoek van Aardewerk, wel drie quartier uurs in den omtrek, bestaande uit vyf Bolwerken met genoegsaam metaal geschut van 24 en 18 ℔ bals voorzien; dezelve is omgeeven met extra breede Watergragten, en een bedekte weg en glacis in welke drie places d'Armes of Wapenplaatsen zyn, waar van twee de Rivier van Suriname en een de Commewine bestryken, met behoorlyke traversen of afsnydingen versterkt, het glacis rust op een wal van Rotssteen, onder water, tegens het wegzakken. Regt voor de punt welke deeze Rivieren maaken, legt de gemelde Modderbank alwaar een Sluys in het glacis is gelegt, om het Water in de Gragten te verversschen, en het omgelegen Land onder te zetten; van deze Sluis af tot aan de Wapenplaats langs Suriname ligt een Battery met zwaar Geschut voorzien. Binnen deeze Fortresse zyn de Wooningen der Hoofd-Officieren en Casernen voor de Soldaaten, een Smeedery, Timmerloots, en genoegsaame Magazynen; als mede een Koorn-Wind-Moolen, Kruitmagazyn, en een Regenbak van meer dan duizend Tonnen water. Midden door het Fortloopt een Weg beplant met Oranjeboomen, langs welke men over een Brug, die over de Gragten legt naar de Societeits Kostgronden kan gaan, als mede na de Landingplaats over een gegraven Kanaal, dat met een Winkelhaak in de nabygelegene Kreek uitwatert, zo als in de nevensgaande Grondtekening werd aangewezen. De Standplaats van het gedachte Fort werd eertyds het Tygershol genaamd, zynde een zeer laage en Moerassige Grond.

Wanneer men dit Fort gepasseerd is, verwydt zich de Rivier byna een derde, en is bezet met een Modderbank, die zich dwars door de Rivier

[pagina t.o. 566]
[p. t.o. 566]


illustratie
Fort Nieuw Amsterdam.


[pagina t.o. 567]
[p. t.o. 567]


illustratie
Gezicht van de Stad Paramaribo en het Fort Zelandia in Suriname.


[pagina 567]
[p. 567]

strekt, daar de diepgaande Schepen niet over kunnen dan met den Vloed van het Springty.

Op een uitsteekenden hoek, aan de rechter zyde, in 't opvaaren, een Snaphaan-schoot beneeden de Stad Paramaribo; ligt de Fortres Zeelandia; een Vyfhoek met twee Batteryën, van Klip- of Schulpsteen gebouwd, met breede Gragten en Aarde Buitenwerken omsingeld, bestrykende niet alleen de Rivier van Suriname maar ook de Hoofdstad beschermende. Men gaf 'er den naam van Zeelandia aan, na dat de Zeeuwen dit Fort, in 't Jaar 1667, den Engelschen ontweldigd hadden; maar het werd in den Jaare 1683 reeds, door de Hollanders, volgens het Octroy der Heeren Staaten, bezet.

De Stad Paramaribo, weleer Nieuw Middelburg genaamd, waar van wy een naaukeurige aftekening hier nevens geeven; is gelegen drie Mylen van den Mond van de Rivier Suriname, ter plaatse daar gemelde Stroom een groote bogt maakt, zich, van Zuid-Oost, Zuid-Westelyk omkrommende, en waar het Water een valling en ryzing heeft van tien, twaalf en meer Voeten. Voor de Stad, welker Wallen met Oranjeboomen beplant zyn, is de Rivier ruim een vierde Myls breed. Langs dezelve strekt zich de Grondvlakte aan den Land- of Westkant, in een groote Savaane rondsom met dichte Bosschen bezet, en, schoon met geen Muuren omvangen, met een groote Gragt omgraven. Daar loopt een breede Gragt byna door het midden van de Stad, bezet met schoone Huizen; dezelve krygt haare verversching van Water door de gemeenschap met de Rivier. Zy heeft haar' naam en oorsprong eigenlyk bekomen van een Dorp van Caraïbische Indiaanen, doch zo anderen willen van Mylord Willoughby van Parham, van wien het weleer een Plantagie zoude geweest zyn: de Grond, waar op zy staat is Rots- en Schulpachtig, waar door de Wegen, hoewel niet bestraat, vry zindelyk zyn; alzo niettegenstaande de zwaare Stortregen, die aldaar in de Regen-tyden vallen, in minder dan een quartier Uurs, de Straaten weêr droog en gangbaar zyn; en zo 'er hier of daar eenige Kuilen en Modderige plaatsen gevonden werden, (dat echter niet veel is) zoude het met weinig meer onderhoud in 't geheel genoegsaam altyd net en droog kunnen gehouden werden.

[pagina 568]
[p. 568]

Het Stadhuis, gemeenlyk het Hof genaamd, is onder de Regeeringe van den Heer Carel Emilius Hendrik de Cheusses, vergroot, aan beide eindes, en thans een der aanzienlykste Gebouwen; deszelfs Zymuuren zyn van Klipsteen, en de Gevels van Mopsteen opgemetseld; het Dak bestaat uit Houten Schaalen als Leyën op elkander gevoegd, die men Singels noemt, waar mede de Huizen hier meestendeels bedekt zyn: het bovenste deel dient nog als voorheen tot een Publieke of Gereformeerde Kerk, en het onderste, is gedeeltelyk geschikt tot de Raadsvergaderingsplaats; en gedeeltelyk voor de Secretary en Weeskamer der Colonie; voorheen hadden Commissarissen van Kleine Zaaken teffens Opzichters der gemeene Wyde, daar ook een Kamertje; doch dat is nu de Archive Kamer, en de gemelde Heeren houden haar Vergadering in een Huis, dat even bezyden is gemaakt, op de tweede Verdieping; in't onderste gedeelte van 't zelve werdt nu de Militaire Hoofdwagt gehouden, 't welk voormaals door de Burgerwagt (die sedert eenigen tyd afgeschaft is) bezet werd. Al voorlang is op 't Tapyt geweest 't Plan van een aparte Kerk te bouwen, en het eerstgemelde Kerkgebouw boven daar 't luchtig is, tot de byzondere Vergaderplaatsen voor de respective Collegien, en het onderste voor een Burger Gevangenhuis te bekwaamen; 't welk een en ander zeer nut zou zyn, alzo daar door veele ongevoeglykheden uit den weg zouden geruimd werden, onder anderen de verlegenheid, waar in men thans dikwyls zich bevind by de gewoonlyke Vergaderingen van 't Hof van Civiele Justitie, als geduurende dien tyd, de Vergaderingen van Politie en Crimineele Justitie buitengewoon moeten te samen komen, 't geene veeltyds en telkens by voorvallende gelegenheid waar in de Gouverneur het Advies van de Raaden, noodig heeft of moet inneemen, veel ongerief geeft; schoon de Vergaderplaats ook aan 't Gouvernement is, daar het mede veelal ongelegen komt; doch nog vry meer om de noodzaakelykheid van een Burger Gevangenhuis, wyl men thans de Militaire Gevangenplaatsen, op 't Fort Zeelandia, daar toe moet gebruiken, die zo weinig zyn (behalve veele andere ongelegenheden) dat men daar byna geen Burger Gevangene wel en zeker kan zetten; en als 'er Medepligtigen zyn, kan men ze niet afzonderlyk houden, dat een groot nadeel voor de Justitie ver-

[pagina 569]
[p. 569]

wekt. De Gereformeerde Godsdienst werdt in de gemelde Kerk geoefend, en alle Zondagen beurtelings Voor- en Namiddag in de Nederduitsche en Fransche Taal gepredikt. By het Plein is een schoon Bosch van Oranjeboomen. Hier zyn de Begraafplaatsen geweest van de Gouverneurs en van Luiden van aanzien en vermogen, honderd Schreeden verder, die der andere Ingezetenen; doch thans begraaft men op het nieuwe Oranje-Kerkhof buiten de Stad. Dit Kerkhof is sedert 't Jaar 1758 gemaakt, waartoe een Stuk Lands is gekocht, dat met een dikke Lemisjes Hyning omtuint is; waar op een Huisje staat tot Wooning van den Doodgraaver: en is, by Resolutie van Gouverneur en Raaden, vyf honderd Guldens Hollandsch gesteld aan de Kerk van dien geenen die nog op de oude Begraafplaats, by de Kerk, zou willen begraaven zyn, om het dus, zo veel mogelyk, af te snyden; wyl die open Begraafplaats, midden in de Stad, onaangenaam en ondienstig is, te meer vermids 'er groote Zarken en Paaltjes op de Graften werden gezet: vervolgens is ook die gantsche plaats effen en vlak gemaakt, en ten dien einde de Zarksteenen, gelyk, met den Grond gezonken, dat vry beter is; ook zyn 'er thans zeer weinigen die daar begraaven werden, eenigen die by hun Familiën willen liggen, uitgezonderd; doch dat haast gedaan zal zyn.

Het Huis van den Gouverneur is, ten tyde van gemelden Heer de Cheusses, afgebrooken, en in plaats van dat, een veel grooter opgebouwd, met Engelsche Raamen, van vooren met een Bordes opgaande, waar van daan een Laan, met Oranjeboomen beplant, naar het Fort loopt: de onderste Verdieping, en de Gevel zyn tot boven, van Steen opgetrokken, en de bovenste Verdieping van Hout. Dat van den Bevelhebber der Bezetting is geheel van Steen. Dit Huis was weleer de Wooning van den eersten Commies van de Westindische Compagnie. De overige Woonhuizen, die zeven- of achthonderd in getal zyn, zyn meest allen, om de luchtigheid, van Hout; twee Verdiepingen hoog. Alle de Huizen hebben de Keuken afzonderlyk achter de Wooning, daar in de noodige Vuurhaarten, Bakoven enz., en een Put voor de Keuken, die aan Paramaribo meestendeels in de Levendige Klip zyn uitgehouwen en goede Springen hebben, altoos zeer goed Water, zo in den Droogen- als in den Regen-

[pagina 570]
[p. 570]

tyd, geevende; hoewel niettemin veele Huizen Regenbakken hebben; en anderen 't Regenwater in goede Vaaten en in koele Potten bewaaren, voor den Droogen tyd om dat de Putten eenigszints na de Klip smaaken, omtrent als Spâ water, 't geen de Slaven echter gaarne drinken. Veele voornaame Luiden planten Tamarinde-Boomen voor hunne Wooningen, om dat die zeer schoon en veel hooger en grooter opwassen, en meer Schaduw' geeven dan de Oranjeboomen, 't welk, in den Droogen tyd, voor de heete Zon, de Huizen meer bevrydt.

Behalve de Gereformeerde, vindt men in de Stad ook een Luthersche Kerk, die voor weinige Jaaren aldaar is gebouwd aan den Waterkant, aan 't beneeden einde, zynde een vierkant Gebouw van Steen, dat redelyk luchtig (schoon niet fraai) is; in dezelve Kerk is een sierlyk Orgel gelyk ook in de Gereformeerde doch het laatstgenoemde wat grooter. De Lutherschen, aan wie het stichten van deeze Kerk en openbaare oefening van Godsdienst te mogen hebben, niet zonder sterke Solicitatien, eindelyk vergund werd, moeten voor deeze Vergunning een Recognitie van zes honderd Guldens 's Jaarlyks, ten behoeve van 't Hospitaal, opbrengen. Hun Gemeente werdt door een' Predikant bediend, die alle Zondagen tweemaal moet prediken; en in de Week de Kinderen eens Catechiseeren, den verderen dienst op Hoogtyden waarneemen, de Zieken bezoeken enz.: Hy heeft vrye Wooning in een Huis naast de Kerk. Mede is 'er een Luthersche Diaconie, waar toe een Gebouw achter die Kerk op een Straat uitkomende, gesticht is; waar in alle haare Armen, zo Bejaarden als Kinderen, komen, doch 't een en 't ander veroorzaakt zo groote kosten, dat die naaulyks uit hun Gemeente (die wel groot maar niet zeer gegoed is) kan gevonden werden.

Men heeft te Paramaribo een Hoogduitsche als ook een Portugeesche Synagoog der Jooden, welke laatstgenoemde in den Jaare 1729, aldaar, met verlof van de Regeering, is gebouwd; waar van de Onkosten beloopen hebben een somme van acht duizend drie honderd acht en negentig Guldens en twee Stuivers. De Grondvlakte, daar dit Gebouw op staat, en honderd veertig Voeten breed is, is hen daar toe van het Gouvernement geschonken. De Hoogduitsche Jooden hadden hun Synagoog in

[pagina 571]
[p. 571]

voorigen tyd met de Portugeeschen gemeen, doch sedert dat deeze de hunne gesticht hebben, zynze van elkander gescheiden; echter doen zy nog den dienst op de wyze der Portugeesche Jooden, waar toe zy van laatstgemelde een Voorleezer bekomen. Bovendien heeft men 'er een Hospitaal, dat een fraai Gebouw is, ten dienste zo voor Soldaaten als Matroozen en andere onvermogende Lieden. Voor de Stad kunnen wel vyftig en meerder groote Schepen, in drie ryen, achter elkander geplaatst, zonder het minste gevaar, liggen, en met veel gemak ontladen en laden: de Ree, die de gedaante van een halve Maan vertoond, geeft een aangenaam en vrolyk gezicht: zelden gaat 'er een Week voorby dat 'er geen Schepen aankomen en vertrekken, alleenlyk gebeurt dit geduurende de Wintermaanden, dat is van September tot January, wanneer die Vaart wat traager gaat.

Een weinig voorby Paramaribo, vernaauwt zich de Rivier en wendt zich byna geheel Oostwaards op, zynde zeer vermaakelyk, door de daar langs liggende Suiker- en Koffy-Plantagiën. In het opvaaren vindt men, aan de Rechterhand, de zogenaamde Duivels-Kreek, daar twee Suiker-Plantagiën zyn; en een Uur verder, aan dezelfde zyde, de Para-Kreek, op den hoek van welke, waar thans de Plantagie Houttuin ligt, voorheen een Redoutje, tegens de invallen der Indiaanen, geweest is: het was een Steenen Huis van vyftig Voeten lang en twintig breed, met behoorlyke Schietgaten voor Geschut en Handgeweer voorzien, ophebbende vier Stukjes Kanon: voor ruim dertig Jaaren is de Post, van de Plantagie Houttuin verlaaten en veröp in Para op de Plantagie Overtoom als mede aan de Couropine-Kreek gesteld, ten getale van tachtig Man, gecommandeerd door een Capitein en een Lieutenant of Vaandrig; doch sedert den Vrede van Sarameca, ligt in 't geheel in Para en in de gemelde Kreek veertig Man, onder een Lieutenant of Vaandrig, verdeeld op verscheidene Plantagiën, by vyf, zes, acht of tien Man. De Kreek Para, welke, schoon eertyds zeer bevaarbaar, hoe langer hoe ondieper werdt, loopt naar het Zuiden, en heeft ten Westen, in het opvaaren, eerst de Spruit Pararak, en voorts nog een aanzienlyke Tak, te weeten Couropine, die ook een Spruit aan dezelfde zyde, genaamd Tawaricoeroe, welke een groote bogt

[pagina 572]
[p. 572]

maakt en daarna na het Zuiden ten einde loopt. Deeze drie Kreeken zyn allerwegen bebouwd: men heeft daar Suiker- en Koffy-Plantagiën, verscheidene Houtzaageryën, en Kweek van Paarden en Hoornbeesten. Aan het einde van de Para-Kreek werdt, ten Westen, de Buurt Couwel gevonden.

Schuins over Para, heeft men, ten Oosten de Rivier, de Paulus-Kreek: beide deeze Kreeken kronkelen zich en zyn bezet met schoone Plantagiën. Voorheen was de Paulus-Kreek vaarbaar tot dat zy de Surnau-Kreek ontmoete, die aan de Rivier Suriname, ten Oosten, even voorby de Plantagie Merveille uitloopt: doch thans is dezelve boven de Plantagie Belle-Soir alreeds zo dicht toegegroeid, dat men niet dan met veel moeite op de Plantagie la Paix kan aankomen, welke de laatste is, in die Kreek. Niet verre van Belle-Soir vaart men door een gedolven Sloot, naar de Suiker-Plantagie Richelieu.

De Rivier opvaarende heeft men, aan den, Westkant, de Banister-Kreek, dus naar den Engelschen Bevelhebber diestyds genaamd; welke het Eiland Tuinhuizen formeerde, doch nu is toegespoeld; waar door dit Eiland niet meerder overig is. Voorheen lag hier omtrent, ten Westen de Rivier, het Steedje Torarica ook genaamd Santo Bridges, de Hoofdplaats der Engelschen, daar ten tyde van de Landing van Cassart zo wel als op 't Fort te Para, nog een Bezetting lag. Het bestond in ongevaar honderd Huizen, en een Kapel: doch is thans vervallen.

Vervolgens maakt de Rivier een groote bogt, en keert zich naar het Noordoosten en voorts, Zuidelyk, tot aan het Dorp, de Zandpunt geheeten, daar eenige Ingezetenen in 't begin der Colonie gewoond hebben, en ook een Kerk is geweest; doch waar van weinig of geen bewys meer te vinden is: ook gingen de Schepen aldaar toen gemeenlyk ten anker liggen: nu is daar een Plantagie, welke de Heer Gouverneur Mauritius bezeeten, en la Simplicité genoemd, doch naderhand verkocht heeft. Weinig boven deeze Punt stort zich, ten Westen, de Separipaba-Kreek in de Rivier.

Nog drie Mylen Zuid-Zuid-Oostelyk opvaarende vindt men, Landwaards in, ten Oosten de Rivier, een Joodsch Dorp, genaamd de Sa-

[pagina 573]
[p. 573]

vaane, voorzien met een Synagoog, onder het Gouvernement van den Heer van Sommelsdyk, in den Jaare 1685, gebouwd, daar de Jooden een Vlek, rondom die Kerk, met Huizen hebben, alwaar hunne Kweekschoolen zyn, en daar zy ook op haare groote Feesten te samen komen, en blyven tot die ge-eindigd zynGa naar voetnoot(a). Hier was eertyds de uiterste Woonplaats der Colonie: maar toen de Zuster des Heeren van Sommelsdyk in 't Jaar 1684 in Suriname kwam, bragt zy een aanmerkelyk getal Labadisten mede, die nog hooger op Plantagiën aanleiden, welken naar hen genoemd werden: daar nu de Plantagie la Providence ligt boven in de Rivier van Suriname. Langs de gemelde Savaane stroomt de Cassapoure-Kreek, die zich, Landwaards, in twee Takken verspreidt, loopende de eene Noordelyk, en de andere Tak Zuidelyk.

Een weinig verder stort zich, ten Westen, de Iracouba-Kreek in dezelve: hooger op vindt men, aan dezelfde zyde, de Joodsche Plantagie Auka, vermaard door den Vrede welke aldaar met de weggeloopene Negers van Tempati is geslooten. Naast dezelve is gelegen de Plantagie Rama daar het Oranje Pad begind, en op welke, door den Baron Spörke, een Hoofdpost is gesteld van zeventig of tachtig Man, onder een Capitein, die de Posten aan de Blaauwe Berg, Victoria, de zeven Provincien, de Woonplaats der Hernhutters, Sarron genaamd, en aan het Kruispad uitzet. Voorts ontvangt de Rivier nog eenige Kreeken, waar na men komt aan den kleinen Oranje-Weg, welke is aangelegt in 't Jaar 1750 en voltooid in den Jaare 1751, onder opzigt van den Ingenieur Bermont. Dit Pad, dat van de Rivier in een rechte linie naar het Westen loopt, en ruim negen Mylen lang is, maakende gemeenschap met de Rivier Sarameca, naar welke ook laager Voetpaden zyn, van de Westelykste Plantagiën aan de Para-Kreek, is toegegroeid geweest doch naderhand weder opgehakt. Op het zelve zyn eenige Dorpen gesticht, ten einde dat Pad te doen dienen tot een Schutswal voor alle de Plantagiën aan de Para gelegen. Men had ter zelver tyd een Ontwerp gemaakt, om wat

[pagina 574]
[p. 574]

hooger aan de Rivier Suriname, lynrecht Oostwaards, den grooten Oranje-Weg te baanen, die byna eens zo lang zoude zyn, en van de Plantagie la Providence tot aan de Rivier Commewine en de Tempati-Kreek, zoude strekken, doch zulks is nooit ter uitvoer gebragt.

Wat hooger op heeft men, ten Westen de Maarschalks-Kreek; en twee en een halve Myl verder de Klaas-Kreek, voerende dien naam naar de Togten welke langs dezelve naar de Dorpen der Weglooperen, Klaas-Dorpen genaamd, geschied zyn. Ruim een Myl hooger vindt men aan dezelfde zyde, de Parnassus of Blaauwe-Berg, by de Plantagie Berg en daal, alwaar een Post ligt, om te waaken tegens de Indiaanen en Weggeloopene Slaaven: en twee Mylen opwaards, ten Oosten, de Mawasy-Kreek, by welke een Rots is, Bakoven genaamd. Voorts een Myl verder heeft men, Oostwaards, de Compagnies-Kreek, daar wy onzen uitersten Post hebben.

Verders is de Rivier onbebouwd, ontvangende in zich verscheidene Kreeken, als de Sidereri- en Sara-Kreeken ten Oosten, tegens over welke, aan de Westzyde der Rivier, een Eilandje ligt, door een kleine Kreek geformeerd, alwaar de Heer Louis Nepveu zyn Legerplaats had genoomen, en de Vrede met de Negers van Sarameca heeft geslooten. Van daar is de Rivier niet zeer bekend, schoon eenige Kreeken, naamelyk de Quasi-Pieters-Willem Mauritz-Isabella-Topa-Emily-Kreeken beneevens meer andere zich in dezelve ontlasten, welke Kreeken, op de Togten tegens de Boschnegers, ontdekt zyn. Ook werdt het Land allengs hooger, omtrent veertig Mylen de Rivier op, tot dat men verder aan de Bergen komt; tusschen dewelke de Rivier haaren loop bevordert, ontmoetende in haaren Stroom verscheide blaauwe Klippen en zwaare Tappen of Watervallen, welke laatste van het Dorp van Samsam tot de Sara Kreek acht en twintig ingetal zyn; die het opvaaren verder beletten, en de kennis der binnelanden, neffens den Oorsprong der Rivieren bedekt houden: de ontoegangkelyke Bergen, en dicht bewassene Bosschen die dieper landwaards in liggen, verstrekken tot Schuilplaatsen der weggeloopene Negers, Marrons genaamd, die reeds ten tyde der Engelschen, zich daar gehuisvest, en hunne Dorpen gesticht hebben.

[pagina 575]
[p. 575]

Doch wy wenden ons nu weder naar het Fort Amsterdam, om de Rivier Commewine nader te beschouwen. Zy is omtrent een halve Myl breed, zich langzaamerhand vernaauwende, doorgaands drie of vier Vademen diep, loopende van het Fort Amsterdam, Oostwaards, met weinig bogten tusschen verscheide schoone Koffy Plantagiën, ruim vyf Mylen ver, daar zy, ten Zuiden, ontvangt de Orelyne-Kreek, by verbastering gemeenlyk de Hoer Helena-Kreek genaamd, thans mede met fraaie Koffy-Plantagiën bezet; schoon in 't begin de Landen aan deeze Kreek uitgegeeven waren met voorneemen, om alleen daar van Kost-Plantagiën voor de Negers te maaken; waar toe geen grooter uitgisten aldaar geschiedden dan voor ieder Plantagie tot honderd Akkers; waar van naderhand een misbruik werd gemaakt door de Planters, met te verzoeken, op andere naamen, ieder honderd Akkers, die dan te samen gevoegd dus Plantagiën van vyf honderd en meerder Akkers uitmaakten, bekwaam tot Koffy-Plantagiën, strydig tegens het voorgestelde oogmerk: waar door men thans het gebrek aan Kost voor de Slaaven ontdekt. Vervolgens ontvangt de Commewine, ten Noorden, de Kreek Matapica, in welk de Warap-Tapourepa- en Cabes-Kreeken uitwateren; alle welke Kreeken insgelyks met zeer schoone Plantagiën allerwegen bezet zyn, en met beneeden Commewine, wel één derde van de Voortbrengselen, die de Colonie geeft, opleveren: waaromtrent dient aangemerkt, dat in 't begin van de Colonie niet dan de Bovenlanden bewerkt zyn, dat is de Landen boven aan de Rivieren en Kreeken gelegen, zynde hoog Land, daar 't Water met Springvloeden niet op kon komen en ook genoegsaam zonder bedelving of bepoldering beplant werden, wyl men, zo 't schynt, toenmaals niet begreepen, immers noch niet ondervonden had, dat de vette beneede Landen, (zynde Moerassig en onder water staande, daar by onbegrypelyk dicht bewassen met Hout, en Maca of stekelachtige Planten en Geboomtes) zo nuttelyk, hoewel met veel moeite en onkosten, konde bewerkt en bekwaam gemaakt werden; doch in laatere tyden is men algaande weg (vermids de hooge Bovenlanden uitgeput raakten) naar beneeden gezakt, en zyn die Landen eerst bebouwd; welken om haare Vruchtbaarheid, zodaanig gewild zyn, dat aan 't einde van de Orelyne en verder genoemde Kreeken,

[pagina 576]
[p. 576]

niet zonder groote arbeid en kosten, doorsnydingen of vervolgingen van de natuurlyke Kreeken zyn gedolven, even als de Vaarten in Holland.

Voorts buigt de Commewine haaren Stroom Zuid-Oostelyk, terwyl de Rivier Cottica, uit het Oosten komende, zich met dezelve vereenigd. Op deezen Hoek, of wel op het Eiland door de samenvloeying der gemelde twee Rivieren geformeerd, ligt het Fort Sommelsdyk, gebouwd op een Moerassigen Grond, in den Jaare 1684, door den Heer Gouverneur van Sommelsdyk, en naar zyn Ed: genoemd. Dit Fort is een geregelde Vyfhoek, hebbende vyf Bolwerken, naamelyk dat geen daar de Vlag op staat, genaamd Nicolaas (naar den Burgemeester Witsen); het Bolwerk Willem, het welk de Cottica en Commewine bestrykt; Nassau, Marie en Oranje behalve dat de Schouder van het eerstgenoemde Bolwerk wat langer is dan de andere, om de Rivier, te beter te bestryken. Het is voorzien met redelyke hooge en breede Aardene Wallen en bekwaame Borstweeringen, van een genoegsaame ruimte om het Vuur der Bomben te ontgaan. Het omliggend Land vloeit met alle Springtyden onder, zulks dat het meest altoos dras staat. Een groote Kanon-schoot eer men het Fort nadert, loopt de Rivier met een grooten bogt, welke belet dat het zelve niet kan gezien werden; en de Schepen dien hoek omkomende, hebben gestaadig in den Wind, zo dat zy niet dan dryvende met den Vloed en boegseerende de Fortres kunnen naderen; wanneer zy al het Vuur moeten doorstaan, zonder hetzelve eenige schade te kunnen toebrengen; en als zy dan al tot het Fort genaderd zyn, maakt de scheiding van Commewine en Cottica zodaanige wielingen of draayingen, dat alle Schepen die geen Anker uitbrengen noodwendig aan den eenen of anderen kant tegens het Bosch gedreeven werden, waar van daan zy zich, zonder bystand der Fortres onmogelyk kunnen redden. Dus is dit Fort van een genoegsaame sterkte, kunnende van achteren met geen Geschut aangetast noch de Planters van het zelve afgesneeden werden; schoon het door het aanliggen van het Fort Nieuw Amsterdam, thans van weinig dienst is, dan om Sein te geeven van de aankomende Schepen, op het schieten van de Brandwagt. De gemelde Fortresse Sommelsdyk is opgebouwd volgens zekere Overeenkomst tusschen de Societeit en de

[pagina 577]
[p. 577]

Ingezetenen dier Colonie, waar by de eerstgenoemde één vierde en de laatste drie vierden, in de kosten van dien opbouw hebben gedraagen; en by een ander Verdrag is 't onderhoud daarvan tot lasten van de Societeit gebleeven, die Jaarlyks eenige Stukken Metaal Geschut derwaards plagt te zenden om de Yzeren te verwisselen.

De Commewine schiet nog drie Kreeken naar het Zuidwesten uit, als de Crammeca, de Onobo en de Cassewineca; en eenige Mylen verder, de Perica- of Bottel-Kreek ten Oosten, alwaar een Hoofdpost ligt op de Plantagie Rietwyk, bestaande in veertig of vyf en veertig Man, onder bevel van een Lieutenant of Vaandrig, hier en daar op de Plantagiën verdeeld. Hooger op komen nog eenige Kreeken in aanmerking, naamelyk, aan de Zuid-Westzyde, de Currewassebo en Mapany, uit welke wederom de Saruwa ontstaat; en, aan de Zuid-Oostzyde, de Penineca en de Pariaca, waar van de laatste zich in veele bogten slingert. Langs deeze Rivier, en omliggende Kreeken waar mede het Land doorsneeden is, liggen zeer veel Suiker- en Koffy Plantagiën, om de gemaklykheid der vervoering van Goederen. Men heeft in de Commewine een Gereformeerde Kerk naast de Plantagie Curcabo; als mede een in de Perica-Kreek ter plaatse daar zy in de Cottica valt.

Na dat men de Rivier Commewine omtrent dertig Mylen heeft opgevaaren, geraakt men aan derzelver oorsprong, die weder loopt door de Gebergtes naar de Dorpen der Weglooperen; doch alvoorens ontmoet men de Tempati-Kreek, die redelyk wyd is, maar meest onbevaarbaar, door de Rotzen en Tappen. Aan dezelve is, op de Plantagie Oraniebo, een Post van dertig of veertig Man, onder een Lieutenant of Vaandrig, gesteld, meede verdeeld op de Plantagiën.

Maar laat ons nu wederkeeren naar de Rivier Cottica, welke zich by het Fort Sommelsdyk, als gezegd is, met de Commewine vereenigd: zy ontvangt ten Noorden, in 't opvaaren, voor aan de Plantagie de gekroonde Paauw, een Kreek de Parmarica genaamd, waar fraaie Koffy-Plantagiën liggen; en ruim een Uur gaans van het gedachte Fort, heeft men de Kruis-Kreek, die zich met de Commewine samenvoegt. Deeze Rivier, dus in driën verdeeld, geeft een bevallig Gezigt, zynde Cottica op-

[pagina 578]
[p. 578]

waards, Perica of Cottera ter linker, en de Kruis-Kreek ter rechter zyde. Alle deeze Rivieren zyn met schoone en rykelyk voortbrengende Plantagiën voorzien. Aan het boven-einde van de Cottica zyn weinig Plantagiën, en men heeft daar, wel eer, eenige Wegloopers Dorpen, als Pennenburg, dus genaamd naar de Houten Pennen of Voetangels, vier andere, tusschen Commewine en de Marowine, en zes, tusschen Cottica en Perica, op verscheidene Togten en door verscheidene Commando's, ontdekt en verbrand. In Cottica, op de Plantagie Bokkestein, of in de Patameca-Kreek, ligt naar tyds omstandigheden, insgelyks een Post van zestig of zeventig Man, gecommandeerd door een Lieutenant of Vaandrig.

Aan het Strand, boven 't gedachte Fort, vindt men de Motkreek, die door een zwaare en zeer weekachtige Modderbank heen loopt en, omtrent acht Mylen beoosten de Rivier van Suriname, na ongevaar drie Mylen de Oevers van Moerassig, en hier en daar vruchtbaar en bewerkt Land bespoeld, en de Rivier Cottica, een quartier Uurs vaarens boven de Kerk, ontmoet te hebben, zich stort in den Oceaan by de Surinaamsche Bank. By het inkomen van dezelve is een Vuurbaak gesteld, die voor de Zeevaarende des te noodzaakelyker is, wyl de Kust daar langs heen wel vyftien Mylen laag en effen is. Aan den Mond van deeze Kreek by de Zee, ligt een Schans of Battery dienende tot een Brandwagt, bestaande uit een Sergeant en twaalf Man, voorzien met drie Stukken Geschut, om Seinschooten te doen, wanneer 'er Schepen in Zee ontdekt werden, die koers zetten naar de Colonie: want dezelven, wegens den Oost-Passaad, altoos die Schans voorby moeten, en wel vier en twintig Uuren werk hebben alvoorens zy in de Rivier kunnen zyn; deeze Schooten werden dan door het Fort Sommelsdyk beantwoord, en dus kennisse van de aannadering aan de overige Forten gegeeven. Ten tyde van den Gouverneur van der Veen had men, in de Motkreek, een Redout gemaakt van Bollatriehout tot een Brandwagt; werdende in dien tyd, by aannadering van Barken of Brigantyns, door drie Man in een Indiaansche Cano, binnen door, daar van kondschap gegeeven, doch zo het grooter Schepen waren, werden 'er zo veel Schooten gedaan als 'er Schepen passeerden, het welk door de Fortresse Sommelsdyk met gelyke schooten beantwoord, en dus aan Paramaribo kennis werd gegeeven.

[pagina 579]
[p. 579]

Vier Mylen van de Motkreek ligt de Soramine by de Laat Sorame genaamd, welke, na een Myl of vyf door Zandbergen en Moeras geloopen te hebben, zonder eenige Kreeken te ontvangen, by de Schildpadbaay in Zee valt, kunnende daar niet dan kleine Vaartuigen inkomen.

Ruim twee Mylen verder volgt een klein Riviertje Wiawia, aan wiens Westelyke Mond een Indiaansch Dorp is, dat de Paragotos- of Paracotos-Buurt genaamd werdt, boven dewelke een Kreek van dien zelfden naam ontstaat, en daar tegens over een andere Kreek. De Boorden deezer Rivier zyn t'eenemaal woest en onbewoond; ook kan zy om de ondiepte niet bevaaren werden.

Vier Mylen hier van daan vindt men de Marony of Marowine, gelegen Oost-Zuid-Oost van Suriname. Het is een groote en schoone Rivier, omtrent twee Mylen wyd. Haar Mond werdt gesteld op de hoogte van vyf Graaden vyf en vyftig Minuuten. Schoon de opening der Rivier Suriname zich heel anders opdoet dan die der Marowine, gebeurt het niet zelden dat de Schepen en Barken, hier inloopen, daar men door de ondiepte en menigte van Modder- en Zandbanken daar dezelven zich inwerken, genoodzaakt werdt, te moeten ontladen, en somwylen de Schepen aldaar te verlaaten. De bovenstaande beschryving genoegsaam woordelyk gevonden by de LaatGa naar voetnoot(a), werd bevestigd door allen die 't ongeluk hebben van aldaar hun Schepen te verliezen, maar ook door de Indiaanen waar van verscheidene Natiën zich aldaar ophouden, doch meest aan den Oostlyken Oever, en die dikwyls een keer naar Suriname komen doen: eenen Capitein Breeker verloor 'er, in Augustus des Jaars 1742, zyn Schip, doch het Volk werd geborgenGa naar voetnoot(b). Tusschen de voorsz: Banken zyn Kanaalen; die by laag Ty maar drie Vademen diep zyn, maar meer binnenwaards krygt men een diepte van vier, vyf en zes Vademen. Er zyn ook verscheidene kleine Eilanden, die de Rivier op een' afstand van wel negen Mylen, zeer vernaauwen, hoewel zulks de Scheepvaart niet belemmert, wyl men met ligt Vaartuig kan oploopen tot aan de eerste

[pagina 580]
[p. 580]

Tap, welke omtrent vyftien Mylen van haaren Mond afligt; doch boven deezen Val vindt men de Rivier wel dertig Mylen opwaards zeer ondiep en gelyk opgestopt met Rotzen, daar 't Water overstort met groot geweld. Sommigen zeggen, dat men deeze Rivier wel veertig Dagen zoude moeten opvaaren, om tot naaren oorsprong te komen; anderen willen dat derzelver oorsprong nog onbekend is; dat zy van zeer verre ontstaat, en dat men haar meer dan zestig Mylen is langs geweest, zonder den oorsprong te ontdekkenGa naar voetnoot(a).

Ruim acht en dertig Mylen yan haaren Mond, ontvangt zy een schoone Rivier, de Arouas genaamd, welke van het Zuidoosten loopt. Deezen heeft men, in den Jaare 1731 en 1732, meer dan twintig Mylen opwaards gevaaren, en vervolgens van daar de Landstreek, die het Zuidoostelykst ligt, dwars door getrokken; wanneer men, na een Togt van acht Dagen, geduurende welken tyd acht en twintig of dertig Mylen weegs was afgelegd, aan de Rivier de Camopy kwam, welke zich in de Oyapoko ontlast. Deeze Reis geschiedde met oogmerk, om het Land te ontdekken, als mede een Bosch van Cacaoboomen, het welk, zo men voorgaf, was gelegen naby den oorsprong der Rivier CamopyGa naar voetnoot(b).

De Marowine ontvangt nog verscheidene andere Rivieren waar door zy merkelyk vergroot werdt, vooral in den Regen-tyd. Voorts zyn haare Oevers laag en Moerassig, bedekt met Bosschen en Struvellen. Een Myl van haaren Mond aan den Westkant ligt een Post, bestaande in een Battery van drie Stukken Kanon bezet met vier en twintig Man.

Verders heeft men de Couroumouloubou- of Courmoutibo-Kreek, en wat verder de Potama-Kreek, die beide hun oorsprong neemen uit de Cottica, en in de Marowine uitwateren, zynde zulks wel veertig Jaaren geleden ontdekt, door de Indiaansche Ruilders, en nader bevestigd door den Heere Louis Nepveu, die met twee Indiaansche Ruilders, Tonsel en Wapelaar genaamd, in den Jaare 1747, enkel voor vermaak en om de Marowine te bezigtigen, door Courmoutibo derwaards is gegaan en we-

[pagina 581]
[p. 581]

der te rug gekeerd. Gelyk ook, in den Jaare 1767, eene Carel Philip Spillenaar verzeld met twee Militairen, verscheidene Slaaven en sommige Vrye Indiaanen tot Gidsen, zullende met Coriaaren of Canoos eenige Monden Oorlogs-behoeften naar den Post in die Kreek brengen, van den Kerkgrond op den hoek van Cottica en Perica afvoer, zy namen hunne koers door Cottica tot aan de gemelde Post, van waar zy vervolgens door de Kreek Courmotibo in de Marowine kwamen en door dezelve tot aan de Zee, en van daar de Kust langs tot aan de Brandwagt, alwaar zy hunne Canoos moesten oversleepen om in de Motkreek te komen, van waar zy weder tot op dezelfde plaats daar ze waren afgevaaren te rug kwaamen. In den Droogen tyd is Courmoutibo onbevaarbaar, om dat 'er een groote Savaane of Biese Land tusschen deeze Kreek en de Rivier Marowine ligt, die t'eenemaal droog is, en maar vier of vyf Voeten Water in den Regentyd heeft, wanneer deeze Savaan zich als een Meir op doet, en dan gebeurd het dikwyls dat men in dezelve verdwaalt eer men de gezegde Kreek die na de Marowine gaat, vindt; zo dat men Indiaanen dient te hebben die den weg wel weeten om uit Cottica rechtstreeks in Marowine te valen. Aan de Oost of Zuidoostzyde van Courmoutibo heeft men Bergen die kraalswyze zich tot de Marowine uitstrekken. De Kreek Potama of Patamaca, schoon bekend is dat zy van Cottica in de Marowine uitloopt, is echter nog nooit bevaaren geweest.

Alle de Rivieren zyn, na omtrent acht of tien Uuren opvaarens, met zoet Water voorzien, schoon de Vloeden wel vier en twintig Uuren verre en met Springtyden nog meer oploopen, beide meêr of min na den Droogen- of Regentyd: het Water in de Rivier Suriname is het beste om dat het van zeer verre door Klippen en zwaare Vallen heen komt; en meer beneeden over een witten Zandgrond loopt: voor de Schepen tot de t'huisreize werdt aldaar het Water gehaald, by, of omtrent de Zandpunt: dat Water is zeer klaar en kostelyk, en blyft ook altoos goed, en zonder reuk, als 't in goede Vaten is.

Laat ons nu eens zien wie de eerste Bezitters van deeze Colonie geweest zyn; en derzelver Lotgevallen, zo kort mogelyk, na de geringe berichten die wy daar van hebben ophaalen.

[pagina 582]
[p. 582]

Het is meer dan waarschynelyk, dat in de eerste tyden; naamelyk in het begin of midden der zestiende Eeuw', de Spanjaarden of Portugeezen, aan de Amazoone woonende, in dit Gewest hunne Bezittingen en Handel hebben uitgebreid; dewyl de Nederlanders en Engelsche Kooplieden, op deeze Kust handel dryvende, niet alleen daar wel van die Natie hebben gevonden, maar ook de Indiaanen aan hunne magt hebben onderworpen; immers verscheidene meenen dat het Fort Zeelandia op de Rivier van Suriname, door hen zoude aangelegd zyn; schoon de Franschen zeggen, dat het door den Heer de Bretigny gesticht isGa naar voetnoot(a): doch de Caraïben, door hunne wreedheden verbitterd en moede het Slaafsche Juk te draagen, hebben eindelyk deeze hoogmoedige Meesters of meestendeels verdreeven, of vermoord; zo dat op het einde dier, en het begin der volgende Eeuw', zich hier geen Europeaansche Inwooners bevonden.

Dat deeze Rivier voor den Jaare 1608, nog niet recht is bekend geweest, blykt, uit de Kaarten, te dier tyd, van de Kust van Guiana gemaakt; vermids in dezelve de Rivier van Suriname niet staat aangetekend; immers niet ter plaatse van haare rechte gelegenheid, wyl in een Kaartje voor de Reizen van Harcourt, op de Kust van Guiana gedaan, (te vinden in de Zee- en Landreizen, by van der Aa te Leiden gedrukt) de Rivier van Suriname werdt geplaatst op omtrent één Graad bezuiden de Linie, dus in Brazil bezuiden de Rivier de Amazoone. Ook schynt dezelve in laatere tyden, vooral aan sommige Geschiedenis-Schryvers van ons Vaderland, niet zeer bekend geweest te zyn: dewyl de Heer BasnageGa naar voetnoot(b) deeze Volkplantinge noemt l'Isle, het Eiland, van Suriname; en de Heer Jean le ClercqGa naar voetnoot(c) de Rivier stelt op vyftien Graaden.

Wy hebben gezien dat David Pieterse de VriesGa naar voetnoot(d), in den Jaare 1634, een Volkplanting aan Cajenne gesticht hebbende, aan de Rivier Suriname kwam en aldaar vond eenige Huizen, Fortreswyze met Palissaden omzet, daar een Engelsch Capitein, Marchal genaamd, met zestig Engelschen

[pagina 583]
[p. 583]

zich had nedergezet, om een Colonie te formeeren en Tabak te planten, daar zy ook reeds aan bezig waren. Maar deeze Bezitting moet van geen langen duur geweest zyn, schoon ik geen aantekening vin de wanneer, en op wat wyze dezelve is opgeligt. Alleen is my voorgekomen dat de Franschen, in den Jaare 1640, zich daar neêrgeslagen en bezit van die Colonie hebben genoomen; welke, om de ongezondheid der Lucht, veroorzaakt door de zwaare Bosschen en menigvuldige Moerassen: als mede om de geduurige invallen der Indiaanen, beslooten, deeze Volkplanting schielyk te verlaaten: van welke gelegenheid de Engelschen zich bedienden, om Suriname en de bygelegene Rivieren te bezettenGa naar voetnoot(a): want Mylord Francis Willoughby zond, in den Jaare 1650, een Schip naar de Kust van Guiana, het welk aan de Rivier van Suriname aanlandde en van de Inboorlingen wel werd ontvangen. Zy maakten met dezelve Verbonden, en rechtten daar weder een Volkplanting op. Vervolgens zond gemelde Lord Willoughby, ter versterking deezer Colonie, nog een Schip van twintig Stukken, benevens twee anderen derwaards; het welk hy, van tyd tot tyd vervolgde. Eindelyk vertrok hy, in den Jaare 1652, zelve derwaards; wyl deeze Colonie, hem, benevens Laurens Hide; gelyk wy reeds gezien hebben, door Carel den Tweeden, Koning van Groot Brittanien, in volkomen eigendom werd overgegeeven. Dezelve was reeds tot stand gebragt wanneer in 't begin van den Jaare 1654, de Franschen, onder de Heeren Braglione en du Plessis, (die de Volkplanting van Cajenne, om de invallen der Galibische Indiaanen, verlaaten hadden) aan de Rivier van Suriname kwamenGa naar voetnoot(b), welke zy opvoeren, en daar zy door de Engelschen wel ontvangen werden. Zy vonden, den Mond der Riviere twee Mylen opgevaaren zynde, de Woonplaatzen der Engelschen, en de Rivier rondom bezet met zwaare en hooge Boomen: een Myl de Rivier van Surinaame opwaards was het Fort der Engelschen gebouwd, dat hen toescheen het zelfde te zyn, dat door den Heer Ponçet de Bre-

[pagina 584]
[p. 584]

tigny, ten tyde der Franschen, gesticht was; doch het was zeer verbeterd en versierd: aldaar gebood de Mayor Ruff, die, in plaatse van den Colonel Oldiph, tot Gouverneur was aangesteld: omtrent twee- of drie honderd Morgen was vlak gemaakt, op de plaats daar zy hun Fort hadden, by het welke een Gehucht van wel vyftig Hutten of Huizen, op de Indiaansche wyze gebouwd, zonder eenige schikking of orde, of by wyze van Straaten, waren opgerecht; doch in het Fort was, een laag Huis geheel van Steen, ter bescherming tegen den inval der Indiaanen: het getal der Engelschen bestond toen uit ongevaar drie honderd vyftig Hoofden, welken naderhand tot over de vier duizend aangroeiden, die hunne Bezittingen aan weêrszyden der Rivier, sommigen wel vyf en twintig Mylen verre hadden geplaatst, en meest hun bestaan vonden in Tabak te planten en in het kappen van Letter en ander Hout: ook melden zy, dat op de Rivier Commewine (die zy Comonique noemden), omtrent vyf en twintig Mylen Landwaards in, een Bezettinge van Nederlanders (die zy Flamands doopten), zich had nedergezet, die met de Indiaanen in Vriendschap omgingen, en met dezelven een grooten handel in Letterhout en andere zaaken dreeven. De Heer BellinGa naar voetnoot(a) meent echter, dat de Engelschen zich eerst in den Jaare 1665, op Suriname hebben nedergezet, en een Sterkte gebouwd, en dat zy zich langs de nabuurige Rivieren, ja tot op de Marowine uitgebreid hebben. Ten deezen tydeGa naar voetnoot(b) was 'er een klein Dorp, het Fort genaamd, vyf Engelsche Mylen de Rivier op gelegen: omtrent twintig Mylen (Engelsche) opwaards, was de Hoofdstad van de Colonie, die den naam voerde van Teorarica (gelyk hier vooren is aangetekend). De Suiker-Plantagiën waren veertig of vyftig in getal, wel dertig Engelsche Mylen langs de Rivier opGa naar voetnoot(c). De Regeering bestond toen uit den Gouverneur, den Raad, en de Gemeente, en werd bestierd volgens de Engelsche Wetten en eenige byzondere KeurenGa naar voetnoot(d).

[pagina 585]
[p. 585]

De Engelschen deeze Colonie geformeerd hebbende, bleeven daar niet lang bezitters van, maar werden in den Jaare 1667, overweldigd door de Zeeuwen. Deeze, ten tyde des Oorlogs tusschen Carel den Tweeden, Koning van Engeland, en de Nederlanders in den Jaare 1666, rustten drie Oorlogschepen uit, en eenige mindere Vaartuigen met drie honderd Land Soldaaten bemand, werdende dit Esquader gecommandeerd door den Capitein Abraham Crynsen, hebbende de Capiteinen Julius Ligtenberg en Maurice de Rame het Commando over de Land Militie op voorsz. Vloot ingescheept. Den 28sten February 1667, kwamen zy aan de Rivier Suriname, lieten de Engelsche Vlag waayen, en zeilden die Rivier op, tot onder de Sterkte der Engelschen, Doch alzo zy onkundig van de Seinen der Engelschen waren, deed de Bevelhebber der Sterkte, William Biam (die, in afweezen van den Lord Willoughby, Gouverneur Generaal van Barbados en de Caraïbische Kusten en Eilanden, het gebied voerde), terstond op hen losbranden. Zy gaven hem de volle laag wederom, stapten aan Land, en maakten zich meester van de Sterkte, die slecht voorzien was, en by verdrag overgingGa naar voetnoot(a). De onzen maakten vervolgens een Verdrag met de Ingezetenen en Suiker-Planters aan de Rivieren Commewine en Suriname, dat zy onverlet in hunne Bezittingen zouden blyven, mids Eed doende aan den Staat. Doch de Goederen van de weigerigen en afweezenden, en van den Engelschen Bevelhebber William Biam zouden verbeurd verklaard, en de Soldaaten tot Krygsgevangenen gehouden zyn. Voorts moesten de Ingezetenen terstond honderd duizend Ponden Suiker tot een Brandschatting opbrengenGa naar voetnoot(b).

Waaröp des nademiddags de Prince Vlag op het Fort werd geplant; hebbende de onzen maar één Man in deeze Krygstogt verlooren.

Deeze schielyke overgaav werd te meer veroorzaakt wyl zes honderd Mannen, uit de Plantagiën en overige Volkplantingen opontboden, eenige Uuren te laat aankwamen.

[pagina 586]
[p. 586]

Men liet Capitein de Rame tot Bevelhebber van Paramaribo, en eene Bezetting van honderd twintig Man en vyftien Stukken Geschut in de Sterkte, die toen den naam van Zeelandia kreeg. Doch de Vaandrig van Goch, weigerende om daar, als Onderbevelhebber, te blyven, werd van zynen dienst verlaaten, en in deszelfs plaats aangesteld de Vaandrig Colve. Men verzuimde niet om het Kasteel weder in staat van verweering te stellen, en nog met Stormpaalen en Gragten te versterken, het zelve voor zes Maanden met Krygs- en Mondbehoeften voorziendeGa naar voetnoot(a). Zy zonden de gemaakte Buit met een Fluitschip naar Zeeland. Waaröp de Commandeur Crynsen met zyne Schepen van daar zeilde, om weder bezit te nemmen van Essequebo en Boumeron (welke Colonien, als gezegd is, in de magt der Engelschen waren), als mede om het Eiland Tabago, dat de Franschen heroverd doch weder verlaaten hadden, te bezetten; waarna hy, alvoorens de Engelschen by Nives geslaagen, en in de Virginien negentien Schepen, waar onder een Oorlogschip van zes en veertig Stukken, geruineerd en els Schepen opgebragt te hebben, naar het Vaderland keerde, daar hy, voor zyne beweezene diensten en dapperheid, werd vereerd met een Gouden Ketting met een Medaille daar aan hangende, en voorts der Admiraliteit van Zeeland aanbevoolen om by de eerste gelegenheid hem weder met een bekwaam Schip te voorzien. Ook kreegen de Capiteinen Ligtenberg en de Rame hunne bevorderingen, en de verdere Zee-Capiteinen gouden MedaillesGa naar voetnoot(b); werdende wyders Gecommitteerden Raaden in Zeeland gemagtigd om alle 't geen verder tot onderhoud en verder aankweek van hen Land en de Colonie van Suriname, en de andere Colonien en kwartieren, aldaar in America gelegen, mogte dienstig en noodig wezen, te bezorgen en in het werk te stellenGa naar voetnoot(c).

Midderwyl werd de Vrede te Breda, op den 31sten July 1667, geslooten, en by het derde Punt bestemd, dat alle de Landen, Eilanden,

[pagina 587]
[p. 587]

Steden, Forten, Plaatzen en Colonien, zo veel als ieder, geduurende deezen Oorlog, van zyne tegenpartye heeft afgenoomen, en zo hy dezelven, op den 10den May laatstleeden, geoccupeerd had, met volkomen recht van hooge heerschappy, eigendom en bezittinge zal behouden. Waar door deeze Colonie, als voor dien tyd veroverd, aan den Staat werd overgelaaten: en by het zesde Punt bepaald, dat byaldien de een of andere party na den 10den May oude styl, of na de vastgestelde Vrede, of na de ondertekening der Tractaaten van deeze Confederatie, de andere party kwam af te neemen en te occupeeren eenige Landen, Eilanden, Steden, Forten, Colonien of andere Plaatzen, zo zullen dezelven alle ter goeder trouw in dezelve staat werden hersteld, in dewelke zy ter dier tyd zouden mogen werden bevonden; zo wanneer de voltrekking der Vrede in dezelve Contryen zal zyn bekend gemaaktGa naar voetnoot(a). Doch geen kleine verlegenheid baarde de Tyding, dat de Engelsche Bevelhebber John Hermans, met een Esquader naar America was vertrokken, om de Fransche en Nederlandsche Bezittingen in dat Waereldsdeel te ontrusten. De vrees was, dat hy, alvoorens kennisse van de geslootene Vrede te bekomen, deeze nieuwe Bezitting mogt inneemen; bovendien was men beducht, dat de gezondene Schepen met Krygs- en Mondbehoeften, in handen der Engelschen waren vervallen: gelyk ook Capitein Mangelaar met zyn Convoy werd genoomen.Ga naar voetnoot(b) Deeze vreeze was niet ydel: dewyl gemelde John Hermans, met zeven Oorlogschepen, twee Kitsen, eene lange Bark en twaalf honderd Man, afgezeild van Jamaica, zich vertoonde (na het inneemen van Cajenne) op den 13den October des Jaars 1667, voor de Rivier van Suriname, welke hy, met eenige Schepen opvoer tot voor de Sterkte Zeelandia. Op den 17den begon hy die te beschieten, tot 's nademiddags ten vier Uuren, hebbende daar in vier en vyftig Mannen doodgeschooten of gekwetst, negen Stukken Geschuts te onbruik gemaakt, de Borstweeringen en Stormpaalen omver geschooten, en een bres gemaakt daar wel tien

[pagina 588]
[p. 588]

Mannen naast elkander zouden kunnen doorgaan: hier door werd de Bezetting genoodzaakt te Capituleeren. Doch terwyl men daar over Krygsraad hield waren de Engelschen over de Muuren geklommen, en bemagtigde de Sterkte.Ga naar voetnoot(a) Schoon eenige Fransche Vluchtelingen, daar onder Monsieur de Lezy (die uit Cajenne met omtrent twee honderd Man na de inneeming van dat Eiland, zich naar Suriname had begeeven, welke hunnen dienst den Gouverneur aanboden en zich dapper gedroegen), verhaalen, dat het Kasteel, na een' moedigen wederstand, werd ingenomen door Verraad van den Mayor die de Engelschen één der Poorten ontsloot. De Bezetting werd gevangen genoomen, en alles geplonderd. Vier- of vyf- honderd Inwooners (meest Engelschen of Jooden), die zich in 't Land, vier Mylen de Rivier opwaards, ophielden met Suiker te planten, zagen hunne Molens, wier getal twee- of drie en dertig was, geruineerd of weggevoerd; de Bezetting werd met den Commandeur Rame, neffens den Vaandrig Colve, na een verblyf van drie Weeken, naar de Barbados gevoerd, van waar de Generaal William Willoughby, die over deeze Volkplanting gebood, zynen Zoon Henry, met een Oorlogschip en drie Koopvaardyschepen, vier Dagen na de afkondiging der Vrede, naar Suriname zond, om de daar zynde Engelschen te overreeden die Colonie te verlaaten, zich naar Antigues en Montferrat te begeeven, en alle de Suiker-Molens benevens de Slaaven met zich te neemen; en de geenen die zulks weigerden, voor wederspannig te verklaarenGa naar voetnoot(b): dewyl hy wist, dat dezelve by de geslootene Vrede weder aan de Nederlanders moest overgegeeven werden.

Nademaal nu niet getwyffeld kon werden, of de onzen waren, op dien tyd, in 't bezit van Suriname geweest, vorderden de Staaten, dat de Koning van Groot Brittanien hen deeze Volkplanting wederom inruimde zodaanig als by het derde Art. van de Bredasche Vrede was beraamd. Hy toonde 'er zich terstond bereid toe, tekenende ten dien einde, in Sprokkelmaand des Jaars 1668, een bevel aan Willoughby, welk den

[pagina 589]
[p. 589]

Staten van Zeeland toegezonden werdGa naar voetnoot(a). Dit bevel vorderde de ontruiming der Volkplanting, in zulk een staat als die geweest was wanneer men aldaar kennis kreege van de geslootene Vrede; het welk voor een geheele plondering van Suriname vreezen deedGa naar voetnoot(b). Ook stak de Zoon van Willoughby, zelfs na dat de Vredespoincten en 's Konings bevel vertoond waren, een Suiker-Molen in den brand, zonder zich te bereiden, tot het ruimen der Vestinge, welke hy ook dreigde te zullen slechten eer hy vertrokGa naar voetnoot(c); Ja hy liet van daar honderd acht en zestig Slaaven, honderd zes en twintig stuks Vee, een en twintig duizend Ponden Suiker en acht Suiker-Molens, naar de Barbados vervoeren. Men liet niet na, hier over te klagen aan den Koning, en met een te verzoeken om nieuwen last aan Willoughby. Doch het Engelsche Hof verstond nu, dat de Ingezetenen van Suriname, Engelschen en anderen, vryheid hebben moesten, om met hunne Goederen te vertrekken werwaards zy wilden, mids vergoedende de Schade, die zy, door plonderen en branden, den anderen Ingezetenen hadden aangedaaanGa naar voetnoot(d). Ook werd dit, in een tweeden Brief des Konings, uitdrukkelyk aan Willoughby bevoolen, op den 8den July 1668, luidende gemelde BriefGa naar voetnoot(e).

 

CHARLES R.

 

‘Zeer getrouwe en welgeliefde Wy groeten U zeer. Nadien wy geinformeerd zyn, door Brieven van de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, en by derzelver Extraordinaris Ambassadeurs aan ons Hof resideerende, dat in de Zaake van Suriname, gy en U Zoon de Lieutenant Generaal Hendrik Willoughby, veele zaaken hebt verricht, niet alleenlyk notoirlyk strydig tegens het laatste Tractaat tot Breda geslooten, maar ook in ongehoorzaamheid tot nakominge van

[pagina 590]
[p. 590]

onze opene Brieven, gegeeven achtervolgens en tot uitvoering deszelfs: ZO hebben wy niet konnen onderlaaten onszelven daar van gevoelig te betoonen, en verklaaren dieswegen, dat gy niets ter waereld meer met de Colonie van Suriname te doen zult hebben, sedert dat U kennisse is gegeeven van de geslooten Vrede, en deszelfs Articulen hebt ontvangen benevens de gedrukte Copy van onze voorschreeve opene Brieven, en byzonderlyk sedert de meergemelde Vrede in de Barbados was bekend gemaakt en gepubliceerd. Wy willen U ook zeggen, dat uw genoemde Zoon, en allen die met hem te Suriname waren, hebbende het Origineel van de meergemelde opene Brieven gezien, verpligt waren te achtervolgen de orders daarinne uitgedrukt, welke het zelve niet gedaan hebbende, zo zyn zy (volgens den inhoud van onze gemelde opene Brieven) rechtvaardelyk vervallen in onze Koninglyke indignatie; en eindelyk zo oordeelen wy, dat alle de Goederen die gy, en uwen voornoemden Zoon in de Colonie van Suriname bezeeten hebt, als dezelve werd ingenoomen, zyn achtervolgens de Articulen van den Vrede, geconfisqueerd voor de Staaten van Zeeland, en hoewel het sedert hernoomen is, moet werden gerestitueerd, uit krachte van het gemelde Tractaat van Breda.

En dieswegen zo doen wy U zeer striktelyk belasten en gebieden, dat gy zult bezorgen dat alle de voorschreeve Goederen, welke U voorschreeve Zoon daar van daan heeft vervoerd, aldaar weder zullen werden hersteld; en indien hy daar van daan vervoerd of geruineerd heeft zo veel als de inhoud is van zekere Lyste aan ons gepresenteerd, namelyk honderd acht en zestig Slaaven, acht Suiker-Molens, honderd zes en twintig stuks Vee, en een en twintig duizend Ponden Suiker, dat hy aanstonds restitutie zal hebben te doen van elk ende iegelyk der voorschreeve particulariteiten. Maar of het mogte gebeurd weezen dat hy alzulken menigte der gezegde Goederen, als de gemelde Lyste inhoud, niet mede daar van daan hadde genoomen, zo zult gy gebieden, zo veele aan hen te restitueeren, als hy daar van daan heeft vervoerd, op poene van onze allerhoogste indigniteit indien hy schuldig zal bevonden werden in gebreeken deezenthalven te blyven.

[pagina 591]
[p. 591]

Wy begeeren insgelyks, dat alle 't geen uwe genoemde Zoone, of eenige andere veroorzaakt hebben, dat gebrand of geruineerd mogte zyn (van hoedaanige natuure of conditie het zelve zoude mogen weezen) ofte genoomen hebben van die geene die genegen waren om aldaar te verblyven, en die niet genegen waren van wooninge te veranderen uit haar eigene goede wille, dat gy zult order stellen, dat het zelve werde gerepareerd en hersteld, ofte volkomen satisfactie van het zelve zy gedaan, gelyk ook wegens alle schaden en interessen daar by geleeden.

Wy gebieden verders, dat gezamenlyk, met herstelling van de voornoemde Colonie van Suriname, gy het Fort, op dezelve gebouwd, zult over geeven aan zulke Persoon of Persoonen als aan U zullen vertoonen deeze onze verzekerdheid tot dien einde gegeeven.

En wy doen striktelyk gelasten, dat alle de bovengemelde reparatie geschiede op ons Eiland van Barbados, zonder eenige van de geinteresseerde partyen te remitteeren, om haare voldoeninge te zoeken op eenige andere van onze Plantagiën: En op de wederomgeevinge van gemelde Goederen zodaanig genoomen, en veroverd, als voorheen is gezeid, zult gy fourneeren zo veel Victualy, Vouragie, Hooy, en andere Provisiën tot onderhoud van de Slaaven en het Vee, als noodig zal zyn tot hunne reize van Barbados tot Suriname.

En gy zult ook zulkerwys aldaar, voor hun vertrek voldoeninge doen van de Vracht tot hunne overvoeringe aldaar.

Nog verders, indien U voorzeide Zoon daar van daan heeft doen vervoeren zes maal twintig duizend Ponden Suiker, aan de Kerk van de gemelde Colonie toebehoorende (gelyk gesteld is in de Lyste die my te vooren is gekomen), zo zult gy beschikken, dat het zelve wederom gegeeven, en dat daar van behoorlyke satisfactie aan dezelve gedaan werde, ofte zo veel van het zelve als daar van is genoomen.

En gy zult ook rembourfeeren de vyf ten honderd welke gelegd is op de uit- en ingaande Koopmanschappen, sedert den tyd dat onze gemelde opene Brieven aldaar zyn geëxhibeerd.

Ende ten laasten verklaaren wy, dat het ons welbehaagen is, dat gy

[pagina 592]
[p. 592]

zult bestellen dat dit alles in alle onze Plantagiën zal werden gepubliceerd, dat het een iegelyk zal vry staan, inzonderheid aan die geenen die in Suriname hebben gewoond, en door vreeze van dreigementen van Uw genoemde Zoon, ofte eenige andere Officieren van daar zyn vertrokken, derwaards vryelyk te mogen zonder eenige hinder of molestie vertrekken; en werd u belast voor hem ofte hen te doen draagen de kosten van hunne derwaards reize, ofte die zelfs te draagen.

Van alle ende iegelyk onzer geboden, en verklaaringe verwachten en begeeren wy uwe punctueele nakominge, en exacte observantie deszelfs, gelyk gy onze hoogste indignatie moet vreezen: Gegeeven in ons Hof te Whitehal, den achtsten July zestien honderd acht en zestig, in het twintigste Jaar van onze Regeeringe enz.

 

(Was getekend)

 

Charles Rex.

 

Zyne Majesteit gaf, op den 29sten July van dat zelve Jaar, ook dergelyk bevel aan den Gouverneur van het Fort van Suriname, van den volgenden inhoud:

 

CHARLES REX

 

‘Getrouwe en Welgeliefde. Wy groeten U zeer. Nadien wy onze Brieven van dato den achtsten van deeze Maand van July hebben gezonden aan den Lord Willoughby, begeerende van hem, dat hy aanstonds zal bestellen dat een geheele en volkomene restitutie gedaan werde aan de Staaten Generaal van de Vereenigde Nederlanden, ofte hunne Officieren van het Landschap van Suriname, van al het geene aldaar was beslagen, aangehouden, en daar van daan vervoerd, zo hebben wy verder gedacht noodig te weezen aan U ook ons wel behaagen bekend te maaken: hier mede striktelyk belastende en gebiedende, dat gy op zigt van deezen Brief aanstonds zult over geeven en herstellen,

[pagina 593]
[p. 593]

of doen over geeven en herstellen aan de Staaten Generaal, hunne Officieren, of andere, hunne Commissie hebbende, het Fort gebouwd in het gemelde Landschap Suriname, met alle het Geschut, Wapentuig, en andere Wapenen daarin en daar toe behoorende volkomen, geheelyk en zonder eenige vermindering, ofte ontfutseling van dien; hier van zult gy niet hebben te manqueeren, voor zo veel als gy onze indignatie hebt te vreezen.

En op dat gy dit alzo zoud' nakomen, zal U deezen in genoegsaame verzekerdheid en decharge zyn. Gegeeven in ons Hof te Whitehal, den negen en twintigsten July zestien honderd acht en zestig, in het twintigste Jaar van onze Regeeringe enz.

 

(Was getekend)

 

Charles Rex.

 

Gelyk mede de Algemeene Staaten, op den 17den February, hadden afgezonden een Lastbrief voor den Capitein en Commandeur Crynssen, of, by deszelfs afweezen of aflyvigheid, voor den Capitein Keuvelaar of Capitein Jan de Bois, om de voorsz. Volkplanting over te neemen: van den volgenden inhoud.

 

Veneris den 17den February 1668.

 

‘Op 't gerepresenteerde by de Heeren Gedeputeerden van de Provincie van Zeeland, ter Vergaderinge gedaan: Is naar deliberatie goed gevonden en verstaan, dat gedepecheerd en met het groot Zegel van de Generaliteit uitgegeeven zal werden, de Acte van Commissie, hier na volgende van woorde te woorde geinsereerd.

De Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, allen den geene die deezen zullen zien ofte hooren leezen Salut. Doen te weeten, alzo het Kasteel en de Provincie van Suriname, in de Maand van October des voorleden Jaars by de Engelschen is ingenoomen, en dat volgens de Teneur en inhoud van het Tractaat van Vrede tusschen den

[pagina 594]
[p. 594]

Koning van Groot Brittanien en ons op den 21/31 July 1667, geslooten, het voorschreeve Kasteel en de Provincie moeten werden gerestitueerd, in zodaanige staat, als dezelve zyn geweest, in tyde als de vrede aldaar eerst is bekend geworden, zonder daar van iets te verminderen ofte te ruineeren; Zo is 't, dat wy den geene die bevonden zal werden in het Kasteel en de Provincie van Suriname, in den naame van den Koning van Groot Brittanien, ofte den Lord Willoughby te commandeeren, verzoeken zo haast hem de orders van restitutie van den hoogstgedachten Koning, door den Capitein en Commandeur Crynsen, ofte by zyn aflyvigheid, ofte absentie, door den Capitein Boudewyn Keuvelaar, ofte den Capitein Jan du Bois ofte eenig ander Officier zal weezen vertoond het voorschreeve Kasteel en de Colonie, aan een van dezelve Capiteins, ofte Officieren aanstonds zonder eenig uitstel promptelyk wederom in te ruimen, indien het zelve niet alreeds mogt weezen gedaan, in zodaanige staat als alles is geweest ten tyde dat de Vrede aldaar eerst is bekend geworden, zonder iets te verminderen, weg te voeren, ofte te ruineeren, op dat alzo het Tractaat van Vrede tusschen de twee Natiën geslooten, behoorlyk mag werden naargekomen en voldaan.

Aldus gedaan onder onzen grooten Zegel paraphure en signature van onzen Griffier in 's Gravenhage op den zeventienden February 1668

Ondertusschen hadden de Zeeuwen, die afgezonden waren, om bezit van de Volkplanting te neemen, zich meester gemaakt van den geweezenen Engelschen Bevelhebber Jacob BannisterGa naar voetnoot(a), die naar Vlissingen gevoerd, doch, op het eerste verzoek van den Ridder Temple, op vrye voeten gesteld werdGa naar voetnoot(b), schoon men hem verdagt hield, dat hy de Indiaanen van Suriname had opgehitst tegens de onzen. Insgelyks had men een Schip van Suriname komende, dat eenen Roger Jonas gevangelyk naar Zeeland bragt, te Portsmouth aangehouden; maar het werd ook weder ontslagenGa naar voetnoot(c).

[pagina 595]
[p. 595]

Willoughby hield zich nog niet aan de herhaalde beveelen des Konings, maar dwong de Engelschen, die liever blyven wilden, om de Volkplanting te verlaatenGa naar voetnoot(d). Doch Temple beweerde, dat zy vrywillig moesten vertrekken, en vorderde, dat het hen toegelaaten werd door de Staaten; ten welken einde ook zyne Majesteit van Groot Brittanien twee onderscheidene Brieven, op den 24sten Juny en 16den July 1669, aan den Staat afzond: op welker eersten, de Heeren Staaten den 6den Juny order stelden aan den Gouverneur van die Colonie, om de Publicatie te doen, dat alle Engelschen die genegen mogten weezen van daar te vertrekken, zich binnen zes Maanden na den dag der Afkondiging, zouden moeten declareeren, en hen nog zes Maanden werden vergund tot het verkoopen van hunne Goederen, welken door Nederlandsche Schepen zouden moeten overgevoerd werden, en dat dezelven, uit hoofde van de bewuste Acte van Navigatie, noch in Barbados noch in eenig ander Eiland van de Engelschen, zouden mogen aangehaald, bekommerd of geconfisqueerd werden; dat indien zy hunne Slaaven, door de zamenspanning van de andere Ingezetenen, niet ten redelyken pryze zouden kunnen verkoopen, als dan de Gouverneur dezelven zou moeten overneemen, op zodaanigen prys als die verkocht zyn geworden sedert het laatste inruimen van het Kasteel; onder welke Slaaven geen andere mogten gerekend werden, dan de geenen welke zy voor de Reductie van Suriname wezenlyk hebben bezeeten, en en niet de geenen die naderhand door hen ingekocht zyn: dat zy bovendien geen meerder uitgaande Rechten en Recognitie zouden betaalen, dan zy onder het Gouvernement van den Lord Willoughby hebben betaald. En of hun Hoog Mogende zich in deezen inlieten in zaaken waartoe zy niet praecieselyk waren gehouden, zo verklaarden Hoogstdezelve, dat zulks geschiedde op vaste hoop en vertrouwen, dat de Koning in overeenkomst van het Tractaat, en ingevolge zyne reeds gegeevene orders, met 'er daad zou doen repareeren de schadens die de Engelschen in Suriname hebben toegebragt, toen de Vrede reeds in de Barbados was gepubliceerd, en in de voornoemde Colonie bekend gemaakt: behalve

[pagina 596]
[p. 596]

dit, dat de Lord Willoughby zoude gestraft werden, om dat hy in een Land, dat aan deezen Staat afgestaan, en door de Vrede, van alle violentie en geweld met branden en rooven moest bevryd zyn, zulken overlast had gedaan: en daarenboven, om dat hy de Indignatie van zynen Koning had verdiend, door zyne ongehoorzaamheid te toonen aan de Patent van zyne Majesteit, onder het groot Zegel van Engeland aan hem geexhibeerd, tot ontruiming van het Kasteel en Colonie van Suriname; ja zelfs last te geeven, 's Konings order niet op te volgen zonder zyn consent en toestaan: ook dat hy voorts heeft gecontinueerd, de voorsz. Colonie in geduurige onruste te houden, met het afzenden van zyne Creatuuren derwaards, en het schryven van oproerige en violente Brieven, by welke hy de Engelsche Ingezetenen, die gezind zouden zyn aldaar in Suriname te blyven woonen, uitmaakte voor Wederspannigen, en dat hy voorts gedreigd had, hen en hunne nakomelingen, ter oorzaake van hun Verblyf aldaar, uit te sluiten van de Voorrechten van hunne Natie, en met oneere te brandmerken: en alzo het blykbaar was, dat men, om dit gepleegde geweld, en de ongehoorzaamheid aan de voorsz. Koninglyke Patente getoond, genoodzaakt was geweest den Commandeur Crynsen met een Esquader Schepen derwaards te zenden; zo had men den Koning van Engeland verzocht den Lord Willoughby als den voornaamsten Autheur daar van, mitsgaders de geene die hem daar in hebben geadsisteerd, op te leggen en hen te obligeeren om de onkosten, ter oorzaake van dien gesupporteerd, te betaalen volgens de specificatie, welke ten dien einde aan zyne Majesteit, door den Ambassadeur Boreel, was overgegeeven. Voorts dat deeze Resolutie aan den Commandeur van Suriname zou werden gezonden met last, dezelve, voor zo verre hem aanging, stiptelyk te achtervolgen.Ga naar voetnoot(a) Verders behelsde het antwoord, dat hun Hoog Mogenden op de Missiven van zyne Majesteit, den 19den December van dat zelfde Jaar, lieten afgaan, hoofdzaakelyk: dat zyne Majesteit daarin vooraf met klaare redenen zou aangetoond werden, dat de Colonie van Suriname eerst; geduurende den jongsten Oorlog, met de Wapenen van deezen Staat ver-

[pagina 597]
[p. 597]

overd, en naderhand, by de Vrede van Breda, met volle recht van een absolute en ongelimiteerde Souvereiniteit afgestaan zynde, zyne Majesteit jegenswoordig over die geenen van de Ingezetenen der voorsz. Colonie, die voor deezen zyne Subjecten geweest waren, geen recht ter Waereld, 't zy van patrocinie, protectie, ofte anderszins, directelyk of indirectelyk meer overgebleeven was, en dat dienvolgens hun Hoog Mogende met goed fundament zich zouden kunnen dispençeeren van zyne Majesteit op de voorsz. zyne Missiven eenig ander of verder antwoord toe te passen; doch dat dien onverminderd, om te betoonen dat hun Hoog Mogende ook gaarne wilden defereeren aan de oude Vriendschap en oprechte Confidentie tusschen zyne Majesteit en deezen Staat intercedeerende, dezelven zich zo verre gechargeerd hadden, dat zy aan alle de Engelsche Ingezetenen in Suriname voornoemd, wel hadden willen toestaan het transport van daar, met hunne Slaaven en andere Mobilia en dat indien zy dezelven aldaar niet wilden, of naar hun genoegen niet konden verkoopen, zy als dan de Slaaven aan den Gouverneur zouden mogen overdoen voor vyf en twintig of dertig Guldens meer dan die voorheen verkocht waren, uitgezonderd evenwel de geenen die zy na het veroveren van Suriname, van de Onderdaanen van den Staat mogten gekocht hebben; dat één of twee Schepen uit deeze Landen zouden gezonden werden, om de Engelschen tot een redelyken pryze over te voeren ten hunnen kosten; dat twee of drie Engelschen, die niet geinteresseerd waren, op die Schepen zouden toegelaaten werden, om als Getuigen te zyn dat hun Hoog Mogende orders in Suriname ter uitvoer werden gebragt; als mede om te verneemen welke Engelschen vrywilliglyk en uit eigene beweeging van daar wilden vertrekken; zonder dat het toegestaan zou zyn daar toe eenige beloften van zyne Majesteit, of wien het ook zoude mogen weezen, veel min dreigementen te gebruiken directelyk of indirectelyk; des dat de naamen en qualiteiten van de voorsz. Persoonen alhier eerst zoude moeten werden bekend gemaakt: dat voorts, om alle ongeneugten te voorkomen, de gemelde overtegaane Engelschen altoos met eenige Persoonen van deeze zyde, de Engelsche Taale verstaande, zouden werden geaccommodeerd: en dat, of wel hun Hoog Mogenden met goed recht bevoegd waren, om de ver-

[pagina 598]
[p. 598]

trekkende Engelschen te doen betaalen alle zodaanige Rechten van uitgaan en andere, als zy gewoon zyn geweest ten tyde dat de voorsz. Colonie onder Engeland nog gehoorde, aldaar aan den meergemelden Koning van Groot Brittanien ofte den Lord Willoughby te voldoen; dezelve hun Hoog Mogende nogthans, om te betoonen dat zy zyne Majesteits Vriendschap in de hoogste Estime hadden en hielden, hen zulks remitteerden en kwytscholden; doch dat alle Engelschen, gelyk in redelykheid en billykheid bestond, voor hun vertrek uit Suriname hunne Schulden zouden moeten betaalen, en in het opbreeken geen Molens of Gebouwen mogen afbreeken, veel min onder 't een of ander voorwendzel te ruineeren, maar moeten verkoopen. En dat Extract van deeze Resolutie zou gezonden werden aan den Gouverneur van Suriname, om dezelve zo ver hem betrof praecieselyk te achtervolgen, en onder anderen wel speciaal een exact toezigt te neemen, dat de Engelschen, als vooren verhaald op de voorsz. Transportschepen te admitteeren, geen Brieven overbragten, om de Engelsche Inwooners in Suriname, door eenige beloften of dreigementen tot vertrek aan te zetten en te beweegen. Voorders, dat de Origineele Brief aan den Ambassadeur Boreel zou werden gezonden, om aan den Koning in Persoon te behandigen; en duplicaat aan den Ambassadeur TempleGa naar voetnoot(a).

Hier op vertrokken de Heeren Cranfield, Dukenfield en Brent, die gecommitteerd waren wegens de Kroon van Engeland, om de Colonie van Suriname te verplaatsen naar Jamaica, alwaar zy met twaalf honderd Zielen zo Blanken als Negers aankwamen, en door Mylord Vaughan, toen Gouverneur op 't gemelde Eiland, zeer vriendelyk werden ontvangen, werdende aan hen Land vergunde in de praecinct van St. ElisabethGa naar voetnoot(b). Desniettegenstaande werden naderhand, naamelyk in den Jaare 1677, klagten door den Engelschen Ambassadeur gedaan; wyl men aan tien

[pagina 599]
[p. 599]

Joodsche Familiën geweigerd had met hunne Slaaven, bestaande in drie honderd twee en twintig Koppen, van daar te vertrekkenGa naar voetnoot(a).

Eindelyk werd de Staat, ingevolge de Schikkingen (gevolgd op den tweeden Oorlog) tusschen den Koning van Engeland en de Staaten Generaal by het V. en VII Articul van het Tractaat van Westmunster in dato 9/19 February 1674Ga naar voetnoot(b), in het Eigendom van Suriname bevestigd.

Doch de Provincie van Zeeland maatigde zich het gezag, ten minsten het Dominium Utile over deeze Colonie aan; als zynde door den Zeeuwschen Commandeur Crynsen, schoon ten kosten van de Algemeene Staaten veroverd: en besloot den Capitein Philip Julius Lichtenberg als Bevelhebber derwaards te zenden. Maar de Algemeene Staaten oordeelende dat hy den Eed op zyn Last- en Bevelschrift voor hen moest afleggen, geboden hem tot nader ordre niet naar Suriname te vertrekken. Echter verleende hun Hoog Mogende hem, op den 26sten November 1668, een behoorlyken Lastbrief, als Commandeur van Suriname; als mede om den Eed van getrouwheid de Inwooners af te neemen, zonder nogthans hier door te benadeelen het gesustineerde van de Provincie van Zeeland, en de Westindische Compagnie; des de Lastbrief niet zoude uitgegeeven werden alvoorens de goedkeuring dier Provincie zoude ingekomen zynGa naar voetnoot(c). Niettegenstaande dit, hadden de Zeeuwen voornoemden Commandeur Lichtenberg, op den 4den December, zonder behoorlyken Eed op zyne Commissie te hebben gedaan, in Zee gezonden, voorgeevende uit vreeze dat de Capitein Crynsen van Suriname mogt zyn vertrokken, en dat de Capitein Du Bois, die als dan het bevel zou voeren, onbekwaam was om tegen te gaan de Onderneemingen der Engelschen, die door den Mayor Bredham of Netham en eenige Schepen uit de Barbados, tot nadeel der Colonie werden in het werk gesteldGa naar voetnoot(d). Waarom de Algemeene Staaten den Capitein Abraham Crynsen, of by deszelfs afzyn den Capitein Cryn Mangelaar, of Alexander Cruipenning den 31sten January des vol-

[pagina 600]
[p. 600]

genden Jaars, Volmagt gaven om hem (Lichtenberg) den vereischten Eed af te neemenGa naar voetnoot(a).

De Staaten van Holland beweerden, dat deeze Volkplanting moest aangemerkt werden als een Overwinning der Generaliteit, en niet van Zeeland alleen; en dat het alle Ingezetenen van den Staat moest vrystaan zich aldaar neder te zetten, en 'er op te handelen; zich voornaamelyk hier op grondende, dat de Volkplanting veroverd was met Schepen, uit de buitengewoone Onderstand-gelden der Gewesten uitgerust, en bemand met Krygsvolk van den Staat, grootendeels zelfs niet staande ter betaaling van ZeelandGa naar voetnoot(b). Weshalve ook de Admiraliteiten van Holland en West-Vriesland verzochten, dat de Vaart derwaards aan alle Ingezetenen van den Staat mogt werden open gesteldGa naar voetnoot(c).

De Gecommitteerden van Zeeland, om allen Argwaan welken de andere Provincien zouden kunnen opvatten wegens de Verovering van Suriname te verbannen, droegen voor, die Colonie aan hun Hoog Mogende af te staan, mids dezelve nu, nogte namaals, niet te mogen over geeven aan de Westindische Compagnie; wyl die geen gegrond recht of eenige verdiensten ter waereld had om dezelve te kunnen eischen, en niet in staat was, om iets tot welstand van dezelve te kunnen bybrengen, Ja zelfs niet magtig noch geneegen te zyn om haare Bezittingen aldaar zodaanig te bevoordeelen als wel te wenschen waar. Voorts dat de Heeren hunne Principaalen zouden verwachten, dat op de voorschreeve Colonie een bekwaame Vestinge, tot bescherming van het zelve, zoude werden gemaaktGa naar voetnoot(d). Vervolgens werd den 31sten January 1670, aan de Gedeputeerdens der Algemeene Staaten berichtGa naar voetnoot(e) de genegenheid van de Provincie Zeeland, om vrydom van Vaart naar Suriname en van daar herwaards te vergunnen aan alle de Provincien, mids dat de kosten sedert het inneemen door den Commandeur Crynsen, gevallen, hen in Gelde met de Jnteressen van dien zouden wer-

[pagina 601]
[p. 601]

vergoed; dat indien het voorsz. in redelykheid kon gevonden werden, de voornoemde Colonie geregeerd zoude behooren te werden in naame van hun Hoog Mogenden: ook dat hun Hoog Mogende het Kasteel en andere Posten van de voorsz. Colonie, als Frontieren van deezen Staat, uit de gewoonlyke Militie zouden behooren te laaten bezetten, 't zy met twee Compagniën, of zo veel minder of meerder Manschap als de gelegenheid van Zaaken zouden vereischen: dat mede aan den geenen die daar en Chef commandeert, of hier na zal commandeeren, zoude dienen te werden toegevoegd een behoorlyk Tractement, en het zelve, als mede de volgende gesteld op den Staat van Oorlog: insgelyks, een Tractement voor den Mayor Commandant, en den Commies van de Vivres en Ammunitie van Oorlog: dat de voorsz. Fortresse mede voorzien zoude moeten werden met vier Constabels: dat ook aldaar een of twee Predikanten, met zo veel Voorzangers, met behoorlyke Tractementen dienden te werden onderhouden: dat wyders alle andere onkosten buiten last van de Generaliteit zouden werden gedraagen, als naamelyk het onderhouden van de gewoonlyke Sterktes (doch eenige groote verbeteringen, ofte nieuwe Werken gemaakt moetende werden, dat daar toe hun Hoog Mogenden Onderstanden zouden werden verzocht); als mede het onderhouden van twee goede en bezeilde Vaartuigen, tot bevrydinge van de Rivieren en Kusten: ook het verzorgen zo van de noodige Levensmiddelen voor de Soldaaten en Matroozen, als van alle Behoeftes en Oorlogs Voorraad; en voorts van al het geene dat tot voortzettinge en aankweeking van Plantagiën en Handel in Suriname noodwendig werd vereischt: byzonderlyk ook, den toevoer en verdeeling van Slaaven; tot welken einde hun Hoog Mogende verlof zouden verleenen, om jaarlyks vyf of zes honderd Slaaven te mogen haalen, daar die best te bekomen zyn, om van daar in Suriname, en nergens anders te werden vervoerd: dat alle de voorschreevene Lasten en die 'er nog veel meer zyn te draagen, zouden werden gevonden uit het Lastgeld van alle de Schepen, die naar Suriname zouden vaaren; als mede, uit Hoofdgelden en andere Impositien meer, die gewoonlyk zyn, in de Gewesten geheeven te werden, doch echter zo gemaatigd zouden dienen ingesteld te werden, dat die by den anderen ge-

[pagina 602]
[p. 602]

reekend minder zouden weezen, dan die Lasten die in de nabuurige Colonien van de Waaren, en de Ingezetenen aldaar, afgevorderd en genoten werden. Welk Bericht weder by de Gewesten werd overgenoomen.

Hier op volgde den 18den January 1672, een nader Voorstel, om de Colonie Generaal te maaken, en open te zetten aan alle Inwooners van deeze Landen; ten welken einde aan de Heeren Staaten van Zeeland zou moeten gedaan werden vergoeding of betaaling van de Penningen, by de hooggemelde Provincie aan de voornoemde Colonie tot dato deezes te koste gelegd, in maniere hier na breeder uitgedrukt. Dat tot bescherming van de voorsz. Colonie, op den buitengewoonen Staat van Oorlog zou werden gebragt een getal van vier honderd en vyftig Mannen, onder een Capitein, drie Lieutenants en drie Vaandrigs.

Dat aan de hooggemelde Staaten van Zeeland, of by weigering van dezelven, aan het Collegie ter Admiraliteit aldaar, en by ontzegginge van het gemelde Collegie, aan het Collegie ter Admiraliteit te Amsterdam zouden werden voorgesteld, en Zylieden by hun Hoog Mogende gemagtigd, op derzelver naam te heffen de Voordeelen, Domeinen en Baaten hier naar uitgedrukt, als eerstelyk, het haalen van duizend Slaaven jaarlyks binnen de Limieten van de Westindische Compagnie, ter plaatze daar die allerbekwaamst en gemakkelykst kunnen werden bekomen, zo nogthans dat op de Schepen dewelke op den Handel van de voorsz. Slaaven zouden werden gezonden, gesteld zal werden by de gemelde Westindische Compagnie tot kosten en lasten van de Haalders, één Persoon; om toe te zien, dat door die Schepen niet anders dan de voorsz. Slaaven directelyk noch indirectelyk gebragt zullen mogen werden dan in de voornoemde Colonie: voorts dat dezelve zullen trekken vyf ten honderd van alle Negro's, die door Particulieren, boven de bewuste duizend Negro's in Suriname zouden gevoerd werden.

Vier en een half ten honderd van alle uitgaande Suikeren, zo aan de Waag als in 't uitvoeren te betaalen.

Den Impost op de Wynen, Brandewynen en Bieren; gerekend een half Oxhoofd tegen tien Guldens, en een Oxhoofd Bier tegen tien Guldens.

Twee en een half ten honderd van het Letterhout, dat Jaarlyks werd uitgevoerd.

[pagina 603]
[p. 603]

Voor de uitgegeeven Landeryen, zo bebouwd als onbebouwd, op ieder Akker een Pond Cassave, of een Pond Suiker in plaatze van het voorsz. Pond Cassave.

Voor Lastgeld tien Guldens per Last van alle Schepen in Suriname komende te betaalen.

Voor den Impost van 't Klein Zegel, zo en indiervoege als dezelve Impost hier te Lande geheeven werd; op de wyze aldaar best doenlyk.

Nog, na verloop van drie Jaaren, de Tiendens van alle Beestiaal.

Als mede, na verloop van zeven Jaaren, het Hoofdgeld op alle Blanken en Slaaven, tot honderd Ponden Suiker Jaarlyks voor ieder Hoofd.

Dat nu noch nimmermeer de Lasten, hier vooren uitgedrukt, vermeerderd, ofte dat eenige nieuwe andere Lasten aldaar geheeven zouden mogen werden, onder wat voorwendsel het zelve ook zoude mogen zyn, anders dan by eenpaarige overgifte en bewilliginge van alle de Bondgenooten. Waar tegens de welgemelde Heeren Staaten van Zeeland in zich zelven zouden rescontreeren de Penningen en Onkosten by hen uitgegeeven en verschoten en aan de opgemelde Colonie te koste gelegd: of ingeval Hoogstdezelve niet gezind mogten zyn, de Colonie in maniere hier vooren en hier na verhaald aan te neemen, dat als dan het Collegie ter Admiraliteit in Zeeland, en by weigeringe van 't zelve, het Collegie ter Admiraliteit te Amsterdam, aan wel gedachte Heeren Staaten van Zeeland zouden uitkeeren of voldoen de helft 't gunt by de hooggemelde Provincie, aan dezelve Colonie, tot dato deezes te koste was gelegd, gerekend op drie honderd tachtig duizend Guldens, en over zulks voor de voorsz. helfte de somme van honderd negentig duizend Guldens, en dat de Interessen van de wederhelfte van dien, tegens vier ten honderd in 't Jaar, mitsgaders het Capitaal van de voorsz. wederhelfte, voorts zouden moeten werden voldaan, by dat van de voornoemde twee Collegien ter Admiraliteit; dat de voorsz. Colonie in maniere vooren en hier na verhaald, zou komen aan te neemen, en dat het gemelde Collegie ter Admiraliteit de voorsz. Colonie alzo aanneemende, van nu af by hun Hoog Mogende tot het ligten van de voornoemde Somme van honderd negentig duizend Guldens zou moeten werden gemagtigd;

[pagina 604]
[p. 604]

dat de welgemelde Heeren Staaten of de voorsz. twee Collegien ter Admiraliteit, de voorsz. Colonie in maniere vooren en hier na verhaald aanneemende, daar tegens zouden draagen alle verdere onkosten van Tractementen van Officieren, van Mondkosten, Vaartuigen, Vestingwerken, Oorlogsvoorraad, en dergelyke Lasten meer; die aldaar gedraagen zouden moeten werden.

Dat dezelve Heeren Staaten van Zeeland, of gemelde Collegien ter Admiraliteit wederzydsch voorts tot alle het bestier en beleid van zaaken, in de voornoemde Colonie, by de Algemeene Staaten zouden moeten werden gemagtigd; dat zy een Gouverneur verkiezende, deszelfs Persoon zouden moeten aanbieden en voordraagen aan hun Hoog Mogende en de Commissie voor hem verzoeken: doch byaldien de voornoemde Gouverneur zich ergens inne, uit wat oorzaake of onder wat voorwendsel het ook zoude mogen zyn, mogte komen te ontgaan of te misgrypen, zouden hun Hoog Mogende, in zulken onverhoopten geval, tegens den voornoemden Gouverneur by Cassatie, of anderszins zodaanig disponeeren, als dezelven zouden oordeelen te behooren.

En dat de welgemelde Heeren Staaten van Zeeland, of de gemelde Collegien ter Admiraliteit, daarentegen gerust zouden werden gesteld dat, het geene voorschreeven is, in alles volkomenlyk werde nagekomen.

Het welk, by Resolutie van den 29sten derzelver Maand, werd bevestigd, naamelyk,

Dat de Colonie van Suriname gehouden zou werden als een Colonie van den Staat, en beschermd werden; dat de Provincie van Zeeland in alles afstand zou doen, en dat het een ieder van de Ingezetenen en Onderdaanen der voorschreeven Nederlandsche Provincien, vry zou staan in de voornoemde Colonie, volgens de order by hun Hoog Mogende daar op te beraamen, bezit van Landen te neemen, dezelven tot aankweek te brengen, en zyn voordeel daar mede te doen naar zyn welgevallen; ook daarop Negotie te dryven, en van daar met zyne Ladinge weder te keeren, werwaards het hem gelieven zoude: alles zonder eenig onderscheid van Provincie, of van 't Ressort van de Generaliteit. Dat tot verweering van de voornoemde Colonie, voor deeze maal ten laste van den Lande,

[pagina 605]
[p. 605]

zouden worden gebragt zo veele Soldaaten te Voet onder één Capitein, drielieutenants en drie Vaandrigs, als komen te beloopen de onkosten van twee honderd Paarden, die jegenswoordig minder in dienst aangenoomen worden in de twaalf Regimenten te Paard, maakende vyf duizend zeven honderd zestig Paarden, als de Consenten van de Heeren Staaten van de wederzydsche Provinciën, gaande tot zes duizend Paarden, komen uit te brengen: en dat het voorsz. beloop van de voornoemde onkosten, inde eerste verdeelinge die naar deezen by den Raad van Staaten zoude worden geformeeerd, van eenige buitengewoone Lasten van de Unie zoude worden gerepartitieerd op de Provincie van Holland, en van Zeeland, tegens nadere Lasten; die by de andere Provinciën zouden worden gedraagen.

En dat op de verdere Ingredienten van het voorsz. Bericht nader zoude worden geresolveerd, zo als hun Hoog Mogende zouden oordeelen te behooren.

Ingevolge van dien werd de Admiraliteit te Amsterdam, de beheering van dezelve Colonie voorgeslagen; doch welke met de Gecommitteerden van Zeeland, omtrent de Voorwaarden het niet kunnende eens worden, hetzelve van de hand weesGa naar voetnoot(a).

De Zeeuwen Bezitters geworden van de Volkplanting van Suriname, gaven aan de Hoofdplaats derzelve den naam van Surinaamburg, en ook wel van Nieuw-Middelburg. Doch alzo de Indiaanen, natuurlyke Inwooners van dit Land, gemelde Plaats te vooren in hunne Taal Parimorbo of Paramorbo (betekenende Plaats of Plek der Bloemen) genoemd hadden, en dezelve by aanhouden tot heden toe niet anders hebben kunnen of willen noemen; is by verloop van tyd gemelde Plaats den naam blyven behouden van Paramaribo, gelyk deeze Colonie ook den naam draagt van Provincie van Suriname, als een Wingewest op de Engelschen.

Van het voorgevallene in deeze Colonie geduurende de bezittinge van Zeeland is my weinig gebleeken, dan alleen dat na de aanstelling van den Capitein P.J. Lichtenberg als Bevelhebber, door Hun Hoog Mogende

[pagina 606]
[p. 606]

en den Heere Prince van Orange, volgens Resolutie van 9 September 1678Ga naar voetnoot(b) tot Gouverneur van Suriname is aangesteld de Heer Johannes Heinsius; dewelke in 1653. Secretaris van den Raad van Justitie in Brazil is geweest.

Ondertusschen werd deeze Volkplanting door binnenlandsche Oorlogen zeer ontrust; want de Caraïbische Indiaanen konden met geen goede oogen aanzien dat de Europeaanen zich van hunne Landeryën meester maakten: en schoon zy al niet eenen geregelden Oorlog voerden met groote magt, vielen zy echter, van tyd tot tyd, in de Plantagiën, beroofden dezelve van alles, en sloegen de Blanken dood, het geen zy reeds ten tyde der Engelschen ondernoomen hadden; gelyk zy eenen Thomas Corgnart, Directeur op de Plantagie Acambo, met een vergifte Pyl doorschooten. Dit bragt te weege dat eenige Kooplieden en Geinteresseerden in deeze Colonie, den 17den May 1679, een Smeekschrift tertafel van de Staaten Generaal deeden inleveren, met een bygevoegd Vertoog houdende den Opstand der nabuurige Indiaanen en Inboorlingen van het Land, verzoekende derhalve de bystand en hulpe van hunne Hoog Mogenden.

Vervolgens werd, op den 12den October 1679, door de Provincie van Holland, ter Vergadering der Algemeene Staaten voorgedraagen, om drie honderd Man tot bescherming dier Colonie, derwaards te zenden, en het Collegie ter Admiraliteit te Amsterdam te gelasten om die Militie over te voere ten koste der Ingezetenen van Suriname, of anderszins ten laste van den Lande; het welk by eenige Provinciën werd overgenoomen.

Doch eindelyk werden, op den 28sten December, drie Brieven van den meergenoemden Gouverneur van Suriname, Johannes Heinsius, in dato 21 Augustus, 18 September en 16 October 1679 ontvangen, waar by hy aan hun Hoog Mogenden kennisse gaf van den gemelden Opstand als mede van den slechten toestand dier Colonie, verzoekende eene daadelyke hulp, zonder welke het hem onmogelyk was de Volkplanting te behouden, en de Planters naar behooren te beschermen. Waaröp het hoogwys Advis van den Heere Prince van Orange ingenoomen zynde, den volgenden Dag, naamelyk, den 29sten derzelfde Maand, werd bericht, dat men noodig

[pagina 607]
[p. 607]

vondt de voorsz. versterking derwaards te zenden, en ten dien einde daar over met de Provincie van Zeeland te spreeken; en teffens aan den Extra-ordinaris Ambassadeur van deezen Staat aan het Groot Brittanische Hof aanteschryven, dat by aldien hem mogte voorkomen dat iemand zich aan den Gouverneur van Barbados zoude mogen hebben uitgelaaten, om de voorsz. Colonie te brengen onder den Koning van Groot Brittanie (gelyk bleek uit voorsz. Brieven, dat zeker Jood, Fonseca genaamd, dezelve aangebooden had) zulks tegen te houden als buiten order van de Regeering aldaar, en buiten kennisse van hun Hoog Mogenden geschied.

Verders werd den Gouverneur Heinsius aangeschreeven, dat hun Hoog Mogende ten uitersten waren ontsticht te verstaan, dat in den Raad aldaar was voorgeslagen om bystand te verzoeken van de Engelschen, of Franschen: en dat hy zodaanigen Voorstel niet had gestuit, en zorge moest draagen dat diergelyke Zaaken niet weder geschieden. Hem wyders gelastende te procedeeren tegens den gemelden Jood Fonseca, welke zonder eenige de minste order, zich aan den Gouverneur van Barbados dusdaanig had uitgelaaten, dat dezelve daar over aan den Koning van Groot Brittanie had geschreeven. (De gemelde Gouverneur Heinsius zeker Koper Geld in Suriname hebbende laaten munten, gestempeld met een Papegaaitje, en getekend 1. 2. en 4. welke gangbaar waren tegen één, twee en vier Duiten; werd zulks door haar Hoog Mogenden verbodenGa naar voetnoot(a).)

Naderhand, te weeten den 17den January 1680, heeft de Provincie en Admiraliteit van Zeeland op zich genoomen de kosten van het overvoeren der voornoemde Troepen naar Suriname; doch is in plaatse van drie honderd Man, beslooten, boven de vyftig die 'er toen waren, nog honderd twintig of honderd vyftig Man te zenden; welke eenigen tyd daar gelegen hebbende, by eene nadere Resolutie van den 24sten September 1682, wederom in dienst van den Lande gebragt zyn.

Zeker Heer heeft ons, aangaande eene Verandering der Regeeringe in deeze Volkplanting, door de Inwooners na het Overlyden van den Gouverneur Heinsius, het volgende medegedeeld. Hy had uit een oud

[pagina 608]
[p. 608]

en wat beschadigd Afschrift van zekere Memorie van eenige Ingezetenen van Suriname in dato 6 May 1680, in zyne handen gevallen, begreepen, dat gemelde Heer Gouverneur Heinsius, na zyne aankomst, zeven Raaden van Politie en Justitie had verkooren en aangesteld uit krachte van zyne Commissie van de Heeren Staaten Generaal, en van de Heeren Staaten van Zeeland. Gemelde Memorie, door Gedeputeerdens van de Inwooners van alle de Divisiën, aan de zeven Raaden, na het overlyden van gemelden Gouverneur, ingeleeverd, en het antwoord van voornoemde zeven Raaden daar op gevolgd verdienen, zo ik my vlye, hier woordelyk te worden ingevoegt. De Memorie luid:

‘Alzo, door het droevig toeval van de dood van den Heer Johannes Heinsius geweezene Gouverneur van deeze Provincie van Suriname, het daar toe is gebragt, dat wy Inwooners der voorsz. Pr1ovincie, ons moeten, en gaarne willen onderwerpen eene Regeering, in plaatse van die van den gemelden Heer Heinsius Zaliger tot nader ordre van haar Edele Mogende de Heeren Staaten van Zeeland:

Zo is 't, dat wy Ondergeschreeven Gedeputeerden van de Inwooners van de respective Divisien, uitgezonderd de Heeren Politique Raaden van wylenGa naar voetnoot(b) ..... Heinsius, hebben gezamenlyk goed gedagt, ons te onderwerpen eene Regeering in maniere navolgende, oordeelende die de vreedzaamste, en gevoegelykste te weezen in deeze conjuncture van tyden.

Eerst, tot de voorsz. Regeering zyn wy, (in qualiteit voorsz.) verzoekende, dat de gemelde Reegering zal bestaan in twaalf Persoonen, by de respective Gedeputeerdens hier onder genomineerd.

Bernard Pleyster, Nicolaas B. Wilderlandt, Jan Ringsoever, Jacob Vlam, Jan van Ruyven, Cornelis Snelleman, Bastiaan Tyssen, Gerrit Wobma, Abraham Schoor, Izack van Mulaert, Batten Perduyn, Willem de Bruyn.

Ten tweede, dat de voorsz. twaalf Persoonen zullen hebben de Re-

[pagina 609]
[p. 609]

geering, zo in Politie als Justitie deezer Provincie, van dewelke Militaire Officiers haare ordres zullen ontvangen; voorts dat ieder op zyn beurt een Maand zal presideeren, en zeven van dezelve Heeren present zynde Cessie zullen komen neemen, en alle voorvallende zaaken afdoen.

Ten dryden, zullen twee van de gemelde Heeren, een Maand' nevens den Ontvanger, de Inkomsten van het Land ontvangen, en daar van distribueeren na dat de zaaken zullen vereischen tot maintenue van den Lande, en naar expiratie van de Maand zullen gehouden zyn Reekening, aan het gantsche Collegie te doen, en dan naar rang twee anderen in haar plaatse treden.

Ten vierde, in cas van Justitie, of het teykenen van eenige Executien, die zullen moeten geteykent werden by de voorsz. zeven Persoonen, uit het voorsz. Collegie, voorts dat alle zaaken van vyf honderd Ponden Suiker, en daar onder, zullen mogen werden gesententieerd by den President en twee Heeren Raaden.

Ten vyfden, zo eenige affeerens zouden komen voortevallen raakende het gantsche Land, zullen de Heeren Raaden gehouden weezen een generaale Vergadering te beleggen, en by zich te verzoeken de gequalificeerdsten, en verstandigste Planters, om zo gezamenlyk te resolveeren en besluiten, 't geene tot gemeene Beste van den Lande zal noodig geoordeeld werden.

Ten zesden, dat vastgesteld zal werden, dat niemand met zyn staat of een gedeelte van dien uit deeze Colonie en zal vermogen te vertrekken, ten zy alvoorens hebbende daar toe speciaal Consent van haar Edele Mogende de Heeren Staaten van Zeeland.

Ten zevenden, dat......,. de Privilegien (d'Inwooners van haar Edele Mogende vergund) niet zullen mogen werden veranderd.

Ten agsten, zo het mogte gebeuren, dat iemand van de Heeren als Raaden en Regenten hier vooren verkooren geen Cessie en wilden neemen, dat evenwel met de Cessie zal werden voortgegaan, en anderen in haare plaatse verkooren werden.

Ten negenden, dat de voorsz. Heeren Regenten, voor haare te doene diensten niets en zullen vermogen te pretendeeren, maar alles te doen

[pagina 610]
[p. 610]

uit liefde, behalven die geenen, die van gemelde haar Edele Mogende zyn gegageerd.

Doch alzo Bernard Pleyster werd belast met diverse ac ....... gepleegd te hebben, die tegens eere en ampt zouden weezen zo werd door de respective Gedeputeerden verzocht, dat de voorsz. B. Pleyster niet zal werden geadmitteerd eenige C .... te neemen in eenige Collegien voor en al eer hy zich behoorlyk zal hebben gepurgeerd van het geene tot zynen laste zal werden ingebragt.

Actum Surinaamburg den 6den May 1680. was geteykend, Batten Perduyn, C. Bruynings Wilderlandt, Cha. Grienwood, N. Hording, J.V. Muldert, Jan de Backer, Jan Rooms, G. Wobma, Pieter Heerens, Abraham Kerstens, Isack Meza, Samuel Nassy, Raphael....

 

Naar gedaane Collatie is deeze bevonden met zyn origineel te accordeeren, my t'oirkonde
C.A. Kerstens.
Anno 1680.

 

Het Afschrift van het Antwoord der zeven Heeren Raaden, is zeer door den tyd versleeten en door Ongedierte hier en daar doorknabbeld; ook is het ongeteekend en werd niet anders aangezien dan als een Klad-Concept van Antwoord. Ik hoope dat het den Leezer echter niet onaangenaam zal zyn, dat ik dit Antwoord, of Opstel van Antwoord hier op doe volgen zo als het my is opgegeeven.

[pagina 611]
[p. 611]

‘Antwoord van de Heeren Raaden van Politie ende Justitie deezer Provincie verkooren en aangesteld door den Ed: Heer Johannes Heinsius, Gouverneur enz. uit kracht van zyne Commissie van haar Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal, ende haar Edele Mogende de Heeren Staaten van Zeeland: op de ingegeevene Articulen van de genoemde Gedeputeerden van de Inwooners van de respective Devisien deezer Provincie overgeleverd den 7den May 1680.

Aaangaande het eerste verzoek om de Regeering tot het getal van twaalf Persoonen te vermeerderen, zeggen zulks wel kan geschieden, provisioneel op approbatie van haar Edele Mogende; maar om haar Edele te gedraagen aan de gedaane nominatie by de Gedeputeerden, daar kunnen haar Edele niet toe resolveeren, alzo bevinden het zelve strydig te weezen wegens het goedvinden van haar Edele Mogende, blykende by 't Appointement verleend op het tweede Articul van de Memorie door den Heer Johan van Scherpenhuysen in den naam van de Ingezetenen deezer Colonie ingediend, ende dunken haar Edele uit kracht van haare opgemelde Commissie, dat by het overlyden van den Edele Heer Gouverneur Heinsius de verkiezing van 't Supplement in de Regeering tot het voorsz. getal van twaalf persoonen haar Edele toekomt tot tyd en wylen haar Edele Mogende daarin anders zullen hebben voorzien. Derhalven werden de Gedeputeerden hier vooren gementioneerd, ende alle Ingezeten deezer Provincie verzocht, om de gemeene rust, haar aan deeze verkiezing te gedraagen, welke zyn deeze volgenden:

De Heeren Nicolaas Bruynings Wilderlandt,
Izack van Muldert,
Gerrit Wobma,
Philip Bregt,
Adriaan Hoogenkamp.

[pagina 612]
[p. 612]

Welke vyf persoonen tot ons zeven toegedaan het verzochte getal van twaalf uitmaaken.

Op het tweede Articul zeggen Fiat; Ende

Het derde Articul werd by de Heeren Raaden billyk geoordeeld, ende zeggen gezamenlyk behoorlyk zorge te zullen draagen, dat de Inkomsten van den Lande tot maintenue derzelven zullen werden gedistribueerd.

Het vierde Articul werd van gelyken toegestaan, of uit derzelver naam op haare Ordonnantie door den Secretaris werde geteekent.

Het vyfde mede naar tyds geleegenheid fiat, in zaaken, die geen byzondere haast en requireeren, gelyk het menigmaalen zoude kunnen gebeuren, dat het gemeene best door de convocatie van den tyd die daar toe werd vereischt zoude kunnen werden verzuimd.

Op het zesde Articul zeggen de Heeren voornoemd daarin te zullen doen als aan haar Edele Mogende kunnen verantwoorden, ende ten beste van de Colonie zullen vinden te behooren.

Het zevende Articul zal nooit tegengesprooken werden.

Het agtste Articul, zeggen fiat, op onze gedaane Verkiezing.

Op het negende Articul, zeggen zulks te staan ter dispositie van haar Edele Mogende om daar in na haare beliefte te doen.

De Heer Pleyster zal zich van alle het geaccuseerde aan de Heeren Raaden verantwoorden, ende te rechte staan’.

Of nu voorschreeve Antwoord, op die wyze, in order gebragt zynde, aan de gemelde Gedeputeerden overhandigd, en of daarop de Regeering zo geschikt geworden is, als de zeven Raaden het begeerden, is my onbekend.

De Staaten van Zeeland bleeven eenige Jaaren in 't bezit van de Volkplanting van Suriname; doch lieten inmiddels, door hunne Gecommitteerden tot de Zaaken van Suriname, op den 14den November 1679, het volgende Advis inleveren, op welke voorwaarden zy van de gemelde Colonie aan de Geoctroyeerde Westindische Maatschappy genegen waren afstand te doen, luidende.

[pagina 613]
[p. 613]

Art. I.

‘Dat de Staaten van Zeeland de Colonie van Suriname, met haar Fortresse, Geschut en Ammunitie van Oorlog en wat des meer zy, met alle de verdere ap en dependentien van dien niets uitgezonderd zo als de gemelde Heeren Staaten dezelve thans bezitten, aan de Geoctroyeerde Compagnie zouden cedeeren en overgeeven, zullende aan haar Heeren Staaten betaald werden alle de kosten die tot de tyd der overneeming zullen zyn gevallen.

Art. II.

‘Dat de Compagnie van dien tyd af de voorsz. Colonie tot haaren kosten zal neemen en dezelve voorts na haar natuur zal onderhouden, en rigoureuselyk maintineeren, mids tot allen tyden de last voor de Compagnie te zwaar vallende de gemelde Colonie wederom zal mogen transporteeren aan den geenen van wien zy dezelve zal hebben ontvangen.

Art. III.

‘Dat voor date van de voorsz. Transporte en overneeminge door de Edele Mogende Staaten van Zeeland, of door de Compagnie by haar Hoog Mogende zouden moeten werden uitgewerkt naamelyk het onderhouden van drie honderd Man met derzelver Officieren voor de tyd van tien achtereenvolgende Jaaren, welke gebragt zullen werden op den Staat van Oorlog voor de tyd van tien Jaaren zeven en vyftig duizend negen honderd Guldens, voor de tweede tien Jaaren twee honderd Man bedraagende acht en dertig duizend zes honderd Guldens, en voor de derde tien Jaaren tot het dertigste Jaar honderd Man beloopende negentien duizend drie honderd Guldens ter repartitie van de Provincie Holland.

Art. IV.

‘Dat dewyl het onmogelyk is, dat een Colonie met eenige hoope van Succes kan werden aangevaard en gemaakt, zo den aanneemer en de maaker zich niet en getroost van in den beginne groote en excessive kosten

[pagina 614]
[p. 614]

te Suporteeren, alleen op verwachting van naar verloop van twintig, dertig en meer Jaaren de Vruchten te genieten van zyn uitgeschoten geld en arbeid, en dat een Colonie noodzaakelyk in zyn geboorte moet smooren indien men de Colonie, in plaats van door hulpe en assistentie met exemptien en vryheden te ondersteunen en aantemoedigen in den beginne zwaarer belast als zy bekwaam en magtig zy te konnen draagen, waar door dan de alreeds aanwezende Coloniers ondergehouden, en alle andere afgeschrikt en gedetourneerd werden om tot voortzetting van de Colonie en op hoope van voordeel en welvaaren zich mede derwaards te begeeven, zo zoude de Compagnie in recompence en genoegsaame voldoeningen van de voorsz. Cessie en Transport de gezegde Colonie als vooren ten haaren kosten en lasten te onderhouden, aanneemen en beloven alle Lasten, waar mede de Commercie en Traffique op Suriname is bezwaard, ten eenemaale voor de tyd van zes achtereenvolgende Jaaren af te schaffen, met verdere speciaale verbintenisse, van, naar dat de voorsz. zes Jaaren zullen weezen geecouleerd, mede geen meerder Lasten ofte Impositien te mogen stellen en heffen, als de helft van 't geen waar mede de Ingezetenen van den Staat en allen anderen aldaar negotieerende, althans uit krachte van welgemelde haar Edele Mogende Resolutien bezwaard zyn, ten waare met liber en vrywillig Consent van de Coloniers en de Opgezetenen gereleveerd, en verscheide Ingezetenen van deeze Landen mitsgaders Opgezetenen van de naby gelegene Fransche; Engelsche en Spaansche Colonien geanimeerd en aangemoedigd zullen werden van zich met menigte derwaards te transporteeren, welke vermeerdering van Opgezetenen en Coloniers ook het eenigste middel is, om de gemelde Colonie ten voordeele van den Staat te doen opneemen en wel te reusseeren.

Art. V.

‘Eindelyk, dat om alle de voordeelen, dewelke van deeze Colonie by verhoopt Succes zullen komen af te vloeyen, te doen vallen in de schoot van de Ingezetenen van deezen Staat, den Handel en Trafficq uit deeze Landen op Suriname indistinctelyk liber ende open zouden

[pagina 615]
[p. 615]

zyn aan alle Ingezetenen van den Staat, even, en met gelyk recht als aan de voorsz. Compagnie zelve; zullende het voordeel van de Ingezetenen, in geval van Succes als vooren: daarinne bestaan, dat 'er menigte van hier Landsche Manufactuuren derwaards getrokken zullen werden als Lakenen, Zyde en Saaye Stoffe, Koussen, Schoenen enz., waar voor in deeze Landen niet gebragt werden als ruuwe Waaren, welke met groot voordeel door onze Ingezetenen kunnen werden gemanufactureerd. In verwachting van welke voordeelen Zy Heeren Commissarissen meenden dat by den Staat, en speciaalyk ook by Staaten van Zeeland in zodaanige Consideratie behoorden te komen, en van zulken gewigt zyn, dat dezelve verre werde geprefereerd voor een Somme van vyf of meerder honderd duizend Guldens dewelke een Uitheemsch' Prins, doch zo vertrouwd werd een geinterposeerd Persoon te zyn, daar voor zoude wille geeven, en dat 'er niets beter voor den Staat konde bedacht werden, dan dat 'er eenige Ingezetenen gevonden werden, gelyk de Compagnie in deezen, dewelke bereid zyn Colonien te etablisseeren, en de voordeelen daarvan aan de Ingezetenen uit te deelen, en indien zulks aan Vreemden geschied dat dan onze Ingezetenen daar van verstooken zouden zyn.

Waarop eindelyk, in den Jaare 1682, werd beslooten de gemelde Colonie over te neemen en te stellen onder het Bewind van de Generaale Westindische Maatschappy, die toen pas van haare drukkende Schulden ontlast was, voor eene Somme van twee honderd zestig duizend Guldens. Het volgende Accoord daar van aangegaan en gemaakt is in den Hage, op den 6den Juny 1682, door de Contrahenten geteekend, doch by nader Accoord mede in den Hage, op den 6den January 1683, geteekend, is den opdragt als toen eerst geschied. Ingevolge van welke aan de Maatschappy getransporteerd werden alle de Ammunitie van Oorloge, en de Vivres, als mede alle de Vaartuigen, zo als by overgeleverde lyste ter goeder trouwe zyn opgegeeven, en hier mede volgd.

[pagina 616]
[p. 616]

‘Accoord, aangegaan ende gemaakt tusschen den Heere van Odyck, als eerste Edele ende Gemagtigde van de Edele Mogende Heeren Staaten van Zeeland ter eenre, ende de Gecommitteerde Bewindhebberen van de Generaale Geoctroyeerde West-Indische Compagnie, als daar toe specialyk van de respective Kameren geauthoriseerd, ter andere zyde.

Art. I.

‘Dat aan de Edele Mogende Heeren Staaten van Zeeland door Bewindhebberen van de Geoctroyeerde West-Indische Compagnie, voornoemd, in voldoeninge van de Colonie van Suriname, met zyne appendentien en dependentien, waar onder mede specialyk werd gecomprehendeerd het Geschut, de Ammunitie van Oorloge, en Vaartuigen, op deeze geinsereerde Lyste vervat, mitsgaders de Plantagiën van Vivres en andere, dewelke haar Edele Mogende aldaar in eigendom zouden mogen hebben, en eindelyk alles wat aldaar zouden mogen possedeeren, hen van de gemelde haar Edele Mogende by koop overgenoomen, zal werden betaald een Somme van twee honderd en zestig duizend Guldens, te betaalen neffens de overleveringe van de voorsz. Colonie, dewelke uitterlyk zal moeten geschieden binnen den tyd van twee Maanden.

Art. II.

‘Dat de voornoemde Colonie ten laste ende ten voordeele of profyte van de gezeide West-Indische Compagnie, zal komen, ende begonnen zyn te loopen op ende van den zevenden der Maand van May, deezes Jaars zestien honderd twee en tachtig, blyvende alle voorgaande lasten ende gemaakte Schulden ter verantwoordinge ende laste van de gemelde

[pagina 617]
[p. 617]

haar Edele Mogende, zonder dat ooit de voorsz. Compagnie, ter zaake van dien aangesprooken, ofte by eenig rechter als schuldig zal mogen werden aangezien, ende veel min geoordeeld: waaromme den inhoude van dit Articul ook specialyk in het Octroy, by de Hoog Mogende Heeren Staaten Generaal aan de voorsz. Compagnie, ten reguarde van de voorsz. Colonie te verleenen, zal werden geinsereerd, ende als een Wet vastgesteld.

Art. III.

‘Dat, geconsidereerd Bewindhebberen van de voorsz. Compagnie, voor hebben, de gezeide Colonie op een andere maniere te Gouverneeren, als by Hooggemelde haar Edele Mogende is geschied, ende namentlyk meerendeels in conformité van den Octroye ofte fondamenteele Articulen by Hooggemelde haare Hoog Mogende te verleenen, ende reeds door Bewindhebberen geprojecteerd, ende dat daaromme mogelyk de voorsz. Compagnie, niet noodig zal hebben alle de beampten en bedienden, dewelke by gemelde haar Edele Mogende op de gezeide Colonie zoude mogen aangesteld ende in dienst zyn, dat daaromme de gementioneerde beampten en bedienden, geene uitgezonderd, mits deezen werden verstaan bedankt, gelicentieerd, ende van haaren dienst ontslaagen te zyn, met een libere faculteit evenwel aan de voorsz. Compagnie, om eenige der zodaanige uit dezelven in haaren dienst te mogen aanhouden, als het haar Edele zal gelieven, ende ten dienste van de Colonie oordeelen te behooren.

Art. IV.

‘Dat, tot particuliere gerustheid van de gemelde haar Edele Mogende mitsdeezen mede vastgesteld werd, dat derzelver Ingezetenen in 't gaan en wederkeeren, ende aldaar te Lande, behouden zullen, tot allen tyden, de vrye en onbelemmerde Navigatie, Commercie ende Inwooninge, zonder dat die ooit zal mogen geslooten. ofte in eenigerhande manieren in 't geheel ofte ten deele verhinderd, ofte dat de Ingezetenen, Kooplieden, Schippers, ofte Passagiers van Zeeland in eeni-

[pagina 618]
[p. 618]

ger manieren hooger, zwaarder ofte meerder zullen mogen werden belast, gelimiteerd, ofte in haare vryheid bepaald, als ten aanzien van eenig Ingezeten van Holland, ofte van eenige andere Provincien zal vermogen te geschieden, maar dat alles, op het fondament van het hier vooren gementioneerde Octroy, aan de Ingezetenen van alle de Provincien zal weezen egaal, te weeten zo wel de lasten als de voor rechten, zonder distinctie, ende onder gelyke verbintenisse.

Art V.

‘Dat dit accoort geen effect zal sorteeren, indien aan de eene zyde de voorsz. overleveringe van de gezeide Colonie in maniere voorsz. na de voorsz. twee Maanden niet en kome te geschieden, ende ook aan de andere zyde de belooofde Penningen door de gezeide Compagnie, niet reëlyk ende metter daad zullen weezen voldaan en betaald.

Art. VI.

‘Eindelyk dat ook dit accoord geen effect ofte executie zal hebben, indien het zelve door de difficulteerende Hoofdparticipanten in de respective Kameren van Zeeland, op het quohier van de Stad Middelburg Amsterdam en Maaze niet en werde geaggreëerd; gelyk ook niet, indien Bewindhebberen de Penningen, tot deeze koop en overneeminge gerequireerd, ende in het eerste Articul gemeld, niet en zullen weeten te vinden by een Negotiatie alleen op de subsidie, dewelke den Staat, ten respecte van de voorsz. Colonie, by Octroy zal concedeeren, ende vorders op de voorsz. Colonie en het revenu of profyt van dien, mitsgaders op zeker middel dat Bewindhebberen meenen aan de hand te hebben, omme zonder belastinge van de voorsz. Compagnie, een goed gedeelte van de gezeide Penningen te konnen magtig werden, en zonder dat Bewindhebberen voornoemd ten dien reguarde de Compagnie, in het Generaal ofte eenig effect van dien zullen engageeren; mitsgaders al mede niet, indien het gementioneerde Octroy door den Staat ten behoeve van de Compagnie, ende tot genoegen van Bewindhebberen, zo als het zelve by haar geprojecteerd ende aan den Staat overgeleverd is niet en zoude mogen werden verleend.

[pagina 619]
[p. 619]

‘Aldus overeengekomen ende geaccordeerd alhier in den Hage, op den zesden van de Maand Juny in den Jaare zestien honderd en twee en tachtig, ende door de voornoemde Contrahenten hier van twee al eens luidende Instrumenten ondertekend, ende ten wederzyden uitgewisseld.

‘Lyste van de Ammunitie van Oorloge Vaartuigen, enz. in Suriname, haar Edele Mogende de Heeren Saaten van Zeeland toe. behoorende.

‘Vyftig Stukken Metaal en Yzer Kanon van de navolgende caliber.
14 a 24 ℔.
8 a 12 -
2 a 10 -
4 a 8 -
4 a 6 -
8 a 4 -
8 van 3 a4 -
2 Metaale  
--------- ---------
50 Stukken.  
Zes Steen-Stukken.
Twaalf duizend Pond Buspolver.
Twee honderd Pond Lont.
Vyf en twintig honderd Pond loode Kogels.
Vyftig duizend Pond Yzere Kogels.
Twee honderd en vyftig Houwers en Porteëpeen.
Twee honderd en zeventig Snaphaanen en Carbyns.
Voorts partye Bandeliers en Patroontassen.
Vyf Vaartuigen, met haar toebehooren.
[pagina 620]
[p. 620]

‘Ende nademaal den tyd van twee Maanden binnen dewelke de overleveringe ende betalinge van de meergemelde Colonie, ingevolge de bovenstaande eerste ende vyfde Articulen door verscheide noodzaakelyke beletzelen en hindernissen, zo ten opzigte van het verleenen van 't Octroy, als het extradeeren van de Actens van Subsidie van de respective Provincien, mitsgaders het furnissement der gelden, aan de gemelde zaak geaccrocheerd, voor dato zyn komen te expireeren ende ten einde te loopen, ende dienvolgende den inhoude van het tweede Articul, dicteerende dat de Colonie van Suriname, voornoemd ten laste en voordeele of profyt van de West-Indische Compagnie, zoude komen en beginnen te loopen op ende van den zevenden May des Jaars 1682, niet en hebben konnen werden geaccomplisseerd, en dat ten dien opzigte by het Octroy van haar Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal ten behoeve van de Compagnie op den 23sten September, daar aan volgende verleend, de voorsz. tyd alwas veranderd geworden tot op de voorsz. dag van het arresteeren van 't zelve Octroy, doch dat het werk toenmaals nog niet volkomen is geperfectioneerd geworden, derhalven wederzydsch goedgevonden en verstaan is, dat de lasten en voordeelen van de voorsz. Colonie niet eerder voor reekeninge van de Compagnie, zullen hebben beginnen te loopen als van primo January deezes Jaars zestien honderd drie en tachtig, gelyk mede den inhoude van het vierde Articul, spreekende van het beding tot particuliere gerustheid van de Edele Mogende Heeren Staaten van Zeeland, ende de securiteit van derzelver Ingezetenen omtrent het navigeeren en dryven van den handel van en op de meergemelde Colonie, mitsgaders derzelver verblyf en inwooninge aldaar, by het meergemelde Octroy is vervat; ende eindelyk de Conditien in het zesde of laatste Articul begreepen, raakende de aggreatie der Hoofdparticipanten, mitsgaders het vinden van de Penningen voor den Koop ende overneeminge van de voorsz. Colonie uitgeloofd, is geparificeerd.

‘Aldus nader geconvenieerd en overeengekomen in 's Gravenhage deezen 6den January 1683, en door de voornoemde Contra-

[pagina 621]
[p. 621]

henten hier van twee al eens luidende Instrumenten ondertekend, en ten wederzyde uitgewisseld.

 

(Was getekend)

 

W. de Nassau.

Johan van de Poele.
Pere van Westsoub:
Izaac Jan Nys.
Pieter van Wickevoort.
François de Vicq.
Philippe d'Orville.
Hugo 's Gravesande.
Hillebrand van der Sluis.
G. Berge.

‘Daarop zo verklaard den welgemelte Heer van Odyck in den naame als boven, in de beste en krachtigste forme doenlyk aan ende ten behoeve van de Generaale Geoctroyeerde West-Indische Compagnie, dezer Landen te transporteeren, cedeeren en op te draagen mitsdeezen, de Vrye en Onbelaste Colonie van Suriname, en met dezelve al het Recht en de Eigendom mitsgaders de Prerogativen en de heerlykheid, de Provincie van Zeeland tot dezelve Colonie en ieder gedeelte van dien gecompeteerd hebbende; van alle het zelve ten behoeve en profyte van de voorsz. Compagnie, zonder eenige de minste reserve, afstand doende by deezen, met magt omme de Possessie van dien te aanvaarden, de Directie, Regeeringe en Bestieringe te ordonneeren, na derzelver welgevallen, zo en als by haare Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal het vooren geallegeerde Octroy, tot bestier van de gemelde Colonie is verleend en gegeeven. Specialyk mede transporteerd hy Heer van Odyck aan de meergemelde Compagnie alle de Plantagiën, van Vivres en andere, mitsgaders alle de Forten en Sterkten, en de verdere Gebouwen, dewelke Haar Edele Mogende de Heeren Staaten van Zee-

[pagina 622]
[p. 622]

land aldaar in eigendom zouden mogen hebben en bezitten, niets uitgezonderd; daar benevens alle de Ammunitie van Oorloge en de Vivres, als mede alle derzelver Vaartuigen, zo als by de voorenstaande Lyste ter goeder trouwe zyn opgegeeven, in voegen en maniere als alle het zelve ten tyde van het aanvaarden van de Possessie in opzigte van de deterioratie en consumptie door de tyd, by de Compagnie, zal bevonden werden in wezen te zyn. Eindelyk nog alle het Kanon, zo en invoege als het zelve op de gemelde geinsereerde Lyste staat geëxpresseerd en begreepen is, zonder eenige verminderinge.

‘Over en ter zaake van welken bovenstaande Verkoop en Opdragt, welgemelde Heer van Odyck verklaard uit handen van Bewindhebberen voornoemd ontvangen te hebben eene Somme van twee honderd en zestig duizend Guldens in Contanten gelde ten genoege aangeteld en voldaan, waar van afgetrokken is de somme van tien duizend Guldens, omme by de voorsz. Compagnie voor reekening van de welgemelde haar Edele Mogende na Suriname voorsz. verzonden te werden, tot betaalinge van de achterstallige Gagien en Maandgelden van de gemeene Soldaaten aldaar, in Conformité van de Acte Obligatoir en Cautie tot voldoeninge van de achterstallige Militie op huyden dato deezes, tot securiteit van de voorsz. Compagnie, verleend: renuncieerende dienvolgens van de exceptien en alle verdere behulpmiddelen, dewelke deezen eenigszins zouden mogen contrarieeren, en te baate komen; mitsgaders de Compagnie voor alle op ende aanspraake guarandeerende jegens een ieder ten laste van de Compagnie iets pretendeerende of eischende. Alles ter goeder trouwe. Ten daage, Maand en Jaare als boven.

 

(Was geteekend,)

 

W. de Nassau.

 

Gemelde Maatschappy verkreeg van de Algemeene Staaten, op den 23sten September 1682, voor de overgaave van de Colonie, het volgende Octroy, onder deeze twee Voorwaarden te vinden in het Voorbericht van

[pagina 623]
[p. 623]

voorsz. Octroy: 1o. dat de voorsz. Colonie by de Compagnie zoude werden aanvaart met alzulken recht als de voorsz. Compagnie is hebbende op alle haare Conquesten gelegen in de Limiten van den Octroye aan haar verleendGa naar voetnoot(*); Ten 2e. dat de gemelde Compagnie ten eeuwigen dage niet bevoegd zal zyn, ofte vermogen eenige de minste verandering te brengen in dat geene, het welk by de Articulen van voorsz. Octroy van 1682, bepaald en gelimiteerd staat.

‘Octroy ofte fondamenteele Conditien, onder dewelke haar Hoog: Mog: ten besten ende voordeele van de Ingesetenen deser Landen, de Colonie van Suriname hebben doen vallen in handen ende onder directie van de Bewinthebberen van de Generaale Nederlantsche Geoctroyeerde West-Indische Compagnie.

‘DE Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden: Allen den genen die dezen sien ofte horen lesen, Saluyt. Doen te weten: Nademaal Wy in die persuasie zyn, dat de Colonie van Suriname van sodanige constitutie ende gelegentheit is, dat deselve in niet veele Jaren tot een considerabele Colonie van dese Landen gemaekt soude konnen werden, doch dat het selve met weynig hope van succes kan werden ondernomen, by aldien den Ondernemer sich niet getroost van in den beginne groote kosten te supporteren, alleenlyk op verwachtinge van na verloop van veele Jaren de Vrugten van syn uytgeschoten geldt ende arbeid te genieten, ende dat een Colonie nootsa-

[pagina 624]
[p. 624]

kelyk in syn geboorte moet smoren, indien men de Coloniers in den aanbeginne swaarder belast als sy bequaam ende magtig zyn te dragen, in plaatse van de selve door hulpe ende assistentie te ondersteunen, mitsgaders door Privilegien ende fondamentele Wetten te versekeren, datse in het toekomende in geene ondragelyke lasten sullen werden geinvolveert; want door sodanigen maniere van doen de albereyts aanwesende Coloniers onder gehouden, en alle anderen afgeschrikt werden, omme tot voortsettinge van sodanigen Colonie, ende op hope van het doen van voordeel en van welvaren, ende van het paisibel jouisseren van dien, sich mede derwaarts te begeven; ende dat ter contrarie, indien men de Coloniers in den aenbeginne sachtelyck, en selfs met hulpe ende assistentie handelt, mitsgaders dat men haer volkomen gerustheydt geeft, datse voor het toekomende, als sy in staet van middelen ende welvaren souden mogen wesen gekomen, niet en sullen werden ge-exactioneert, ofte met schattingen uytgeput, een Colonie op een wel-gelegen plaetse gefondeert wesende, van een kleyn begin in korten tydt door toevloeyinge van alle kanten tot een bysonder en groot werck gemaeckt kan werden; ende dat de generale Geoctroyeerde West-Indische Compagnie deser Landen, sich niet ongenegen en toont, om op soodanige gronden en andere fondamentele en onveranderlyke conditien de bescherminge en den opbouw van de voorsz. Colonie van Suriname, door de Heeren Staten van Zeelandt eenige Jaren geleden, ondernomen, ten besten van dese Landen en van de gemelte West-Indische Compagnie verder voort te setten en soo mogelyck, onder de genadige toelatinge en zegen van Godt Almachtig, tot het gewenscht en beoogmerckt eynde te brengen: SOO IST; dat Wy mede considererende, dat het voordeel ende welvaren, dat ingevalle van verhoopt succes van deselve Colonie sal proflueren, door accres van Commercie ende Navigatie, door het debit van veelderhande Manufacturen ende Vruchten, door het Manufactureren van de rouwe Waaren, de welcke van daer in Retouren herwaerts gebracht ende gemanufactureert wesende, wederom in andere Landen gedebiteert ende verhandelt werden, door den continuelen aenbouw ende reparatie van Schepen derwaerts varende, en van de Worm aldaer opgegeten wer-

[pagina 625]
[p. 625]

dende, door het aenqueecken van Zee-varent Volck en bequame Matrosen, ende uyt andere Hoofden meer sal komen, aen alle de Ingezetenen gesamentlyck, ende sulcks vervolghens aen den Staet selve, goedt-ghevonden hebben, gelyck Wy goedt vinden by desen, de voorsz. Colonie van Suriname, met alle hare appendentien en dependentien onder de conditien en fondamentele onveranderlycke Articulen hier na volgende te cederen en over te geven aen de gemelte generale West-Indische Compagnie deser Landen, om by de selve gheaenvaert te werden, met alsulken recht als de voorsz. Compagnie is hebbende op alle hare Conquesten, gelegen in de Limiten van den Octroye aen haer verleent, met dat onderscheydt alleen, dat de meer-ghemelte Compagnie ten eeuwigen dage niet bevoeght sal zyn, ofte vermogen eenighe de minste veranderinge te brengen in dat gene, het welcke by de volgende Articulen bepaelt ende gelimiteert staet, dewyle Wy de voorsz. Articulen gunnen, consenteren en accorderen, gelyck wy doen by desen, als een Octroy ofte Privilegie gegeven ten voordeele en tot gerustheyt van alle die gene, de welcke sigh op de voorsz. Colonie albereyts ter neder hebben gesteldt of noch sullen komen te begeven, sonder dat daer van oyt ofte oyt selfs by de Machten van dese Landen, ten nadeel van de Opgezetenen aldaer sal mogen werden gerecedeert.

Art. I.

‘Dat de Ed. Mog. Heeren Staten van Zeelandt de voorsz. Colonie van Suriname met haer Geschut, Amunitie van Oorlogh, ende wat des meer zy, mitsgaders alle vordere appendentien ende dependentien van dien, en in dier voegen, als de gemelte haer Edele Mog. de selve Colonie althans besitten, sullen overleveren aen de gemelte generale Geoctroyeerde West-Indische Compagnie; met dien-verstande, dat alle lasten ende voordeelen ofte profyten van de voorsz. Colonie, sullen komen ende begonnen hebben te lopen voor reeckeninge van de geseyde Compagnie, op den dagh dat het Octroy sal werden gearresteert, ende dat alle voorgaende lasten en gemaeckte schulden, het zy soldye van de Militie, Gagien ende Tractementen, ofte andere, uyt wat

[pagina 626]
[p. 626]

hoofde die soude mogen voor komen, ende van wat natuyre die soude mogen zyn, geen uytgesondert, ter verantwoordinge en lasten sullen blyven van de gemelte haer Ed. Mog., sonder dat oyt of oyt de voorsz. Compagnie ter sake van dien aengesproken en gemolesteert, ofte by eenigh Rechter als schuldigh sal mogen werden aengesien, en veel min geoordeelt.

Art. II.

‘Dat de voorsz. Compagnie gehouden sal zyn voor den tydt van tien achter een volgende Jaren, aen alle de Coloniers en Opgezetenen aldaer, indistinctelyck te verleenen exemptie en immuniteyt van alle lasten, waer mede althans beswaerdt zyn, uytghenomen alleen het Lastgelt van de Schepen, ende het Waegh-gelt, in voegen als het selve by het vierde Articul sal gereguleert werden tot voorkominge van frauden en disordres de welcke als nu ten merckelyken nadeele van de Colonie selfs aldaer in swang gaen.

Art. III.

‘Dat oock alle die genen de welcke hier na sigh op de voorsz. Colonie sullen komen ter neder te stellen, voor gelycke thien Jaren sullen hebben gelycke vryheyt en exemptie.

Art. IV.

‘Dat de voorsz. eerste thien Jaren ge-escouleert wesende, de gemelte Compagnie niet en sal vermogen oyt of oyt eenighe Lasten of Impositien op te stellen, ofte te heffen buyten die gene de welcke in dit Articul specifiquelyck staen ter neder gestelt, ten ware uyt noot ende te gelyckelyck met vry en liber consent van den Gouverneur ende den Politycquen Raet aldaer, de welcke mede ten dien eynde door de Coloniers selve, ende uyt de beste onder haer geformeert sal werden; ende namentlyck sal de voorsz. Compagnie noyt meer mogen trecken als drie guldens voor yder last dat een Schip groot is, voor uyt-gaen, en gelycke drie guldens voor in-komen, wegens het Last-geldt van de Sche-

[pagina 627]
[p. 627]

pen, ende voor de binne-lasten niet anders als vyftigh pont Suycker voor yder Opgezeten, soo Blancken als Negros, wegens Hooft-gelt jaerlycks, en twee en een half per cento van de waerde van alle Goederen, de welcke van daer na dese Landen sullen werden versonden, ofte aldaer verkocht wegens Waegh-gelt, sullende ten dien eynde, ende specialyck mede tot voor kominge van veele frauden ende disordres aldaer een of meer Wagen werden opgerecht, ende by yder Wage gestelt een bequame Keurmeester die de Suyckeren sullen moeten keuren, of die bequaem zyn om gelevert te konnen werden, ende sullen aldaer alle Goederen by betalinge ofte afleveringe t'elckens ende soo meenighmael als verkocht ofte van daer na dese Landen versonden werden, het voorsz. Waegh-geldt van twee ende een half per cento subject zyn, ende moeten werden gewogen en overgeslagen.

Art. V.

‘Dat de voorsz. Compagnie nu door dese overdracht Meester en Eygenaer werdende van de geseyde Colonie, niet en sal vermogen ten rigoureusten te procederen tot inning van de schulden, de welke aldaer wegens reets aengebrachte ende geleverde Slaven uytstaende heeft; maer dat tot gerustheydt van soodanige Coloniers, de welcke tot prompte betalinge onmachtigh zyn, de selve sal gedaen werden in drie termynen; yder van twaelf maenden, en waer van de eerste sal wesen verschenen twaelf maenden na dat de Compagnie in de reëele possessie van de gemelde Colonie sal wesen gekomen.

Art. VI.

‘Dat dewyle de gemelte Colonie niet wel kan werden voort geset, dan door middel van swarte Slaven ofte Negros, ende dat niemandt buyten de voorsz. Compagnie in dese Landen bevoeght is eenige Slaven te halen van de Kuste van Africa, alwaer alleen ingehandelt werden, soo sal de voorsz. Compagnie geobligeert zyn aen de geseyde Colonie jaerlycx te leveren sodanigen aental Slaven, als aldaer sullen wesen gerequireert.

[pagina 628]
[p. 628]

Art. VII.

‘Ende op dat tot bysondere voortsettinge van alle Wercken en Plantagien aldaer, een yegelyk Colonier of Planter, en soo wel de kleyne of onmachtigen, als de groote ofte machtigen van haer nodige Negros mogen werden voorsien, sal de gemelte Compagnie gehouden zyn de Negros, de welcke van tydt tot tyd sullen werden aengebracht publyck te verkopen, en by twee stuk t'effens op te veylen, wel-verstaende, dat de selve Compagnie om versekert te zyn van de voldoeninge van de prys die voor de voorsz. Negros sal werden uytgelooft, by het verkopen van de voorsz. Negros sal mogen bedingen sodanige sekerheyt als de selve sal oordelen tot haer gerustheydt dien-aengaende te konnen strecken.

Art. VIII.

‘Dat de betalinge der alsoo publyck verkochte Negros sal geschieden in drie termynen yder van ses maenden, gereguleert na de tydt dat de Suyckeren bequamelyckst gelevert konnen werden; des sal als dan de voorsz. betalinge precise moeten werden gedaen, ende by nalatigheydt van dien de gebrekige by wegen van parate executie, en sonder eenige Rechts-pleginge tot een effective voldoeninge gecompelleert werden; met dien-verstande evenwel, dat het den Gouverneur vry sal staen, ter requisitie van de Coloniers en Planters te verleenen provisionele surcheantie van de voornoemde executie, doch niet anders dan om merckelycke redenen, de welcke hen daer toe soude mogen brengen, en op speciale approbatie van de Heeren Bewindthebberen van de voorsz. Compagnie.

Art. IX.

‘Dat dewyle tot den aenbouw der voorsz. Colonie mede ten hoogsten nootsakelyck is, dat het getal der blancke Menschen aldaer, soo veel en spoedigh mogelyck geaugmenteert werde; soo sal de Compagnie besorgen, dat derwaerts uyt dese Landen soo veel Personen mo-

[pagina 629]
[p. 629]

gen werden getransporteert, als de voorsz. Compagnie sal konnen en bequaem wesen uyt te wercken.

Art. X.

‘Dat ten dien eynde alle Schepen uyt dese Landen derwaerts aenleggende, gehouden sullen zyn (indien de geseyde Compagnie sulks soude mogen begeren) yder twaelf Personen over te voeren, voor een somme van dertigh guldens voor yder Persoon, wegens transport en kost gelt te genieten, te korten aen haer Last-geldt in het uytgaen en inkomen half en half, twee Persoonen voor een, indien beneden de twaelf Jaren zyn.

XI.

‘Dat om de voorsz. Colonie krachtelyk en so veel mogelyk voort te setten, en om alle voordeelen, de welcke by verhoopt succes van de selve sullen komen af te vloeijen, te doen vallen in de schoot van de Coloniers en Planters aldaer, ende van de Ingezetenen van desen Staet, den Handel en Traffycque op Suriname, ende van daer indistinctelick liber en open sal zyn aen alle Ingezetenen van desen Staet, blyvende niet te min geobligeert in conformité van den Octroye van de voornoemde Compagnie, de selve Compagnie te erkennen, en aen haer by forme van recognitie te betalen het Last-geldt in het vierde van dese fondamentele Articulen ge-expresseert, en daer en boven te stellen cautie, van niet te sullen komen op de Kuste van Africa, ofte alle de Plaetsen alwaer de voorsz. Compagnie den Handel privative heeft, ende met uytsluytinge van de Ingezetenen van desen Staet, ende dat sy met de voornoemde hare Schepen en Ladinge wederomme in dese Landen sullen retourneren, sullen de voorsz. Schepen, het geseyde Last-gelt betaelt, ende cautie gestelt hebbende, aenstonts t'haerder requisitie aen hare Pasporten en Commissien, door de gemelte Compagnie geholpen ende ge-expedieert moeten werden, ten eynde in haer voorgenomen reyse niet mogen belet, ofte in faveur van andere Schepen opgehouden werden; daer en

[pagina 630]
[p. 630]

boven tot particuliere gerustheyt van gemelte haer Edele Mogende de Heeren Staten van Zeelandt, werdt mede vast gestelt, dat der selver Ingezetenen in 't gaen en weder-komen, en aldaer te Lande behouden sullen ten allen tyden de vrye en onbekommerde Navigatie, Commercie en inwoninge, sonder dat die oyt sal mogen werden gesloten, of in eeniger manieren hoger, swaerder, ofte meerder sullen mogen werden belast, gelimiteert, ofte in haer vryheyt bepaelt, als ten aensien van eenigh Ingezeten van Hollandt, ofte van eenige andere Provincie sal vermogen te geschieden, maar dat alles op het fondament van dit Octroy aen de Ingezetenen van alle de Provincien egael sal zyn, soo wel de lasten als de voor-rechten, sonder distinctie onder gelycke verbintenisse.

Art. XII.

‘Dat den Handel ende Vaert op ende van de voorsz. Colonie alleen, sal mogen geschieden directelyck uyt en na dese Landen, ende dat oock vervolgens alle de Vruchten, Waren, en Gewassen nergens heen, als directelick op dese Landen sullen mogen werden gesonden, mitsgaders ook alle Behoeften voor de voorsz. Colonie gerequireert, uyt desen Landen, ende nergens anders van daen derwaerts werden gebracht.

Art. XIII.

‘Ende op dat de voorsz. Ingezetenen derwaerts traffiquerende, gerust mogen gestelt wesen, dat sy in de voorsz. liberteyt van derwaerdts ende herwaerdts te navigeren, door de Schepen van de Compagnie niet en sullen werden geprejudicieert door de avantagien die de selve Compagnie aan haer eygen Schepen soude genegen mogen zyn te geven ende toe te brengen, soo sal de gemelte Compagnie by desen aennemen van geen meerder Schepen derwaarts te sullen senden als die gerequireert sullen werden en machtigh zyn, om de noodige Negros daer na toe te voeren, ende de Suyckeren ende andere Waren door den verkoop der voorsz. Negros, ofte door de opgestelde Impositien eygen geworden zynde aen de voorsz. Compagnie, van daer af te halen, sullende de voorsz. Compagnie geen Goederen van Particulieren in hare Schepen

[pagina 631]
[p. 631]

vermogen te doen laden en overvoeren, als alleen in die Schepen die Slaven daer hebben gebracht.

Art. XIV.

‘Dat de Koopluyden daer te Lande aengekomende wesende met hare Schepen en Goederen, sullen mogen gaen leggen op alle soodanige Plaetsen, als sy sullen oordeelen voor haer commodieust ende proffytelyckst te wesen, mits daer inne aen de Compagnie selve, ofte aen andere Opgezetenen geen belemmering komen te geven, en dat daer door de gemelte Compagnie in haer Impositien en Gerechtigheden niet en werde verkort, waer op den Gouverneur en Raeden seer exactelyck sullen hebben te reflecteren.

Art. XV.

‘Dat gelyck het yder een vry staet met syn Persoon, Familie, en Goederen in de voorsz. Colonie te komen, het oock alsoo sal wesen gepermitteert aen een yegelyck, de welcke alrede sigh daer ter neder gestelt heeft, ofte sal komen te stellen, ten allen tyden van daer te vertrecken met hare Slaven, Beesten, en verdere roerende Goederen, en dat naer soodanige andere Plaetsen ofte Eylanden als het haer sal believen, konnende tot het voorsz. transport, huuren, of koopen alsulcke Schepen of Vaartuygen, als sy tot haer voorsz. desseyn hen sullen oordeelen dienstigh te wesen.

Art. XVI.

‘Ende op dat de Coloniers ende Planters in Suriname, mitsgaders de Ingezetenen deser Landen met de selve commercierende, volkomen gerust mogen zyn, dat de voorsz. exemptien en privilegien effective sullen werden achtervolght en naergekomen; soo sal den Gouverneur ende den Politiquen Raedt, in voegen de zelve hier naer sullen werden aengestelt, gehouden zyn op haren Eedt te besorgen, dat daer jegens geen infractien komen gemaeckt te werden.

[pagina 632]
[p. 632]

Art. XVII.

‘Sullende den Gouverneur die 't hooghste gesagh sal competeren by de voorsz. Compagnie absolute aengestelt werden, mits de selve, ende ook syne Instructie by hoog-ghemelte haer Hoog Mogende werde gheapprobeert, en dat hem by de selve haer Hoog Mogende, en syne Hoogheidt den Heere Prince van Orange, de nodige Commissie gegeven sal moeten werden.

Art. XVIII.

‘Dat den voorsz. Politiquen Raedt sal bestaen ende gecomposeert wesen nu voor de eerstemaal uyt thien Persoonen, en by vervolgh van tyden naer het accrois van de Colonie, de inclinatie van de Ingezetenen, ofte om andere redenen op het welghevallen en goet-vinden van de voornoemde Compagnie moghen werden verhooght tot veertigh Persoonen incluys.

Art. XIX.

‘Sullende de voornoemde Raedts-personen uyt de aensienlyckste, verstandighste, en moderaetste onder de Coloniers, haer leven langh gegeduurende, tot de voorsz. Raedtsplaets beroepen werden, te weten door pluraliteit van stemmen van alle de Coloniers een dubbelt getal genomineert wesende, sal den Gouverneur daar uyt electie doen, waer inne by af-stervingh ofte vertreck tot suppletie gecontinueert sal werden, ter tyde en wyle het getal der Coloniers soo groot sal wesen, dat het selve niet wel als met een disordre soude konnen werden gepractiseert, als wanneer de Compagnie op approbatie van haer Hoog Mogende sal mogen ordonneeren, dat de nominatie tot de voorsz. suppletie jaerlycks op een vast-gestelden dagh geschiede door de overgebleven Raets-persoonen alleen; sullende echter de voorsz. veranderingh niet mogen werden gemaeckt, als naer dat het getal der Raedts-persoonen, ten minsten tot dertigh Personen sal wesen geaugmenteert.

[pagina 633]
[p. 633]

Art. XX.

‘Dat al-hoe-wel den gemelten Gouverneur in alle saecken soo Polityck als Militair het opperste gesag sal hebben, soo sal hy evenwel daer omtrent in saken van eenigh aenbelangh gehouden zyn den gemelten Raedt te convoceren, de saecke aldaer voordragen, ende in deliberatie leggen, en het besluyt formeren, soo en in dier-voegen als by pluraliteyt van stemmen oirbaer en dienstigh geoordeelt sal wesen, sullende sodanigh besluit, soo als het soude mogen leggen, door den voornoemden Gouverneur moeten opgevolgt ende getrouwelyck ter executie geleyt werden.

Art. XXI.

‘Behoudelyck nochtans, dat den gemelten Gouverneur, midtsgaders den Raed gesamentlyck, en yder in het bysonder in alle saken, in deese fondamentele Articulen niet specialyck gelimiteert en bepaelt, gehouden sullen zyn te obtempereren, ende op te volghen het bevel ende de ordres de welcke haer van tydt tot tydt door de gemelte Compagnie gegeven, ende geprescribeert sullen werden, ende dat op den Eedt by hun respectivelyck ten ingangh van hunne Bedieningen gedaen, en sulcks dat de voorsz. hare besluyten alleen plaets sullen hebben in alle saecken, de welcke in dese Articulen als Privilegien bevat zyn, en verders in alle andere saecken, waer omtrent den gemelten Gouverneur geen speciale last en ordre ofte instructie sal hebben bekomen.

Art. XXII.

‘Dat oock den voornoemden Gouverneur ende Raden sullen moeten vaceren tot het administreren van alle Criminele Justitie.

Art. XXIII.

‘Dat in reguarde van de Civile Justitie, afgesondert van het voorsz. Crimineel, de selve geadministreert ende waer-genomen sal werden door den gemelten Gouverneur, benevens ses aensienelycke en ver-

[pagina 634]
[p. 634]

standige Personen, om de twee Jaren daer toe op naervolgende wyse, het zy uyt het midden van den voorsz. Raedt, het zy uyt de Coloniers ofte Planters te verkiesen, sullende in dese, gelyck oock in de deliberatie van den voorsz. Politiquen Raedt, met de meeste stemmen geconcludeert werden, ende den gemelten Gouverneur niet meer als een stem hebben; dog in cas van egualiteyt van stemmen aen weder-zyden, sal met het advis van den Gouverneur geconcludeert werden.

Art. XXIV.

‘Dat de voornoemde ses Persoonen twee Jaren als Rechters en Raden van Justitie gedient hebbende, de eene helft van de selve sal moeten afgaen, om plaetse te maken aen anderen, dewelke haer in het voornoemde employ volgen sullen, om voor twee volgende Jaren benevens den gemelten Gouverneur, ende de drie aengheblevene Raden van Justitie de voorsz. Recht-banck te besorgen, sullende de voornoemde Raden van Justitie aengestelt werden als volght; namentlyck door den Gouverneur ende den Politiquen Raedt, by pluraliteyt van stemmen, voor de eerstemael twaelf Personen, en vervolghens van twee jaren, tot twee jaren, op den eersten dagh van January ses persoonen genomineert wesende, sal den Gouverneur daer uyt voor de voorsz. eerstemaal ses Personen verkiesen, en vervolgens voor de voorsz. twee tot twee jaren drie Personen, en uyt de oude Raden van Justitie mede drie Persoonen, om benevens hem als vooren voor twee Jaren Recht en Justitie te administreren.

Art. XXV.

‘Dat de voornoemde Raden van Politie van meerder rangh en respect sullen wesen als de voornoemde Raden van Justitie, doch dat in de voorsz. respective Collegien die gene onder de selve de preseance ende voor-rang sullen hebben voor de eerstemael die oudtst van jaren sullen zyn, ende vervolgens die eerst tot de voorsz. Digniteyten en Bedieningen sullen wesen beroepen, met die distinctie evenwel, dat in het voorsz. Collegie van Justitie, de Raden van Politie de welcke daer

[pagina 635]
[p. 635]

souden mogen werden beroepen, altydt uyt respect de preseance ende voor-rangh sullen hebben.

Art. XXVI.

‘Dat de voornoemde Raden van Politie en Justitie respective, de voorsz. hare Bedieningen sullen moeten waer-nemen, sonder daer voor eenige Weddens of vergeldingen te genieten, maer alleen uyt liefde ten besten van 't gemeen.

Art. XXVII.

‘Dat het onderhout van de Fortresse aen de Riviere van Suriname, midtsgaders het maken en onderhouden van alle vordere Fortificatien, by aldien sulcks bevonden soude mogen werden te wesen gerequireert, sal zyn ten laste van de voorsz. Compagnie, gelyck oock het Geschut, de Amunitie van Oorlogh. de Soldyen en het onderhoudt van 't Guarnisoen, ende alles wat relatie heeft tot bescherminge ende defensie van de voorsz. Colonie.

Art. XXVIII.

‘Dat de voornoemde Bewinthebberen sullen moeten besorgen dat de Coloniers ten allen tyden zyn voorzien van een of meer Bedienaers des Goddelyken Woordts, na dat de gelegentheydt van de Colonie het soude moghen komen te vereysschen, ten eynde de Coloniers ende de verdere Opgezetenen aldaer in de vreese des Heeren, ende de Leere ter zaligheyt geleydt ende onderwesen mogen werden, mitsgaders tot het gebruyck der Heylighe Sacramenten bequame occasie hebben, sullende de voornoemde Predicanten niet by de voorsz. Compagnie, maer by de Coloniers en Opgezetenen selve onderhouden werden, uyt een middel ofte fonds dat den gemelten Gouverneur ende Raden daer toe op approbatie van Bewinthebberen sullen mogen ordonneren en heffen.

[pagina 636]
[p. 636]

Art. XXIX.

‘Dat oock den voornoemden Gouverneur ende Raedt, op approbatie van Bewinthebberen sullen mogen stellen eenige kleyne en modicque lasten, tot verval van de noodige kosten van de voorsz. respective Collegien van Raden ende Rechters, mitsgaders tot onderhoudt van Kercken-dienst, Schoolmeesters en diergelycke, voor soo veel het selve soude mogen werden geoordeelt nootsakelyck of dienstigh te wesen.

Art. XXX.

‘Dat den voornoemden Gouverneur en Raden niet en sullen wesen bevoeght eenighe Impositien ofte Lasten te mogen stellen ofte heffen anders als op speciale approbatie van haer Hoog Mogende, en van de Heeren Bewinthebberen, ten eynde de gemelte Coloniers oock moogen wesen gerust ten respecte van de buyten-sporigheden, waer in de voorsz. Raden selve soude mogen komen te vallen.

Art. XXXI.

‘Dat den voornoemden Gouverneur sal wesen ghehouden Eedt van getrouwigheyt aen haer Hoogh Mogende, mitsgaders aen de Bewinthebberen van de voorsz. Compagnie te doen, en de voornoemde Raden ende Rechters gelycken Eedt, na seker Formulier daer van te beramen, in handen van den voornoemden Gouverneur; ende dat de de Soldaten Matrosen, ende verdere Bedienden, de welcke by de voorsz. Compagnie sullen werden gesoldoyeert en betaelt, alle aenghenomen en be-eedight sullen werden op en volgens de generale Articul-brief van de Compagnie; sullende alle de Opgezetenen ende Coloniers mede Eedt van getrouwigheydt aen den Staet en de Compagnie moeten doen op een Particulier Formulier, daer van insgelycks te beramen, na het exempel van de Eeden der Burgeren en Ingezetenen deser Landen.

Art. XXXII.

‘Laetstelyck, dat indien by experientie van eenighe Jaren soude mogen

[pagina 637]
[p. 637]

werden ondervonden, dat de voorsz. Colonie te lastigh soude vallen voor de gheseyde West-Indische Compagnie, soodanigh dat de Bewinthebberen ende de Hooft-participanten souden mogen oordeelen, dat het verder aenhouden van de voornoemde Colonie voor de selve Compagnie soude wesen seer nadeeligh en ruineus, in sulcken gevalle het de gemelte Bewinthebberen sal wesen gepermitteert, van de voorsz. Colonie by abandonnement af-standt te mogen doen, met alsulcken effect, dat den Staet omtrent de besorginghe van de voorsz. Colonie, als dan gehouden sal zyn ordres te stellen buyten de geseyde Compagnie.

 

‘Weshalven Wy ontbieden ende versoecken, oock lasten en bevelen allen en eenen ygelycken die dit eenigsints aengaen magh, dat sy van dit ons Consent en Octroy, en van allen den inhouden van dien, oock de vryheden ende exemptien, in voegen en manieren boven verhaelt, soo wel de gemelte West-Indische Compagnie deser Landen, als die gene die sigh als boven albereydts op de voorsz. Colonie hebben ter neder ghestelt, ofte zich noch souden willen ter neder stellen, doen, laten, en gedogen rustelyck, vredelyck, en volkomentlyck genieten ende gebruycken, sonder aen de selve, of hier tegens te doen ofte te laten geschieden eenigh hinder, letsel, ofte moeyenisse ter contrarie, want Onse ernstige meyninge sulcks is. Gegeven in den Hage onder het groot Zegel van den Staet, de Paraphure van den Heer presiderende in Onse Vergaderinge, ende de Signature van Onsen Griffier, op den drie en twintighsten September 1682. Was geparapheert, A. Gerlacius, vt. Onderstond, ter Ordonnantie van de hoogh-gemelte Heeren Staten Generael. Was geteeckent, H. Fagel. Hebbende onder uyt hangen het Zegel van haer Hoogh Mogende in rooden wassche, aan een rooden Zyden Bandt.

De Westindische Maatschappy, ziende welke zwaare kosten 'er tot het in stand houden deezer Volkplanting vereischt zouden werden, eer men 'er eenige merkelyke voordeelen van kon trekken, besloot, in 't Jaar 1683, dus korte maanden na de Colonie overgenoomen te hebben, twee derde

[pagina 638]
[p. 638]

deelen van dezelve aftestaan, van welke het eene door de Stad Amsterdam, en het andere door den Heere Cornelis van Aarssens, Heere van Sommelsdyk, tot denzelfden prys werd overgenoomen; behoudende echter de Algemeene Staaten de Oppermagt over de Volkplanting. De Stad Amsterdam, de Westindische Compagnie en het Huis van Sommelsdyk maaken dus gezamenlyk het Genootschap of de Societeit van Suriname uit. De Conditien tusschen de drie respective Leden van dezelve zyn te Amsterdam den 21sten May 1683 geteekend, luiden:

‘Conditien, onder de welcke de West-Indische Compagnie, de Stadt van Amsterdam, ende den Heer van Sommelsdyck in den eygendom, &c. van de Colonie van Suriname heeft geadmitteert en aangenomen.

‘Eerstelyck, dat de Stadt van Amsterdam ende den Heer van Sommelsdyck in de Colonie van Suriname yder voor een derde part sullen werden ingelaten.

 

‘Ten Tweeden, dat de Stadt van Amsterdam ende den Heer van Sommelsdyck, yder voor haar derde, de Compagnie met het tekenen van dit Accoort sullen ontheffen van de uytgeloofde ende reets betaalde Koop-penningen, van die tydt af te rekenen, als de selve aen de Provintie van Zeelandt zyn betaalt geworden, zynde voor yders rekeninge een derde van twee hondert en tsestigh duysent guldens.

 

‘Ten Derden, dat de Stadt van Amsterdam, noch de West-Indische Compagnie, noch den Heer van Sommelsdyck niet en sullen vermogen ymandt, wie hy oock soude mogen wesen, voor een gedeelte of portie in de voornoemde Colonie in te laten, veel min het geheel aan een ander over te geven, nemaar sullen gehouden zyn yder hare portie voor

[pagina 639]
[p. 639]

eygen rekeninge te blyven behouden; Ende by aldien ymandt der gemelte Socii evenwel niet langer in die Societeyt genegen soude mogen zyn te blyven, dat als dan daar over met de twee andere Socii sal gehouden zyn te concerteren ende handelen; Ende by aldien den anderen daarinne niet souden konnen verstaan, dat in sulken gevalle het sal staan ter arbitragie ende decisie van den Staat.

 

‘Ten Vierden, soo sal de Stadt van Amsterdam, ende de West-Indische Compagnie, en den Heer van Sommelsdyck, yder voor haar derde, moeten contribueren in alle onkosten en lasten, gene uyt-gesondert, die van tydt tot tydt door de nieuwe Societeyt sullen moeten gesupporteert werden; Gelyck de Stadt van Amsterdam, de West-Indische Compagnie, ende den Heer van Sommelsdyck yder sullen profiteren, pro rato van haar derde, in de voordeelen by den Octroye uytgedrukt.

 

‘Ten Vyfden, soo sal den Heer van Sommelsdyck aanstonts naar het tekenen van dit Contract, aan de Stadt van Amsterdam ende de West-Indische Compagnie gehouden zyn te stellen cautie, ten genoege van de selve, dat syn Edele syn derde in de voorsz. lasten ende onkosten promptelyck sal, fourneren ende opbrengen, mitsgaders oock voor des selfs getrouwe administratie.

 

‘Ten Sesden, dat den Heer van Sommelsdyck sal aannemen, selfs in Persoon voor Gouverneur naar de Colonie van Suriname te gaan; Ende gelyck syn Edele heeft gepraesenteert buyten eenige belastinge van de gemelte Societeyt, ende uyt liefde, sonder daar voor eenige vergeldinge te ontfangen; des dat ten laste van de Societeyt aan syn Edele Jaarlycks sal werden toegesonden sodanige quantiteyt Rynse en Franse Wynen, mitsgaders Speceryen, als de Societeyt honestement oordelen sal te behoren; Onder die expresse conditie nogtans, dat syn Edele, gedurende desselfs gantsche administratie of Gouvernement redenen van misnoegen hebbende gegeven, revocabel sal zyn, gelyck oock, in cas

[pagina 640]
[p. 640]

van satisfactie van syn Edele Gouvernement, by desselfs aflyvigheyt op zyn Edele Descendenten (bequaam geoordeelt werdende) favorable reflexie, voor anderen, tot de successie, ende met preferentie sal werden genomen, in diervoegen, dat op die gene van Descendenten, dewelcke den Heer van Sommelsdyck, of by syn Edele leven sal nomineren, of by Testamente designeren, voor de andere sal werden gereflecteert, Edogh niet capabel geoordeelt zynde, reflexie werden gemaakt op d'andere syn Edele Descendenten, dewelcke capabel soude mogen wesen; gelyck oock in cas van de minderjarige Descendenten, op de selve (meerderjarigh geworden, ende capabel bevonden werdende) insgelycks met praeferentie voor anderen sal werden gereflecteert.

 

‘Ten Sevenden, sal dese nieuwe Societeyt bestaande in de Stadt van Amsterdam, de West-Indische Compagnie, ende den Heer van Sommelsdyk nimmermeer vermogen, eenige Schepen onder de limiten van de Compagnie om Slaven te senden, ook niet naar particuliere plaatsen, daar Slaven te bekomen zyn, omme die op Suriname te laten brengen, ende aldaar aan ymandt te verkopen, of vereeren, of wel voor sigh selven te houden, onder wat praetext het oock soude mogen wesen, maar sal ter contrarie den Gouverneur niet gedogen, dat ymandt, wat natie hy zy, ende onder wat praetext het zelve soude mogen wesen, aan de voornoemde Colonie eenig Slaaf of Slaven brenge, veel min die daar verkopen op poeene niet alleen van confiscatie van de voornoemde Slaaf of Slaven, ten profyte van de Compagnie maar selfs een boete ten lasten van den Gouverneur in der tydt, ter somme van vyftigh Stucken van Agten voor yder Slaaf, die bevonden sal werden met syn Edele kennisse en conniventie ofte oogluyckinge, buyten de Compagnie, na syn Ed. arrivement aldaar, aangebragt en verkogt te zyn, gelyck oock geen Colonier van ymandt, wie hy oock soude mogen wesen, eenige Slaaf sal mogen kopen, die volgens dit Contract, of anders, door de West-Indische Compagnie niet aldaar sal wesen aangebragt, op gelycke boete van vyftigh Stucken van Agten voor yder Slaaf: Dogh sullen die Sla-

[pagina 641]
[p. 641]

ven, dewelcke voor dato van syn Ed. aankomste op Suriname, buyten de Compagnie, aangebragt souden mogen wesen, onder het bovenstaande verbod niet verstaan werden begrepen te zyn; Ende in cas het mogte gebeuren dat ymandt van buyten inkomende, als Colonier sigh op Suriname souden willen ter neder setten met syne Slaven, dewelcke hy derwaarts quam met sigh te brengen, soo sal die Colonier gehouden zyn sigh te verbinden, dat hy in den tydt van een Jaar gene van die Slaven en sal verkopen, ofte aan eenig Particulier over doen, op sekere poene daar tegens te statuëren.

 

Ten Achsten, ende op dat de West-Indische Compagnie, ten aan sien van 't vorenstaande Articul, moge wesen gerust gestelt, soo sal den Fiscaal, ende die gene die van wegens de gedagte Compagnie tot haren kosten daar toe sal werden aangestelt, de agterhalinge ende calangie daar van moeten doen, op dewelcke den Gouverneur en Raden van Politie gehouden sullen zyn op haren Eedt regt te doen; Ende indien de Compagnie, des te rade werdende, van sodanige Sententien, als ter saacke voorsz. door den Gouverneur en Raden souden mogen gewesen werden, ten nadele van de selve niet tegenstaande by haar als by het hoogste Ressort werdt gevonnist, egter sal vermogen te provoceren aan den Hogen Rade in Holland: ende sal tot een praemie, soo voor den Aanbrenger, als den genen die de calange sal doen, werden toegelegt van yder vyftigh Stucken van Agten, die uyt de gemelte confiscatien effective sullen komen te procederen, yder vyftien Stucken van Agten.

 

Ten Negenden, dat, alsoo de Compagnie, ingevolge het VI Articul van den Octroye, gehouden is de Colonie van Suriname te voorsien van soodanigen aantal Slaven Jaarlycks, als aldaar sullen wesen gerequireert, en dat die last, door de inlatinge van de Stadt van Amsterdam ende den Heer van Sommelsdyck, komt over te gaan op de nieuwe Societeyt, soo sal de selve nieuwe Societeyt, by provisie voor den tydt van drie agter een volgende Jaren, ende na deselve drie Jaren soo lange,

[pagina 642]
[p. 642]

tot dat de meergemelte nieuwe Societeyt weder sal wesen gedesdomageert ende ontheft van de schade en verliezen, de welke in de opgemelte drie Jaren sullen komen te vallen, formeren een Cassa, in dewelke by de respective Leden van de gemelte Societeyt, yder voor een derde part, sal werden ingebraght sekere somme van penningen, uyt de welcke door Bewinthebberen van de West-Indische Compagnie in de respective Kameren op gereguleerde Tour-beurten sal werden gedaan, soo den inkoop van het Cargasoen, als de Equipagies van de Schepen, dewelcke tot het inhandelen van de op Suriname gerequireerde Slaven sullen van noden wesen, in diervoegen, dat de Societeyt geresolveert hebbende wat Equipagies gedaan sullen moeten werden, als dan by de Compagnie de Tour-beurten onder de respective Kameren sullen werden gereguleert, welcke als dan equiperende Kamer een bequaam Schip sal dispiciëren ende huren, mitsgaders formeren een Lyste van de Cargasoenen, ende van de Vivres en andere Equipagie-behoeften, met pertinente aantekeningen van de sommen, dewelcke daar toe van noden sullen wesen: waar na de Societeyt de selve ontfangen hebbende, sal besorgen, dat de gerequireerde Penningen uyt de opgemelte cassa in handen van de equiperende Kamer werden gebragt, dewelke wederom twee Maanden na 't vertreck van yder Schip de Rekeningen van de gedanen inkoop en Equipagie aan de Societeyt sal oversenden, ende ter handen stellen; Ende sal de opgemelte Societeyt de faculteyt hebben (des te rade werdende) op yder van de voorgedagte Schepen een Supercarga ten kosten van de selve Societeyt te mogen stellen; Ende op dat gene Slaven op Suriname mogen werden gebragt, dewelke aldaar niet wel souden konnen werden gedebiteert, soo sal deswegen tusschen de Compagnie ende de Societeyt by concert over een gekomen werden, dewelcke vervolgens op Suriname aangebragt wesende, door die gene die van wegens de Societeyt aldaar d'ordres sal hebben, onder het goetvinden van den Gouverneur, sullen werden verkogt aan de Inwoonders en opgesetenen van Suriname voornoemt: van dewelke aldaar aangebragte Slaven de West-Indische Compagnie van de Societeyt sal genieten en proffiteren voor yder Slaaf vyftien Guldens; Ende sullen

[pagina 643]
[p. 643]

de Retouren, soo van de Slaven, als van 't gunt uyt de Recognitien, aldaar te Lande vallende, sal wesen geprovenieert, met de gemelte Slaaf-Schepen van daar werden getransporteert naar dese Landen, ende aan de nieuwe Societeyt geconsigneert komen, ter plaatse van waar de gemelte Schepen uytgevaren zyn, omme door Bewinthebberen in de respective Kameren, alwaar de meergedagte Schepen komen in te vallen, voor reekeninge van de meer opgemelte nieuwe Societeyt verkogt, te gelde gemaackt, ende verantwoort te werden. Zullende van gelyke de verdere Retouren, ende dewelcke met de Slaaf-Schepen niet konnen werden overgevoert, met de eerste en gereetste Schepen herwaarts aengebragt moeten werden, in diervoegen, dat in cas van't aanleggen van Schepen aan Suriname, uyt verscheyde Provintien en Steden, alwaar Kameren zyn, den Gouverneur soo veel voorsieninge sal doen, dat de Suyckeren ende andere Waren van de Societeyt werden afgescheept naar de selve Provintien en Steden, met sodanigen egualiteyt als eenigsints doendelyck sal zyn; Verdagt wesende dat de Kamer Amsterdam in de administratie van de Compagnie komt voor vier negende parten, de Kamer van Zeeland voor twee negende parten, de Kamer op de Maze voor een negende part, de Kamer in 't Noorder-quartier voor een negende part, ende de Kamer van Stadt Groningen ende Ommelanden voor een negende part, ende sulcks sonder praeferentie van de schepen van de een of d'andere Provintie of Stadt, alles met addres ende ter directie als voren, ende sonder daar voor eenige provisie te genieten.

 

‘Ten Thienden, dat de Schepen, varende van en naar Suriname, haar Last-gelden sullen moeten betalen ter plaatse daar die uytvaren, ende invallen, wel verstande in die Plaatsen die onder Kameren resorteren, ende dat de Societeyt daar toe de nodige ordres sal stellen, waar toe de Bewinthebberen alvoren haar dienst praesenteren sonder provisie daar voren te genieten, van welck Last-geldt de gemelte Schepen van de Compagnie, aan Suriname voornoemt Slaven gebragt hebbende, altoos vry ende exempt sullen zyn.

[pagina 644]
[p. 644]

‘Ten Elfden, dat de directie van de voorsz. Colonie hier in Patria gehouden sal werden door Commissarissen van de drie respective Leden, namentlyck van de Stadt van Amsterdam, van de West-Indische Compagnie, ende van den Heer van Sommelsdyck, ten getale als yder sal konnen goet vinden, dewelcke gesamentlyck drie Stemmen uytbrengen, te weten voor yder Lith een Stem, ende met pleyn pouvoir de Colonie dirigeren, met de praesente besoigneren en concluderen, ende hare Vergaderinge houden binnen de Stadt van Amsterdam.

 

‘Ten Twaalfden, dat de voornoemde Gedeputeerden of Commissarissen niet en sullen vermogen tot laste van de Societeyt yets te trecken, 't zy over Tractementen of Declaratien: werdende aan yder van de Leden van de Societeyt gelaten, omtrent hare Gedeputeerden of Commissarissen daar omtrent te disponeren, als bevinden sullen te behoren.

 

‘Ten Dertienden, soo sal den Gouverneur, nogh gene Bedienden op Suriname, de Ingesetenen van de Provintie van Zeeland vermogen in hare Negotie en Vaart, &c. te incommoderen, of met swaarder lasten te belasten, ofte ergens nader te limiteren, ende hare vryheyt bepalen, meerder of strickter als eenigh Ingeseten van Hollandt, conform het XI Articul van 't Octroy, maar sal het Octroy in alle poincten naar gekomen werden, soo als het legt, waarinne geen overstemming plaats hebben sal.

 

‘Ten Veertienden, dat de Boecken van de selve Societeyt alle Jaren sullen werden gesloten en effen gestelt, ende dat het selve sal moeten geschieden ten langsten binnen de eerste ses Maanden daar na, omme alle verwyderinge ende verloop daarinne voor te komen.

 

‘Zullende dit Contract syn effect sorteren, ten ware het selve by den Staat wierde verhindert en beleth.

[pagina 645]
[p. 645]

Op welcke vooren-staande Conditien en Articulen de Heeren Mr. Jacob Boreel, Hooft-Officier en Raad, Mr. François de Vicq, Regerend Schepen en Raad, Mr. Isaack van Heuvel, Regerend Schepen en Raad, en Gilles Sautyn, oudt Schepen en Raad, als Gedeputeerden van de Stadt van Amsterdam: mitsgaders de Heeren Paulus Godin, Isaack Jan Nys, Commissaris deser Stede, Mr. Cornelis van der Merckt, Joan de Mey, Schepen en Vroetschap der Stad Rotterdam, ende Mr. Cornelis Keyser, Praesident Schepen der Stad Hoorn, als Gedeputeerden van de generale Geoctroyeerde West-Indische Compagnie, ende den Heere Cornelis van Aerssen, Heere van Sommelsdyck, &c. Syn geaccordeert ende over een gekomen, op huyden den 21 May, 1683. Ende in kennisse der waarheydt hier van gemaackt drie eens luydende Instrumenten, ende by de voornoemde Heeren ondertekent binnen Amsterdam.

 

De zeven Provinciën omme gemelde Societeit te gemoet te komen beloofden, uitgezondert Vriesland, kort daar na de kosten te zullen draagen van één Man van ieder Compagnie, op den Staat van Oorlog gebragt, tot bescherming der VolkplantingGa naar voetnoot(a).

De voorsz. Colonie, in plaats dat die, volgens 't Octroy van 1682, onder het opzigt en bestuur van de Westindische Maatschappy werd gesteld is, ingevolge de Resolutie van de Heeren Staaten Generaal in dato 5 October 1686, gebragt onder het opzigt en bestuur van de opgemelde Societeit. De Provincie van Zeeland gaf daar toe haare toestemming niet anders dan met deeze mids, dat geene persoonen in den Vaderlande, ofte in Suriname zouden werden toegelaaten tot eenige directie ofte bewind van de voorsz Colonie, die professie zouden doen van den Paapschen Godsdienst, ende dat vervolgens ook niemand van de Paapsche Religie part of deel in de voorsz, Societeit zoude mogen hebben ofte houden, nochte ook voor iemand anders in de voorsz.

[pagina 646]
[p. 646]

Societeit occupeeren, ofte eenig bewind, gezag, directie ofte administratie hebben: En voorts op dat vast vertrouwen, dat aan de beleedigde Ingezetenen van de hooggemelde Provincie in Eere en Goed behoorlyk en promptelyk reparatie ende satisfactie zoude werden gegeeven.

De Heer van Sommelsdyk hebbende aangenoomen, ingevolge van het VI Articul van de Conditien tusschen de drie respective Leden der Societeit, zelfs in persoon voor Gouverneur naar gemelde Colonie te gaan, zo werd den 4den Juny 1683, aan zyn Edele toegestaan drie honderd Man, onder drie Capiteinen a acht honderd Guldens, twee Lieutenants a vier honderd Guldens, twee onder Lieutenants a drie honderd vyftien Guldens, één Vaandrig a drie honderd vyftien Guldens 's Jaarlyks, en twaalf Sergeanten a drie Guldens en drie Stuivers 's Weekelyks Tractement; ook werd aan hem de verkiezing van die Officieren, zonder gevolg, gesteld. Hy vertrok dan derwaards op den 3den September 1683, met het Schip de Jonge Pieter, en kwam den 24sten November daar aanvolgende aldaar aan; stelde in 't begin van 1684, tot groot genoegen van de Ingezetenen, een Raad van Politie en Justitie in: en maakte voorts verscheidene nutte Wetten, om deeze Volkplanting in een bloeijenden staat te brengen: Hy verbood de Huwelyken en gemeenschappen met de Zwarten: gelyk hy mede de Wreedheid die sommigen aan hunne Slaaven pleegden; bedwong door vast te stellen dat niemand voortaan zyne Slaaven zoude mogen verminken, of met den dood straffen, maar zodaanigen, des verdiend hebbende, aan den Raad van Justitie moeten overleveren. Zyne gerechtigheid was onkreukbaar; en zyne vonnissen zonder aanzien van persoonen: waarom hy zeker Indiaansch Opperhoofd, over het dooden van één zyner drie Vrouwen, liet onthalzen. Men getuigt met reden, dat hy de Colonie, eenige Jaaren tot genoegen der Opgezetenen bestierd heeft: en van een edelmoedigen inborst was, hebbende een zonderlinge liefde voor den Godsdienst, achting voor de Godvreezenden en ieverig zynde om hen te beschermen en te begunstigen; gemeenzaam en weldaadig jegens een iegelyk: in tegendeel een grooten af keer hebbende van de ongebondenheid; waar door hy zich by de Soldaaten, aan de losbandig-

[pagina 647]
[p. 647]

heid en luiheid gewoon, gehaat maakte, te meer, wyl hy hen aan het werk stelde om Steen, en andere Materiaalen na de Werken te brengen.

Des niettegenstaande werden by hun Hoog Mogende veele beschuldigingen tegens hem ingebragt,Ga naar voetnoot(a) (mogelyk op aangeeven van sommigen, die niet wel konden lyden dat de zaaken, die onder de Zeeuwen zeer waren verwilderd, door den Heer van Sommelsdyk, die straf en streng van aart was, wederom in den rechten plooi gebragt werden: want de losbandigheid onder de Planters was zo groot, dat zelfs de naamen van recht en gerechtigheid, zo gemelde Heer schryft: by hen onbekend waren) als onder anderen, dat hy de Raaden van Justitie en Politie niet vroeg genoeg aangesteld, noch behoorlyk gekend had: het welk by gebrek van bekwaame stof geschiedde; wyl hy bevond by 't aankomen het Vlek Paramaribo te bestaan in zeven- of acht en twintig Huizen, meest Herbergen en Smokkelkroegen, uitgezonderd twee of drie, als dat van den Heer Commandeur Verboom, en die, daar eenige Officieren met hunne Vrouwen, en den Ontvanger huishielden: en dat de Plantagiën meestendeels door Directeurs, en wel veele Engelschen, geregeerd werden.

Dat de Opgezetenen hooger bezwaard waren, dan volgens 't Octroy geschieden mogt: is zonder grond: want volgens het IV Articul van het Octroy, vermogt hy twee en een half ten honderd eischen van alle Goederen, zo dikwyls als zy aldaar verkocht werden. Schoon naderhand, by Resolutie van hun Hoog Mogende, is verstaan, dat dit Recht maar zou betaald werden van de Goederen, die naar deeze Landen uitgevoerd werden.

Belangende het zenden der twee Paapsche Geestelyken, tegen 't oogmerk der Staaten, naar die Volkplanting, zullen wy, hoe de zaak zich heeft toegedraagen, in vol daglicht stellenGa naar voetnoot(b). De Heer van Sommelsdyk had eenige Penningen, tot opbrenging van zyne Quote in de Societeit, noodig, tot het opschieten derzelver bood zeker Koopman hier ter Stede, Philippo van Hulten, zich aan, een man

[pagina 648]
[p. 648]

van de Roomsche Religie: de Heer van Sommelsdyk aanvaardde deeze aanbieding, en stelde by zyn vertrek naar Suriname, deezen van Hulten tot zynen gemagtigden ter mede directie van de Societeit, voor zyn derde. Deeze Man schikt, uit een drist voor zyn Religie, twee Priesters, in waereldlyk gewaad, naar Suriname, die korts na hunnen aankomst stierven. Hier van maakte zyne Vyanden, en vooral de Zeeuwen, zo grooten ophef, als of de gantsche Colonie hier door in gevaar was. Waarop hun Hoog Mogende ordonneerden, dat die Priesters te rug zouden gezonden werden. De Heer van Sommelsdyk liet de Lichaamen der overledenen Priesters hier op weder opgraaven, en zond hun Gebeente naar Zeeland, met een Missive ingericht naar den barssen aart des Schryvers. Na sterke klagten hier over door de Staaten van Zeeland, werd door de Algemeene Staaten bevoolen, dat Gebeente naar Suriname over te voeren, en aldaar in haare voorgaande Begraafplaatzen weder by te zetten.

Dat hy den een boven den anderen zoude begunstigd hebben, in het waardeeren der Suikeren: bewyst te veel om iets te bewyzen, en kan om de algemeenheid niet klaar wederlegd werden.

Toen zyn Edele in de Colonie kwam vond hy, gelyk wy aangemerkt hebben, het Vlek Paramaribo te bestaan in zeven- of achtentwintig Huizen, meest Herbergen en Kroegen. Waarom hy twee sterktes deed stichten, naamelyk de Fortresse Sommelsdyk, zynde een reguliere Vesting, aangelegd, omtrent den Jaare 1685, volgens het Plan van den Heer Robbert Paauw, die veele Jaaren, als Ingenieur, in dienst van hun Hoog Mogende was geweest: de Onkosten tot de opbouwing van dit Fort zouden, ingevolge een Verdrag, tusschen den Heer van Sommelsdyk en de Politique Raaden gemaakt, by de Inwooners van Commewyne en Cottica gedragen werden, mids dat de Societeit op zich nam het maaken van een Steenen Poort, en verder het Garnizoen en Krygsbehoeften te bekostigen. Het andere bestond in een versterkt Huis met vier halve Bolwerken, aan de Para-Kreek, lang vyftig en breed byna twintig Voeten, twee Verdiepingen hoog, met behoorlyke Schietgaten zo voor Musquettery, als voor vier stukken Geschut, tegens de Invallen der

[pagina 649]
[p. 649]

Naturellen of Inboorlingen van 't Land welke meest bekend zyn onder de naamen van Bokken of Indiaanen, met dewelken men in Oorlog was; die de Colonie zeer ontrustten en toen ter tyd zo magtig waren, dat zy de gantsche Westzyde van de Rivier van Suriname hadden afgeloopen. Om hen te beteugelen, heeft zyn Edele in 1684, verscheidene Togten gedaan, en in den eersten Togt vyf hunner Plantagiën of Dorpen aan de Oostzyde van Copename verwoest; doch geen Indiaanen kunnen gevangen krygen: gelyk hy mede vervolgens hen, die in Copename en Sarameca woonde, met hulp zyner Indiaanen, die met hem in bondgenootschap stonden, bestookte. Doch toen deeze zoo hier door, als door den aangroei der Colonie, verder landwaards in weeken, en niet in staat waren onze magt te wederstaan, heeft gemelde Heer Gouverneur een voordeelige Vrede en Vriendschap met gemelde Indiaanen gemaakt, waar by de drie Natiën van Caraïben, Waroes en Arowakken voor Vrye Lieden werden verklaard, die nooit, dan om Misdaaden, in Slaverny zouden werden gebragt. Dus nu niet meer van hen te duchten zynde, is sedert dit Huis vervallen en thans byna niet meer bekend. Naderhand sloot hy ook een Vrede met de Boschnegers van Copename. Ook zyn, geduurende zyn Edele Gouvernement, by Gouverneur en Raaden verscheidene heilzaame Resolutien en Placaaten genoomen en gemaakt, behoorende tot het huyshoudelyke daar te Lande; gelyk mede vastgesteld werd, dat alle kleine Zaaken tusschen de Ingezetenen onder de vyf honderd Ponden Suiker, by een Raadsheer in zyne Divisie, zouden werden gedecideerd zonder Appél. Vervolgens werden ook opgerecht een Weeskamer, en een Desolate-boedelkamer door Weesmeesteren waar te neemen. De Heer van Sommelsdyk heeft dan met de Raaden van Politie de bestiering gehad over de Politie, en Crimineele en Civiele Justitie, zynde het Hof van Civiele Justitie eerst na zyn Edele dood, onder 't Gouvernement van den Heer van Scherpenhuyzen, aangesteld gelyk wy vervolgens zullen melden.

Op verzoek van den bovengemelden Heer van Sommelsdyk werd, op den 20sten July 1684, by de Staaten van Holland beslooten, het Gerechte van Amsterdam en verdere Gerechten deezer Provincie te volmag-

[pagina 650]
[p. 650]

tigen de Misdadigers in plaatse van in de Tuchthuizen op te sluiten te verzenden naar Suriname, om aldaar aan de gemeene Lands Werken als anderszins gebruikt te werden, mits alvoorens met Directeuren daar over te spreeken, en dat de kosten der overbrenging by den Gerechte zouden werden gedraagenGa naar voetnoot(a). Deeze Woeste Hoop, het lui leeven gewoon, beslooten, zich hunner Slaverny te ontstaan, en hadden ten dien einde zich weeten van hunne boeijens te verlossen; hier toe aangemoedigd door de geringe Bezetting, hun bestaan gelukte, en zy begaven zich met eenige Vaartuigen op de vlucht naar de Rivier de Oronoque, daar de Heer de Chatillon, Zoon van den Gouverneur, hen, met eenig gewapend Volk werd nagezonden, welke de meeste wederom bragt. (by die gelegenheid heeft de Heer de Chatillon de eerste Cacaoboom op Suriname gebragt). Doch naderhand heeft de Colonie zich van deeze verzending van Misdadigers, als slechte Ingezetenen, weeten te ontslaan.

Eenige tyd daarna werd door zyn Edele een Plan geformeerd tot het maaken van Waterwerken, en daar toe de Grond gelegd; welke vervolgens in stand werden gebragt, zynde de eerste geweest van Scherpenhuyzen en Basilier; waar door de Landeryen, voorheen onbruikbaar, zyn aangekweekt en de beste geworden.

Omtrent deezen tyd besloot de Heer van Sommelsdyk de Binnelanden nader te onderzoeken, en, was 't mogelyk, het Meir van Parima te ontdekken. Hy zond een Officier met vyf Soldaaten ten dien einde landwaards in, doch te vergeefsch: want eerst na zynen dood te rug gekomen, berichtten zy, dat hunne Boot was omgeslagen en het Dagregister verlooren; dat zy niets hadden vernoomen dan Wildernissen en wilde Menschen: zy waren geweest in een Rivier, Parima genaamd, die zy meenden in het Meir van dezelfde naam uit te komen: de Indiaanen hadden gezegd, dat zy nog maar twee dagreizens af waren van de Rivier Warari, en nog zes of zeven Dagen van de Rivier Akairica; dat die Rivier hen zou gebragt hebben tot daar de Eb en Vloed begon, en daar de Portugeezen woonden; voorts, dat zy meenden dat deeze Rivier in de Zuid

[pagina 651]
[p. 651]

Zee uitstortte. Doch by nadere ontdekkingen is gebleeken, dat deeze Rivier der Portugeezen, de Amazoone moet geweest zyn.

In den Jaare 1688, ontstond 'er eene gevaarlyke muitery onder 't Krygsvolk, die den Heer van Sommelsdyk het Leven kostte. By gebrek van toevoer uit het Vaderland, was men genoodzaakt geweest, het dagelyks deel der Soldaaten te verminderen. Dit had hen baloorig gemaakt, zo datze weigerden te werken indien zy geen meerder randzoen kreegen. doch de Commandeur Verboom stilde met goede woorden dit ongenoegen. Maar twee dagen daaraan, naamelyk op den 19den July van voorsz. Jaar 1688, wanneer de Heer van Sommelsdyk in een Laan van Oranjeboomen voor 't Gouvernement wandelde, hebbende by zich den Heer Commandeur Verboom, kwamen daar elf saamgezwoorene Rebellen half beschonken op een ongeschikte wyze, met hun geweer, en eischten meer en beter rantzoen van zyn Edele. Waarop de Gouverneur naar een Houwer tastte, om deeze baldaadigen te rug te dryven, doch toen hy den Arm ophief, schooten zy gelykelyk op hem aan, waar door hy zevenen veertig Wonden ontving, aan welken terstond overleed. De Commandeur Verboom, die anders wel by Krygsvolk gezien was, werd met eenen Kogel in den Buik getroffen, waar aan hy na negen dagen overleedt. Na dit moordaadig Bedryf, zyn de Rebellen gemarcheerd naar het Fort Zeelandia, het welk zy overmeesterden, aldaar stelden zy goede wagt, laatende ondertusschen tyd aan den Lieutenant Kouper om het doode Lichaam van den Heer Gouverneur in huis te doen brengen, gelyk de Heer Commandeur doodelyk gekwetst t'huis werd gebragt. Kort daar na zochten de Rebellen den Lieutenant Kouper te verrassen, welke gaarne het Magazyn zoude bewaard hebben, indien hy maar vyf of zes onbeschroomde Mans by hem had kunnen krygen, doch die niet kunnende vinden moest hy zich wel 'er van daan begeeven.

De Capitein Vredenburg het geval vernoomen hebbende begaf zich naar 't Fort om met de Rebellen te spreeken. Deeze schoten op hem en namen hem, neffens den Lieutenant F.A. de Rayneval, en den Secretaris de Graaf, op het Fort in arrest.

De Rebellen maakten zich voorts meester van 't Magazyn, en voorza-

[pagina 652]
[p. 652]

gen zich van Kruid, Lood en Levensmiddelen, terwyl een party van hen alle de Burgers ging ontwapenen, en de verdere Soldaaten en Ambachtslieden ordonneerde mede op het Fort in de Wapenen te komen, 't welk in 't kort geschiedde, alzo dat Volk daar van te vooren was onderricht. Dus vertoonden zich eerlang op de Fortresse honderd vyftig Man in de wapens, wanneer zy een ronde kring sloegen en uit het midden van hen een Oversten verkoozen, zynde een Hoogduitsch Trompetter (die, eenige Maanden te vooren, wegens Desertie gevonnisd was, om geharquebuseerd te werden, maar op voorspraak van den Commandeur en deszelfs Huisvrouw, vry raakte); voorts een Capitein, een Lieutenant, een Vaandrig, een Adjudant en vier Sergeanten; zy zwoeren vervolgens hun Opperhoosd te zullen gehoorzaamen, en malkander tot den laatsten droppel bloeds getrouw te blyven. De overige Militie daar mede niet te doen willende hebben, hieldt zich stil, dewyl ze niet magtig genoeg was, om de Rebellen te wederstaan.

Na deeze Verrichtingen zonden de Rebellen een deel Volks naar de Kreek Para om de Soldaaten, die daar op de Post lagen, aan Paramaribo te brengen gelyk zulks ook is geschied, niet zonder den Commandant van die Post te hebben misleyd. Met een bragten zy van daar twee Booten met Kruid.

Met denzelfden Vloed zonden zy eenigen af naar Surinau, alwaar omtrent twintig Soldaaten en verscheide Timmerlieden in't Bosch gecommandeerd waren, om die af te haalen; doch deeze zyn met den Korporaal de Rivier Suriname opwaards gevaaren tot by den Heer Baghman, wien zy hunnen dienst aanboodden.

Des nademiddags omtrent vyf Uuren werd het Lyk van den Heer van Sommelsdyk met staatsie op het Fort Zeelandia begraaven, onder 't losbranden van 't Kanon, en drie Salvo's uit het klein Geweer, die de Overste der Rebellen nog ordonneerde quasi ter Eere van zyn Edelheid te doen.

Van 't voorgevallene kreegen de Inwooners aan de Rivieren geen kennis, alzo de Rebellen alle de Vaartuigen die aan Paramaribo waren en nog daar na aankwamen, aanhielden; en de zaak zou nog langer onbekend

[pagina 653]
[p. 653]

zyn gebleeven, zo de Rebellen de goedheid niet hadden gehad, (mag men het goedheid noemen?) toetelaaten, dat een Bootje met eenen Brief aan den Heer Raad-Fiscaal naar de Rivier Commewine gezonden werd, om hem kennis te geeven van den droevigen toestand van zynen Schoonzoon den Heer Commandeur Verboom. Zy dwongen den Heer Secretaris de Graaf met dezelfde gelegenheid eenen Brief te schryven aan den Lieutenant Lohausen, die op den hoek van Commewine en Cottica met omtrent vier en twintig Man lag De Brief luidde:

 

MYN HEER,

 

‘De Militie van 't Fort alhier, (alwaar ik in arrest zit) hebben my geordonneerd U Ed. te schryven, dat gy aanstonds op 't ontvangen deezes de Post van Cottica zult verlaaten, met al uw Volk alhier aan Paramaribo komen, en hebben my nog gelast U Ed. te zeggen, dat in zo verre gy niet wilt komen, zy U Ed. perfors van daar zullen doen af haalen. Waar mede eindigende verblyve.

 

Uw Ed. D.W. Vriend.

 

(Was getekend,)

 

A. de Graaf.

 

De gemelde Lieutenant Lohausen uit voorsz. Brief begrypende wat 'er voorgevallen was, liet terstond zyne Soldaaten, in zyne Kamer hun Geweer brengen, en gaf hen kennis van 't geen aan Paramaribo was geschied, welke Soldaaten hem gezamenlyk zwoeren getrouw te zullen zyn. De Korporaal op die Post liggende, ontving mede een Brief van zyne Makkers toegezonden, hem noodigende ten eersten af te komen, terwyl 't werk naar wensch was uitgevallen.

De Heeren Meunix en Abraham Pimper, zynde in de Kreek Commetuana, niet verre afgelegen van de gemelde Post Cottica, voorsz. tydingen vernoomen hebbende, is de Heer Muenix naar meergemelde Post

[pagina 654]
[p. 654]

vertrokken, en de Raadsheeren Gilles Muenix en Pimper de Rivier Commewine opgevaaren, geevende kondschap aldaar aan de Raaden Snelleman, Govert de Bruyn, Thyssen en Noording, en aan de verdere Planters tot boven aan de Rivier toe. Onderwyl had de Lieutenant Lohausen mede daar van tyding gegeeven aan den Raad Wobma in de Rivier Perica.

De opgemelde Raaden, ieder in zyne Devisie, de noodige orders gegeeven hebbende aan de Burger Officieren, zyn voort vertrokken, en op den 22sten July op de Post Cottica aangekomen, zynde deeze plaats verkoozen, alwaar de volgende nacht meest al het Volk aankwam, dryvende by voorraad de Schepen van de Schippers Ryks en Plas, op order af; welke Schippers daar toe zeer vlytig arbeidden, gelyk mede 's Lands Barken.

Ondertusschen hadden de Officieren en andere Societeits Bedienden, die op Zeelandia in arrest zaten, met de Rebellen genoeg te doen om hen gerust te stellen, alzo zy, door de geduurige dronkenschap, veel overlast van hen leeden. Doch de Officieren der Rebellen, ziende dat uit die dronkenschap ligtelyk hun totaal ondergang zoude kunnen spruiten, hebben doen publiceeren dat in geval bevonden werd dat zich eenige der Soldaaten in den drank te buiten gingen, hy zonder genaade zoude werden opgehangen: waar door dit onweer wat bedaarde.

Vrydags den 23sten July zyn de Heeren Raaden met de Militairen van Cottica, en met de Burgery van Commewine van gemelde Post voor den dag vertrokken, en nademiddags op de Plantagie Wiampibo, (toen den Heer Perduyn toebehoorende) liggende een Myl beneeden het Fort Zeelandia, aangekomen, dryvende mede af de gemelde Schepen en Barken. Dus bevonden zich op voorgemelde Plantagie zeven Raaden, mankeerende alleen de Raad J.F. Baghman, die aan de Rivier Suriname woonde, en aldaar met Sam: C. Nassy, Capitein der Joodsche Burgery, de noodige orders stelde.

Onderwyl waren de Slaafhaalder de Salamander uit de Commewine, en 't Schip de Sara door Jan Dronker gevoerd, uit Holland voor Paramaribo gearriveerd, en door de Rebellen in bewaaring genoomen.

Den zelfden nademiddag resolveerden de Heeren Raaden eenen Brief

[pagina 655]
[p. 655]

naar Paramaribo aan den Commandeur Verboom op te zenden, verwachtende, dat de Rebellen denzelven zouden onderscheppen en openen, en daar mede by den gemelden Commandeur gaan en dan Gezanten aan de Raaden zenden: ten welken einde, benevens den Brief, een Vry-geleide werd gezonden voor twee of meerder Persoonen, die de Rebellen zouden willen committeeren, welke Brief luidde:

 

EDELE MANHAFTE,
LIEVE GETROUWE.

 

‘Uit het Raport van den Heer Baghman verstaan hebbende het horribel feyt by eenige van de Militie ondernoomen aan den Persoon van zyne Excellentie onzen Heer Gouverneur, als mede het ongeluk aan U Ed. overgekomen, zyn wy daar over zeer aangedaan, en zodaanig, dat wy aanstonds met de Burgers in de wapenen zyn afgekomen tot redres van 't noodige om zulk enorme en schrikkelyke revolte te dempen. Met onze magt, aan Cottica komende, en de noodige ordres tot het aftrekken gesteld hebbende, kreegen wy zekere tyding, die ons eenigszins, na genoomene reflectie, tot moderatie moveerde, en by gevolg goed gedacht U Ed. deezen voor-af te zenden. 't Is ons onmogelyk te penetreeren de Acteurs van de begaane Crimineele actie by ontrouwe nog perfisteeren, en haar meester maaken van de Fortresse, violeerende de Authoriteit van haar Hoog Mogende, aan wie zy, als aan ons, den Eed van getrouwigheid hebben afgelegd. Wy willen gaarne op voorsz. tyding de zachtste kant kiezen, en antwoord op deeze onze Missive afwachten, waar inne wy ongevynsdelyk pretendeeren te verstaan, wat de misnoegde party haar intentie is, het zy tot het persisteeren in haar begaane kwaad, of haar aan onze genaade over geeven. Uw Ed. weet, dat wy liefhebbers zyn van recht en gerechtigheid ende vouleeren by haar recht te maintineeren, en de verongelykte, naar de Goddelyke en Menschelyke Wetten, (die ons aanbevoolen zyn,) onze autho-

[pagina 656]
[p. 656]

riteit en hulpe te bewyzen, op dat wy dan de Justitie naar behooren mogen handhavenen: zo willen wy gaarne aanhooren de redenen van dit haar doen. Ten dien einde geeven wy hier nevens vrygeleiden aan haare te deputeerden, om na gehoord relaas ons antwoord te verleenen t'haaren Gouverno. Op morgen vroeg met de Ebbe zullen wy hier op antwoord verwachten, en zo wy voor den Vloed de gerequireerde Gedeputeerden niet en bekomen, zullen doen 't geen ons te raden werden zal. Waar mede Edele Lieve, Getrouwe, wy U Ed. beveelen in de protectie des Alderhoogsten, en blyven

 

(Was geteekend)

Gillles Muenix,
Corn: Snelleman,
Gerrit Wobma,
Bastiaan Thyssen,
Nicolaas Noording,
Govert de Bruyn,
Abraham Pimper.

Ter zyde stond

 

Plantagie Wiampibo den 23sten July 1688.

 

Met welken Brief en Vrygeleiden de Predikant Keetelaar naar Paramaribo werd gezonden, met verzoek aan zyn Eerw: zo de Brief door de Rebellen werd aangehaald, hy met den Heer Commandeur mondelings zoude spreeken, en verder verneemen hoedaanig de zaaken zich aldaar gedroegen, om op zyn te rugkomst, daar van de Raaden te informeeren. En alzo de Inwooners van de Rivier Suriname van die van Commewine afgescheiden waren, liggende Paramaribo tusschen beiden, en ook het voornoemde Schip de Salamander in 't midden van de Rivier Suriname wel bewaard werd met Rebelle Soldaaten, en het echter noodzaakelyk was, dat men met malkander gemeenzaam handelde, zo werd dien zelfden

[pagina 657]
[p. 657]

avond door de Raaden een Brief, met een Corjaar met een Blanken en vyf Indiaanen, afgevaardigd aan de Heeren Baghman en Nassy, informeerende dezelven van hunne verrichtingen en verder voorneemen.

In den nacht kwamen aan op Wiampibo de Heeren Keetelaar, Perduyn, en Swart, mede brengende drie Gezanten van de gerebelleerde Soldaaten die terstond by de Heeren Raaden gebragt werden. Van deeze drie zou eene Colbreeker het woord voeren, maar zulks niet wel kunnende doen, en alle drie orders hebbende om by gemelde Heeren Perduyn en Swart te blyven, op dat zy in 't byzonder met niemand zouden spreeken, nam de Heer Perduyn 't woord op verhaalende het voorgevallene aan Paramaribo, en de redenen waaromme de Militie zich te buiten had gegaan, en vertoonde de Attestatien van de Inwooners van gemelde Hoofdplaats, de Randzoen-Reekeningen van tyd tot tyd door den Commies Ciprianus Cipriani geteekend, als mede het Accoord, 't welk die van Paramaribo met de Militie hadden gemaakt, naamelyk, dat haar beschikt zouden werden ƒ3500. voor die vertrekken wilden, in plaats van ƒ23000. en naderhand ƒ15000. die dezelve te vooren hadden geeischt. Hierop verzochten zy approbatie van de Heeren en sloegen voor, of zy Commissarissen of eenen Brief met hen naar 't Fort wilden zenden. Waarop hen beleefdelyk werd geantwoord, dat zulks niet noodig was, terwyl de Militie alreede met den Heer Verboom en verdere Officieren was geaccordeerd, en dat het de Heeren lief was, dat zy zo verre met den anderen waren verdragen, en wel gaarne zagen, dat zy zouden vertrekken hoe eerder hoe liever. Met welke en andere goede woorden en verder onthaal, (doch zonder eenige beloften,) zy Gedeputeerden zodaanig te vreden waren, dat zy zeer vergenoegd naar Paramaribo wederkeerden.

Toen werd de Heer Swart verzocht zich te begeeven naar de Heeren Baghman en Nassy om hen mondeling de voorneemens bekend te maaken, werdende hem aanbevoolen dezelven aan niemand anders te openbaaren, gelyk hy ook getrouwelyk heeft gedaan. En, op dat de Rebellen geen kwaade gedachten zouden hebben, zeiden de Raaden aan de Gezanten met een, dat terwyl de Planters aan de Rivier Suriname van 't Accoord niet wisten, het derhalve noodig was, dat de Heer Swart, be-

[pagina 658]
[p. 658]

nevens eenige van de Heeren, naar de Heeren Baghman en Nassy ging, om hen van de zaak kennis te geeven, op dat die Heeren met hun Volk aan 't Fort komende geene de minste vyandelyke attaque zouden beginnen. Waar in gemelde Afgezanten groot genoegen schepten.

Gemelde Heeren Swart en Perduyn, met dezelven naar Paramaribo vertrokken zynde, heeft Dominus Keetelaar bericht gedaan aan de Raaden wegens zyne verrichtingen aldaar, tot groote blydschap verhaalende onder anderen de groote verslagenheid onder de Militie, en de vreugde der Burgeren veroorzaakt door de aannadering der Raaden, en der Inwooners van Commewine.

Het voorgemeld' Accoord gemaakt tusschen den Heer Commandeur Verboom neffens de verdere Officieren en Burgers aan de eene, en de Rebellen aan de andere zyde, is de strik geweest waar door deeze laatsten gevangen zyn, zynde zy van gedachten, dat zy daar genoeg aan hadden, daar de Raaden in tegendeel aanmerkten, dat het een afgedwongen Accoord was, afgeperst van gevangene Officieren en ontwapende Burgery, en ook maar van ééne plaats die alleenlyk de gantsche Colonie niet konde verbinden. Hadden de Rebellen de toestemming der Heeren Raaden noodig geoordeeld, zouden zy die mede hebben kunnen afperssen, met de Vrouwen en Kinderen der Burgers ook in 't Fort, onder hun geweld gevangen te brengen, waar door de Raaden in verlegenheid zouden zyn geraakt.

Op den Brief door den Raad aan de Heeren Baghman en Nassy geschreeven, kreeg men denzelfden nacht, of even voor den dag tot antwooord: ‘Dat zy bezig waren afte dryven met het Schip van Capitein Dronker, de Bark der Labadisten met twee Stukken, een Pont met twee Stukken, en verders de Tentbooten met omtrent honderd dertig Man, buiten nog een goed getal Creoole Negers: Dat zy zich bevonden een Myl boven Surinou, en met de volgende Ebbe anker zouden ligten, en zien te dryven tot Paramaribo, of zo verre het Ty het toelaaten zou; en dan daar de Resolutie der Heeren Raaden afwachten’.

's Morgens vroeg zag men 't Schip van Capitein Dronker afgedreeven. 's Nachts had gemelde Capitein de vier Soldaaten die 't Schip bewaarden,

[pagina 659]
[p. 659]

vastgekreegen en ondergejaagd, en was toen voorby 't Fort afgezakt. Hy boodt zynen dienst aan de Heeren Raaden, en leverde hen over de vier Soldaaten, die niet anders dachten of zy zouden aanstonds opgehangen werden, en waren niet weinig verwonderd dat in tegendeel zy met beleefdheid werden bejeegend, en ook terstond met een Tentboot, onder 't Commando van den Vaandrig Snelleman, naar Paramaribo te rug gezonden, met aanbeveeling, dat de Rebellen allen haast zouden hebben te maaken om het Fort te verlaaten en t' Scheep te gaan: het welk zy beloofden hen te zullen aanzeggen.

Omtrent een half Uur na dat zy opgezonden waren kwamen de Heeren Swart en Cipriani, nevens een Soldaat als Afgezant der Rebellen, die belast was de vier Soldaaten en hun Geweer op te eischen. Gemelde twee Heeren betuigden, dat het afdryven van Capitein Dronker byna iets kwaadts zou hebben veroorzaakt, Zy bragten mede een Brief van den Heer A. van Vredenburg, waar by hy, de gemelde vier Soldaaten en hun Geweer, op order van den Commandeur Verboom, opeischte, met last de Provisie die gemelde Capitein beloofd had voor de weg te gaane Soldaaten, aan den Commies Cipriani te leveren. Welke Provisien geleverd werden op Resolutie der Raaden, die echter niet goedvonden het Geweer van die Soldaaten te rug te laaten geeven.

Ook ontvingen de Heeren Raaden een Brief van den Heer van Vredenburg uit naam van den Heer Commandeur geschreeven, en gebragt door den Lieutenant De Rayneval: by welken brief bleek, dat de Heer Verboom en verdere Officieren verkeerdelyk in 't denkbeeld waren, als of de Raaden hun gedrag omtrent het maaken van het Accoord en in de verdere omstandigheden, hadden afgekeurd. De Raaden overtuigden den Heer de Rayneval van 't tegendeel, en gaven hem kennis van hunne voorneemens, met aanbeveeling die aan niemand anders te openbaaren, dan aan de Heeren Vredenburg en Kouper.

's Nachts om tien Uuren is by de Raaden gekomen de Lieutenant Arn: Kouper, met bericht hoedaanig de zaaken aan Paramaribo stonden, en bragt eenen Brief van den Heer van Vredenburg mede, met een ingesloo-

[pagina 660]
[p. 660]

ten Pardon-briefje dat de Heer Verboom had laaten afkondigen. De Brief luid:

 

‘EDELE ACHTBARE HEEREN!

 

Het heeft den Heer Commandeur belieft, dat dit Biljet zou werden gepubliceerd, en wy hebben aanstonds de goede vruchten gezien. Veele separeeren zich; en ik geloove dat het geen groot getal zal zyn, dat zich t'Scheep zal begeeven. Hier mede U Ed. Achtb: in Godes gunst beveelende blyve enz.’

 

(Was geteekend)

 

A. van Vredenburg.

 

Nog stond 'er by: ‘Verders is alles toebetrouwd aan den Heer Kouper.

 

De Pardon-brief was van de volgende inhoud:

 

‘Door order van den Heer Commandeur werd gepubliceerd eene generaale amnestie en vergiffenis, en vergeeving van alles wat tot dato is gepasseerd, en werd haar toegestaan te blyven of te repatrieeren naar haar welgevallen’.

Na dat de Raaden aan gemelde Lieutenant hunne meeninge bekend gemaakt hadden, is dezelve kort daarop weder vertrokken.

's Maandags den 26sten July 1688. informeerden de Raaden den Raad Baghman wat by hen vastgesteld was, onder anderen, dat zy den Heer W. de Bruyn naar Paramaribo zouden zenden, om de Fortresse op te eischen van de muitende Soldaaten: gelyk die Heer derwaards vertrok voorzien met den volgenden Brief:

 

‘Aan 't Garnizoen in de Fortresse Zeelandia,

 

Alzo ons door diversen uwer Gedeputeerden is verzekerd, dat de Fortresse op gisteren of ten langsten deezen morgen zoude ver-

[pagina 661]
[p. 661]

laaten zyn geweest, en uwe persoonen geembarqueerd, naar welken tyd wy met groote impatientie hebben gewacht, 't welk tot deezer uuren niet geschied zynde, hebben wy geresolveerd den Heer W. de Bruyn expres te deputeeren, met ordre om U aan te zeggen, dat wy niet langer kunnen wachten, maar begeeren, dat U 't Fortres aanstonds zult hebben te abandonneeren, en verders uwe persoonen te embarqueeren, op dat wy deezen dag met den Vloed nog possessie daar van mogen neemen. Waar op ons verlaaten, niet twyfelende of zult zulks observeeren. Ook verwachten wy, dat aan onzen Heer Gedeputeerde goed onthaal en korte depeches zullen gegeeven werden: doch de Fortresse overgeleverd zynde, zouden U nog wel langer in 't Schip, indien het nog niet gereed was, kunnen blyven, voor een of twee dagen’.

 

‘Actum in 't Campement op Wiampibo den 26sten July 1688.

 

‘Was geteekend door de daar zynde zeven Raaden.

 

Hierop volgde, dat de Schippers an Land kwamen met bericht, dat hun Volk niet zou vechten, of aan den Vyand gaan, ten zy hen verzekering gegeeven werd van 't geen zy vorderden by hunne Requesten. De Heeren Raaden werden het eens met de Officieren en Matroosen op deeze wyze: ‘Dat iemand gekwetst werdende genieten zou zodaanige Premie als by hun Hoog Mogende de Heeren Staaten was vastgesteld: doch zo men in gevecht raakte, en niemand gekwetst werd, zou men hen drie Maanden Gagie geeven: maar geen gevecht plaats hebbende, zouden zy te vreden moeten zyn met eene Vereeringe ter bescheidenheid van de Heeren’. Waarop de Officieren en Matroozen den Eed van getrouwigheid hebben gedaan, en toen wel gemoed waren.

De Heer Bourssen, Commies van de Westindische Compagnie, en twee Gedeputeerden der Rebellen kwamen bekend maaken, dat 'er groote oneenigheid was ontstaan in 't Schip de Salamander tusschen den Schipper en 't Volk, willende het Volk den Schipper niet op 't Schip hebben, noch met hem in Zee gaan; en dat de Heeren Broen en Bourssen met het Volk

[pagina 662]
[p. 662]

overeen waren gekomen, dat de Schipper, op een ander Schip, als Passagier, zou overgaan, en de Opperstuurman voor Schipper, en de Onderstuurman voor Opperstuurman zouden ageeren, en dat men zoeken zou naar iemand tot Onderstuurman. Waarop gehoord de Schippers Ryks, Plas en Dronker, en hen verzekerd hebbende, dat zulks maar voor een of twee dagen zoude zyn, (verklaarende de Heer Bourssen, dat de muitende Militie nergens anders na wachtte om zich te embarqueeren) en voorstellende 't groot voordeel daar uit te verwachten, als hebbende zo een trouw Man in 't Schip: heeft Schipper Ryks een van zyne Stuurlieden overreed op dat Schip over te gaan, die met een goeden moed over ging zo ras hy met gemelden Heer Bourssen geaccordeerd, en van de Raaden in 't byzonder de noodige onderrichting omtrent 't geen hy op de Salamander doen moest, ontvangen had.

Gemelde Commies had mede overhandigd aan de Raaden eenen Brief van den Heer van Vredenburg in dato 26 July 1688, op Zeelandia geschreeven, verzoekende van den Raad te mogen weeten, wat hy zou moeten onderneemen ten besten der Colonie; en meldende, dat naar zyne gissing, maar omtrent negentig Rebellen wilden vertrekken, doch dat zy zulks niet zouden doen ten zy hen vier Ostagiers werden gegeeven; dat hy niet van voorneemen was zulks toetestaan, ten waare Heeren Commandeur en Raaden zulks mogten ordonneeren: besluitende, dat men zich op het Volk, dat nu van de Muiters gescheiden was, tot nog toe niet moest verlaaten.

De Gezanten, die met den Heer Bourssen waren gekomen, hadden ook eenen Brief van de Heeren Kouper en de Rayneval, te Paramaribo den 26sten dito geschreeven, aan de Heeren Raaden, luidende:

‘De Militie alhier, welke op haar vertrek naar den Vaderlande staat, hebben ons alles geaccordeerd het geene, by 't bewuste Contract met haar aangegaan, bedongen is, en alzo zy eenigszins voor de Schepen en Volk beneeden liggende, bevreesd is van geattaqueerd te werden; zo heeft zy ons verzocht, tot haar volkomen Securiteit, mede te neemen drie a vier Burgers van de voornaamsten alhier, die zy zo lang verzoekt by haar te mogen houden, tot dat zy de Rivier Commewine

[pagina 663]
[p. 663]

gepasseerd zoude zyn, als wanneer zy haar dan zonder eenige verhindering van boord zoude laaten vertrekken. Van welke te doen wy zo veel in ons is haar hebben willen diverteeren, doch zy persisteerd by 't bovenstaande. Zulks wy hier op zullen afwachten het goed oordeel van U Ed. Achtbaare enz.

Waarop de Raaden aan de Gezanten mondelings antwoordden: dat het zeer onordentlyk zou zyn zo zy Burgers mede wilden neemen, en een teken dat de Militie niet ter goeder trouwe wilde vertrekken; maar dat zy, de Burgers tot beneeden de Commewine in haar geweld hebbende, met dezelven zoude kunnen doen wat zy begeerde, 't welk zy Raaden als dan niet zouden kunnen beletten: derhalve, en om andere redenen meer, hun verzoek niet konde werden toegestaan; en zo zy zulks ondernamen, men het opneemen zou als een nieuw gepleegde hostiliteit. De Gedeputeerden, na nadere overlegging, namen met die Declaratie genoegen verzekerende, dat zo zy een Stuurman kreegen, de Militie voor den nacht zou embarqueeren. Na 't vertrek van den Commies Bourssen, en der Gedeputeerden, kreegen de Raaden, met den komst van den Heer de Bruyn, antwoord van de muitende Militie op den Brief der Raaden haar door gemelden Heer de Bruyn gebragt, met opeisch van de Fortresse: zynde voornoemde Antwoord op Zeelandia den 26sten July 1688, geteekend, en in 't Hoogduitsch geschreeven: luidende in 't Nederduitsch:

 

‘ANTWOORD, op den Brief geschreeven van de Heeren Raaden:

 

‘Waarom dat wy niet zyn vertrokken, de schuld en is aan ons niet, dan het mankeerd aan den Commies Bourssen, en aan onze Paspoorten, dan zy hebben zo gaauw niet kunnen klaar komen, maar wy verhoopen deezen avond aan boord te gaan, om morgen vroeg af te dryven, en te vertrekken’.

 

Onder stond: ‘De groetenis van de gantsche Militie die geneegen zyn te repatrieeren’.

 

De Burgery begon vry wat te murmureeren, om dat de Raaden de

[pagina 664]
[p. 664]

zaak of hunne voorneemens zodaanig secreteerden, en haar geene de minste kennis daar van gaven. Derhalve, op dat alles zyn voortgang met eendragt en goedwilligheid zoude kunnen hebben, werd by de Raaden geresolveerd, dat de Capiteinen aan de mindere Officieren en verders aan de voornaamste Planters kennis van zaaken zouden geeven, met aanbeveeling aan de Capiteinen omtrent alles goede toezigt te neemen.

Even voor den avond ordonneerden de Raaden, dat alle de Burgers zich zouden embarqueeren ieder op zyn bescheiden Schip of Barken, terwyl de Heeren dachten, dat de muitende Militie, dien avond ingescheept zynde, mogelyk met den nacht nog zoude willen afdryven, en zo met de donkerheid zoeken te ontkomen, en zo niet, 's morgens voor den dag. Welke orders daadelyk werden opgevolgd, blyvende niemand aan Land dan de Heeren Raaden, Capitein van Hagen, T.R. van Hemert en de Lieutenant Lohausen. Welke Heer van Hemert, geweezene Lieutenant, te vooren aan de Raaden gepresenteerd had met veertig Vrywilligers die zich aan hem hadden aangebooden, aan boord van 't Schip van Capitein Ryks te gaan, en met hulpe van de twaalf daar zynde Soldaaten en Matroozen, het Schip de Salamander daar op de Rebellen waren, te attaqueeren: welke aanbieding, om zekere reden, niet aangenoomen, maar hy echter daar voor bedankt werd, nademaal het de Raaden alleen te doen was de Soldaaten die schuldig waren aan den dood van den Heer Gouverneur, en aan 't doodelyk kwetzen van den Heer Commandeur, in hun geweld te krygen, om dezelven naar verdiensten te straffen; en gemerkt het getal der Rebellen, die zich op voorsz. Schip de Salamander hadden begeeven, zeer sterk was, en zy wel geresolveerd waren om te vechten; hebben de Raaden, om de Ingezetenen en Kooplieden, mitsgaders de Schepen en Goederen niet in de waagschaal te stellen, goed gevonden Pardon te verleenen, aan alle die geenen die aan den dood van zyne Excellentie en aan 't doodelyk kwetzen van den Heer Commandeur niet schuldig waren. Ten welken einde de Heer van Hemert werd verzocht om aan de Rebellen zekeren Pardon-brief voor te willen leezen: 't welk gemelde Heer aannam nog dien nacht, zo als de Schepen en Barken afdryven zouden, te zullen doen. Derhalve gaven de Raaden aan

[pagina 665]
[p. 665]

hem een Commissiebrief ten einde voorsz. aan de Rebellen te vertoonen. De Pardon-brief luidde als volgd:

 

Wy Raaden van Politie en Justitie deezer Provincie van Suriname, Rivieren en Districten van dien:

‘Na genoomene reflectie op den toestand der zaaken raakende de rebelleerende Militie die zyne Excellentie den Heer Gouverneur hebben doodgeschooten en den Heer Commandeur doodelyk gekwetst, zo zyn wy te raade geworden onze Resolutie, aan alle en een iegelyk, die 't zoude mogen aangaan, te declareeren by deezen: dat onze oprechte mening is te pardonneeren, gelyk wy pardonneeren by deezen alle die geene die niet bevonden zullen werden handdaadig te zyn aan het doodschieten van onzen Heer Gouverneur voormeld, noch aan 't kwetsen van den Heer Verboom, dat is te zeggen, die op geen van beide hebben geschooten, noch haar Geweer gelost: want onze intentie niet anders is, dan de Schuldigen te straffen, gelyk het ons by de Goddelyke Wetten is aanbevoolen. En, op dat de Onschuldigen geen de minste mistrouwe op dit ons Pardon zouden mogen hebben, zo belooven wy onder Eede, en in de presentie Godes alle 't bovengeschreeven heiliglyk en onverbreekelyk te zullen onderhouden en naar te komen, andermaal verklaarende geen anderen te zullen straffen, als die haar Geweer op den voornoemden Heer Gouverneur en den Heer Verboom hebben gelost: mids dat die geene die wy ons Pardon in deezen zyn geevende haar Geweer met onzen aankomste tegens ons en onze Burgery niet en zullen opneemen, maar haar gewilliglyk by ons begeeven, zullende ten allen tyde, wanneer zy uit deeze Colonie willen vertrekken, aan haar daar toe de noodige Paspoorten verleend werden om te repatrieeren. Zo iemand hier inne contrarie zal bevonden werden, zullen dezelve Straffe onderworpen zyn, die wy tegens de Schuldigen en daaders van de Crimineele Actien zullen executeeren, en hoe meer de Schuldigen haar jegens ons komen te opposeeren, hoe zwaarder de straffe zal zyn: waaromme dezelven aanmaanen haar gehoorzaamelyk aan onze genaade overtegeeven.

[pagina 666]
[p. 666]

‘Aldus beslooten en gearresteerd deezen 26sten July 1688, aan de Rivier Suriname in 't Campement op Wiampibo.

 

(Was getekend,)

G. Muenix,
Corn: Snelleman,
G. Wobma,
B. Thyssen,
N. Noording,
G. de Bruyn,
Abrah. Pimper.

Nog diep in den avond kwam Capitein van Vredenburg van Paramaribo by de Heeren Raaden op Wiampibo brengende bericht, dat de Rebellen het Fort hadden verlaaten, en alreeds vyftig Man in de Salamander waren geembarqueerd, en dat de laatste, omtrent veertig in getal, in de Pont willende naar boord vaaren, het voorsz. Schip voorby waren gedreeven, en nu beneeden de Zaagmolen zich bevonden. Welke Tyding door den Heer Swart mede gebragt was aan de Heeren Baghman en Nassy. Eer men de noodige schikkingen kon maaken, om deeze veertig, afgescheiden van de anderen, te overmeesteren en dus hen gemakkelyker te kunnen dwingen, waren zy met een Voorvloed al aan boord gekomen.

Omtrent Middernacht zyn de Heeren Raaden vertrokken van Wiampibo naar de Schepen, zich plaatsende in dat van Capitein Dronker, om ieder een aantemoedigen; genaderd tot dichte by 't Schip der Rebellen lieten de opdryvende Schepen 't anker vallen, verwachtende het wedervaaren van den Heer van Hemert te verneemen, welke Heer, door de duisternisse de Schepen gemist hebbende, omtrent een Uur voor den dag aan boord van Capitein Dronker eerst te rug kwam, met bericht, dat de Rebellen hem toegestaan hadden zyne Commissie, en den Pardon-brief voorteleezen: dat zulks een groote neerslagtigheid onder hen baarde, doch eindelyk, na veele woordenwisselingen, verzochten zy, dat de Burgery

[pagina 667]
[p. 667]

met de Schepen niet verder mogte naderen om hen aan te tasten, verzekerende de Rebellen, dat zy met den dag Gezanten aan de Heeren Raaden zouden zenden.

De Gezanten met het aanbreeken van den dag niet komende, is door de Raaden bevoolen, dat de Schepen hun ankers zouden ligten, en de Schippers van de Barken mede aanstonds belast te gaan leggen dichte by 't Schip De Salamander, om, zo Capitein Ryks (tot Commandeur van deeze onderneeming benoemd,) voorsz. Schip begon te attaqueeren en aanteklampen mede aantevallen.

Inmiddels zyn de Heeren Wobma en Thyssen gevaaren voorby het Fort Zeelandia en 't Schip de Salamander naar dat van Capitein Adr: Dronker om een Mondgesprek te houden met de Heeren Baghman en Nassy. Wanneer zy van daar zagen, dat een Sloep afstak van voorsz. Salamander, roeiden zy naar gemelde Sloep, en bevonden dat daar in drie Gezanten der Rebellen waren, deeze namen zy in haare Boot over en voeren weder naar boord van 't Schip van Capitein Jan Dronker. De Heeren by elkander zynde, verstonden van de Gezanten, ‘dat de Pardon-brief der Raaden aan boord geleezen zynde, groote onsteltenis had verwekt, en dat de Onschuldigen geen straffe willende ondergaan; ook zich zelven niet in 't gevaar wilden stellen; en vervolgens zy gezamenlyk hadden geresolveerd de Schuldigen overteleveren; maar verzochten, dat door de Heeren mogte opgegeeven werden, wie zy begeerden te hebben en dachten schuldig te zyn, alzo niemand in 't Schip der Rebellen de Schuldigen durfde noemen, uit vreeze van ongemak, maar dat, zo de Heeren maar twee Persoonen noemden, die daadelyk zouden werden gezonden, welke de anderen dan wel zouden beklappen.

Daarop werd beslooten den Heer van Hemert wederom naar 't Schip der Rebellen te zenden, met twee van de gemelde Gezanten, om twee of drie opgegeevene Persoonen te gaan opeischen, en naar 't Schip van Dronker te zenden, en te bedingen, dat alle de Rebellen haar Geweer over gaven.

Midlerwyl zyn de Schepen van Plas en Dronker, met een doordringenden Wind tegen Stroom, zo dicht onder 't Schip de Salamander gena-

[pagina 668]
[p. 668]

derd, dat men met de anderen konde spreeken, liggende zo op zyde met de Ankers in den Grond; als mede de Barken daar dichte by geposteerd. Dit gaf zodaanigen schrik aan de Rebellen, dat zy den Heer van Hemert baden om te roepen, dat niet zoude geschooten werden, alzo zy willig waren alles te doen wat men begeerde. De Heer van Hemert riep toe aan 't Schip van Plas, dat 'er een Boot gezonden moest werden om 't Geweer aftehaalen, en Volk om bezit te neemen; brengende alle de Rebellen zo willig en haaftig hun Geweer, dat verscheide Stuks daar van over boord zyn geraakt.

Toen bragt men op 't Schip van Dronker twee Schuldigen, waar onder de eene Generaal der Rebellen was geweest, die, na onderzoek en bekendmaaking der andere schuldige Persoonen, in de Boeijen werden geslooten, en om de andere gezonden, die mede na onderzoek alle in de Boeijen geslooten werden, tot het getal van vyftien of zestien Persoonen. Welke Gevangenen getuigden, dat 'er nog zes of zeven aan Land waren, die mede by de Troep waren geweest, en geschooten hadden; welkers naamen zy opgaven. De Raaden zonden dan aanstonds een Expresse aan den Heer van Vredenburg met verzoek van de Beschuldigden te doen vatten: maar gemelde Capitein schreef aan de Raaden, dat de Militaire Discipline niet toeliet zulks te doen zonder kennis van den Heer Commandeur. Waar over de Raaden zeer verwonderd en aangedaan waren. Zy voeren na Land, na gegeeven order, dat de Burger-Capiteinen met hun Volk (verdeelende onder hen de Gevangenen) zich mede naar den Wal zouden begeeven, gelyk zulks geschied is. De Raaden gingen ten eersten den Heer Commandeur bezoeken, welke Heer als toen zeer ontstelt was door 't schieten der Schepen, toen de Burgers van hunne Schepen vertrokken.

De Capiteinen hunne Burgers aan Land in orde gesteld hebbende trokken naar 't Fort met gedachten de Gevangenen aldaar te doen bewaaren; maar voor de Poort van 't Fort komende, werd hen, zulks uit order van den Heer van Vredenburg, niet toegelaaten, maar hen aangezegd, dat zo de Burger-Capiteinen de Gevangenen wilden overleveren, men dezelven in 't Fort zoude ontvangen. Gemelde Capiteinen zeer misnoegd over

[pagina 669]
[p. 669]

deeze bejegeningen, te meer alzo dezelven weinig overeenkwamen met het geen de Heer Vredenburg, den dag te vooren, aan den Raad, geschreeven had, naamelyk, dat men zich op de blyvende Soldaaten niet vertrouwen moest, scheelde het niet veel, of zy zouden in 't Fort met geweld ingetrokken zyn, daar toe zy magt genoeg hadden: doch door tusschen-komst der Raaden, en om den Heer Verboom geen nieuwe onsteltenis te veroorzaaken werd de Burger-Capiteinen, door de Raaden, aangezegd wederom aftetrekken met de Gevangenen en met de Kist daar het Geld in was, en posteerden zich in zekere Huizen hen aangeweezen voor een Corps-de-Guarde.

De Heer van Vredenburg naderhand te voorschyn komende, gaf voor dat hy omtrent die zaaken gevolgd had de orders van den Heer Verboom. Dit kwam de Raaden vreemd voor; terwyl die Heer toen zy even te vooren by hem geweest waren, daar niets van gerept had. Zy antwoordden aan den Heer van Vredenburg, dat, onderstellende dat de Heer Commandeur dergelyke orders mogte hebben uitgegeeven, hy dan den Raad in tyds daar van kennis had behooren te geeven, die dan voorgekomen zou hebben de Burgery naar 't Fort te laaten trekken, en dezelve niet zou hebben blootgesteld om aldaar een Weigering te gaan haalen waar over de Burgers zeer gebelgd waren.

Dienzelfden Achtermiddag liet de Heer Commandeur alle de Raaden aan zyn Huis byeenroepen; deeze voor zyn Ziekbedde zittende, heeft hy aan hen een Verhaal gedaan van 't geen de Rebellen tegens den Heer Gouverneur en hem hadden ondernoomen, en gaf aan de Raaden in bedenking, of men de Rebellen Moordenaars zou kunnen straffen, uit reden, dat hy Commandeur, neffens de andere verdere Officieren en Burgers aan Paramaribo, met de Rebellen een Verdrag had aangegaan van dezelven te laaten vertrekken, voorslaande en geloovende, dat dezelven in Holland komende, gelyk zy gezwooren hadden derwaards te zullen gaan, haar verdiende straf wel zouden ontvangen. De Raaden antwoordden daar op, dat, dat Verdrag niet bestaan kon, als zynde gemaakt door hem en verdere Officieren, die in 't geweld der Rebellen waren, en door ontwapende Burgers, en dus gedwongen: dat zodaanig Accoord mede nul en van

[pagina 670]
[p. 670]

geen waarde was, als zynde aangegaan buiten de concurrentie van den Raad, aan wien de Regeering van 't Land toevertrouwd en bevoolen was: dat zy Raaden in voorsz. Accoord niet konden bewilligen zonder te zondigen, en een groote straf op den hals te haalen by God en haare Principaalen in geval zy de Moordenaars ongestraft lieten gaan: en dat die Moordenaars zich wel wachten zouden met het Schip in Holland te komen, en bereids geresolveerd waren te Duinkerken in te loopen.

Waarop de Heer Commandeur te gemoet voerde, dat alles aan de Heeren stond, en verhoopte, dat God hen wilde bywoonen met den Geest der Wysheid, om niet alleen de zaak wel uittevoeren, maar 't besten van het Land te betrachten, dat hy hen ernstelyk aanbeveelde. En niettegenstaande de Raaden wel wisten, dat in dergelyk geval, het Oppergezag in de Colonie hen toekwam, vonden zy echter raadzaam het gevoelen van den Heer Verboom daar over te hooren, die dan in korte woorden te kennen gaf, dat het Zonneklaar was, dat niemand alhier boven de Raaden zich opwerpen kon, en alles aan hun Regeering toevertrouwd bleef; doch recommandeerde den naasten Officier van rang in de Militie, (zo de Raaden hem bekwaam oordeelden,) in het Commando van de Militie te laaten. De Raaden betuigden dat zulks mede hun gevoelen was, en zy zulks zouden betrachten.

De Raaden tegens den avond vergaderd deputeerden eenige Leden uit den Raad om by den Commandeur te gaan, om hem te verzoeken in geschrifte te willen declareeren het geen hy mondelings gezegd had wegens 't Hoofd der Militie, naamelyk dat die zoude moeten staan onder den Raad. Welke voorziening de Raaden dienstig oordeelden, om alle twisten voortekomen, die na 't overlyden van den gemelde Commandeur mogten opreizen, in geval de Heer van Vredenburg als dan eenige pretentie daar jegens zoude willen formeeren, welke weggenoomen zou werden door vertoon van zodaanig een Schriftelyk Declaratoir van den Heer Verboom. Doch deeze Heer werd door die Gedeputeerden gevonden buiten staat en kennis, gelyk hy ook 's anderen daags den 28sten July 1688, gestorven is.

Wanneer des Donderdags den 29sten van gemelde Maand het Lyk

[pagina 671]
[p. 671]

van dien Heer begraaven zou werden, werd zeer in twysel getrokken de wyze op welke de Lykstaatsie gereguleerd zou werden, want de Militie, mistrouwende de Burgers, zouden de Officieren gaarne gezien hebben, dat de Burgers achter het Lyk zonder Wapens in 't Fort zouden volgen, of wel, met hunne Wapens trekkende, voor de Poort van 't Fort blyven staan. Doch om de zwaarigheid en alle misverstand uit den weg te ruimen, werd by den Raad goedgevonden, dat de Burger-Compagniën het Lyk niet zouden volgen, maar voor haare Wagthuizen in orde gerangeerd staan, en aldaar zo veel Decharges doen als in 't Fort zouden werden gedaan.

De Burgers vertrouwden aan hunnen kant de overblyvende Militie niet, noch minder terwyl onder dat Volk zich bevonden de beschuldigde, en door den Heer van Vredenburg niet overgegeevene Moordenaars, die in dienst bleeven. Om dan de Burgery gerust te stellen recommandeerden de Raaden de Burger-Capiteinen in hunne Wagthuizen goede en sterke wagt te houden, en niemand te vertrouwen.

Volgens Resolutie en Publicatie van den Raad werd op den 30sten July zynde Vrydag een Dank-Vast- en Bedendag gehouden, om God Almachtig te danken dat het Hem behaagd had de Ingezetenen te behoeden, en de Moordenaars en andere Rebellen in handen der Justitie te doen vallen zonder verdere Bloedstorting, en zyne Goddelyke Majesteit te smeeken 't Land van zulke en andere Bezoekingen te bevryden.

Op den eersten Augusty zynde Saturdag werd des avonds de dood aangezegd aan elf Rebellen, ten einde des Maandags daar aanvolgende te werden geëxecuteerd. Op dat niets de Executie mogte hinderen, hadden de Raaden aan de vyf Burger-Capiteinen de noodige orders gegeeven. 's Maandags ochtent werd aan de Misdaadigers hun Vonnis ter Gerechts-plaatse voorgeleezen, en vervolgens ter uitvoer gebragt, te weeten drie werden geradbraakt en acht opgehangen, onder welke laatsten de geweezene Generaal was, die door veele goede getuigenissen in plaats van geradbraakt te werden (zo als hy eerst verweezen was,) de Galg kreeg.

De Burger-Capiteinen aftrekkende van 't Gerecht, marcheerden met hun Volk, volgens order, naar de Vergaderplaats der Heeren Raaden, alwaar

[pagina 672]
[p. 672]

de Heer G. Muenix, als President uit den naam van den Raad, de Capiteinen, verdere Officieren en Burgery bedankte voor hunne zo goeden en willigen dienst in deeze omstandigheid betoond, niet twyfelende of zy zouden in alle gelegenheden, de nood vereischende, zich op dezelfde wyze gedraagen, werdende een ieder verlof gegeeven om naar hunne Plantagiën te vertrekken.

Hoe 't verder gegaan is met de Beschuldigden die ongestraft in dienst gebleeven zyn, en hoe de Heeren Raaden en de Heer van Vredenburg zich daaromtrent verder hebben gedraagen, is my niet voorgekomen. Alleen vind ik aangeteekendGa naar voetnoot(a) dat de overige zestig Man niet langer in dienst werden gehouden, en voor en na by vyf of zes naar Holland zyn overgevoerd en daar volgens beloften vrygelaaten.

Zo ras de Societeit in Holland de tyding van den dood van den Heer van Sommelsdyk ontving, bood dezelve het Gouvernement aan den Zoon des Overledenen aan: deeze toenmaals Heer van Chatillon, werd naderhand van Sommelsdyk genoemd; een Man beroemd door zyne zachtzinnigheid, Godsvrucht, en kennisse in de Zeevaart; welke, by alle Officieren en Gemeente bemind, eerst als Lieutenant ter Zee voor het Collegie ter Admiraliteit te Amsterdam, en eindelyk als Vice-Admiraal, onder het zelfde Collegie heeft gediend. Doch deeze Heer noch Mevrouw zyne Moeder konde daar toe niet bewilligen aangezien de moordaadige wyze op welke de Overledene was omgebragt. Waarop dan den Heer Joan van Scherpenhuizen tot Gouverneur van Suriname werd verkooren, en met een versterking van Krygsvolk en voorraadt van Oorlogs- en Mondbehoeftes naar de Colonie vertrok, neffens gemelden Heer Chatillon, die derwaards overging om de zaaken van zynen Heer Vader te redden.

Na dat de Heer van Scherpenhuizen zyne Commissie van hun Hoog Mogende verkreegen had, en de verdere Credentiaalen door de Directeuren van de Societeit van Suriname, in 't begin van de Maand January 1689, hem overhandigd, en de Oorlog tegen den Koning van Vrankryk reeds verklaard was, begaf hy zich zonder tyd verzuim aan boord van 't Schip

[pagina 673]
[p. 673]

De Princesse Royaal in Texel gereed liggende, en het Ys beginnende te schieten, geraakten zy gelukkig met de Schotsen in Zee, met een goeden Wind, in gezelschap van nog dertien andere Schepen. Omtrent Wight raakten tien van gemelde Schepen van de Princes-Royaal af by nacht door den duisterGa naar voetnoot(a). 's Anderen daags ontmoeten zy twee Fransche Terraneufsvaarders waar van zy den eenen namen, terwyl de andere, door een zwaaren Mist, het ontkwam. Doch 't voorsz. Prysje te log in 't zeilen zynde, en een zwaar Weêr opkomende hadden zy geen' tyd om zich van deszelfs ingelanden zouten Visch te bedienen, en lieten het zelve, na dat zy den Schipper en 't Volk daar uit genoomen hadden, achter-uitdryven. Den zelfden Nacht vervielen zy onder drie of vier Fransche Kapers, en dreef, tot hun ongeluk, dien nacht, één van de drie by gebleevene Hollandsche Schepen hen voor den boeg, en lag hen in dat harde weêr omtrent twee Uuren op zyde, wegneemende hun Boegspriet, Fokke-mast, de Puttingen van den grooten Mast, halve Bak en Galdery van achteren. Waarop zy des anderen daags nog tusschen twee der voorgemelde Fransche Kapers zeer reddeloos lagen, zonder dat zy de een den anderen konden aandoen. De Princes-Royaal was byna onbekwaam om de Reis te vervolgen. Doch gemerkt den slechten staat, waar in de Colonie van Suriname ten dien tyde was, en dat zonder een spoedig redres dezelve verlooren ging, konde de Heer van Scherpenhuizen niet besluiten, eenige Haven, ter verachtering van zyne Reis, te kiezen, hoewel de Bootsgezellen begonnen te morren, zendende den Bootsman, Constapel, en nog een anderen Onder-Officier in de Kajuit, terwyl gemelde Gouverneur, met den Heer van Chatillon, neffens Capitein Lohuyzen, en des Gouverneurs Secretaris aan tafel zaten. De Gouverneur vroeg hen, wat zy begeerden en wie hen aldaar gezonden had? Zy antwoordden, dat zy die geenen waren, die voor 't Volk, in tyd van nood, moesten spree-

[pagina 674]
[p. 674]

ken, en zeiden, dat niemand van de Bootsgezellen geneegen was, met zulk een ontramponeerd Schip in Zee te blyven, maar dat zy verzochten de eerste Haven de beste binnen te loopen. De Heer van Scherpenhuizen vroeg hen, of hy en zyn gezelschap, ook niet mede voeren, en zo wel als zy het leven te verliezen hadden; en voegde hen toe, dat zy onvoorzigtig waren, en de Galg, of de Nok van de Raa kwamen eischen; doch dat hy hunne onnozelheid inziende, hen deezen mislag vergeeven wilde, mids zy zich stil en gerust hielden, hun best deeden om 't Schip, zo veel mogelyk, weder in staat te brengen om te kunnen zeilen, enz. Waarop zy gehoorzaamende, in geschiktheid weggingen, en na gedaane verslag van hun wedervaaren aan 't Volk, hand aan 't werk sloegen, zodaanig dat het Schip, door den yver en bekwaamheid van den Capitein Dirk Willemsz. Kok, in omtrent veertien dagen tyds, met stompen en stengen zo verre in staat gebragt werd, dat men besloot de Reis, onder Gods zegen, naar Suriname voorttezetten, alwaar zy, zonder verderen tegenspoed op weg te bejegenen, omtrent den 8sten Maart 1689, voor de Rivier van Suriname aankwamen, en de Gouverneur aan Land op den 11den van voorsz. Maand ontvangen werd.

De Gouverneur van Scherpenhuizen vond, op zyne aankomst in Suriname, de zaaken aldaar zeer verward en in eene droevige omstandigheid. De Fortificatien in slechten staat; de Militie sedert den dood van den Heer van Sommelsdyk nog niet recht aan 't bedaaren; tusschen de Predikanten en Kerkendienaaren twisten en wanorde, waar door groote opschuddingen en morring onder de Ingezetenen veroorzaakt waren. Ook werd bevonden, dat Samuel Cohen Nassy, Capitein over de Joodsche Ingezetenen en Burgery, door een onvoorzigtig gedrag, met scherpe en ontydige Executien van boeten en breuken, tegens der Jooden Ceremonien en bekende Voorrechten, informeel op hunne Feestdagen te werk gelegd, zyne onderhoorige Joodsche Burgers en Geloofsgenooten zodaanig getergd en gaande gemaakt had, dat daar uit tusschen henlieden een groote ongeregeldheid en dusdaanige opstand gereezen was, dat 'er verscheide gekwetst werden en gevaarlyke moeilykheden zyn ontstaan. Welke Geschillen onder onze Geestelyken, met het invoeren van een ordentlyke Classicaale

[pagina 675]
[p. 675]

Vergadering, en de Wanorde en driftige Oneenigheden onder de Jooden, door een gewenscht Verdrag, t'eenemaal gestild en bygelegd zyn.

Het getal der Raaden van Politie en Crimineele Justitie niet volkomen vindende, verschoof de nieuwe Gouverneur de Raadsvergadering, en de Ingezetenen werden tegens den 5den April byeengeroepen, om een dubbel getal Persoonen te benoemen, tot vervulling van de opengevallene plaatsen.

De Raad van Politie, by wien, behalve de Crimineele Jurisdictie, tot dien tyd toe, ook de Bestiering van de Civiele Justitie, waargenoomen was, op den 5den April vergaderd zynde, werd door den Gouverneur en Raaden, na dat dezelven alle de toenmaals hangende Processen en Geschillen van Civiele Justitie beslist en afgedaan hadden, voor zo verre, wegens hunne genoomene moeite en goede diensten bedankt, om alzo vervolgens, naar luid en oogmerk van den Octroye, een byzonder Collegie van Raaden van Civiele Justitie opterechten.

Op den 18den van voorsz. April, koos de Gouverneur uit het dubbel getal Persoonen by de Ingezeten benoemd, het enkel getal tot de noodige vervulling der ontbreekende Raaden, welke Verkoozenen den gewoonlyken Eed afleiden en Zitting namen, waarna de Gouverneur en Raaden, in gevolge het XXIII. en XXIV. Art. van 't Octroy, twaalf Persoonen benoemden, om door den Gouverneur zes daar uit verkooren te worden, die benevens hem de Civiele Justitie zouden bedienen.

Verders heeft gemelde Gouverneur met de Raaden van Politie eenige Placaaten de algemeene Rust betreffende, gemaakt, en ter beslissing en bevrediging van kleine verschillen tusschen de Ingezetenen, een Collegie van Commissarissen van kleine Zaaken opgerecht, met een goed gevolg; als mede Opzichters der gemeene Weide aangesteld.

't Welk gedaan zynde, hebben de Gouverneur en Raaden van Politie zeer ernstig gebesoigneerd, om te onderzoeken welke zaaken ter beveiliging en ten beste der Colonie het meest drongen, en ten eerste bevorderd dienden te worden.

De Besluiten omtrent de Bescherming genoomen, waren op verre na niet werkstellig gemaakt, wanneer eenige dagen daar na, en dat wel op

[pagina 676]
[p. 676]

den 6den May, een Vloot van negen Fransche Oorlogsschepen en een Bombardeer-Galioot zich aan de Zeekust op deed, dewelke onze Bark, genaamd de Stad Amsterdam, die in den Mond van de Rivier op brandwagt lag, overviel en wegnam, met voorneemen om de onzen alzo onvoorziens te overrompelen. Doch de Ingezetenen, door een nadere en bedekte Brandwagt, in tyds gewaarschouwd, en onderricht zynde, dat tien Fransche Schepen door het zelve vernoomen waren, werd aanstonds Krygsraad gehouden, en daar in een heilzaam besluit tot eenen dapperen tegenstand genoomen.

Men liet dan het voorgemelde Schip de Princes-Royaal, met nog vier Koopvaardyschepen en twee kleiner Vaartuigen op de Rede liggende, tegen den Wal even boven de Fortresse Zeelandia ordentlyk ter bescherming van de Stad Paramaribo en ter verhindering van verderen optocht der Vyanden, rangeeren; terwyl ondertusschen zeven andere Hollandsche Koopvaarders vooraan in de Rivier Commewine by malkander geposteerd lagen, om de Franschen het opzeilen van deezen Stroom insgelyks te beletten.

Vervolgens werd het Kanon van voorsz. Fortresse, het welk als toen nog op den Grond lag, op de Affuiten en Roopaarden, voor zo verre men dezelven naar de kortheid des tyds, kon vaardig krygen, behoorlyk gemonteerd, en wyders de Schippers en Matroozen, die men op de Schepen kon ontbeeren, neffens de Ambachtsgasten, tot den dienst en regeering van 't Geschut in 't werk gesteld, gelyk men dan ook de noodige Handspaaken, Aanzetters, Lontstokken en Palissaaden had laaten kappen en aanbrengen, de Vaten met Leeftogt, die buiten 't Fort lagen, binnen gerold, en dezelven met Planken overdekt zynde, hier en daar op de Wallen tot Banquetten geplaatst: voorts waren eenigen Planken van de Huizen afgebrooken, om tot Beddingen voor 't Kanon te dienen daar 't van nooden was. Gelyk mede acht en zeventig Man onder den Capitein Swart, negen en zestig Man onder den Capitein Lucas Coudrie en vier en tachtig Jooden onder den Capitein Nassy, (welke laatste zich in den Opstand der Militie door zyne trouw en dapperheid bekend had gemaakt) op de noodige Posten werden verdeeld.

[pagina 677]
[p. 677]

Ondertusschen verscheen de Vyand met zyn Vloot in 't gezicht, sterk negen Oorlogsschepen, een Bombardeer-Galioot en verscheide kleine Vaartuigen, neffens de voorsz. Bark door hen van de onzen genoomen, en lieten het Anker vallen beneeden en buiten Schoots van de Fortresse Zeelandia, als wanneer een Brief van den Heer Du Casse, Admiraal der Vyandelyke Vloote, geschreeven aan den Heer van Chatillon, door een Indiaan besteld werd. In welken Brief gemelde Du Casse betuigde verblyd te zyn zulk een braaven Cavelier als den Heer van Chatillon in die gelegenheid te mogen ontmoetten, noemende denzelven Heere van Suriname, nevens eenige andere vlyende woorden en uitdrukkingen, en dat in meeninge om door zodaanige Eertitels en Beleefdheden den gedachten Heer van Chatillon, toenmaals nog jong zynde, op zyne zyde te winnen, en, zo 't mogelyk was geweest, daar door Tweespalt te verwekken. Doch welgemelde Heer van Chatillon, te edelmoedig en te getrouw aan de belangens van den Staat, als mede, hoewel jong van Jaaren, te kloek en te verstandig zynde, om aan zulke Vlyerye der Franschen het oor te leenen, zag in tegendeel het gezegde Schryven voor een vyandelyken List en snood Bedrog aan.

Du Casse dit bemerkende, alzo hy geen antwoord bekwam, besloot een Chaloup met een Witte Vlag naar de Fortresse te zenden, in voorneemen vermoedelyk, om het Fort te bespieden, en op te eisschen. Doch overdenkende in hoe slechten staat de Vesting was, en dat zy door de Vyanden niet zonder groot gevaar der Colonie konde bezigtigd werden, besloot men, om voor hen onze zwakheid verhoolen te houden, op voorsz. Chaloup te laaten kanonneeren. Welke Kanon Schooten hen zo na troffen, dat zy in verbaasdheid weder naar boord moesten keeren. Waarop zy des Zondags den 8sten May met hunne Vloot het Fort wat meerder genaderd zynde, begonnen hetzelve te bombardeeren, doch deeden voor dien dag geen schade. Des Maandags den 9den dito, als men hun rangeeringe en orders bemerkte, voorzag men onze Posten ter deeg met Volk, en het Gebed gedaan zynde, werd wyders op alles goede order gesteld, meerder Schildwagten uitgezet, en Brandwagten met Cano's op de Rivier, en 't Volk tot slaan aangemoedigd, dus wachtte men den Vyand af, die

[pagina 678]
[p. 678]

by dag onder 't Geschut der onzen niet durfde komen; maar 's avonds met donker en achtervloed wel gerangeerd dicht onder 't Fort ten Anker kwam, zonder dat de Ingezetenen, door de duisterheid eenig bescheid van hen konden verneemen, gelyk men dan ook daarom op hen niet kon kanonneeren: tot dat hunne Geschutpoorten geopend en lichten gezien werden en zy Vuur gegeeven hadden, onder 't roepen van Vive le Roi de France! De Ingezetenen daarop niet schuldig blyvende, antwoordden naar vermoogen met hun Geschut, en raakten dus te samen in zo hevig Gevecht, dat na twee en een half Uur slaans, de Vyanden genoodzaakt waren hunne Kabels te kappen, en met de Voor-Ebbe reddeloos af te dryven. De Ingezetenen hadden omtrent zes of zeven zo ligt als zwaar Gekwetsten van hunne kant. Hoeveel Volk eigenlyk de Vyand verlooren heeft kon men niet weeten; doch hun vreeslyk misbaar en gekerm, gaven genoegsaam te kennen, dat zy euvel te gast waren geweest: gelyk men ook kort naderhand veele Lyken, als mede Stukken van Masten en Stengen in de Rivier op en neêr vond dryven.

Dingsdags 's morgens den 10den lagen de Vyanden, zonder Vlaggen, zeer ontredderd, beneeden de Fortresse, buiten bereik van het Geschut, tegen den Wal gezet of gedreeven. Men zond eenige Chaloupen, met Musketiers voorzien, om in 's Vyands gezicht deszelfs gekapte en verlaatene Ankers op te visschen. Onderwyl werd aan ons Volk, door den geweldigen arbeid afgemat Verlof gegeeven om wat te gaan rusten. En vermids de Seinschooten, voor de zeven Hollandsche Schepen die in de Commewine lagen, om dezelven te verwittigen, dat alles in goeden staat was, nog niet gegeeven waren, nam de Heer van Chatillon, terwyl het Volk, als even gezegd, wat uitrustte, en niet by der hand was, op zich, die te doen lossen met het Kanon op de Battery, die door zyn Edele in 't gevecht gecommandeerd was geweest. Edoch het Kanon, zo als hy met zynen Kamerdienaar de Kardoes voor de tweede Seinschoot wilde aanzetten, by ongeluk te vroeg afgaande, werd gemelde Heer elendig en zeer gevaarlyk aan zyne Handen en Gezicht gekwetstGa naar voetnoot(a), 't geen de gantsche

[pagina 679]
[p. 679]

Colonie hertelyk smertte, zo om de loffelyke hoedanigheden van zyn Persoon, als om zyne onbezweeke dapperheid in de gedaane afweering der Franschen betoond; doch van welke Kwetsuuren hy echter is hersteld.

Des avonds naderde weder het Bombardeer-Schip, en hieldt tot middernacht aan met het inwerpen van Bomben; maar zonder schade van eenig belang. Des woensdags zynde den 11den der voorsz. Maand, waren de Franschen bezig met hunne Schepen te repareeren, en wederom in orde te brengen, om, zo men giste, te vertrekken. Doch van hunne oogmerken onbewust, hieldt men geduurig een wakend oog, en zond men gestaadig kleine Vaartuigen uit, om hunnen toeleg te bespieden. Donderdag den 12den 's morgens waren de Franschen afgezakt, en werden de Ingezetenen van hunne Brandwagt bericht, dat de Vyanden in den Mond van de Rivier Commewine lagen, om dezelve met hunne Schepen op te dryven.

Waarop de Coloniers beslooten hunne vyf Koopvaardyschepen, (dezelven met meerder Volk bemand en Ammunitie van Oorlog voorzien hebbende, neffens twee kleine Scheepjes, welke laatsten men ondertusschen tot Branders had klaar gemaakt) daar de Gouverneur van Scherpenhuizen zelfs op was, aan te brengen, en tot dicht by de Fransche Vloot te doen afdryven, ten einde, zo 't mogelyk was, hun voorneemen om de Rivier op te vaaren door 't gezicht dier Schepen te sluiten, en dien Stroom te beschermen. Deeze Schepen tot omtrent een Kanon-schoot van de Fransche Schepen ten anker gekomen zynde en de Franschen nog een andere Vloot van de Hollandsche Koopvaardyschepen in de Rivier Suriname gewaar wordende, terwyl zy aldus zich als bezet en op een tweesprong bevonden, zonder der Coloniers toeleg te weeten, hebben het gevolg daar van niet willen afwachten, maar zyn, tegens alle Zeemanschap, by duistere nacht in verwarring de Rivier Suriname uitgedreeven, en gelukkig in Zee geraakt, zo dat de Coloniers hen niet meer vernamen.

De Vyand aldus afgeslaagen zynde, was 'er een groote Vreugde by de aanweezende Schippers en Ingezetenen, welke laatsten daarop weder naar hunne Plantagiën zyn vertrokken, met belofte, na zo gewenschten uitslag,

[pagina 680]
[p. 680]

alles te zullen toebrengen wat tot voortzetting van de Fortresse en hunne eige bescherming noodig zoude zyn.

Kort daar na is één der gemelde Fransche Oorlogsschepen met vier en twintig Stukken en honderd zestig Man, benevens verscheide Capiteinen en andere Land-Officieren, (uitmaakende het Garnizoen van Cajenne, en weder naar Cajenne willende) beneeden de Rivier van Suriname, twee Maanden na dat zy de Colonie in maniere als vooren aangetast hadden, in het te rug zeilen naar Cajenne, op de Kust tusschen Copename en de Corentin komen te vervallen, zodaanig van honger en door moeilyke reize afgemat zynde, dat zy genoodzaakt waren zich te onderwerpen, en op goeddunken overtegeeven. Dewelke dan geherbergd, gespysd en vervolgens naar de Franschen Eilanden gezonden werden, onder beding en goede verzekering nochtans, dat zy de bovenverhaalde van de Colonie genoomene Bark, met alle de toebehooren van dien moesten te rug geeven; en voorts dat zy zouden vernietigen en vergoeden zodaanige Brandschattinge als zy voorheen in de Berbice hadden geeischt, en wy in de Beschryving van die Colonie verhaald hebbenGa naar voetnoot(a).

De Heer van Scherpenhuizen, vervolgens op deszelfs verzoek van het Gouvernement ontslagen, en door den Heer Mr. Paul van der Veen op den 14den May 1696. afgelost zynde, vertrok naar het Vaderland, met een Schip genaamd Brigdamme, toebehoorende de Westindische Compagnie, welk Schip op den 29sten Augustus deszelven Jaars, op de hoogte van 52 Graaden, bewesten het Canaal, door twee Fransche Kapers den eenen gemonteerd met veertien Stukken en honderd Man, en den anderen met twaalf Stukken, en twee Draaibassen en negentig Man, aangetast werd. Het Gevecht was scherp, en na zes Glazen, en tot den Avond geduurd te hebben, werden zy, door de duisterheid, gescheiden. Zy bleeven echter nog by het Fregat Brigdamme drie Dagen, als wanneer zylieden werden versterkt met nog twee kloeke Kapers, den eenen van twintig Stukken en twee honderd Man, en den anderen van zestien Stukken en honderd en dertig Man, die dan alle vier gelykelyk op voorsz. Fregat

[pagina 681]
[p. 681]

aankwamen; 't welk maar gemonteerd zynde met vier en twintig Stukken en zestig Man, waar van reeds tien zo dood als gekwetst, en het Scheepsvolk weigerende verder tegen zo een Overmagt te slaan, was men genoodzaakt te stryken en zich over te geeven. De Gevangenen werden te St Malo opgebragt, van waar het Volk naar Dinant in stricte Gevangenis werd gevoerd, terwyl ondertusschen de Gouverneur van Scherpenhuizen, neffens zyn Secretaris en Huisbedienden, in een Herberg te St. Malo bewaard werd, tot dat men hen den volgenden Dag toestond, onder het opzigt van een Wagt, en daar na zonder iemand by hen te hebben, door de Stad te mogen gaan waar het hen beliefde, en vervolgens, onder Borgtogt, hen toegelaaten werd om naar Rouan te vertrekken, en aldaar de orders tot een Paspoort van den Koning van Vrankryk aftewachten. De Heer de Gastines, Commissaris van de Marine, liet den Heer van Scherpenhuizen gedachte Paspoort op den 17den October bezorgen, en schreef aan hem met een. ‘Dat de Koning zyn Meester het voorsz. Paspoort aan hem gunde door gratie, ter oorzaake, dat hy zyne Onderdaanen, die in zyne handen gevallen waren, wel gehandeld had, doch dat hy anderszins reden zou hebben gehad, om, vermids het Cartel verbrooken was, hem tot eene uitwisseling tegens anderen te houdenGa naar voetnoot(a).’

Op de komst van den Heer van Scherpenhuizen in het Vaderland werd hy duidelyk gewaar het ongenoegen van de Societeit, over zyne Administratie en Gouvernement daar te Lande. Hem werden ter hand gesteld de Punten en ArticulenGa naar voetnoot(b) om zich daar op te verantwoorden, gelyk hy zulks gedaan heeft by een gedrukt Bericht en AntwoordGa naar voetnoot(c), waar heen de Nieuwsgierigen worden geweezen.

Kort na het overlyden van den Heer van Sommelsdyk, presenteerde deszelfs Douariere haare portie van Suriname, in den Jaare 1688, aan

[pagina 682]
[p. 682]

de Societeit over te doen: doch die aanbieding werd, in 1689, afgeslaagen. Haar Edele vond goed gemelde haare portie in de Colonie vervolgens te stellen in de bescherming van William den Derden, Koning van Groot Brittanien: en gaf den 12den February 1692, kennisse aan Burgemeesteren van Amsterdam, dat zy voorsz. portie aan den gemelden Koning van Groot Brittanien had verkogt, die het zelve ook had aangenoomen, gelyk blykt by Resolutien van de Societeit in dato 25 October 1691, en 28 February 1692. Deeze Koop moet nogthans naderhand vernietigd zyn; doch op welke wyze zulks is toegegaan, is my niet gebleeken.

Intusschen was de Heer Gennes met eene Vloot, waar onder aanzienelyke en welbemande Schepen, van Rochelle, in den Jaare 1695, uitgezeild, en zich in 't laatst van 1696, te Cajenne bevindende, van meeninge de gemelde Colonie van Suriname te komen aantasten; de Feroles, Gouverneur van Cajenne, had zich, mede aangebooden, om zich derwaards in persoon met een gedeelte van zyn Garnizoen te begeeven: maar van eenige Indiaanen, die van Suriname naar Cajenne waren vertrokken, vernoomen hebbende, dat 'er twee zwaare Hollandsche Schepen van zeventig Stukken te Suriname gereed lagen om eerstdaags uittezeilen, werd de Onderneeming gestaakt, niet willende te doen hebben te gelyk tegens de Schepen en tegens de SterkteGa naar voetnoot(a). De Oorlog weder ontstaan zynde met de Franschen, nu nog nader onderricht van de aangelegenheid en bloei deezer Volkplanting, werd aan den Vlootvoogd Jacques Cassard toegestaan dezelve een bezoek te geeven, gelyk hy tweemaalen in vier maanden tyds, onder het Gouvernement van den Heer Johan de Gover, heeft gedaan, de eerstemaal vruchteloos; maar de tweedemaal, op den 10den October 1712, voor de Rivier gekomen, dwong hy de Ingezetenen tot eene daadelyke en schielyke uitkeering van eene aanmerkelyke Brandschatting. Het zal, zo ik my vlye, den Leezeren, en vooral die in deeze Volkplan-

[pagina 683]
[p. 683]

ting woonen os belang en Familien hebben, niet onaangenaam zyn hier te vinden, een Verhaal van 't geen in die tyden is voorgevallen; zullende in myn Bericht volgen het geen in een zeer naaukeurig Dag-Register aangeteekend is.

Op den 8sten Juny 1712, werd men, door twee Kanon-schooten, gewaarschouwd, dat twee Schepen onzen buiten-Post gepasseerd waren.

's Anderen daags zyn eenige Schippers naar buiten gezeild om te verneemen wat Schepen 'er kwamen, onderstellende, dat het van onze Natie waren. Aan den Mond der Rivier komende, zagen zy een Schip, en een Bark naderen die kort daar na zeil minderden, en met het begin der Vloed voor de Rivier ten Anker kwamen. Dit gaf terstond achterdocht van Vyandelyke Schepen, om dat het niet te onderstellen was, dat welgezinden met den Voorvloed, hen zo voordeelig om by den dag in de Rivier te komen, daar zouden ankeren. Waarom gemelde Schippers ten eerste wederkeerden, en aan den Gouverneur kennis gaven van 't geen zy gezien hadden, en vermoedden. Dien zelfden Avond werden weder twee Schooten gehoort tot een Sein, dat 'er nog twee Schepen dien Dag de gedachte buiten-Post voorby gezeild waren.

Schoon, op den 10den Juny, de Vloed dienstig was, en men een wakkere Koelte had, kwam 'er geen Schip op, maar men verstond uit Indiaanen, dat 'er een Schip en een Bark voor anker bleeven liggen. Dit alles gaf aan veelen zwaarmoedige gedachten. 's Nademiddags zouden de Commandeur De Rayneval, en eenige Heeren naar beneeden vaaren om de Hollandsche Schepen (zo zy meenden) te gemoet te gaan. Aan den Waterkant komende zagen zy een Scheepsboot gereed om te vertrekken, en verzochten den Stuurman, dat, terwyl hy vooruitging, en een Zeilboot had, zo ras hy kennis kreeg welke Schepen het waren, hy hen te gemoet zoude komen. Het Gezelschap vertrok een half Uur laater, en beneeden komende, zagen zy de voorsz. Scheepsboot, de Zeilen neêr gestreeken, aan de zyde van 't Bosch op 't droog liggen. Verder vaarende kreegen zy het Schip en de Bark in 't gezicht, liggende beide aan de Mond der Rivier. Op hun naderen ligtte de Bark zyn Anker, en, onder een Engelsche Vlag, achter 't Schip, dat een Prince Vlag toonde, omzeilen-

[pagina 684]
[p. 684]

de, ging, aan de andere zyde van 't Schip, wederom ten anker. Nog verder afroeijende vernamen die Heeren nog drie zwaare Schepen, om den hoek, in Zee liggen, en bemerkten, dat het op 't Schip, dat in de Rivier lag, krielde van Volk. Alle deeze omstandigheden konden hen noch niet overtuigen, dat het Vyandelyke Schepen waren: zy verbeeldden zich, dat dit naaste Schip een Slaafhaalder was, die veele Slaaven aanbragte, en spoedden des te meer om daar aan boord te komen; doch eindelyk deed een Schipper van onze Schepen, genaamd Jean Thibeaud, dien de Commandeur mede genoomen had, hen begrypen, dat 't ligten van 't anker van de Bark, en het verre van een staan van de Masten der drie Schepen, die buiten waren, gelyk ook 't maakzel van 't Schip en 't getal Volk daar op, vaste tekens waren van Vyandelyke Schepen. Waarop men dan te rug keerde.

Ondertusschen, omtrent vier Uuren des nademiddags, bragt een PontvoerderGa naar voetnoot(*) aan den Gouverneur de tyding, dat de Franschen zyn Vaartuig hadden genoomen, en hy het met een Corjaar, ter naauwer nood ontvlucht was. Welke tyding werd bevestigd door eenen Planter, die naar Commewine vaarende, door een Neger, in 't Bosch staande, was toegeroepen, dat de Franschen aan den Mond waren, en een Vaartuig

[pagina 685]
[p. 685]

genoomen hadden waar uit hy was ontsnapt. Kort daar na kwamen nog twee Vaartuigen die mede berichtten, dat 'er verscheide Booten en Ponten genoomen en nog vervolgd werden door de Franschen. De onsteltenis onder de Ingezetenen werd groot, en nog grooter door het kermen der Vrouwen, die jammerden en uitriepen, of 'er dan geen Alarm zou geschooten werden, en door 't geschreeuw en misbaar der Slaaven, zoekende naar Vaartuigen om de Vrouwen en Goederen in veiligheid te brengen.

's Avonds ten zes Uuren kwamen de Raaden van Politie aan 't Gouvernement, daar de Schippers mede geroepen werden. Men besloot die aan te zeggen, dat men het Roer van 't Schip van Capitein Claas Kin, dat op den Wal stond, aan 't voorsz. Schip weder moest brengen, om met dat Schip welbemand, 's anderen daags af te dryven. Ten acht Uuren werd den Burger-Officieren order gegeeven om de Burgers in de wapens te doen komen, die alreeds gewapend waren.

De Commandeur en zyn Gezelschap, in het te rugkeeren, voor den Mond van Commewine komende, zagen in die Rivier een groot getal Vaartuigen afzakken, welke zy beschouwden voor Tentbooten en Ponten der Inwooners, doch verwonderd, dat 'er zo veelen op die plaats by malkander waren. De Franschen waren eerst van meeninge 't Fort Sommelsdyk aantevallen, maar van voorneemen veranderd, beslooten zy Paramaribo en 't Fort Zeelandia te verrassen en te overrompelen, gelyk daar na breeder zal werden verhaald. Voorsz. Gezelschap, zag kort daarop, een Vaartuig onder 't Bosch van daan komen, 't welk men alzo het omtrent donker was, niet wel konde bekennen. Uit dat Vaartuig werden op de Tentboot verscheide Snaphaan-schooten gedaan, zonder echter iemand te kwetzen. De Boot stak dwars af van 't Vyandelyk Vaartuig, en door 't snel roeijen der Negers raakte die buitenschoots, werdende in voorsz. Vyandelyk Vaartuig een Lantaarn opgestooken waarschynelyk tot een Sein voor hun Makkers. Door 't sterk roeijen aan de overzyde van 't Fort Zeelandia geraakt zynde; werd door den Commandeur viermaal uit zyn Snaphaan geschooten, om daar door voorsz Fort (zo 't noch niet ge-

[pagina 686]
[p. 686]

waarschouwd mogt zyn) te verwittigen, dat 'er Vyand in de Rivier was: doch is daar op geen acht genoomen.

Inmiddels had Mevrouw Glimmer des Commandeurs Schoonmoeder een Bootje met Slaaven uitgezonden, om te gaan zien of nu iets kon verneemen; 't welk schielyk wedergekeerd de tyding bragt, dat de gantsche Rivier vol met Fransche Vaartuigen was, en dat men aan de overzyde een Tentboot had hooren roeijen doch niet wist wie daar in was, ook was 't al anderhalf Uur donker geweest.

In 't oversteeken naar onze Schepen (die gemeenlyk voor Paramaribo, achter malkander, voor en achter vast liggen) werden de Commandeur en zyn Gezelschap, nog een veel grooter Vaartuig, gepropt vol Volk, gewaar, dat hen van dichte by, doch zonder Schieten vervolgde; welk Vaartuig zy, ter naauwernood, zyn ontkomen, zynde het zelve, wanneer zy voor den boeg van ons voorste Schip omroeiden, geen Steenwerp van hen af. Gemelde Commandeur riep daarop aan de Schepen: Mannen, Mannen! Schiet daar op, het zyn Franschen: gelyk dat Schip en de andere onzer Schepen, (liggende toen tien op de Reede voor Paramaribo,) op de Vyanden ten eersten schooten.

In dien tusschentyd was de Gevryde Corporaal Hendrik van Eyk, met nog acht of tien andere Burgers, langs den Waterkant over de Brug in den nieuwen Uitleg gerukt, zeggende, order of geen order, die my lief heeft volgt my na, en werd straks daarop van meer andere gevolgd, waarlyk heel wel te pas: want een van onze Scheeps-Capiteinen, genaamd Simon Lodder, ziende een Vaartuig zeer na aan Land, riep Burgers, Burgers daar komen zy, neemt waar, neemt waar. Waarop gemelde weinige Burgers zich daar bevindende, zich met roepen en commandeeren aanstellende als of zy ieder als Officier voor 't minsten eene Compagnie te beveelen had: 't geen van zo een gewenschten uitslag was, (daar by komende, dat de plaats daar de Franschen trachtten te landen weeke Modder was) dat de Vyand is afgedeinsd. Hier was 't dat zy voorgenoomen hadden voet aan Land te zetten met omtrent zes honderd Man in elf Vaartuigen, zo als men uit de Gevangenen, die daarna ontslagen werden, heeft verstaan.

[pagina 687]
[p. 687]

Des avonds even na acht Uuren werd men weêr gewaarschouwd door Seinschooten van onzen Post, dat 'er dien dag nog vier Schepen daar voorby gezeild waren.

Een Uur laater werd men van het Fort Zeelandia eenige Vyandelyke Vaartuigen gewaar, trachtende daar aantelanden, en dat op eene plaats daar 't Fort geheel open lag, zynde meest alle de Palissaaden weg. De Capitein Johannes Bley aldaar staande, liet drie Kanonnen met Scherp op de Vyanden losbranden met die uitwerkinge dat zy terstond afdeinsden; zynde deeze Vaartuigen, met welken men ondernoomen had Zeelandia te verrassen, (zo als men naderhand van de Gevangenen vernoomen heeft) twaalf in getal geweest met ongevaar zeven honderd Koppen bemand; die dan allen afweeken naar de overzyde van de Rivier, zynde de andere elf die het met byna zes honderd Man buiten by den nieuwen Uitleg onderstaan hadden, daar ook aangekomen, alwaar zy allen voor Dreggen bleeven liggen, tot byna hoog water, vragende de een aan den anderen naar hun Opperhoofd Cassard, die, zo het scheen vermist werd; doch werden hem schielyk, verre beneeden het Fortres, aan het opsteeken van twee Lantaarns, gewaar; wanneer alle de Dreggens te gelyk werden geligt, en zyn zy zo gezamenlyk in stilligheid naar beneeden gezakt.

's Nachts ten elf Uuren werden eerst de Seinschooten van allarm van de Fortresse Zeelandia gedaan, om de Ingezetenen in de Rivieren, in gevolge van 't Reglement, te waarschouwen, om zich te wapenen en naar 't Fort te begeeven: over welk lang wachten om die Seinschooten te doen niet weinig werd gemurmureerd.

Saturdag ogtend (den 11den Juny) kwam een gedeelte der Ingezetenen in de Rivieren woonachtig te Paramaribo aan, en werd's avonds de Burgery aangezegd, dat een gedeelte derzelve zoude staan aan den Waterkant op en over de Brug in den nieuwen Uitleg, en een gedeelte in twee Huizen geplaatst in twee Achterstraaten, die beide in de gemeene Weide uitkomen.

Daags daar aan werden langs den Waterkant door de Burgery, uit eige beweeging, eenige voordeelige plaatsen uitgezien, om eenig Geschut te kunnen planten, en daar toe acht Stukken Kanon van de Schepen geleend, en begon men daar Batterytjes, met een soort van Borstweering

[pagina 688]
[p. 688]

met Planken en Aarde tusschen beide, of van Vaten met Aarde gevuld, te maaken: waar mede zo yverig werd voortgevaaren, dat men 's anderen daags 's avonds die zo verre in staat had, dat met vry meer gerustheid de wagt werd gehouden.

's Maandags (den 13den Juny) vervoegde zich 's morgens de Burger-Capitein Wynand de Vree by de Heeren Gouverneur en Raaden, hen vertoonende, dat het eene goede zaak zou zyn, dat aan de Burger-Compagnien de plaatsen, aan den Waterkant daar ieder zoude waaken, werden aangeweezen, om de kleine magt niet te verdeelen, want dat zo men allen te samen by elkander zynde niet in staat was de Vyanden het landen te beletten, men veel minder in partyen gescheiden zynde, zoude uitrechten, wanneer zy eens voet aan Land en tyd om zich te rangeeren bekomen hadden: ook, dat het geen uitstel kon lyden die plaatsen aan te wyzen om dat de Werkjes daags te vooren onvoltooid gebleeven, nu stil stonden, wyl zy die dezelven vrywillig en met yver begonnen hadden, vermoeid waren, en gaarne zouden zien, dat zy door anderen werden geholpen; en dat die yver wederom ontstooken zoude werden wanneer zy hunne plaatsen wisten, waar zy, ingeval van aanval, zouden moeten staan, en een ieder gaarne zyne moeite toebrengen om zich zelf te helpen dekken. Waarop, op den middag, de plaatsen, na dat die door eenige Raaden bezigtigd waren, aan ieder Compagnie zyn aangeweezen, en is daarop 's nademiddags, ingevolge de verwachting, een ieder met yver aan 't werk gevallen. De Burger-Capitein J. Bouvet, die geen Vaten noch Planken kon krygen, liet met de Schop eene Borstweering by wyze als een Loopgraaf, om ras gedekt te zyn, opwerpen.

Na dat men op Dingsdag (14 Juny) verstond, dat de Vyanden hunne Ankers geligt, en de Rivier uitgezeild waren, werden de Burgers, by trommelslag, gewaarschouwd en aangezegd, des nademiddags, onder de wapenen, op 't Plyn voor 't Gouvernement te verschynen. Op deeze Waarschouwing vervoegden zich verscheiden by hunne Officieren, en verklaarden, dat zy voorgenoomen hadden, wanneer zy voor den Heer Gouverneur zouden staan, uitteroepen, dat zy geen Hoofdgelden noch Modique Lasten meer zouden betaalen, voor dat de Fortificatien in be-

[pagina 689]
[p. 689]

teren staat gebragt, en zes honderd Man in de Colonie onderhouden werden: dat zy nu eerst hadden gezien hoe weinig 'er toebehoorde om hen in de uiterste elende en armoede te werpen, zich verder beklaagende over de weinige orders die omtrent alles gesteld waren. De Officieren voerden hen daarop te gemoet, dat zy wel konden begrypen, dat de Burgers redenen hadden zich te beklaagen, doch dat zulks niet behoorde te geschieden door een algemeen geroep onder de wapenen, want dat zulks zou verdienen den naam van Muitery; behalve, dat zy door zodaanige manier van doen evenwel geen Redres hadden te wachten, terwyl hier te Lande niemand gevonden werd, die hen van 't betaalen der Hoofdgelden vermogt te verschoonen: doch zo zy 't aan hen wilden laaten, zo namen dezelve Officieren aan deeze zaak naar hun vermogen te beleggen. Waar mede de Burgers genoegen namen, en is op 't Plyn de Burgery voor haare betoonde yver en wakkerheid bedankt, en alles stil afgeloopen.

Op den 16den Juny de meeste aan Paramaribo tegenswoordig zynde Burger-Officieren by elkander gekomen, en redenkavelende over den weg, die men diende in te slaan, om tot den staat van een goede verweering te geraaken, waren van begrip, dat de nood eischte aanstonds de handen aan 't werk te stellen, en dat men daarom verlof van de Regeering behoorde te verzoeken om Retranchementen te maaken voor Paramaribo, om, in geval van vyandelyken aanval, niet weêr verpligt te zyn, met het klein handtje vol Volks bloot te staan, en alzo buiten staat het Vuur van den bespringer, naar vermoeden tienmaal zo sterk dan zy te kunnen verduuren: dat men vergoeding van den arbeid en Materiaalen van de Heeren Patroonen moeste trachten te erlangen: dat men ook moest aanhouden, dat de Fortresse op 't spoedigste, ten kosten van de Societeit, mogte werden in staat gebragt, om, by voorraad, voor een gevreesden overval van de Fransche Eilanden bevryd te zyn: En dat men zich behoorde te vervoegen aan hun Hoog Mogende, en de Raaden van Politie te verzoeken zich te willen schikken, ten einde de Heeren Patroonen op nieuws mogten werden aangeschreeven het XXVII. Articul van den Octroye in alle zyne deelen naartekomen, de Ingezetenen aldaar het verschafte aan de Fortresse te vergoeden, en de zes honderd Man, waar voor, volgens zeggen,

[pagina 690]
[p. 690]

de Subsidie of Onderstandpenningen aan de Societeit door den Staat werden goedgedaan, voltallig te houden, en verder alle inbreuken en grieven tegens 't Octroy te weeren.

's Anderen daags (17den Juny) op den middag kwam een Landspassaat van de Fortresse, aan de Logementen van den Gouverneur, Commandeur, en Capitein Bley, met een groote verbaastheid, boodschappen, dat 'er verscheidene Vaartuigen achter 't Fort opkwamen; en hem gevraagd werdende, hoe hy zo verbaast sprak, en wat voor soort van Vaartuigen het waren, antwoordde hy: Ik weet het niet, houdt my niet op, ik moet nog verder gaan. Dit bragt een ieder aan Paramaribo op de been, denkende of de Vyand zich zo lang met zyne kleine Vaartuigen hier of daar mogte verschoolen hebben tot dat men buiten zorg was, want men niet ligt kon gelooven, dat Cassard een Krygstogt op Suriname ondernoomen hebbende, om dat zulks by verrassing was mislukt, daar zo t'eenemaal van zoude afzien. De Militie werd geordonneerd naar 't Fort te gaan, en de Burgers ieder om 't zeerst liepen met hun Geweer naar den Waterkant, in een zeer harden Slagregen, die lang aanhield. Het was een vermaak aan te zien; hoe de Burgers de een den anderen aanmoedigden, en onderling aanbevoolen naar geen Kleederen te zien, maar alleen zorg te draagen, dat de Pan en Steen van hunne Snaphaanen droog bleeven, vraagende de een den anderen of hy wel van Kogels en Vuursteenen voorzien was hem die anders toereikende; anderen liepen om 't Kanon te laden: zy gehoorzaamden met een byzondere volvaardigheid aan den eersten Burger-Officier die maar sprak, zonder onderscheid van Compagnie te maaken; men zag een onderling vertrouwen op hun Gelaat uitblinken, en zy schooten van alle kanten, (niettegenstaande hetruuw Weer,) zo vaardig toe, dat de Schippers, die zich aan boord vervoegd hadden om in gereedheid te zyn, daar na tegen malkander zeiden: Het was waarlyk of dat Volk naar een Bruiloft liep.

Eindelyk vertoonden zich de Vaartuigen, die zo een rasse vrees hadden gegeeven, en men zag, dat het acht of tien Tentbooten waren, die uit de Rivier Commewine aankwamen met Burgers van Paramaribo, die zich gevallig, op den alarm, in die quartieren hadden bevonden en alzo

[pagina 691]
[p. 691]

op 't Fort Sommelsdyk waren geweest. Dus die valsche alarm een aangenaam einde nam.

Den 22sten Juny werd een afgekondigden Dankdag gevierd, en werden de Raad, de Militaire Officieren, de tegenwoordig zynde Burgers, en de Schippers aan 't Gouvernement getracteerd, onder 't branden van drie Staaken met Piktonnen, en 't Schieten van negen Stukjes Kanon op 't Plyn geplant.

Eenige dagen daarna werd door de Burgers een Volmagt geteekend op hunne Officieren, om de versterking der Colonie te bevorderen die aan de zich daar bevindende Officieren uit Commewine vroegen of zy van gevoelen waren die zaaken nevens hen, en op eene en dezelfde, wyze uittevoeren: welke daar toe ook beslooten alleen met dat onderscheid, dat daar de Planters en Inwooners van Suriname begeerden Retranchementen voor Paramaribo; die van Commewine arbeiden wilden, ten einde 't Fort Sommelsdyk in staat te brengen, als zynde dat hunne bescheidene plaats in geval van aanval. De Burgers van Commewine teekenden dan mede op hunne Officieren eene dergelyke Procuratie of Volmagt. By die Volmagten werden de Burger-Officieren benoemd, om uit naame en van wegens de Burgers, zo aan de Regeering daar te Lande als aan de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden zich te vervoegen, ten einde aldaar te erlangen, tot hunne gerustheid, de noodige verbeteringen der Fortressen, en hunne grieven tegens den inbreuk van den Octroye. In gevolge van welke Volmagten de Burger-Officieren aan de Gouverneur en Raaden van Politie overleverde een Smeekschrift, daar by zich beklaagende over den slechten staat der Fortressen, aanbiedende zich in staat van tegenweer te stellen en daar toe op te brengen zo de noodige Bouwstoffen, als arbeid van hunne Slaaven, mids dat de uitvoering van dat werk gelaaten zou werden aan zodaanige Persoonen als Gouverneur en Raaden daar toe zouden gelieven te verkiezen, die gehouden zouden zyn ten allen tyde reekening van 't geen opgebragt werd aan Gouverneur en Raaden, en Burgery te doen, om in tyd en wylen hunnen eisch, in geval van vergoeding, te kunnen begrooten: verzoekende wyders, dat meergemelde Gouverneur en Raaden wilden bezorgen, dat al het gebrek aan de jegenwoordige For-

[pagina 692]
[p. 692]

tressen ten koste van de Societeit op 't spoedigsten werde vervuld; welke aanbieding van inmiddels optebrengen zy zeiden te doen, om dat alles wat by de Heeren van den Hove was aangewend, om de Societeit voormeld te beweegen tot versterking van haare Fortressen tot nu toe vruchteloos was geweest, en dat zy niet langer konden zien, dat hunne Familiën en Goederen blootgesteld bleeven, niet alleen aan een overval of aanval van eenen geweldigen Vyand, maar zelfs aan de Verrassing van de geringste Zeeroover: en dat, wat aanbelangde om de vergoeding van de te doene kosten te erlangen, als mede te wegen te brengen, dat zy niet meer in zo eene gevaarlyke ongelegenheid werden gelaaten, zy Supplianten voorneemens waren zich deswegens op het allerootmoedigsten te wenden aan den Souverain, met bede, dat de Gouverneur en Raaden zich nevens de Supplianten wilden voegen, ten einde met meerderen nadruk de zaake, zo als die in der waarheid lag, mogt werden voorgedraagen, het Octroy in alle zyne deelen gehandhaafd, en alle inbreuken van Voorrechten by het zelve vergund mogten werden geweerd: werdende dit Verzoekschrift geteekend door de Officieren van Commewine, Cottica en Perica voor hun zelven en als Gemagtigden van hunne Burgery. Dat van de Capiteinen der drie Compagniën van de Rivier Suriname was geteekend, W. de Vree, J. Bouvet, A. Schuyt, Abr. Schedyn, Jan Godin, Daniel Pichot, Joseph Brethon, C. van der Burgt, en was van dezelfde inhoud met de verandering omtrent de Retranchementen, als vooren gezegd.

Wanneer de gemelde Burger-Capiteinen De Vree, Bouvet en Schuyt hun voorsz. Smeekschrift (op den 28sten Juny) bevoorens het zelve in 't Hof in te leveren, aan den Heer Gouverneur De Goyer lieten zien, gaf deeze hen te kennen, dat hy het adresseeren van de Ingezetenen aan den Souverain niet toestemde, en dat men geen reden had om over de Societeit te onvrede te zyn, maar in tegendeel, dat zo men van haar kant alles op 't naauwsten wilde neemen, zy nog al vry wat te eischen zoude hebben; edoch dat hy de Burgery geen ongelyk konde geeven, dat zekerheid zochte, want dat 'er die vast behoorde te weezen; maar dat de Officiers eens zouden nazien de Retroacten omtrent den opbouw van de

[pagina 693]
[p. 693]

Fortresse Sommelsdyk, wanneer zy weeten zouden waar toe de Ingezetenen verpligt waren, en dan van geen vergoeding zouden spreeken; en dat zy zouden toezien wat zy deeden, of dergelyke in zin.

Izak Pinto, Capitein der Joodsche Burgery, die beloofd had zich te zullen gedraagen aan 't geen de Heeren De Vree, Bouvet en Schuit zouden doen, en voor zyne Natie zoude instaan, veranderde van besluit, en leverde een Request in geteekend door de Jooden onder zyne Compagnie, en door eenige weinige Christenen, biedende aan om aan de Fortressen te werken, of daar het Hof zou goedvinden te behooren, dus afziende van de Borstweeringen te maaken voor Paramaribo, gelyk die drie Capiteinen by hun Smeekschrift hadden aangebooden te formeeren onder de verdere Voorwaardens.

Wanneer de Burger-Officieren met leedweezen bemerkten, dat in zulken hachelyken tyd, by de Regeering zeer werd gedraald, om op hun Smeekschrift te neemen eene prompte Resolutie, zo hebben zy, op den 15den Augustus 1712, van hunne aanbiedingen afgezien, en by twee Vertoogen geprotesteerd van hun onschuld omtrent alle ongevallen die hen mogten overkomen.

Het Hof had aan die Officieren ook te kennen gegeeven zyn ongenoegen wegens eenige harde uitdrukkingen en Voorwaardens in hun Verzoekschrift gevonden, waarop zy zich hebben verantwoord.

Na de inlevering van de gemelde Vertoogen verkreegen de Burger-Capiteinen, op den 2den September, de Resolutie van den Hove in dato 27sten Augustus, luidende: ‘Dat men, in opzigte van de Werken geprojecteerd te maaken aan Paramaribo, de Burger-Officieren van Paramaribo, Thorarica en Para. goedgevonden had te authoriseeren, om, onder opzigt van de Heeren Paul Amsincq, Adr: Wiltens en Adr: Cuylenburg, als Commissarissen van den Hove, en verders van alle de Leden die van tyd tot tyd daar zullen kunnen vaceeren, in gevolge van haar verzoek te maaken de geconcipieerde Werken, volgens het Plan door haar overgeleverd.

‘En in geval zy mogten vermeinen, vermids de Jooden en die nevens dezelven geteikend hebben, onder haar niet contribueeren met

[pagina 694]
[p. 694]

het maaken van deeze Werken, te veel bezwaard te zyn, zal men haar de Werken, beginnende van het Huis van Ant: Desloges, en eindigende aan de Kreek ten einde van de nieuwe Uitlegging, als mede een goede Redout, in gevolge van haar overgeleverd Plan, by 't Pakhuis van de Edele Westindische Compagnie gemaakt hebbende niet verder presseeren: Welke Werken niet zullen kosten de helfte van 't geene het geheele Plan zoude komen te bedraagen, zo men oordeeld.

‘En byaldien in de uitvoering van deeze Werken, de bovengemelde Officieren eenige obstaculen mogten komen te ontmoeten, zullen dezelven dieswegen vermogen te adresseeren aan den Heer Gouverneur, of de Heeren Commissarissen uit deezen Hove, naar exigentie van Zaaken, die aan dezelven Officieren tot het uitvoeren van deeze Werken, des noods zynde, de sterke hand zullen bieden.

‘Ende vermids deeze geresolveerde nieuwe, te maakene Werken dienen tot de gemeene Securiteit van alle Ingezetenen, zal het den Capitein en Lieutenant van de Joodsche Natie vrystaan die te maakene Werken langs de Waterkant te inspecteeren, zo dikwyls als het dezelven zal gelieven.

‘Ende wat het Schryven wegens het remboursement, het zy aan de Edele Groot Achtbaaren Heeren Directeuren, of aan de Hoog Mogende Heeren Staaten Generaal, aangaat, dat dit is eene Zaak welker overweeging en executie niet af hangden van de Ingezetenen, maar van de Heeren Gouverneur en Raaden, die daaromtrent zullen doen, zo als zy zullen vinden te behooren.’

De Burger-Officieren verzochten op den 11den September, aan de gemelde Commissarissen van den Hove een dag te willen benoemen, om by malkander te komen en de schikkingen tot de Werken te maaken, terwyl verscheidene zaaken vooraf gereguleerd dienden te werden: welke Commissarissen de byeenkomst bepaalden op den 23sten dito na het vertrek der toen gereed liggende Schepen.

By deeze gelegenheid schreeven de Gevolmagtigde Burger-Officieren aan hun Hoog Mogenden eenen zeer wydloopigen Brief, op den 17den September 1712, geteekend door W. de Vree, Dan: van Milderd, Jacques Bouvet, Abr: Schuyt, J. Godin, C. van der Burght,

[pagina 695]
[p. 695]

J. Brethon, en Andreas Ridderbach: voegende daar by een omstandig Verhaal van 't voorgevallene by de eerste onderneeminge van Cassard op deeze Colonie.

In gemelden Brief gaven die Burger-Officieren aan hun Hoog Mogende een ampel denkbeeld van de vruchtbaarheid, gelegenheid, en waarde deezer Volkplanting, en wat voordeel de Staat daar van genoot en nog genieten kon. Daar na beschryven zy zeer uitvoerig den toestand der Fortificatien, en 't gebrek van al 't geen daar toe behoorde, en hoe de Ingezetenen van tyd tot tyd waren bezwaard met de levering van Materiaalen en Slaaven, om aan die Sterktes te besteeden en te arbeiden, alles vruchteloos, en zonder tot dus verre eenige vergoeding van de Societeit te hebben genooten. Zy verzochten verder vergoeding van al 't geen zy voorheen opgebragt hadden, en van 't geen zy nu, uit eenen dringenden nood, aangebooden hadden op te brengen; als mede, dat de Heeren Patroonen daar toe mogten gebragt werden, dat zy de Verweering van dit Land, in alle zyne deelen, bezorgen: dat de Colonie van genoegsaam getal van Slaaven mogt werden voorzien: dat de Regeering daar te Lande de novo aanbevoolen werde, geen belastingen, onder wat voorwendzel het ook zouden zyn, buiten die in het IV. Art: van 't Octroy uitgedrukt staan, op de Colonie te leggen, en verders alle inbreuken van gedachte Octroy kragtdaadig tegen te gaan, enz.

Alvoorens verder te gaan, zal 't niet ondienstig zyn, als een aanhangsel, te melden wat men omtrent den eersten Aanval van Cassard, na zynen aftogt, uit eenige zyner Gevangenen, die door hem gerelaxeerd zyn, nader verstaan heeft.

Volgens het verhaal van eenige Engelschen, wier Barkentyn, omtrent St. Jago, ontnoomen was door 't Esquader van Cassard, hadden de Franschen, met hunne Schepen tot by de Rivier Marowine gekomen, verscheide Barkassen, zynde platboomde Vaartuigen die zy toegesteld mede bragten, opgeslaagen, en dezelven wel bemand vooruit gezonden om onzen Buitenpost te ligten, zynde het hen bekend, waar onze Brandwagt lag, welke door 't Schieten uit 't Kanon het Fort Sommelsdyk, en dan dit weder 't Fort Zeelandia te Paramaribo waarschouwde van het getal Schepen

[pagina 696]
[p. 696]

die zy zagen passeeren. Doch de Redout of Blokhuis eenige Maanden te vooren dieper geplaats zynde, zagen zy op de gewoone plaats geen Huis of iets dergelyks, dus ze onverrichter zaake te rug moesten keeren: wanneer de Schepen de Kreek daar die Post ligt, stukswyze passeerden, om geen alarm te veroorzaaken, weetende Cassard de gelegenheid van gedachte Brandwagt, en dat 'er een order was, dat, zo 'er meer dan vyf Schepen te gelyk voorby zeilden, Seinschooten van alarm moesten werden gedaan, als zynde gemelde Cassard voorheen, in tyd van vrede, en nog in 't begin van 't Jaar 1702, te Suriname geweest, en met een Bootje door de gedachte Kreek van buiten ingekomen, zynde een klein Schip, 't welk hy toen ter tyd voerde, in de Marowine gestrand.

Op 't Schip, dat met de Bark vooruit gezonden was, (gelyk reeds te vooren is gemeld dat die eerst in de Rivier van Suriname gezien zyn,) had men het meeste Volk gescheept, en Cassard, die zich daar op ook begeeven had, was den 10den Juny 1712, 's morgens om drie Uuren, met drie en twintig zo Chaloupen als Barkassen, van 't Schip, in den Mond der Rivier Suriname liggende, afgevaaren naar de Rivier Commewine toe, zich rangeerende in de groote bogt aan de Linkerhand beneeden die Rivier, daar men by hem opbragt een Kostplanter, genaamd Matthys Janszen van Sevenhuizen, met zyn Vrouw en Kind, en eene Juffrouw Godin, die naar Paramaribo vaarende, in hun Tentboot, aan den Mond van Commewine reeds ten half zes genoomen waren. Zy werden door het Opperhoofd zeer beleefd ontvangen. Hy vroeg zeer omstandig hoe 't gelegen was met de Fortresse Sommelsdyk. Gemelde Sevenhuizen gaf het wat groot op, zeggende, dat daar honderd vyftig Man zich bevonden, en dat op de minste alarm, in korten tyd, wel twee duizend Burgers byeen konden zyn. Waarop Cassard begon te lagchen en hem toe voer: Gy meend twintig of vyf en twintig Man: ik ben van gedachten het zelf te gaan zien, en dat met dan aanstaanden Vloed. Doch, na dat hy met de andere Officieren geraadpleegd had, werd beslooten 't Fort Zeelandia, als aan de Hoofdplaats liggende, eerst aan te tasten, onderstellende Cassard, dat wanneer hy meester werd van die Hoofdplaats, hy daarna Sommelsdyk wel bemagtigen zou, vertrouwende

[pagina 697]
[p. 697]

dat hy alle de Vaartuigen genoomen had, die tydingen van zynen komste konde brengen.

Tegens den avond zakten zy uit Commewine om naar Paramaribo op te vaaren. De Chirurgyn met de Verbanden en Medicamenten, ook de Priester, werden nevens de Gevangenen in de Tentboot geplaatst, werdende daar op Fransche Roeijers gezet. Die de tweede Persoon in commando was, had order om, met elf van gedachte Vaartuigen, vooruit te gaan om Paramaribo te verrassen, en passeerde Zeelandia, en onze Schepen, (de Tentboot achteraanvolgende) met gedachten het voor de gemelde Schepen over te zetten, en alzo de Landing, by het vervallen Waterwerk, aan den Waterkant, te onderneemen. De eerste Man, die aan Land wilde komen, zakte tot zyn middel toe in de Modder toeroepende aan de anderen, dat het landen op die plaats onmogelyk was, werdende hy met groote moeite weder in 't Vaartuig geholpen; waarna alle die Vaartuigen zyn afgeweeken naar de overzyde van de Rivier. Op dien tyd was 't dat de Burgers zo veel geroep maakten; en dat de Matroozen toen ook met een groot geschreeuw bezig waren met het Roer aan het Schip van Capitein Claas Kin te Sleepen, (gelyk te vooren is verhaald) 't geen zulk een verward Geluid maakte, dat het aan die op 't Water waren, voorkwam als of 'er duizenden van Menschen op de been waren, waarom de Priester ook aan de Gevangenen in de Boot vroeg, of dat altemaal Volk van de Stad was, en tot antwoord kreeg van ja.

Ondertusschen was 't, dat op Cassard, die met de overige twaalf Vaartuigen ondernoomen had Zeelandia te overrompelen, van gemelde Fort drie Kanon-Schooten gedaan werden, waar door eenigen der Vyanden werden gedood en gekwetst: hierop stakken die Vaartuigen mede naar de overzyde der Rivier, wanneer zy insgelyks door 't Kanon der Schepen eenig Volk verlooren. Alle die Vaartuigen by elkander over de Fortresse verzameld zynde, werd de Barkas, daar Cassard met honderd vyftig Man in was, vermist. Hy, naar allen schyn, (ziende zyn Aanslag mislukt, niet weetende hoe 't by de onzen gesteld was, en kennende de gelegenheid der plaatze) zal gestooken zyn geweest in een Kreekje loopende beneeden langs het Fort heen achter het Gouvernement, en daar op dien

[pagina 698]
[p. 698]

tyd, zonder eenig tegenweer te ontmoeten voet aan Land gezet hebben, doch de andere Vaartuigen hem door den duister voorby vaarende, heeft hy geen gewag hoorende van die geene welke Paramaribo moesten verrassen, met de Manschap van zyn Vaartuig alleen niets durven onderstaan, maar is, na dat de Vloed meest verloopen was, in stilte naar beneeden asgezakt, alwaar hy, buiten schoots van 't Kanon van Zeelandia, Lantaarnen tot een Sein heeft opgestooken, gelyk alle de Vaartuigen toen mede afzakten, en op den Modderbank aan den Mond van Commewine gingen leggen tot 's anderen daags, zynde den 11den Juny, wanneer zy allen aan boord voeren van 't Fregat dat in de Rivier lag, met het welk men zeilde naar de andere groote Schepen, die wel vier Mylen buiten lagen, gaande Cassard over in zyn Schip van tachtig Stukken genaamd le Neptune. Alvoorens met het Fregat onder zeil te gaan was men overeen gekomen, dat Matthys Janszen, voor hem en de Vrouwen, die nevens hem gevangen waren, tot een Randzoen zoude geeven drie duizend Guldens, daar men eerst twintig duizend Guldens geëischt had; welke Vrouwen met de Tentboot naar Paramaribo gezonden werden, werdende op die Boot tot Roeyers gegeeven eenige Engelschen, die aldaar met twee Barken de Rivier inkomende, door de Franschen genoomen waren geweest. Gemelde Matthys Janszen werd als Ostagier op 't Schip van den Opperbevelhebber Cassard door twee Schildwagten bewaard. Alzo het Randzoen niet tydelyk werd gebragt, werd op den 13den dito 's morgens ten drie Uuren 't Anker geligt, en ging de Vloot onder zeil, het naar beneeden toewendende. Matthys Janszen, niet geneegen mede te vaaren, onderstond een Voetval voor den Generaal te doen, biddende dat men met een van de genoomen Barken, naar de Rivier toe mogte laveeren, verzekerende, dat zyn Randzoen nu in den mond zoude zyn, het geen hem Cassard toestond, en dus is hy, met die Bark, waarin een Lieutenant, met in de dertig Man, gezet werd, de Rivier ingezeild en zag daar een Scheepsboot aankomen met het randzoen, 't welk ontvangen werdende, is de Ostagier ontslagen, die dan den 14den de tyding te Paramaribo bragt dat de Franschen vertrokken waren.

Een Franschman aldaar van Cajenne gedeserteerd, die zich eenigen tyd

[pagina 699]
[p. 699]

geneerd heeft met aan den Mond en in de verdere Rivieren te Visschen, heeft, by den Vyand geraakt, denzelven de gelegenheid deezer Volkplanting, zo verre hem bewust was, geopenbaard, en is met de gedachte Vloot weggezeild.

Na deeze uitweiding, keeren wy weder tot het verhaal der bewerkingen, die ondernoomen zouden werden, om de Colonie te beschermen tegen verdere vyandelyke aanvallen.

De Burger-Officieren ten bestemden tyde by den anderen gekoomen, maakten een Ontwerp wegens de te maakene Retranchementen. Zy huurden een Opzigter tot het voorsz. Werk, besteeden het noodige Hout aan, lieten de vereischte Posten kappen, kochten Planken tot de Schoeijing, en hadden uitgereekend, dat, tot het leggen van de Aarde Werken, omtrent een Maand diende gewerkt te werden met ruim twee honderd Slaaven, alle Mans, door de Planters te leveren; wyders werd overlegd, dat de Inwooners van Paramaribo, en die daar Huizen hebben, pro rato, zouden opbrengen de Penningen noodig tot den inkoop der vereischte Bouwstoffen. Alle welke schikkingen door den Gouverneur en Commisssarissen van den Hove van Politie goedgekeurd werdende, hebben die Officieren ieder in zyne Divisie een order gezonden aan de Planters in de Rivieren, waar by zy konden zien wat en waar zy. Slaaven moesten leveren tot het voorgenoomen Werk, zynde die order op den eersten October 1712 geteekend en voorts opgezonden.

Den 7den van de gemelde Maand October, begon men het werk met eenige gehuurde Slaaven, doch te laat: de Vyand was weder op de Surinaamsche Kust. Men kreeg op den 9den de Tyding dat 'er een Schip onze Brandwagt voorby gezeild was. 's Namiddags voer de Commandeur de Rayneval met zyn Boot naar den Mond der Rivier, gelyk de Commies Carolus Schelkens, de Adsistent Sauvage, en de Schipper Steven van Lint mede deeden, zynde de meeste waarschynelykheid, dat het zou zyn een Slaaf haalder welke verwacht werd. Zy kwamen 's avonds om tien Uuren aan Paramaribo weder te rug, en antwoordden aan de Burgers, die vroegen wat men gezien had, 't is maar een Bark. Capitein van Lint had echter aan zynen Stuurman belast, om zyn Schip klaar te

[pagina 700]
[p. 700]

maaken, en order bekomen zyne Medebroeders stil te waarschouwen. Ook werden de Wagten dien nacht verdubbeld.

Op den 10den daags daar aan werd de Burgery 's morgens voor vier Uuren opgeklopt om terstond gewapend te gaan naar 't Huis van Desloges aan den Waterkant, waar de gewoonlyke Burgerwagt was, werdende gewaarschouwd, dat de Franschen weêr in de Rivier waren. Deeze Alarm werd gemaakt, om dat men beneeden de Fortresse eenige Snaphaan-Schooten had gehoord, en dat men meende ook Vaartuigen bespeurd te hebben. Mede vernam men, dat het Gezelschap, 't welk daags te vooren naar beneeden was gevaaren, meer gezien had dan één Bark. Ten half zes hoorde men verscheidene Snaphaan-Schooten op Meerzorg, zynde de Plantagie van den Raadsheer Amsincq, liggende over 't Fort Zeelandia even om den hoek van de Rivier Suriname; en kort daar na, wanneer het volkomen dag was geworden, zag men zeven opene Vaartuigen vol Volks op voorsz. hoek liggen, zo dat men nu niet meer twyfelde of gemelde Plantagie was reeds door de Vyanden overvallen. Na herhaald verzoek van de Burgery aan den Gouverneur, werden van Zeelandia, ten zeven Uuren, twee Stukken Kanon afgeschooten tot teken van alarm.

Cassard had aan Matthys Janszen van Sevenhuizen verzekerd, dat hy binnen de vier Maanden de Colonie weder zoude komen bezoeken. Welke Burger verklaarde daar van aan den Gouverneur en Commandeur op zyn tyd kennis te hebben gegeeven. Doch weinig dacht men, dat die Generaal zyn woord zou gehouden hebben. Hy kwam den 10den October op de Rivier, met een Vloot van acht Oorlogs-Schepen, zeven Barken en dertig Barkassen; werdende die Schepen gecommandeerd als volgt, le Neptune van vier en zeventig Stukken Kanon door Cassard; le Temeraire van zestig Stukkken door Baudeville; le Rubis van zes en vyftig door den Ridder Beaudinacq (of Beaudinard); la Vestale van acht en veertig door La Haye; la Parfaite van acht en veertig door Maillet; la Meduse van zes en dertig door Dericourt; la Bienaimée van acht door Buty; en le St. François van zes Stukken door Braton, ophebbende omtrent drie duizend Man, waar onder veele Granadiers en Flibustiers van de Eilanden Martinique en Guadeloupe.

[pagina 701]
[p. 701]

De gemelde twee Alarm schooten, namen onze Schepen op als of die op de Vyandelyke Vaartuigen gedaan waren, welke op dien tyd wat genaderd waren en gelaat maakten als of ze wilden overkomen, en schooten derhalve verscheide maalen daar op, zonder dezelven te kunnen bereiken. Doch de Vyanden weeken de Rivier op. Daarop werden toen eenige Sloepen, Periagues en Tentbooten, zo met Militie als vrywillige Burgers en Matroozen achter nagezonden, zich gelaatende als of zy de Vyanden kwamen aantastten, die hooger de Rivier op wegroeiden. Dit gaf gelegenheid aan een van onze Sloepen, om aan de Landingsplaats van de Plantagie Meerzorg aan te gaan, van waar zy den Heer Amsincq met zyne Vrouw en oudste Dochtertje aan Paramaribo bragten, werdende het jongste vermist. Deeze Heer vertelde, dat de Vyanden daar met het aanbreeken van den dag geland, en hy van het Bed opgeklopt met zyne Vrouw en Kinderen in 't hembd naar 't Bosch de vlucht genoomen had, hebbende geen tyd gehad zyn Kanon aan te steeken, of eenigen den minsten tegenweer te doen, als niet gewaarschouwd zynde.

In de voornoemde zeven Vaartuigen waren drie honderd vyftig Man, onder 't Commando van Dericourt en la Haye, Capiteinen van de Oorlogschepen la Meduse, en la Vestale, en van Lamarre Commandant der Flibustiers van de Eilanden, en waren 's nachts by vergissing voorby gevaaren op de volgende wyze:

Cassard was met in de twintig Vaartuigen 's avonds de Rivier opgeroeid met gedachten Paramaribo te verrassen, en had onderweeg een Corjaar met Indiaanen ontmoet, welke hy had laaten najaagen, doch niet kon achterhaalen, werdende met een door gemelde Indiaanen verscheidene Snaphaan-schooten gedaan, zynde die welke men aan Paramaribo gehoord heeft. Cassard zich ontdekt achtende, was aan de overzyde der Rivier blyven liggen om de Ebbe af te wachten en te rug te keeren. De gemelde zeven Vaartuigen, die order hadden om te volgen, voeren midden in de Rivier voorby zonder hun Opperhoofd of iemand van de zynen te verneemen, gelyk zy ook door de anderen mede niet gezien werden. Dit Volk geloovende toen, dat Cassard 't Fort Zeelandia voorby was, besloot zulks mede te doen, en was alzo aan Meerzorg gekomen, alwaar

[pagina 702]
[p. 702]

zy ook geen van de Vaartuigen verneemende niet wisten wat te denken. Eindelyk, in de verbeelding, dat Cassard Paramaribo zonder schieten had verrast, waren zy op de voorsz: Plantagie aan Land gegaan, en daar hun slag waargenomen en geplonderd hebbende weder afgezakt om te gaan zien hoe 't aan Paramaribo gesteld was, alwaar in de nieuwe Uitlegging een wit Vaandel geplant ziende, (zynde het oude Vaandel der Burgery) werden zy in hunne meening bevestigd, en staken derwaards over: doch wat nader komende begonnen zy te twyfelen, en keerden daarom te rug.

Midlerwyl verdeelde zich de Burgery, om de nieuwe Uitlegging te bezetten, achter de puntjes van Planken en opgevulde Vaten, by den voorigen Alarm opgeslaagen, die nog ten deele overend stonden, zich zeer beklaagende, dat men niet eerder had mogen hand aan 't werk slaan, om Borstweeringen te hebben, waar achter men met eenige gerustheid den Vyand mogte verwachten.

's Achtermiddags met den Vloed kwamen eenige Vyandelyke Barken beneeden in 't gezigt van 't Fort ten Anker, wanneer men bezig was eenig Kanon, door de Burgers van onze Schippers verzocht, aan Land in de nieuwe Uitlegging, te brengen.

's Avonds kwam een Burger, genaamd Scelto Remmers, zynen dienst den Gouverneur en Raaden, aanbieden, te weeten, om, met twee Slaaven in een Corjaar, aan de overzyde der Rivier te gaan liggen, en daar te wachten, tot dat de Vyandelyke Vaartuigen, 's nachts in 't voorby vaaren naar beneeden toe, voor het Kanon der Schepen zouden zyn, en dan door Blikvuuren te kennen geeven als het tyd was daar op te Kanonneeren; met verzoek, dat men als dan met schieten omtrent vyftig tellens zoude wachten, om hem tyd te geeven zich na het gedaane Sein in 't water te werpen, en in 't Bosch achter een Boom zich te dekken. De voorslag werd zeer nuttig gevonden, doch alzo de geeischte Slaaven hem niet bezorgd werden bleef dit steeken; maar werd echter een Corjaar, met eenige uit de Militie gezonden in de bogt van Suriname, om, als zy die Vaartuigen zagen aankomen, twee Snaphaan-Schooten te geeven, zo als zy ook deeden omtrent acht Uuren in den avond. Waarop van de Schepen en vervolgens van 't Fort een buitengewoon Vuur werd gemaakt;

[pagina 703]
[p. 703]

denkende of onderstellende, dat de Vyandelyke Vaartuigen repasseerden; maar deeze, het Sein der twee Snaphaan-schooten gezien en gehoord hebbende, waren aan den hoek blyven liggen tot tegen den dag toe, zynde toen in stilte voorby gevaaren, en dus door de onzen dien avond een groote menigte van Ammunitie vruchteloos verschooten, en de Vyand, voor de trompen van byna honderd veertig Kanons, zonder schade gepasseerd.

Den 11den October kwam 'er met den dag een Fransch Vaartuig van beneeden, ophebbende een witte Vlag van vooren, en werd daar in Appél geslaagen. Wanneer het al vry naby genaderd was, werd een Kanon daar op los gebrand, 't geen dat Vaartuig deed afhouden. Men zond naar 't zelve een Vaandrig met een Periague om te verneemen wat men begeerde; die kort daar na te rug kwam met een Fransch Officier, die hy alvoorens geblind had, en kreeg order aan de Klippen voor Paramaribo aan te gaan. Het Fransch Vaartuig bleef ondertusschen voor Dreg liggen. Gemelde Officier, in 't HuisGa naar voetnoot(*) van den Heer Jacob Lemmers, dat leedig stond, geleid, leverde over eenen Brief door den Opperbevelhebber Cassard aan den Gouverneur geschreeven, waar in hy vroeg, of men geneegen was te handelen wegens eene Contributie, want dat hy met zyn magt in staat was, om binnen drie Dagen, zich meester te maaken van 't gantsche Land: dat by weigering hy 't Fort en de Stad zoude bombardeeren en blokkeeren, enz. Toen dien Brief aan de Burger Capiteinen was medegedeeld, en hun gevoelen gevraagd, waren zy van gedachten, dat men geen de minste Brandschatting moest betaalen, om den lust niet op te wekken van in 't kort nog eens te komen; dat het beter was, dat zy afbrandeden daar zy meester van konden werden, terwyl zy om de doven Koolen niet gekomen waren; doch dat men, om onze weinige magt, met ingetogenheid behoorde te antwoorden. Waarop de Regeering verklaarde van dezelfde meening te zyn, neemende de

[pagina 704]
[p. 704]

Gouverneur aan in diergelyke bewoordingen als boven te zullen antwoorden. De Burger-Capiteinen gingen vervolgens ieder naar zyn Post toe, alwaar zy de Burgers tot eenen dapperen tegenweer aanmaanden, hen kennis geevende wat de Vyand eischte, en wat geantwoord werd: welke Burgers allen wel gemoed scheenen. Vervolgens plaatste men eenige Stukken Kanon van de Schepen langs Paramaribo, en kwamen de Ingezetenen uit de Rivier onderwyl toevloeijen.

Op denzelfden dag vluchtten meest alle de Vrouwen en Kinderen met pak en zak van Paramaribo; die, zo wel als die welke op de Plantagiën woonden, sedert door Bosschen, Kreeken, Moerassen, en dik en dun, onder geleide van een party Slaaven, in groote armoede, van de eene plaats naar de andere, zyn voortgetrokken, ter genaade van de zodaanigen, die om hun hardnekkigen fauten, van dag tot dag gekastyd werdende, somtyds maar naar gelegenheid hebben gewacht, om, Strafvry, hunne Meesteressen te kunnen van kant helpen, of wel uit wraakzucht slimmer te handelen.

Op den 12den werd aan de Compagnie Burgers van Para- en Paulus-Kreeken belast om in de Fortresse Zeelandia te trekken, terwyl het Garnizoen te zwak was, om de noodige Posten te bezetten.

's Anderen daags 's morgens omtrent vyf Uuren werd men van beneeden een Schip onder zeil gewaar, dat naderhand by de anderen, die den 12den by de Barken gekomen waren, ankerde. Des achtermiddags zag men nog twee Schepen opzeilen, op het oogenblik dat de Capitein van de Burgers van Para- en Paulus Kreeken aan Gouverneur en Raaden bericht bragt, dat gemelde Burgers weigerden in 't Fort te trekken: zeggende, dat men hen als de andere Burgers zouden plaatsen om Paramaribo te beschermen, en niet om in de Citadel te gaan, en daar gebrek van alles te vinden: dat men in den voorigen Alarm alle de Burgers in de nieuwe Uitlegging had geplaatst, daar zy moesten bloot staan, en dat, nu men door arbeid en moeite zich daar eenigszins gedekt had, men hen daar van daan in de Fortresse wilde hebben. Gemelde Capitein, ziende voornoemde Schepen naderen, en 'er geen tyd van beraad zynde, stelde voor op eene voordeelige plaats met zyne Compagnie post te gaan vatten,

[pagina 705]
[p. 705]

voegende daar by: Daar zyn de Jooden, die met hunne Slaaven wel 150 Snaphaanen uitmaaken, en op de Post staan, welke my eergisteren met zeven Man was aanbevoolen te verweeren: de helfte van die Jooden zouden in 't Fort kunnen trekken. Zulks geschiedde dan op order van de Regeering, en marcheerde de Compagnie van Para naar den Post die de Capitein des Dingsdags, op den hoek van de Kreek by 't vervallen Waterwerk had bezet. Doch werden de Burger-Officieren geroepen voor twee Raaden en den Raad Fiscaal, en werd hen aangezegd: dat indien de Regeering haar gezag wilde gebruiken zy eenigen der Onwilligen by den Kop zoude laaten vatten, maar dat dezelve liever den zachtsten weg wilde inslaan; en hen nogmaals ordonneerde, dat de Compagnie van Para in 't Fort zoude hebben te trekken. Waarop haare Capitein antwoordde: dat de Burgers niet konden gedwongen werden, om in een Fort te gaan, daar alles om zich te beschermen ontbrak, en alles in 't wild liep, en daar men geen plaats had om eenige rust te kunnen neemen, en het kwaad Weêr af te keeren. Een van die Heeren protesteerde toen voor God en de Waereld, dat zo de Fortresse door den Vyand werd bemagtigd, en daar door de Colonie ongelukkig was, de Regeering daar aan onschuldig zou zyn, maar dat men zulks de Burgers, die niet wilden gehoorzaamen, zoude wyten. De gemelde Capitein protesteerde daar tegens, zeggende: ‘Myn Heeren, ik verklaare voor God en die 't verder aangaat, dat die geene oorzaak zyn van ons ongeluk, die de Burgers hebben willen overreeden, dat het Rebellie was, zich aan de Regeering te adresseeren om herstel nopens den slechten staat van verweering, en die hen belet hebben handen aan 't werk te slaan om Borstweeringen te maaken, welke, zo men hen niet opgehouden had, al in staat zouden zyn geweest: die dit gedwarsboomd hebben, die zyn schuldig aan 't ongeluk, dat de Colonie zoude mogen overkomen, en niet de Burgery’. Eindelyk, geen tyd van twisten, en de oneenigheid tusschen de Heeren Raaden en de Officieren van een kwaad gevolg zynde, kwam men overeen daar niets van te doen blyken.

's Avonds zond men twee Detachementen uit, naamelyk, een van twaalf Man naar Para, en een van tien Man naar de Paulus-Kreek, om,

[pagina 706]
[p. 706]

was 't mogelyk, die Kreeken te beschermen, en tot dien einde werden eenige Stukjes op de bekwaamste plaatsen gelegd.

Ondertusschen waren de Franschen, een Pad van beneeden door 't Bosch gemaakt hebbende, wederom meester van de Plantagie Meerzorg geworden, welke sedert aan den Vyand voor hun Hoofdquartier heeft gediend, hebbende daar doorgaands niet minder dan drie honderd Man, onder Commando van den Heer Des Sorgues, gehouden.

Na eene Byeenkomst tusschen de Burger-Capiteinen De Vree, Bouvet, en Schuyt, en de Scheeps Capiteinen Jacques Giraudet, Cornelis Carstensz., Steven van Lint, Corn: Thomasz, Willem de Goyer, en Pieter Carstensz., deed Capitein van Lint op voorstel van gemelde Burger-Officieren, aan den Hove van Politie eene voordeelige aanbieding onder eenige voorwaarden; welke goedgekeurd, en in eene Resolutie van den Hove op den 14den October, verwisseld, en op den 15den geteekend werd: luidende die als volgt:

‘Notulen van de Resolutie by de Heeren Gouverneur en presente Raaden van Politie van Suriname, met interventie van de nevens genoemde Burger-Officieren.

Vrydag den 14den October 1712.

 

‘De Capitein Steven van Lint, voerende het Schip de Juffrouw Joh: Maria, ter Vergaderinge ontboden zynde, is aan hem voorgesteld, of hy zyn Schip wel zou willen laaten gebruiken, om, van genoegsaame Manschap voorzien, de Franschen, die men bericht is, dat zich in grooten getale op de Plantagie van den Heer Amsincq onthouden van daar te jaagen, ten einde aldaar post zoude mogen werden gevat. Daarop hy heeft geantwoord, dat hy daar toe gewillig was; dat hy daar ook over met zyn Volk gesprooken had, en dat hy dezelve mede daar toe gewillig had bevonden, indien de Heeren Gouverneur en Raaden, als mede de Burger-Officieren aan hem geliefden toetestaan de

[pagina 707]
[p. 707]

volgende Conditien, zonder dewelke hy het voor zyne Reders niet zoude kunnen verantwoorden, noch zyn Volk daar toe beweegen; zynde,

‘Dat indien het mogte komen te gebeuren, dat zyn Schip, op deeze onderneeming, genoomen werd of verongelukte, en dat de vyf andere Schepen, die tegenwoordig voor Paramaribo liggen, met haare Lading behouden in Holland komen te arriveeren, aan zyne Reders zoude werden goedgedaan, de waarde van 't Schip en ingeladen Goederen, bestaande in 95000 Steen en 70 Oxhoofden Kalk, en daarenboven zodaanige Vracht als het zelve Schip by behoude arrivement zoude hebben komen te verdienen, en dat daar uit aan alle het Scheepsvolk zullen werden voldaan haare Maandgelden niet alleen die bereids verscheenen zyn, maar ook mede die nog zouden komen te verschynen, tot den tyd van 't aankomen der andere Schepen in het Vaderland toe:

‘Dat, daarenboven indien het mogte komen te gebeuren, dat eenige van 't Scheepsvolk mogten werden gekwetst, aan dezelven zal werden betaald volgens het Reglement van het gemeene Land.

‘Welke Conditien gehoord zynde, zyn met eenpaarigheid van Stemmen die Conditien geaccepteerd, en is aan den Kapitein Steven van Lind, voor zyne Reders en Scheepsvolk, het effect van dien volkomenlyk beloofd.

‘Aldus gepasseerd op de Fortresse Zeelandia den 15den October 1712.

(Was geteekend,)

Aan de eene zyde, Aan de andere zyde,
Joh: de Goyer, W. de Vree,
F: A: de Rayneval, J. Bouvet,
P: Amsincq, A: Schuyt,
Adr: Wiltens, J: Godyn,
S: Althusius. Jan Hatterman,
Ter Ordonn: van de
Heeren Gouverneur
en Raaden,
Daniel Pichot,
Ab: Schedyn,
J: Brethon.
(En was geteekend,) 
A: Kinkhuizen, Secr: 

[pagina 708]
[p. 708]

Capitein van Lint maakte daarop zyn Schip klaar, en de Capiteinen van Thorarica en Para bezorgden, dat het Volk geschikt om met hen aan boord te gaan, zich ook gereed maakte: doch had de zaak geen voortgang, om dat Gouverneur en Raaden zwaarigheid maakten zo een groot Schip en zo veel Volk afte zenden, alzo de vrees voor een aanval van de Fransche Schepen, door den hoogen Spring, werd vermeerderd.

Eenige Scheeps-Capiteinen van de Schepen hadden een Pont met Brandstoffen klaar gemaakt, en die met hunne Sloepen aan de overzyde van de Rivier gebragt, om als 'er kleine Vaartuigen by nacht, onder begunstiging van de Schaduwe van 't Bosch zouden willen passeeren, den brand daar in te steeken en alzo de Vaartuigen wanneer die 't Vuur voorby voeren te ontdekken; het geen ook met goed gevolg door twee of drie Soldaaten is verricht.

Even na 't ondergaan van de Maan werd van beneeden een Bomb geschooten, die boven het eerste Schip in 't water viel, en werden vervolgens nog acht geworpen, waar van eenige in Paramaribo vielen zonder de minste schade te veroorzaaken. Omtrent welken tyd men het Vuur in den Pont zag opgaan, en werd daarop van 't Fort en de Schepen lustig uit 't Kanon geschooten, waar door de Vyanden, die met verscheide kleine Vaartuigen opkwamen, genoodzaakt werden te rug te keeren.

's Anderen daags (den 15den October) werden wederom door de Scheeps-Capiteinen twee Ponten met brandvattende Stoffen, vervaardigd en ter voorige plaatze gebragt, en 's morgens (den 16den October) even voor 't aanbreeken van den dag, zag men weder het Vuur in de Pont opgaan, en kort naderhand achttien of twintig Vaartuigen, aan de overzyde voorby vaaren, waarop van 't Fort en van de Schepen zonder ophouden werd geschooten, en hoorde men een gekerm, dat aanstonds door 't roepen van Avancez, Avancez, voor de ooren der onzen werd bedekt. In dit passeeren brak den dag door, en men zag van beneeden één van des Vyands Schepen aankomen, dat weinig of geen Zeil byhebbende, door twee Barken werd voortgesleept. Toen het op en aan van 't Fort was, werd van voorsz. Fort daar op geschooten, doch in voegen, dat de meeste Kogels voor 't Schip overvloogen Verder komende werd het van onze

[pagina 709]
[p. 709]

Schepen, en van de Batterytjes in de nieuwe Uitlegging wakker raak geschooten; doch het zwaarste Geschut maar zes- en vierponders zynde, is niettegenstaande den tegenstand dien de onze booden het Schip met de Barken gepasseerd, één van de laatsten echter genoeg te doen hebbende om het onder het Bosch op den Modder neêr te zetten, daar hy zonk; doch 's achtermiddags weder opgeholpen werd. De andere Bark zeilde voort naar de Barkassen die in de bogt voorby Paramaribo by elkander waren gaan liggen, en terstond rondom hem vergaderden, waarna de Bark met eenigen van die Vaartuigen, wederom naar 't Schip keerde, en het zelve opboegzeerden, tot af en aan de gedachte Plantagie Meerzorg. Dus verlooren de onzen de gemeenschap met de Plantagiën te Water, en bleeven alzo gebloqueerd, zonder echter, dat de Vyand nog lust betoonde, om de onzen voor de vuist te komen aantasten. Dericourt, die dit Schip commandeerde, heeft sedert verklaard, dat maar vier of vyfschooten van 't Fort hem geraakt hadden, niettegenstaande hy eenen geruimen tyd, als in eenen maalstroom, voor het zelve stil gelegen had; doch dat van onze Schepen, en andere Batteryen de Kogels als zaad in den Huid van 't Schip zaten, maar dat die, als te ligt, en 't Schip daar tegens bereid, niet doorgegaan waren.

Zo ras dit Schip voorby was gesleept, bemerkte men, dat dit in den moed der Burgeren, eenige ontroering had gebragt, tot groote leedweezen van die geenen die nog onvertzaagd waren. Om dien moed wederom stand te doen grypen, verzocht men van den Gouverneur eenige Stukken Kanon uit het Fort elders te mogen plaatsen: 't geen toegestaan werdende, begonnen de Burgers, de Matroozen en de Slaaven dezelven uittesleepen, en werden die op de voordeeligste plaatsen geposteerd, dat der Menschen yver en moed weder op beurde.

Op den 17den October, zynde Maandag bekwam men tyding, dat de Franschen zich op de Plantagie Dykveld, toebehoorende Jan van Dyk, hadden vertoond, zynde ongevaar een groot Uur van Paramaribo gelegen; en dat zy daar alles geroofd en vernield hadden. Waarop de Burger-Capiteinen de Vree en Bouvet, aan den Gouverneur en Raaden voorsloegen met een Detachement Burgers zich derwaards te begeeven, om

[pagina 710]
[p. 710]

de Vyanden aldaar te betrappen of te verjaagen en hen verder te sluiten, ten einde de andere Plantagiën voor de Plondering te bevryden, en voorts daar door eenige afwending te maaken. Dit werd goedgekeurd, en die twee Heeren de Commissie opgedragen, met eene schriftelyke Instructie om de Ingezetenen te kunnen commandeeren tot het leveren van Slaaven en verdere benoodigdheden tot die onderneeming, werdende daar toe zestig Burgers uit de Divisien van Thorarica en Para geschikt, die des achtermiddags door gemelde Capiteinen naar den Vyand werden geleid.

's Anderen daags tegen den avond kwam één van deeze afgezondene Burgeren aan Paramaribo te rug, gelyk ook 's nachts nog eenige anderen, waar onder eenige Gekwetsten, berichttende, dat zy op de Plantagie Tout-lui-faut van A: Desloges, tegens de Franschen geslaagen hadden, en dat Capitein de Vree, nevens eenige anderen gevangen, en Capitein Bouvet en veele van ons Volk dood of zwaar gekwetst waren. Dit laatste werd anders bevonden, alzo de laatstgenoemde Capitein, met nog eenigen van die Burgers aankwam, wanneer men verstond, dat dit Gevecht zich op de volgende wyze had toegedraagen:

Op den 18den met den Dageraad was 't Detachement op Dykveld aangekomen en werden geen Vyanden gevonden. Doch, om dat daar nog veele Goederen waren gelaaten, alzo de Franschen maar vyftien Man sterk waren; dachten voornoemde Burgers, dat dezelven met grooter getal wederom zouden komen, dus werd ons Volk in een hinderlaag gelegd langs den Weg daar de Vyanden door moesten komen. Na tot over den middag vergeefsch gewacht te hebben besloot men over de Plantagie Tout-lui-faut naar Para toe te marcheeren, om uittevoeren 't geen den Capiteinen by Instructie was aanbevoolen, en werd alvoorens de Kreek van die Plantagie overal met Boomen versperd.

Dichte by Tout-lui-faut komende, werden zy gewaar, dat die Plantagie door de Franschen bezet was, en terwyl zy beraadslaagden, hoe men den Vyand best zou aantasten, werden de onzen door twee Franschen, die uit de Molen naar 't Woonhuis gingen, gezien, die met een aan hun Volk toeriepen, Alerte, Alerte. Gemelde Burgers, nu ontdekt, beslooten de Franschen voor de vuist te gaan aantasten; maar, uit het Bosch in

[pagina 711]
[p. 711]

de opening komende, zagen zy wel ras, dat ze in hunne meening bedroogen waren, vindende de Vyanden, ongelyk sterker in getal, bereids gerangeerd staan, waarom zy zich in een drooge Sloot wierpen, die recht over de Franschen was. De Vyand zond een Man, zonder Schietgeweer, meer dan halver weg naar de onzen toe, die met zyne handen wenkte als of hy met iemand spreeken wilde: waarop twee van de Burgers, ook zonder Geweer, daar na toe gingen. Doch dit was een streek van den Vyand om tyd te hebben om ons Volk te bespieden, gelyk zy wel haast bemerkten, dat het zonder orde of discipline was. Vier of vyf Franschen kwamen met hun Geweer uit, en arresteerden de gemelde twee Burgers, die zy mede namen en dezelven tusschen hen zodaanig plaatsten, dat men daar op niet kon schieten zonder de onze daar aan te waagen. Kort daarop kwamen de Franschen met omtrent zestig Man op de onzen af, na dat zy eerst een Officier met vyf en twintig Man langs den Boschkant hadden gezonden, om alzo de zyde van de Gragt te winnen. Ons Volk gaf te vroeg, door malkander, zonder orde of Commando in acht te neemen, Vuur op de Vyanden; die, met eenen styven tred naderende, eene ordentlyke decharge op de onzen deeden. Onze Slaaven liepen toen weg, en de meeste Burgers namen mede de vlucht in 't Bosch, laatende den Capitein van Para met nog een anderen Burger in de Gragt staan, daar zy gedwongen werden zich over te geeven aan de Vyanden, die hen na een Uur vertoevens naar Meerzorg hun Hoofdkwartier voerden. By deeze Onderneeming werden twee van de onzen gedood en zeven gekwetst. De Franschen hadden twee Dooden en vier Gekwetsten, voor zo verre men zeker wist, en onder de laatsten een Capitein van de Flibustiers, genaamd Testas.

Dien zelfden avond wierp de Vyand, op Paramaribo zes en dertig Bomben, waar van 'er een op het Borstweeringtje van een Bolwerk van 't Steene Fortje neêrkwam, en een Indiaanschen Jongen die daar te slaapen leide, doodsloeg.

De zaaken zo verre gekomen zynde, begonnen de Burgers met elkander ernstig over den toestand der Colonie te spreeken, en overdenkende, dat de Vyand nu genoegsaam meester van de gantsche Rivier van Suriname

[pagina 712]
[p. 712]

was, en zeer ongerust hoe het met hunne Vrouwen en Kinderen zouden gaan, die in de Bosschen, in den uitersten angst, ter genaade der Slaaven, dwaalden, beslooten eindelyk zich by Request aan den Gouverneur, op den 19den October, te adresseeren, gelyk alle de Capiteinen van de daar liggende Schepen mede deeden, verzoekende eenpaarig: ‘Dat het den Heer Gouverneur aan wien de bescherming en handhaving van de Volkplanting toevertrouwd was, behaagen mogt hen bekend te maaken, wat middelen zyn Edele by der hand had, om den voortgang of vordering die de Vyand, van dag tot dag, op hen maakte, te beletten, op dat de Burgery daar door aangemoedigd werde om in haaren pligt te volharden, met de hoop van een goed gevolg: dat zo zulke middelen aan de hand zyn, die ten spoedigsten mogten werden gebruikt: dat in geval zyn Edele genoodzaakt was te bekennen, dat alles ter uitvoeringe dier middelen ontbreekte, dat zy als dan de Heeren Raaden verzochten, ten allereersten zodaanige middelen te beraamen, en werkstellig te maaken, om het Land, en de Burgery, die haar pligt en trouw getoond had, te bewaaren, en voor eene Bloedstorting te behoeden, die onvermydelyk in 't geval te wachten stond.’

Dien zelfden avond werden weder vier en veertig Bomben van beneeden geworpen, zonder schade te veroorzaaken.

Na den Middag, op den 20sten October, zag men om den hoek van Suriname, een Roeivaartuig aankomen, waar op Appél werd geslaagen. Men zond een Sloep naar het zelve, dewelke te rug komende mede bragt den Adjudant van Cassard; die by eenen tweeden Brief nogmaals eene Brandschatting opeischte, dreigende anders alles in de Rivier te zullen afbranden, terwyl hy genoegsaam meester van gantsch Suriname en Para was, hebbende in die Rivier alle de Plantagiën nog verder dan der Jooden Savaane bezet, en, in Para, reeds tot op de Plantagie van de Weduwe Drouillet ingedrongen. De Paulus-Kreek was alleen voor den inval der Vyanden bevryd gebleeven, hebbende de Heer Simon van Halewyn op zyne Plantagie 't Eiland genaamd, beslooten Batterytjes met 'er haast te doen opslaan, en zeven Stukjes Kanon van de Plantagiën in die Kreek geplaatst, hebbende dertien Blanken by zich.

[pagina 713]
[p. 713]

Op den eisch van den Vyand verzocht men stilstand van Wapenen voor drie Dagen, om met de Raaden, die op 't Fort Sommelsdyk waren, te mogen spreeken: dat toegestaan werd, als mede de noodige Paspoorten om door de Vyandelyke Schepen beneeden liggende niet opgehouden te werden.

's Avonds omtrent acht Uuren kwam een Scheepsboot, met eene styve koelte, dicht langs het Fort opzeilen, en liep met dien vaart tusschen het Fort en onze Schepen aan den Wal, dat haast alarm veroorzaakte. Dit was de Boot van Capitein Casper Keisbergen, die met nog twee andere Hollandsche Schepen, gevoerd door Pieter Verwer en Jan Schouten, buiten ten anker gekomen waren, op het zien van 't groot Schip dat voor de Rivier lag, zynde het Fransch Oorlogsschip le Neptune, dat om zyn grootte buiten had moeten blyven. Deeze Boot was, zonder gezien te werden, midden door de Fransche Schepen gepasseerd, en is die Boot aanstonds naar buiten te rug gezonden, met een order van de Regeering aan die drie Capiteinen om op 't spoedigste weder in Zee te loopen. De Boot vertrok, en had het geluk zonder hinder aan boord te komen. Cassard vernoomen hebbende, dat 'er drie van onze Koopvaardyschepen geankerd waren, zond een van zyne Fregatten van veertig Stukken naar beneeden om zich daar meester van te maaken; maar het zelve raakte in het afdryven op den Modder vast, en zyn onze Schepen gelukkig ontsnapt en naar Curaçao gezeild en aldaar behouden aangekomen.

Den 23sten kwamen de Heeren Adr: Wiltens en Ab: Kinkhuizen van het Fort Sommelsdyk, werwaards zy den dag te vooren vertrokken waren om met de andere Raaden te spreeken, aan Paramaribo te rug medebrengende den Raad Adr: Bloos.

's Nademiddags werden alle de Burgers, als mede alle onze Scheeps-Capiteinen en hunne Stuurlieden aan den Wal, byeengeroepen, wanneer de Gouverneur, in byzyn van de aanweezende Raaden, aan de Gemeente voorstelde den slechten Staat, waarin de Colonie was, en dat de Vyand Brandschatting eischte: dat als men daar toe kwam ieder een naar zyn vermogen zoude moeten helpen: dat de Vyand alles zoude aanneemen

[pagina 714]
[p. 714]

wat men kon geeven, Geld, Goud, Zilver, Suiker, Koopmanschappen, ja tot oud Koper niet uitgezonderd; en dat alle Schulden zouden stil staan, tot zelfs de Publieke Comptoiren toe, tot dat de Brandschatting betaald was. Waarop de meesten antwoordden te willen toebrengen, en anderen het overlieten aan Gouverneur en Raaden.

Op Maandag den 24sten voer men naar de Plantagie Meerzorg heen en weêr om met den Vyand, wegens de Brandschatting te handelen, zynde daar toe afgevaardigd de Heeren Amsincq, Wiltens, Bloos, Kinkhuizen, Bouvet en Denys. Welk over en weêr vaaren geduurd heeft tot op den 27sten October, wanneer het Verdrag is getroffen zo als volgt:

‘Overeenkomst gemaakt tusschen den Heer Cassard, commandeerende het Esquader van de Schepen des Konings van Vrankryk, en de Gedeputeerden van de Colonie van Suriname, over de Contributie by hem geëischt van dezelve Colonie, door zyne Oorlogs-Schepen en andere Vaartuigen, die op deeze Rivier zyn, alles ter presentie van den Heer Le Vasseur, Commissaris van de Marine voor 't Interest van zyne Majesteit.

Art. I.

‘Dat de voornoemde Inwooners zullen betaalen voor Contributie een Jaar revenu, dat vastgesteld is op vyftien du zend Oxhoofden Suiker, waar van de Prys is gereguleerd tegens twaalf Duiten het Pond.

Art. II.

‘Dat de voornoemde betaaling zal geschieden in contant Geld, zo veel men zal kunnen bekomen, en Koopmanschappen, die aan denzelven Heer Cassard zullen gevallen volgens prys courant van dit Land, die gereguleerd zal werden door twee Commissarissen van wederzyden daar toe te verkiezen, en dat het Supplement voldaan zal werden in Slaa-

[pagina 715]
[p. 715]

ven, Mans en Vrouwen, ten pryze van drie honderd vyftig Guldens het Stuk.

Art. III.

‘Dat de voornoemde Inwooners gehouden zullen zyn de Contributie te betaalen in den tyd van veertien Dagen; by manquement van dien zullen zy verpligt zyn te leveren vyftien Vaten Meel, en twee duizend Ponden Vleesch ieder Dag, en zo zy zich niet in staat bevonden het zelve in 't geheel te leveren, zullen zy het montant van dien gehouden zyn in Geld te voldoen.

Art. IV.

‘Beloovende de Heer Cassard geen nadeel aan de voornoemde Colonie te zullen toebrengen, maar in tegendeel te zullen doen wedergeeven aan de Eigenaars, die het zullen begeeren, alles dat genoomen is, voor zo verre hy zulks in zyn magt heeft, en zal het geene hem gelaaten werd, verstrekken in Reekening van afslag op de beloofde Contributie, en wat de Koopmanschappen aangaat, ten pryze die zullen werden gereguleerd in gevolge van 't tweede Articul.

Art. V.

‘Dat aanstonds na de teekening van deeze Overeenkomste het aan alle de Ingezetenen vry zal staan, met hunne Boots en Slaaven onverhinderd door alle de Rivieren te reizen zonder door iemand daarin belet te werden, om zich naar hunne Plantagiën te begeeven, daar bezit van te neemen, hunne Slaaven doen wederkeeren, dezelven te doen werken, zonder dat men daar omtrent eenig beletzel zal toebrengen, om in staat te weezen, van aan deeze Contributie te kunnen voldoen.

[pagina 716]
[p. 716]

Art. VI.

‘En zo ras de betaaling eenen aanvang zal genoomen hebben, zal hy zyn Fregat en andere Vaartuigen beneeden de Fortresse Zeelandia doen retireeren, zonder zich een eenigen Post boven dezelve te behouden.

Art. VII.

‘Dat ook aanstonds na de teekening de Gevangenen in vryheid zullen werden gesteld, zonder eenig Rantzoen te betaalen, als zynde begreepen onder de generaale Contributie.

Art. VIII.

‘Dat hy belooft en zich verbindt, voor hem en allen die van zyn Esquader dependeeren, dat zy geen nieuwe Onderneeminge op deeze Colonie zullen doen, geduurende den tyd van een Jaar.

Art. IX.

‘Dat de Ingezetenen zullen verpligt zyn, te geeven twee Ostagiers tot verzekering van de voldoening van deeze Overeenkomst, te weeten een Officier van 't Garnizoen, en een Burger van aanzien.

Art. X.

‘Dat men aan het Esquader zal leveren alle noodzaakelykheden en verversching, die men zoude kunnen benoodigd zyn, volgens prys courant van den Lande, zo veel zulks mogelyk zal zyn.

[pagina 717]
[p. 717]

Art. XI.

‘Dat het vry zal staan aan alle de Fransche Chaloupen, gemunieerd zynde met een order van den Heer Cassard, Water te gaan haalen in de Rivier Suriname, zonder evenwel op eenige Plantagiën te mogen komen.

Art. XII.

‘Dat tot acquit der volle betaaling der Contributie noodig zal zyn, dat de Inwooners aan den Heer Le Vasseur Commissaris, ter hand stellen alle de Recepissen, die zy zullen ontvangen hebben van de Capiteinen der Schepen, in dewelken zy hunne Koopmanschappen zullen hebben gelaaden; in de plaats van de welken haar ter hand zal werden gesteld een quitantie gevidimeerd door den Franschen Generaal.

Art. XIII.

‘Dat na de teekening deezes, alle de Troepen zich zullen retireeren van de Posten, die zy in de Rivier bezet hebben, mids dat men ook trede tot betaaling van 't montant der Contributie, en daar een einde van maakt zo ras zulks immers mogelyk zal zyn.

 

‘Hier van een dubbeld gemaakt, in het Leger op de Plantagie van Amsincq, door ons ondergeschreeven, den 27sten October 1712.

 

(Was geteekend,)

 

Cassard, vt. Le Vasseur, P. Amsincq, Wilhem Pedy, Adr. Wiltens, A. Kinkhuizen.

[pagina 718]
[p. 718]

Daags daar na (den 28sten) kwamen onze Gevangenen, die ontslagen werden, aan Paramaribo. De Heeren Cornelis Denys en Daniel Pichot werden dien dag by de Heeren Gouverneur en Raaden schriftelyk gecommitteerd, om, ingevolge het tweede Articul van de Overeenkomst, de Pryzen der Koopmanschappen, met de Commissarissen der Franschen te reguleeren, en verder gemagtigd tot alle andere zaaken, die hen door de Regeering van tyd tot tyd zouden werden opgegeeven en gelast.

's Achtermiddags ten vyf Uuren verlieten de Vyanden de Plantagie Meerzorg, en passeerden met omtrent vyf en twintig Vaartuigen naar beneeden, en tegens den avond kwam het Schip en de twee Barken ook af, die wel gelaaden waren, hebbende ieder een Pont met Suiker achter aan. Het Schip raakte met den Stroom in de bogt boven onze Schepen aan den Grond, en is daar na met hulp van Roeivaartuigen daar af gebougseerd, niet zonder nog meer dan eenmaal vast te raaken. Zoo dat als men in staat was geweest den Vyand te verduuren, het een genoegsaame onmogelykheid voor de Franschen zou zyn geweest, dat Schip ooit wederom te recht te brengen.

Saturdags, den 29sten kwamen de Fransche Commissarissen, om met die van onze zyde wegens de Koopmanschappen te handelen, aan Paramaribo, en maakte men, des anderen daags zynde Zondag, een begin, gaande by de Burgers rond, men nam de Goederen op, en tekende de pryzen aan, die, gelyk ook de Suikeren die gemaakt waren, van tyd tot tyd naar hunne Schepen zyn verzonden.

's Maandags den 7den November kreeg men kondschap, dat 'er een Slaafhaalder voor de Mot-Kreek was. Men was op middelen bedacht om de Negers aan die Post in stilte te lossen, en die aan de Franschen te leveren om de onzen te spaaren; maar de Schipper gewaarschouwd zynde geweest, dat de Franschen in de Rivier waren, stak in Zee, en is verder naar Curaçao voortgezeild.

Den 13den daar aan volgende, werden, de Schippers uit de Predikatie geroepen, om by den Heer Cassard te komen, van wien zy Randzoenbrieven hebben gekreegen.

[pagina 719]
[p. 719]

Een van des Vyands Schepen van 60 Stukken, le Temeraire genaamd, raakte met een Travaatwind aan den Lagerwal, zo hoog op den Modder vast, dat men niet anders dacht, of het Schip zoude daar hebben moeten blyven zitten, gelyk de Vyanden ook al begonden te praaten van den brand daar in te steeken. Aan de Capiteinen Giraudet en De Goyer werd door 't Hof geordonneerd, om ieder een Stuurman daar na toe te zenden, en moesten alle de Schippers met elkander loten, wie twee zwaare Touwen zouden geeven, om het zelve van den grond te helpen; dat eindelyk na veele dagen arbeidens, met den verleenden bystand, gelukte, tot groot leedweezen van veelen die wel wenschten, dat de Vyand zo een kostelyk Schip had moeten laaten zitten, dat zyn voordeel op deeze Colonie behaald niet weinig zou verminderd hebben.

Den 6den December, 's avonds om zeven Uuren, vertrokken de twee Franschen Commissarissen Le Vasseur en Seraphin van Paramaribo, en met hen de Heer Elias Chaine, die als Gyzelaar voor de voldoening der Wisselbrieven medeging; en is daarop de Heer Cassard met deszelfs gantsche Vloot voor den dag al uit de Rivier gezeilt.

Wy laaten hier volgen de Reekening der Brandschattinge.

[pagina 720]
[p. 720]

Generaale Reekening der Brandschattinge voor de Colonie van Suriname, Volgens de Overeenkomst gemaakt met den Heer Cassard den 27sten October 1712.

Debet Credit
Voor 15000 Oxhoofden Suiker a 650 ℔ netto het Oxhoofd à 1½ stuiver het ℔. ƒ731250:-:- Voor Koopmanschappen geleverd volgens Reekening van den Heer Le Vasseur. ƒ177124:17:-
Voor onkosten van 't Esquader na het verloop van den gestelden tyd door het Verdrag gereguleerd met den Heer Cassard voor eene Somme van. ƒ10350:-:- Voor Zilverwerk of gemunt Geld. ƒ65926:13:-
    Voor 750 Slaaven à ƒ350 ieder. ƒ262500:-:-
    Voor 3033½ Oxh: Suiker volgens Recepissen ingetrokken;  
Voor 16 Slaaven afgetrokken van de geheele quantiteit Negros-Slaaven die geleverd zyn à ƒ350. ƒ5600:-:- Voor 109 dito dito genoomen op de Plantagiën voor de Overeenkomst in 's Konings Schepen;  
Voor een Slaaf hier over in 't Credit gebragt voor ƒ350. en gekocht door den Heer Le Vasseur voor ƒ200 resteerd voor verschil. ƒ150:-:-    
    ----------  
    same 3142½ Oxhoofden à ƒ48:15. ƒ153196:17:-
    Voor diverse Effecten op de Plantagiën genoomen. ƒ4072:10:-
    Voor diverse Provisien, als Tayer, Dram, enz. ƒ3232:19:-
    Voor Provisien geleverd aan 't Esquader, te weeten.  
    in Blom (of Meel) ƒ2706:16  
    Kaas en Erwten. ƒ1118:12  
    groot en klein Vee. ƒ3130:-  
    ---------- ƒ6955: 8:-
  ----------   ----------
Transporteeren ƒ747350:-:- Transporteeren. ƒ673009: 4:-

[pagina 721]
[p. 721]

Debet Credit.
Transport van de andere zyde. ƒ747350:-:- Transport van de andere zyde. ƒ673009: 4:-
    Voor Koperwerk, zo Ketels als anders. ƒ9338:-:-
    Voor twee Kabeltouwen, een van 100, en een van 95 Vadem 12½ Dm. ƒ3000:-:-
    Voor roode Slaaven, of Indiaanen. ƒ2300:-:-
    Voor zo veel betaald is door Juffw. Godyn voor haar Randzoen in de Maand Juny laatstleden. ƒ120:-:-
    Voor 22 Wisselbrieven same Holl: Geld. ƒ37464:16:-  
    Augm: à 20 Pct. ƒ7493:-:-  
    ---------- ƒ44957:16:-
    Voor 300 Oxh: Suiker te leveren in 't Schip de François a ƒ48:15: ƒ14625:-:-
  ----------   ----------
same Surin: Geld.Ga naar voetnoot(*) ƒ747350:-:- same Surin: Geld. ƒ747350:-:-

Wy des Konings Raad, Commissaris der Marine, geëmbarqueerd op 't Esquader gecommandeerd door den Heer Cassard, certificeeren aan allen die het aangaan zal, ontvangen te hebben de Effecten in deeze Reekening vermeld, en dat alle dezelven gescheept zyn in de Schepen van zyne Majesteit.

 

Gedaan te Paramaribo deezen 6den December 1712.

 

En geteekend
Le Vasseur.

 

Onder en ter zyde stond
Gezien, en geteekend, Cassard.

[pagina 722]
[p. 722]

Op Woensdag den 26sten January 1713, werd aan Paramaribo een Placaat van Gouverneur en Raaden (op den 17den van voorsz. Maand vastgesteld) afgekondigd, ten einde een ieder zyn staat hier te Lande zou hebben te inventariseeren, en aan den Hove over te leveren, om daar uit de evenredigheid te vinden, van 't geen ieder in de Contributie zoude moeten draagen.

Kort daarop rees 'er tusschen de Regeering en de Ingezetenen eenige oneenigheid omtrent het onderzoek van die Inventarissen, en de evenredigheid daar op te vinden, en wegens eenige andere punten, gelyk zy zich aan 't Hof van Politie by een ampel Bericht in 't begin van February 1713, uitten. Onder anderen zeggen zy daar:

‘Dat voor zo verre de aanvertrouwde Regeering aangaat, de Ondergesz. wel gewenscht hadden, dezelve in gevolge van het Octroy was waargenoomen, wanneer zy niet genoodzaakt zouden zyn geweest, zich aan hun Hoog Mogende om redres te vervoegen, waar van een van de voornaamste redenen is geweest het opleggen van de Vestingwerken ten onze kosten op te bouwen en te onderhouden, zonder vergoeding, ja zelfs zonder Reekening van het opgebragte, hoewel direct strydig tegens een speciaale Conditie van 't Octroy aanloopende, echter zonder het Consent van hun Hoog Mogende veel min dat der Ingezetenen tot het opleggen van zulke Lasten af te vergen, enz.

Gelyk men ook onder den naam van Modique Lasten (om 't zelve alzo was 't mogelyk voor ons te verduisteren) gemaakte Sterktes of Buitenposten voor 't Garnizoen, en andere zaaken ons heeft doen bekostigen, schoon hun Hoog Mogende by 't Octroy hebben gelieven te reguleeren, waar toe die Penningen zouden moeten werden besteed.

De Ondergesz. vermeinen, dat alle Lasten, die men doed draagen, zonder volmagt of toestemming van hun Hoog Mogende en daar men der Ingezetenen verlof toe van nooden heeft vrywillige Opbrengingen zyn, en gevolgelyk, dat alle die uit vrye wil opbrengd, schikking daar over toekomt, en dienvolgende, mids deeze zaak zo presseerd, en hun Hoog Mogende niet aanweezend zyn, zo vermeinen de Ondergesz. het

[pagina 723]
[p. 723]

met een eenpaarig verlof van de Geinteresseerden behoord te werden gereguleerd, en daar over gedisponeerd, enz.

Ook konnen de Ondergesz. geen genoegen neemen, dat de verdeeling op de Contributie door de Regeering alleen zoude werden gemaakt, en daar na, daar van aan de Gecommitteerdens uit de Burgery visie gegeeven, vermeinende, dat het reguleeren van die verdeeling geen zaak is, die aan eenig Lid van deezen Ed: Hove als Regent behoord maar wel als Geinteresseerde, zynde het eene zaak van Reekening, waaromtrent nog geen dispût noch verschil voorkomt, en gevolgelyk geen uitspraak van Rechters vereischt werd.

Verders zo konnen de Ondergesz. niet gerust zyn met de generaale toezegging, dat op de Grieven, door den Hove zodaanige regard zal genoomen werden, als bevonden zal werden te behooren, wyl haar zulks in de voorige onzekerheid van redres laat, zo ten opzigte van de securiteit, als de verbetering van 't geene tegens den Octroye is ingebrooken; en alzo niet in staat hunne Effecten naar gerechte waarde te estimeeren; waaromme de Ondergesz. verzoeken op het spoedigsten alle de voorgestelde zwaarigheden mogen werden uit den weg geruimd: enz.

Waarop hunne verzoeken by Resolutien van den Hove in datis 23 en 24 February 1713 zyn toegestaan. De eerste luid:

‘Nademaal aan de Heeren Gouverneur en Raaden voorgekomen is, dat aan verscheide Ingezetenen deezer Colonie aangenaam zou zyn, dat de gemaakte Inventarissen overgeleverd werden aan Commissarissen uit de Burgery te verkiezen, om door dezelven te werden onderzocht, of die zyn gemaakt met genoegsaame egaliteit, is goedgevonden en verstaan, gevoeglykshalven in deeze gesteldheid destyds, en zonder gevolg voor 't toekomende, alle de respectiven Divisiën deezer Colonie te authoriseeren, zo als dezelven geauthoriseerd werden mids deezen, om door de generaale Ingezetenen van ieder Divisie twee Persoonen van de meestgegoedsten en bezadigsten te verkiezen, om aan alle dezelven gezamenlyk door deezen Hove overgeleverd te werden de Inventarissen van alle de Ingezetenen deezer Colonie en andere Persoonen die, in gevolge van den Placaate van dato 17 January 1713, gehouden zyn Inventarissen te maa-

[pagina 724]
[p. 724]

ken, omme door de Gecommitteerdens te werden onderzocht, of die gemaakt zyn met de vereischte egaliteit, en te reguleeren, ten overstaan van eenige Heeren uit deezen Hove daar toe te committeeren.

Welke Inventarissen, met bygevoegd bericht, door de gezamenlyke Commissarissen aan deezen Hove zullen werden overgeleverd, omme door het zelve te werden goedgekeurd ofte anders beschikt, zo als bevonden zal werden te behooren, en zal Extract van deeze Resolutie aan ieder Divisie werden gegeeven.’

Volgens de Resolutie van 24 February 1713, zyn aan hen deeze punten toegestaan, in volgende manieren:

Eerstelyk, Dat de Inventarissen aan het Hof door de Ingezetenen zullen overgeleverd werden.

2. Dat de Inventarissen zullen werden gesteld in handen van Commissarissen uit de Divisien der Christenen, omme ten overstaan van Heeren Commissarissen uit den Hove, onderzocht en gereguleerd te werden, naar alle redelykheid en billykheid.

3. Waarna die door gezamenlyke Commissarissen aan den Hove van Politie zullen werden overgeleverd, om geapprobeerd of anders geredresseerd te werden, na dat de Commissarissen alvoorens daar over zullen zyn gehoord.

4. Dat verders alle posten, waar mede de Reekening van Contributie by deezen Hove zal geoordeeld werden te moeten werden belast, aan de bovengenoemde Commissarissen uit de Ingezetenen zullen werden gecommuniceerd, om, des noods zynde, haare consideratien daar over te mogen zeggen, en vervolgens de Reekening by den Hove opgemaakt, en aan dezelven Commissarissen daar van visie gegeeven werden.

5. Dat wat het redres omtrent de Securiteit belangd, het Hof al bereids bezig is, daaromtrent de noodige schikkingen te maaken, en met de Ingezetenen wil beraamen om het zelve werkstellig te maaken.

6. Zo de Ingezetenen in staat zyn Grieven aan te toonen contrarie aan 't Octroy, zal, in zo verre dezelven gefondeerd zullen gevonden werden, daar omtrent redres bezorgd werden, zo veel het hier te Lande doenlyk is.

[pagina 725]
[p. 725]

En is verstaan aan de respective Divisien Extract van deeze Resolutie te geeven, om te dienen voor Appointement op haar Edele ingeleverde Geschriften hier geannexeerd.’

Na het inleveren der meergenoemde Inventarissen, werd een Omslag van acht of tien ten honderd op het Capitaal der Ingezetenen gelegd. Niettegenstaande deeze zwaare Contributie, zyn de onkosten van 't toerusten der Vloot aan de Onderneemers op verre na niet betaald, en de meesten derzelven daar door geruineerd.

Wy hebben reeds hier vooren gezegd, dat de Burger-Officieren door de Ingezetenen gequalificeerd, zich aan hun Hoog Mogende by een breedvoerige Missive in dato 17 September 1712, hadden geaddresseerd, en daar aan hadden gevoegd een omstandig Verhaal van het voorgevallene by den eersten Aanval van Cassard op deeze Colonie: verzoekende redres, en klaagende over de Edele Societeit, en tegens den Gouverneur en Raaden van Politie: dat die de Colonie niet beschermden, en dat alles dat daar toe zo veel doenlyk door de Ingezetenen gedaan en gefourneerd was, niet werd gebragt op Reekening van de Edele Societeit enz. Waar tegens Directeuren een wydloopig Vertoog tot wederlegginge van die klagten, aan hun Hoog Mogenden deeden inleveren. Waarop de Heeren Staaten Generaal, na dat de zaaken onderzocht, en naderhand Commissoriaal gemaakt, zelfs ook door de Heeren Gedeputeerdens van de Provincie van Holland en Westfriesland, als daar in het meeste belang hebbende, overgenoomen waren; by een Resolutie van den 28sten July 1713 goedvonden een Aanschryving te doen aan Gouverneur en Raaden van Politie, in de Volkplanting van Suriname, om de Burger-Officieren aldaar, en die zy verders zouden goedvinden, voor hen te bescheiden, en aan dezelven uit naame van hun Hoog Mogende zouden aanzeggen en beveelen, dat zy provisionelyk, en tot hun Hoog Mogende nader order promptelyk zouden hebben te betaalen de Hoofdgelden en andere Lasten by den Octroye vastgesteld; dat zy zich ook zouden hebben te onthouden van alle onbehoorlyke aparte Vergaderingen, maar de zaaken aldaar te laaten, en zich te onderwerpen aan het bestuur van den Gouverneur en Raaden voornoemd, en derzelver orders in alles na te komen: op poene dat tegens de Overtreeders zoude

[pagina 726]
[p. 726]

werden geprocedeerd by Corporeele apprehensie of andere middelen van Rechten, of wel by politique uitzettinge of wegzendinge, als zy Gouverneur en Raaden volgens den Octroye en de gemeene Rechten zouden bevinden te behooren.

Ondertusschen hielden die redenen van ongenoegen niet op. Men klaagde uit Suriname, dat het ongeluk de Colonie, door de laatste Onderneeming van Cassard, overgekomen vooornaamelyk te wyten was, aan de slechte bestiering hier te Lande. De Opgezetenen der Volkplanting beweerden, dat de Directeuren geen genoesaame zorg hadden gedraagen, om de Vestingwerken, in overeenkomst van het Octroy, in behoorlyken Staat van tegenweer te stellen, en met Manschap te bezetten. Overzulks verzochten zy, dat daarin, volgens het XXVII. Articul van den Octroye, door Directeuren ten spoedigste mogte werden voorzien, met vervulling van 't geen 'er aan ontbreekte; voorts, dat zy mogten erlangen Remboursement van die Penningen, die zy aan den Vyand genoodzaakt zyn geweest op te brengen, met vergoeding van alle kosten, en schaaden die zy door den Vyand hadden geleden. enz. De Directeuren verdedigden zich echter zo wel by de Algemeene Staaten, dat deeze oordeelden, dat zy ten onrechte beschuldigd werden, als ook dat de Inval door den Vyand gedaan, niet kon werden toegeschreeven aan Directeuren voornoemd, en gevolgelyk van hen niet kon werden gevorderd vergoeding van die Penningen die aan den Vyand, of anderszins zyn opgebragt. Ingevolge van het welke hun Hoog Mogende een Besluit namen, den 28sten December 1713, om Gouverneur en Raaden aan te schryven, dat zy de Ingezetenen en Coloniers aldaar uit naam van hun Hoog Mogende zouden aanzeggen, dat zy promptelyk zouden hebben op te volgen, en naar te komen den Inhoude van hun Hoog Mogende Resolutie van den 28sten July 1713, en uit krachte van dien, zouden hebben op te brengen en te voldoen alle achterstallige Hoofdgelden, en andere Lasten aan Directeuren verschuldigd: en zo haast doenlyk alle verdere achterstallen van ingekochte en tot nog toe onbetaalde Slaaven; en verder geen de minste inbreuk tegens den Octroye, nopende den invoer van Slaaven zullen hebben te onderneemen. Dat tot versterking van de Colonie Gouverneur en Raaden van Suriname,

[pagina 727]
[p. 727]

in serieuse overweginge zullen hebben te neemen, of en hoe verre zullen kunnen werden gerenoveert, de resolutien by haar genoomen op den 7den January 1692 en 13den May 1699 contineerende een ordonnantie, om by zeker getal Slaaven, eenen Blanken Dienaar te houden, en dat de Coloniers en Planters, zo wel in cas van alarm als anderszins stiptelyk zullen hebben te obedieeren aan de orders van de regeering daar te Lande. Wyders dat zy Raaden en Coloniers hunne Gemagtigden zouden hebben te qualificeeren, om ingeval zy meerder Bescherminge zouden noodig hebben, of dienstig achten, over die verdere en meerdere middelen van securiteit van het Land aldaar, met de gemelde Directeuren te overleggen, als mede over het geen zy Raaden en Coloniers tot die hunne meerder securiteit zouden hebben te contribueeren, en dat hun Hoog Mogende ten dien einde Gouverneur en Raaden qualificeerden, om met concurrentie en goedvinden van de gemelde Directeuren, als dan op te stellen alle zodaanige minstdrukkende Lasten, als tot onderhoud van meerder Manschap, en aanleg van verdere Fortificatien, buiten het Fort aan Suriname, zouden werden vereischt.

Het liep echter eenige Jaaren aan, eer men de versterking dier Volkplanting werkstellig maakte, wyl de Raaden en Coloniers zich omtrent het geen zy daar inne zoude draagen, niet hadden willen uitlaaten. Directeuren bevreesd, dat met langer Deliberatien en over en weder schryven de gelegenheid van zich by tyds in staat van tegenweer te stellen zoude verloopen, en dat de Colonie by den eersten opkomende Oorlog wederom groot gevaar zoude loopen, ja zelfs van t'eenemaal geruineerd te werden; lieten inmiddels hunne gedachten gaan, hoe, en op wat wyze de voorsz. Colonie op 't spoedigste en onkostelykste zoude kunnen werden versterkt, en voor alle aanvallen, zo veel mogelyk, bewaard. Weshalve zy vervolgens, t'hunnen kosten derwaards hebben gezonden den Ingenieur Draak, ten einde hy, naar bezigtiging in loco genoomen te hebben, aan de Directeuren met zekerheid zoude kunnen berichten welke en hoedaanige Fortificatien tot versterking van de voorsz. Colonie zoude werden vereischt, gelyk ook daar na is geschied; hebbende de voornoemde Ingenieur Draak, na het verloop van acht Maanden, de Plans van de vereischte Vesting-

[pagina 728]
[p. 728]

werken, aldaar by hem ontworpen, aan de Heeren Directeuren overgebragt, die dezelven ook voorts door den Directeur Generaal Des Rocques hebben doen nazien, door wien alle het ontworpene ook genoegsaam is goedgekeurd, uitgenoomen alleen, dat hy van begrip was, dat gemelde Vestingwerken eenigermaate grooter behoorden te werden gemaakt: werdende de kosten tot opbouwing van de nieuwe, en tot verbetering van de oude Fortificatien aldaar, begroot op omtrent acht honderd duizend Guldens.

Op den 8sten December 1733, werd eerst na menigvuldige Byeenkomsten en overleggingen tusschen de Directeuren der Societeit ter eenre, en de Gemagtigden van de Raaden van Politie en veele voornaame Ingezenen en Geinteresseerdens derzelver Colonie, ter andere zyde, ter versterking een Verdrag geslooten; de Articulen dier Overeenkomst zyn, den 19den December 1733, door hun Hoog Mogenden bevestigd, en in eene Resolutie der Algemeene Staaten veranderd. Volgens dezelve moest de Volkplanting Suriname, door het maaken en voltoojen der Vestingwerken, binnen den tyd van zeven Jaaren in volkomen staat van tegenweer gesteld werden, en tot dat einde waren de Directeurs verbonden de noodige Werklieden en Bouwstoffen derwaards te zenden; en de Gouverneur en Raaden van Politie in Suriname moesten een bekwaam getal van Slaaven bezorgen, tot het vervaardigen der vereischte noodwendigheden, en het arbeiden aan de Vestingwerken. Geduurende de gemelde zeven Jaaren, waren de Directeuren gehouden, twintig duizend Guldens jaarlyks tot het draagen der Kosten op te brengen. De Coloniers en Planters moesten daar toe, geduurende gelyke zeven Jaaren, ieder Jaar zestig duizend Guldens Hollands opbrengen; welke gevonden zouden werden op de respective Producten der Colonie, en door eene Belasting te leggen, op zulke Inwooners van Paramaribo en elders in de Colonie, die hun bestaan niet in het planten vonden. Waar over een byzondere Ontvanger zoude werden gesteld, die voor zyne Wedde een en een half ten honderd van 't geene hy ontvong, zoude genieten. De Directeuren zouden gehouden zyn, op hunne kosten, vier Compagniën geoefende Soldaaten, ieder Compagnie met de Officieren vyf en twintig Koppen sterk, mitsgaders het Geweer en Ammunite van Oorlog, in de Volkplanting te onderhouden. Eindelyk dat byaldien, door

[pagina 729]
[p. 729]

den tyd, eenige Goud- of Zilvermynen, in voorsz. Colonie werden ontdekt, een derdendeel, dat Directeuren, na aftrek der gedaane onkosten, daar uit zouden genieten, door hen zou werden gebragt in de Casse der Modique Lasten, tot zo lang de Coloniers en Planters, of hunne Erfgenaamen voldaan zouden zyn van 't geene zy, uit krachte deezer Overeenkomst, tot het maaken en verbeteren der Vestingwerken, hadden opgebragt: enz. Alles onder verscheidene Voorwaarden en bepaalingen breeder in voorsz. overeenkomst te zien.

Intusschen was 'er een Verschil ontstaan tusschen gemelde Directeuren, en de Raaden van Politie en Ingezetenen van dezelve Colonie, over de begrooting der Huur van de Slaaven, dewelke gebruikt zyn geweest tot den opbouw van de gedachte Fortresse Amsterdam. Waarom hun Hoog Mogenden, by een Resolutie van 13 November 1744, goedvonden, Gouverneur en Raaden voornoemd aan te schryven, dat zy, zo veel in hen was, dit ontstaane Verschil zouden, hebben uit den weg te ruimen. Ten einde nu aan het verlangen van hun Hoog Mogende zoude kunnen werden voldaan, hebben voornoemde Directeuren der Societeit den Gouverneur Mauricius, by derzelver Missive van 19 Juny 1747, gevolmagtigd om over gemelde Dispuut en meer andere Oneenigheden met de Raaden te contracteeren en handelen. Ingevolge van dien werd den 6den Maart 1748 tusschen voornoemde Gouverneur, als Gemagtigden der Heeren Ditecteuren ter Eenre; en de Raaden van Politie der Colonie van Suriname ter andere zyde; na verscheidene Byeenkomsten en Onderhandelingen, in der minne, ten aanzien van den Gouverneur op goedkeuring van de Societeit, en ten aanzien van de Raaden van hun Hoog Mogende, een Verdrag geslooten, van den volgenden Inhoud:

Art. I.

‘Dat voor betaalt en verreeckent zal werden gehouden, alle 't geene de Edele Societeit aan haar zyde, en de Colonie ter andere zyde, mogte bevonden werden of sustineeren te veel te hebben betaalt, of dat den andere te weynig betaalt zoude hebben, en dat aldus beyde partyen zullen gereeckent werden volkoomen haar respective Quota in de successive

[pagina 730]
[p. 730]

Contributien, te hebben betaalt, en opgebragt, en dat over en weeder alle verschillen die uyt hoofde van de oude Contributie voor de Fortres Nieuw Amsterdam mogte zyn ofte geweest zyn over Slaavenhuur, Ammunitie van Oorlog, gehoudentheid of ongehoudentheid in de prolongatie van gemelde contributie en zoo als in de boovengemelde sentimenten der Heeren Raaden breeder staat uitgedrukt, of andere hoe genaamt geene uitgezondert, zullen werden gehouden voor verreeckent en afgedaan, zonder dat ooit of ooit een der beide contracteerende partyen tot des anders lasten uit de voorsz: hoofde iets 't geringste zal of zullen mogen reeckenen ofte pretendeeren.

Art. II.

‘Dat van deezen dag af aan, op de oude Contributie voorgemelde Fortres Nieuw Amsterdam, geene Ordonnantien meer zullen getrocken worden, als voor goederen dewelcke op heeden reeds geleeverd zyn, waar onder gereeckent de gages, dewelcke op den eersten deezer maand Maart zyn vervallen, (doch daar niet onder gereeckent zeecker reeckeningh overgeleeverd door de Capitein Bird in den Jare 1743 en 1744. ter somma van drie duysent vier hondert vyf en seeventigh vyf en drie en seeventigste Gulden) maar wel 't hout van Lavelade en de Cingels van den Heer Pallak door den Heer Tourton, als door deezen Hove gecommitteerdt, voor gemelde Fortres gekogt: dat gemelde contributie tot den dagh van heeden zal werden geslooten, en indien, na ontfangst van 't uitstaande, en betaalingen van de Schulden tot lasten gemelde Comptoir, ten voordeele van particuliere mogt bevonden werden te booven te koomen, 't zelve zal zyn en koomen ten voordeele 't Comptoir der Modicque Lasten, dat daar en teegens ook, indien bevonden mogt werden te kort te koomen tot betaalinge van de nu zynde Schulden 't manqueerende uyt de gemelde Cassa der Modicque lasten zal werden gesuppleert en betaalt.

Art. III.

‘Dat de gemelde Fortres Nieuw Amsterdam met alle de Slaaven en

[pagina 731]
[p. 731]

't geene 'er verders toebehoordt, aan de Edele Societeit of aan de Heer Gouverneur zal overgegeeven, en door zyn Wel Edele uyt naame van de Edele Societeit overgenoomen worden, omme dezelve met alle den aankleeven van dien voor nu en ten eeuwigen daage, ingevolge resolutie van haar Hoog Mogende, de dato 13 November 1744. tot laste van de Edele Societeit te houden en onderhouden te werden, zonder iets meerder tot opbouw of onderhoud van de Fortres, ingevolge den Octroye, van de Planters zullen afvorderen, maar dat de Edele Societeit alle 't zelve zal moeten houden tot haar lasten; dat by de gemelde overgaaf van gemelde Fortres, 't zy de gezaamentlyke Raaden of twee à drie uyt haar te nomineeren leeden, zullen adsisteeren, en oculaire inspectie neemen, of alles tot gemelde Fortres behoorende, behoorlyk word overgeleeverd en genoteert, alles op die voet, zoo als by de overgaave van de Colonie aan de Edele Societeit, door ende van wegens de Provintie van Zeelandt is gedaan.

Art. IV.

‘En alzoo geoordeelt werd de Fortres Sommelsdyck van geen nut of dienste van den Lande zal zyn, zoo ras de nu nog te maaken batteryen voltooit zyn, zoo werd van dezelve afgezien, om door den Lande niet meer onderhouden te werden, gelyk ook de Edele Societeit niet gerekent werd daar toe gehouden te zyn.

Art. V.

‘Dat alle de penningen dewelcke de nieuwe contributie, na aftrek van 't geene reeds van dezelve is uytgegeeven en ingekogt, en welcke penningen ondersteld worden ten minsten zullen beloopen circa ƒ100000. zullen overgeleevert, of ontfangen werden door ses Persoonen door den Hove, ingevolge voorstel van eenige voornaame Ingesetenen, by de aanbieding, om vrywilligh tot defensie deezer Colonie te willen contribueeren, gedaan, zullen werden verkooren, en den Heer Gouverneur zullen aangenaam zyn, en zullen dezelve penningen werden geëmployeert tot verdere voltooijing der nieuwe Fortresse, 't maacken van de

[pagina 732]
[p. 732]

Batteryen aan de Brandspunt, de twee Batteryen aan de Rivier, de verdere noodige Fortificatie Wercken, zo als de Edele Societeit of den Heer Gouverneur zal noodigh oordeelen, en zal 't departement der gemelde ses Persoonen niet verder gaan, dan alleen om de betaalinge te doen, voor 't gunt ten voorsz: einde, word aangewendt of ontbooden, op Ordonnantie van den Heer Gouverneur als meede om al 't noodige, dat door den Heer Gouverneur, haar zal werden opgegeeven, te doen bezorgen en uyt die penningen te betaalen; werdende 't voltooijen van dezelve Batteryen en onderhoud aan Welgemelde Heer Gouverneur overgegeeven op die voet als de Fortres Nieuw Amsterdam en breeder by Art. III. gemelt.

Art. VI.

‘Dat de 200 stux Slaaven die teegens primo April aanstaande door de Burgers tot een Equivalent, om zelfs in cas van allarm niet na de Fortres te gaan, moeten geleevert worden, aldaar zullen moeten blyven, ingevolge Resolutie van dato 9 September 1747, voor een Jaar vast, en indien binnen 't Jaar geen vreede wort, dan zoo lange den Oorlogh en 't gevaar van Vyandlyke attacque zal duuren, na welcke aan de Eygenaaren zullen werden gerestitueerd, en welcke inmiddels tot 't maacken en voltooijen van gemelde Batteryen en verdere noodige Fortificatie werken zullen werden gebruyckt, alles soo als den Heer Gouverneur zal goedvinden, mits de gemelde Slaven tot geen andere emploije, dan alleen tot 's Lands wercken, sullen werden gediverteert, waar op den Hove vry sal staan 't oog te houden als op Art. XI.

‘Dat daar en teegens door d'Edele Societeit mede, soo lange gemelde gevaar duurt, 't Guarnisoen, buyten 't Corps Artillerie, zal geaugmenteert werden met hondert Man, en wel yder Compagnie met 25 Man, soo dat yder Compagnie Infanterye als dan sal moeten uytmaken hondert Man, en dus de vier Compagnien vier hondert Man, ten einde des te beeter de Fortresse en de te maakene Batteryen te kunnen besetten, welcke 100 Man, welgemelde Edele Societeit met de eerste Scheepen, soo ras moogelyk, ten haaren kosten alleen zal moeten zen-

[pagina 733]
[p. 733]

den en onderhouden, doch in cas van vreede zal de Edele Societeit tot haar dedomagement, de 100 Man, die haar Edele geduurende 't gevaar, boven 't in den Jaare 1733, getransigeerde getal van 300 Man gehouden heeft, als dan moogen minder houden; en dus maar 200, eeven soo veel tyd, als deeze vermeerdering zal geduurt hebben.

Art. VII.

‘Dat mitsdien, ten opzigte der Oorlogscheepen door deezen Hove aan de Edele Societeit versogt, tot dekking deezer Colonie, van haar Hoog Mogende te versoeken, op dien voet, als by Resolutie van deezen Hove en opgevolgde missive ten dien susjecte aan de welgemelde Edele Societeit geschreven, de dato 5 July 1747. staat vermelt, als nu zal werden aangeschreeven en versogt tot 't bekoomen van deselve niets verders te doen en daar van af te zien, ten zy haar Edele Groot Achtbaare dezelve konden obtineeren, zonder lasten der Colonie, waar toe dezelve ootmoedigh versogt werden derselver goede Officien te willen contribueeren.

Art. VIII

‘Dat omtrent 't dispuut over de ampten, voor deesen gestaan hebbende ter dispositie van Gouverneur en Raaden, ter opsigte 't ampt van Vendumeester, zoo verre 't netto provenue van 't zelve, na aftrek van alle kosten, op dien voet zoo als 't nu door de Edele Societeit is gereguleerd, door de Raaden van Politie werd na gegeeven, ten voordeele van de Edele Societeit, onder conditie dat 't zelve zal geaffecteert zyn, en geëmploijeert werden, tot onderhoud der noodige Fortificatien met den aankleeven van dien; dat mitsdien aan Gouverneur en Raaden jaarlyx zal werden aangetoond, dat 't beloop van 't gemelde provenue daar aan is geëmploijeerdt.

‘En ten opsigte der vergeevingh van 't selve, in cas van vacatuure in 't toekoomende, dat daar over, als meede over de begeevingh van alle andere ampten die tot de Oeconomie van deesen Hove gehoord, en voor deesen ter dispositie van Gouverneur en Raaden hebben gestaan, door

[pagina 734]
[p. 734]

Gouverneur en Raaden sal werden geschreeven, gelyk zy Raaden reeds by haar Edele Groot Achtbaar hebben geinsteert, om wederom, gelyk voor heen, de dispositie over de begeeving door Gouverneur en Raaden gesaamentlyk te werden gedaan, en door den Gouverneur op de kragtigste wyse by de Edele Societeit sal werden geinsteerd op 't gemelde versoek van de Raaden daar omtrent gedaan, by derzelver Missive de dato 6 Maart 1747. en haar Ed Groot Achtbaare op 't nadrucklykste voor te stellen de opregte suivre Sentimenten van deezen Hove om de harmonie tusschen de Edele Societeit en den Raad te herstellen en vermeenen daar nu blycken van te geeven, en te versoeken 't versoek, by gemelde missive door de Raaden gedaan, te consenteeren, en wel principaal dat van 't Vendumeesters Ampt.

Art. IX.

‘Dat voor 't toekoomende de verdere noodige voltoojing der gemelde Batteryen en de noodige Fortificatien met den aankleeven van dien, als meede 't onderhoud derselver, van nu af aan zal zyn en blyven voor reekening, van de Edele Societeit, soo als hier vooren by gemelde Resolutie van haar Hoog Mogende de dato 13 November 1744. en by Art. III. en V. staat vermelt.

Art. X.

‘Dat indien de Edele Societeit buyten de hier voorengemelde 200 Slaven of, na dat die zoude kunnen weggenoomen zyn, eenige Slaaven ten dienste van de Lande mogte noodig hebben, deselve door de Ingesetenen, ten kosten van de Edele Societeit zullen moeten geleevert werden, en zulx teegens 12 stuyvers daags, alles op den selven voet als te vooren zyn gecommandeert geweest, teegen 24 stuyvers; mits en onder conditie dezelve door, of van weegens de Edele Societeit van behoorlyke kost zullen werden besorgt, en tot geen andere wercken, als ten dienste van den Lande werden gebruykt dat ten dien einde in sulcken geval, 't noodige getal, na dat 't zelve aan Gouverneur en Raaden zal zyn overgeleevert, op behoorlyke tyd door Gouverneur en

[pagina 735]
[p. 735]

Raaden, of die in der tyd zullen zyn, van de Ingesetenen, tegens gemelde dag geld, en onder gemelde conditien, zullen moeten werden gecommandeert en besorgt die geleevert werden.

Art. XI.

‘En op dat de Raaden nu en in der tyd gerust kunnen zyn, dat de Fortressen en Batteryen, met den aankleeven van dien, in een behoorlycke staat zyn, en zullen werden onderhouden, zal 't aan de Raaden, in der tyd, vry staan, om 't zy gezaamentlyk, of door een of meer leeden uyt hun te committeeren, na behoorlyke kennis geeving, aan den Heer Gouverneur of die in der tyd zal zyn, van den Staat van de gemelde Batteryen en Fortificatien, en den aankleeve van dien, oculaire inspectie te moogen gaan neemen, of alles in staat is en onderhouden werd, zo als 't behoort, om indien, onverhoopt zulx contraire bevonden wordt, de Raaden hun daar na kunnen reguleeren.

Art. XII.

‘Werd deese minnelykc conventie of accoort aangegaan, aan de zyde van den Heer Gouverneur, op approbatie van de Edele Societeit, en aan de zyde der Heeren Raaden, onder goedgunstige approbatie en guarantie van haar Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, omme welcke te versoeken en obtineeren, de Heeren Directeuren der Edele Societeit by deesen werden versogt, en, des noods, op de kragtigste wyse onder verbant als na regten, gequalificeert, als meede dat welgemelde haar Hooge Mogende in navolging, als omtrent de conventie, aangegaan tusschen de gemelde Edele Societeit en de gemagtigdens van de Raaden van Politie, in den Jaare 1733. deeze conventie meede gelieven te converteeren, in een resolutie van haar Hoog Mogende; en indien onverhoopt de gemelde approbatie niet mogt volgen, dat als dan beyde partyen blyven in haar geheel, sonder dat door dit minnelyk accoort, eenige de minste illatie tot nadeel van een van beyde partyen zal moogen getrokken worden.

[pagina 736]
[p. 736]

‘Op alle welcke boovenstaande conditien den Heer Gouverneur ter eenre en de Raaden van Politie deeser Colonie, ter andere zyde zyn geconvenieert ende verdraagen, beloovende, in onse respective qualiteiten de approbatie, zoo van de Edele Societeit als haar Hoog Mogende daar op verleent zynde, de anderen reciproque 't effect daar van te zullen laaten genieten, waar toe hy Heer Gouverneur in zyn qualiteit verbind alle regten goederen en inkomsten van de Edele Societeit, en de Raaden hunne Persoonen en goederen, en der respective Planters en Ingesetenen deser Colonie. Actum Paramaribo deesen 6 Maart 1748. (Was geteekent) J.J. Mauritius, Dirk Guldensteeden, Hendrik Talbot Junior, J.A. Tourton, Ab. Lemmers, M.S. Pallak, J.D Cellier, N.V. Enkhuysen, S.F. Tromer.

 

(Onderstond)

 

Accordeert (naar gedaane Collatie) met zyn Orgineel.

 

(En was geteekent)

 

E. Comans Scherpingh,

 

(Was geparapheert)

 

C.v. Dyk, vt.

 

(Lagerstond)

 

Accordeert met 't voorsz. Register.

 

(Was geteekend,)

 

Jan de la Bassecour.

[pagina 739]
[p. 739]

Welk Verdrag vervolgens, naamelyk den 16den January 1749, door hun Hoog Mogenden is bekrachtigd en in een Resolutie veranderd, waar by de Directeuren der Societeit, mitsgaders de Gouverneur en Raaden van Politie, als mede alle de Coloniers en Planters gelast en geordonneerd werden zich stiptelyk naar den Inhoude van dien te gedraagen: en verders zorge te draagen, dat het Octroy in allen deelen werde gehandhaafd.

't Is zeker, dat deeze Colonie zo door de gemelde Fortificatien als door den natuurlyken stand zeer ongemakkelyk aan te tasten moet zyn: En niet uitgehongerd kan werden om dat men nooit van Levensmiddelen gebrek heeft, zo aan Aardgewassen als Vee en Visch. Ja zelfs al had de Vyand de Sterktes ingenoomen zou hy nog bezwaarlyk meester van de gantsche Colonie werden; als men den Grond, pas voor pas verdeedigd. Overmids 'er thans altoos kloeke Schepen liggen, wel gemonteerd; zoude die mede in zulken geval zeer voordeelig kunnen geplaatst werden; waar toe ook een Resolutie van hun Hoog Mogenden, van den 17den July 1747 is strekkende, by welke aan Gouverneur en Raaden van de Volkplanting van Suriname de magt is gelaaten; om alle zodaanige Schippers, zo van Nederlandsche als Engelsche Schepen en Vaartuigen als zich aldaar, ter Rheede bevinden te mogen ordonneeren en gelasten, en des noods dwingen by alzulke middelen als zy raadzaamst zouden, oordeelen, om met zodaanig getal van Schepen, als noodig werd bevonden, te gaan leggen op zodaanige plaatfe als hen by den Gouverneur afzonderlyk, of by Gouverneur en Raaden gezamenlyk zou werden bevoolen, en henlieden insgelyks zou werden gelast hunne Booten in maniere voorsz., op de Rivier te doen kruissen; zullende de schades, die dezelve Schepen of Booten daar door zoude kunnen overkomen, door Gouverneur en Raaden aldaar aan hen moeten werden vergoed. Zo daar by twee middelmaatige Schepen van Oorlog gevoegd waren zoude die onder en met de Fortificatien, een sterke Vloot kunnen afweeren; vooral als men goed gebruik van Brandvaartuigen maakte, en hen tegen of in den weg plaatste, vermidsze niet uit het Vaarwater durven zonder aan den Grond vast te raaken.

Alhoewel de Ingezetenen der Vereenigde Nederlanden alleen vryheid hebben, om op Suriname te handelen, en te vaaren, is 'er, op aan-

[pagina 740]
[p. 740]

houdend verzoek der Opgezetenen van die Colonie, een kleine Vaart van de Engelschen toegestaan, welke Vaartuigen, die meest allen uit Noord America komen, veel Spek, gezouten Vleesch, Visch, Meel en anderen Leeftogt, in de Colonie brengen, en daar tegen de Melassen, die zy tot het stooken van hunne Rum noodig hebben, van daar haalen: mids dat ieder Engelsch Vaartuig zes levende Paarden aanbrenge, en zo dezelve op reis (het geen al dikwyls komt te gebeuren) sterven, als dan de koppen der doode Paarden vertoonen. Echter is te verwonderen, dat de nabuurige Plaatsen van onzen Staat, als St. Eustacius, (van waar, in tyden van overvloed, zulks ondernoomen is) dit voorrecht niet mogen genieten zo wel als de Engelschen; ook hebben die van Essequebo wel eens aangebooden Muilezels uit de Oronoque in Suriname te brengen; maar men heeft het niet willen aanneemen.

In Suriname mogen geen Slaaven gebragt werden, dan door de Westindische Maatschappy, die alleen daar toe recht heeft. Doch in den Jaare 1730, werd, by de vernieuwing van haar Octroy, de Vaart en Slaavenhandel, op zekere Voorwaarden, opengesteld voor iedereen, mids dat de Schepen, die vaaren willen en handelen op dat gedeelte van de Kust, 't welk tusschen Kaap Apollonia en Rio de la Volta is gelegen, aan zekere bepaalingen gehouden zyn; welke by de Vernieuwing van het Octroy der Compagnie, in den aanvang des Jaars 1762, weder zyn bevestigd. De gemelde Maatschappy heeft in Suriname, van 12 Augustus 1731 tot 24 Augustus 1738, aangevoerd met verscheidene Schepen een getal van dertien duizend twaalf Stuks Slaaven: daar zy 'er, volgens het vernieuwde Octroy van 1730, Jaarlyks ten minsten vyf en twintig honderd Slaaven had moeten leveren bedraagende in zeven Jaaren een getal van tien duizend vyf honderd, en dus te kort vier en veertig honderd acht en tachtig Stuks, Vervolgens zyn van 1738 tot 1745, drie en zestig Schepen naar Guinea gezonden met Commissie van de Societeit van Suriname, om Slaaven in te handelen: en van 1746 tot 1747, vyftien Schepen ten zelfde einde. De Geschillen, over den Slavenhandel vallende, werden door den Gouverneur en Raaden afgedaan. Doch de Westindische Compagnie kan

[pagina 741]
[p. 741]

zich van derzelver Vonnissen, op den Hoogen Raad in Holland beroepenGa naar voetnoot(a)

Al vroeg zyn veele Nederlandsche Huisgezinnen, en een goed getal van Fransche Vluchtelingen om den Godsdienst naar de Volkplanting toe getrokken, 't welk alles veel toegebragt heeft, om Suriname in eenen bloeijenden staat te stellen. De Ingezetenen begonnen zich toe te leggen op het teelen van Koffy, die 'er zeer wel slaagde; zo dat men 'er in 1724, de eerste Boompjes uit de Stads Tuin, herwaards van overgezonden heeft. Men wil, dat die Vrucht omtrent den Jaare 1720 of 1721, aldaar eerst is aangekweekt door zekeren Zilversmit, genaamd Hansbach, van Geboorte een Duitscher, die voorgaf, dat hy uit eenige Ponden Oostindische Koffy (die aldaar uit Holland voor Negotie, als de Thee gezonden werd, en toen aldaar vyf en zes Guldens 't Pond gold) eenige Boontjes had gevonden, die hem nog voorkwamen een weinig Sap te hebben; dat hy als een Liefhebber van de Chimie of Scheikunst, zekere Aarde wist te bereiden, zo krachtig, dat die de minste Teelsappen in beweeging moeste brengen; dat hy daar door een of meerder van die Boontjes aan't groeijen had gekreegen, en eindelyk daar van Vruchten had bekomen, waar mede hy verder die Plant had voortgekweekt: doch anderen zeggen, dat 'er Koffyboompjes uit den Hortus Medicus van Amsterdam, aan den Gouverneur Paul van der Veen zyn gezonden, die eenige Boontjes hadden uitgeleverd, welke gemelde Hansbach had weeten naar zich te neemen: zeker is 't, dat hy de eerste is geweest, die deeze Boompjes in Manden heeft voortgebragt; waar van eenige anderen hebben weeten hun voordeel te maaken, en hy voor zich weinig of geen nut daar van heeft gehad, alzo hy sterk aan den Drank, en daar by zeer onverschillig omtrent geld en goed wasGa naar voetnoot(b).

Sedert heeft men, te Suriname, ook begonnen Caçao en Katoen te planten, dat wel opnam; zynde in 1733, de eerste Caçao, en in 1735, de eerste Katoen, van daar herwaards afgezonden, hier aangegeeven.

[pagina 742]
[p. 742]

Men had lang geloofd, dat de Katoenteelt aldaar in Veengronden niet wel zoude uitvallen; maar de Ondervinding heeft het tegendeel geleerd. De eerste die het, in den Jaare 1752, ondernoomen heeft, is geweest de Raadsheer van Civiele Justitie, Johannes Felix; dien het ongeluk getroffen hebbende, dat hy een Stuk Land aan klein Matapica, ter aankweek had opgenoomen, 't welk gebrand of Biribiri Land was; de Koffy die hy daar in gezet had, op veele plaatzen zeer slecht tierende, besloot hy een proef te neemen, om, op die schraale plaatzen, Katoen tusschen de Koffy te zetten, 't geen zo wel slaagde, dat hy, in 't volgende Jaar, reeds drie of vier duizend Ponden afscheepte, en in het vierde Jaar, wel achttien of twintig duizend Pond, behalve veertig of vyftig duizend Ponden Koffy. Dit voorbeeld hebben meest al zyne buuren en ook verders anderen in de Colonie gevolgdGa naar voetnoot(a). De Indigoplanting is 'er mede begonnen en ondernoomen door den Heer Ontvanger van Yever, met zekeren Fransch Officier, genaamd Destrades, die te St. Domingo geweest zynde, had opgemerkt hoe die aangekweekt en behandeld werd: de Tyd zal leeren wat daar van de uitslag zal zyn: echter kan men wel opmaaken, dat het, wanneer een weinig oplettenheid gebruikt werd, al mede een voordeelige Plant zoude weezen, ten minsten is zeker, zegt men, dat de Indigo aldaar zeer goed te maaken is, wyl gemelde Destrades veelvuldige proeven heeft gemaakt, die zeer schoon zyn uitgevallen.

Men had in vroeger tyd, te Suriname verscheidene Steenbakkeryën, wyl veele Planters by het aanleggen van Suiker-Molens en Gebouwen, (daar toe veel Steenen vereischt werd) diestyds niet alleen 't Hout zelfs daar toe plagten te kappen, te zaagen en gereed te maaken, maar ook de noodige Steenen, zelfs te bakken; waar door de kosten en uitgiften merkelyk minder kwamen te beloopen. Eenige Jaaren geleeden, zyn 'er nog Steenbakkeryën in Para en elders geweest, die zeer goeden Steen maakten: doch thans zyn die alle verlaaten, en sedert is ingevoerd, dat de Steenen op Chertepartyen uit Holland gezonden werden, om voor ieder duizend Steen in te laaden by herwaarts vracht vyf Oxhoofden Suiker, of

[pagina 743]
[p. 743]

vyf en twintig honderd Ponden Koffyboonen; voor de Plavuizen dubbeld; en als de Schippers die aan hunne eigen order medebrengen, geevenze die voor Hollandsche prys met de kosten zonder Vracht, welke anders zes Guldens van 't duizend is, met beding van Lading naar evenredigheid. Men verwondert zich, dat van de Steenbakkeryën is afgezien, nademaal geoordeeld werd, dat het wel voordeel kan geeven, vermids men in de Colonie genoeg plaatsen heeft, daar goede Klei en Zand by elkander gevonden werdt, ook overvloed van Brandhout, en het zoet Water voor Deur; daar by, dat als men een paar Blanken heeft, men daar toe voor de rest Slaaven kan gebruiken, die zekerlyk min kostbaar uitkomen dan Daghuurders in Holland. Het eenigste dat men hier tegens inbrengt is, dat 'er veel Hout toe gebruikt werd, en 't zelve thans wat verre te haalen is.

Ter meerder bevolking deezer Colonie, was in den Jaare 1729, reeds voorgeslagen, om eenige Paltzische Familiën derwaards over te voeren; gelyk daar toe ook, in 1734, een nader voorstel uit de Colonie, door eenen Sprangenberg, werd gedaan, om eenige Moravische of Boheemsche Broeders, op zekere Voorwaarden, naar Suriname te zenden welk voorstel niet aanneemlyk werd geoordeeld. Eindelyk beslooten de Heeren Directeuren der Societeit, in 1747, by bekendmaakinge, eenige Boeren Huisgezinnen uit te nodigen, om, onder zekere bepaalingen, zich in de Bovenlanden deezer Volkplanting met der woon neder te zetten. Sommige Paltzische namen zulks aan, en werden van de Regeering ook begunstigd met Beesten en noodige Gereedschappen tot den Landbouw. Men hadze vervolgens aan den Oranje-Weg, die sedert was aangelegd tot beteugeling der Wegloopers, en waar langs men, van afstand tot afstand Posten en Wooningen meende aan te leggen, willen nederzetten; doch hun slecht gedrag heeft dit oogmerk niet beantwoord, zo dat zy meestendeels verloopen zyn. Eenigen tyd daar na werden eenige Zwitzersche Familiën derwaards gezonden; waar van 'er twee, door wylen den Baron van Spörke, op het gemelde Oranje Pad zyn geplaatst, en dezelve nevens Gereedschappen, twee Slaaven, een Koe en eenige Schapen toegevoegd: die Lieden hadden na weinige Weeken voor omtrent twaalf honderd Gul-

[pagina 744]
[p. 744]

dens aan Hout naar het Fort gezonden; waar door de Gouverneur was aangemoedigd geworden het overige dier ongelukkige Familiën mede op dat Pad te plaatsen.

In den jaare 1742. werd door de Heer Wilhelm Hack en mede-geinteresseerden een Compagnie opgericht tot het zoeken van Mynstoffen en voordeelige Bergwerken, in de Volkplanting van Suriname; aan welken de Heeren Directeuren der Societeit het volgende Octroy verleenden, waar achter eenige Voorwaarden, op welke de Belanghebbende onderling zyn overeengekomen.

 

‘DE Directeuren van de Geoctroyeerde Societeit van Suriname in de Vereenigde Nederlanden, allen den geenen, die deesen jegenwoordigen zullen sien, ofte hooren leesen, saluit; doen te weeten, dat de Heer Wilhelm Hack, ons heeft vertoont, dat Hy wel genegen zoude zyn, met eenige gecombineerde geinteresseerdens ondersoeck te doen, in onse Colonie van Suriname voornoemt naar Mineraal, Edelgesteentens, of andere handelbaare Stoffen en producten, soo als deselve boven en onder de aarde in de gemelde Colonie zouden te vinden zyn; dan dewyl sodanige ontdeckingen, niet als in de meeste verre afgelegene Landen, met groote kosten, veel swarigheid, en oneyndige moeyte tot effect te brengen zal zyn, en het mitsdien onredelyk zoude zyn, dat wanneer de geinteresseerdens ten haaren koste den weg tot een of ander geluck gebaant hebben, niet privative van deese onderneeming zouden jouisseeren, maar daarinne door andere, tot haare onlydelyke praejudicie en nadeele werden getraverseert, soo was Hy versoeckende ons Octroy, omme met exclusie van andere in soodanige onderneeminge van een vaste erffelyke, en eeuwigdurende possessie verseeckert te werden, mitsgaders dat het Ons mogte behaagen, omme d'onderneemers te meer te encourageeren, haar te begunstigen met sodanige gratien, vrydommen, en immuniteiten als wy met de merite der saacke, en tot soulaas van de notabile kosten, die tot sodanige wytuytgestreckte onderneemingen zullen moeten werden geimpendeert, zouden oordeelen overeen te koomen, welcke saacken by Ons rypelyk weesende overwoogen, en ge-

[pagina 745]
[p. 745]

negen weesende ter beede van den vertoonder, hem te favoriseeren, soo ist, dat wy Hem hebben gegunt, geaccordeert ende geoctroyeert, gunnen, accordeeren, ende Octroyeeren mits deesen, dat Hy met syne geinteresseerdens over Onse Colonie van Suriname voorsz. ondersoeck zal mogen doen, naar Mineraal, Edelgesteentens, of andere handelbaare Stoffen en producten, soo als deselve boven en onder de aarde in de gemelde Colonie te vinden zyn, en dat onder sodanige conditien, restrictien, faveuren, exemptien, ende vrydommen als hier navolgende staan uytgedruckt.

Art. I.

‘De onderneemers zullen alomme door de gantse Colonie ondersoeck mogen doen, na Mineraalen, Goud, Silver, Koper, Tin, Loot, Edelgesteentens of andere profytgevende Stoffen, hoe deselve voorkoomen, ofte oock genaamt mogen zyn, soo op als onder d'aarde.

Art. II.

‘Geduurende de tyd van twaalf jaaren zullen d'onderneemers in deese haare ondersoeckinge niet mogen werden geturbeert of ontrust door wie het oock zoude mogen zyn, als aan haar permitteerende die tyd geduurende alleen en met exclusie van alle andere, haare ondersoeckingen te mogen pousseeren en voortsetten, dog deselve twaalf jaaren geëscouleert weesende, reserveeren wy aan Ons de faculteit, omme oock aan andere te verleenen Octroy, tot gelycke eyndens tendeerende, onder sodanige restrictie nogtans van te blyven buyten de limiten van de jegenwoordige onderneemers als in 't vervolg zal werden gesegt; ten welcken eynde het den onderneemers vry zal staan sigh te addresseeren aan Ons ofte aan Onsen Gouverneur in der tyd, ten fine aan haar lieden behoorlyke warrand werde uytgegeven, omme haare ontdeckte Mynwercken met een terrain van tien uuren eeuwig en erffelyk te besitten, en daar van by cessie, en overdragt te mogen disponeeren, soo als men met vry en allodiaal goed gewoon is te doen, blyvende dien onvermindert aan d'onderneemers gepermitteert op gelycke voet, als alle andere, haare ont-

[pagina 746]
[p. 746]

deckingen naar de hier vooren gestipuleerde twaalf jaaren te achtervolgen en voorttesetten.

Art. III.

‘In het uytgeven der warrand zal den Gouverneur indertyd verdagt moeten zyn, dat het Terrain van tien uuren in de rondte, aan d'onderneemers op de voet als in het voorgaande Articul is gesegt aftestaan, op geen sestienhondert Rynlandse Roeden zal mogen stooten of raacken tegens eenige der uyterste Limiten van de meest geëxtendeerste en jegenwoordige gecultiveert werdende Plantagien in onse Colonie voorsz.

Art. IV.

‘Gelyk dan oock door d'onderneemers in agt zal moeten werden genoomen, dat ten reguarde van het ondersoecken en ontdecken van Vrugten en Gewassen boven de grond sodanige ontdeckingen, en ondernemingen niet zullen mogen werden gedaan, als ten minste drie uuren buyten d'uyterste Limiten van yder gecultiveerde Plantagie, ten eynde de soo digt bygelegen, ende aangrensende Landen, niet van haare Vrugten, Boomen of Houtgewassen werden berooft, maar in 't vervolg altoos terrain genoeg overblyve, bequaam omme oock aan andere tot het aanleggen van Plantagien te kunnen werden uytgegeven.

Art. V.

‘De Gouverneur van Suriname, en alle onse onderhorige Officieren en Bediendens aldaar, werden onsentweegen geordonneert en ernstig gelast, omme, soo veel in haar is, deese onderneeminge, niet alleen te begunstigen en op alle wyze te bevorderen, maar oock krachtdadiglyk tegens een ygelyck, die tegens deese onse concessie, en Octroy met de gevolgen en aankleeve van dien iets zoude willen onderneemen, te protegeeren en alomme de behulpsaame hand te bieden, en ten dien eynde aan d'onderneemers ofte derselver bediendens uyt Societeits Magasynen, tegens aequitabele betalinge, laten volgen sodanige materialen en behoeftens als sy zouden koomen te requireeren.

[pagina 747]
[p. 747]

Art. VI.

‘D'Onderneemers, of wel die geene die haarentweegen tot dit werck in Suriname zullen werden geëmployeert, zullen jouisseeren van alle sulcke Vrydommen, Beneficien en Privilegien, als door haar Hoog Mogende by derselver Octroy van den 23 September 1682. aan die van Suriname zyn verleent.

Art. VII.

‘Tot meerder encouragement van deese onderneeminge, verbinden Wy Ons by deese, omme ten onsen koste en buyten lasten van d'onderneemers van tyd tot tyd na Suriname te doen transporteeren, en overvoeren alle sodanige persoonen als tot deese ontdeckingen en onderneemingen werden vereyscht, mits in 't geheel niet excedeerende het getal van vyf hondert persoonen.

Art. VIII.

‘En ten eynde de bediendens van d'onderneemers in deese gedeckt zouden zyn tegens de insultes der naturellen daar te lande, mitsgaders tegens de weggelopene Slaven en alle andere, die haar in de woestyne en wildernissen zouden willen infesteeren, verbinden Wy Ons al verder by deese, omme haar, geduurende d'eerste tien Jaaren haarer onderneeminge, alomme te laten escorteeren door een onder-Officier, en tien a twintig Soldaten na vereysch van saacken, sonder meer; mits deselve militaire, by d'onderneemers, boven haare ordinaire gages en randçoenen, die sy van Ons zyn treckende, ten haaren koste nog werden gegratificeert met sodanige andere beneficien als d'onderneemers met haar zullen kunnen verspreecken; zullende d'onderneemers ten haaren laste moeten besorgen, dat de gemelde randçoenen den Militaire werd op en nagevoert.

Art. IX.

‘Eyndelyck verstaan Wy niet, dat uyt krachte van deese onse con-

[pagina 748]
[p. 748]

cessie of Octroy, d'onderneemers, ofte derselver bediendens zullen vermogen meerder hout te hacken of weg te haalen, als tot voortsettinge en maintien haarer onderneeminge nodig zal zyn, sonder dat haar gepermitteert zal weesen onder praetext van dien eenige Houtsageryen, omme het product derselve ten haaren profyte te verkoopen of verhandelen, opteregten, als wel expresselyk op de verbeurte van het verkogte ofte verhandelde hout, en een boete van een duysend guldens ten behoeve van 't Hospitaal aldaar, het selve aan haar verbiedende en interdiceerende by deesen.

Art. X.

‘Laastelyk zullen d'onderneemers by forme van recognitie voor deese onse concessie of Octroy gehouden zyn onse Societeit te laten jouisseeren van de afgiften ofte uytdeelingen van vyf portien in de hondert agt-en-twintig, waar uyt de inteeckeninge in het contract der onderneemers zal bestaan; dat is, dat Onse Societeit voor vyf vrye portien in het selve contract van inteeckeninge, sonder betaalinge van eenige inlaag zal werden geadmitteert, en na advenant van dien d'uytdeeling of afgiften genieten; en in cas d'onderneemers geraaden mogten vinden meer portien in haar contract inteneemen, zal na rato van dien, de vrye portien van onse Societeit op de voet van vyf in hondert acht-en-twintig insgelyx werden vermeerdert, en d'uytdeeling of afgifte daar na werden gereguleert, en ingerigt.

Art. XI.

‘En zal dit Octroy ingang neemen met den eersten Januarii 1743., dog indien de onderneemers met haare geinteresseerdens niet konden klaar raacken, en haar contract binnen drie Jaaren, niet tot stand brengen, zal dit Octroy vervallen zyn, en geconsidereert werden als nooyt gegeven; weshalven Wy ontbieden, ende versoecken, oock lasten en beveelen alle eenen ygelycken, die deese eenigsints aangaan mag, dat sy van dit Ons consent en Octroy, en van allen den inhoude van dien, oock de vryheeden en exemptien, invoegen en maniere boven verhaalt,

[pagina 749]
[p. 749]

soo wel d'onderneemers, als haare bediendens in Suriname, doen, laten en gedoogen rustelyk, vredelyck en volkomentlyk te genieten en te gebruycken sonder aan deselve, of hier tegens te doen of te laten geschieden eenig hinder, letsel of moeyenisse ter contrarie; want onse ernstige meeninge zulx is. Gegeven binnen Amsterdam onder het gewoone Zegel van Onse Societeit, de paraphure van den Heere praesideerende in Onse Vergaderinge ende Signature van onsen Secretaris op den 5 September 1742.

 

(Was geparapheert)

 

G. Corver vt.

 

(Onderstond)

 

Ter Ordonnantie van deselve

 

(Was geteeckent)

 

Joan. H. van Meel.

 

Hebbende op 't spaitium gedrukt het Zegel van de Societeit in een rode Ouwel met een papiere Ruyt overdekt.

 

‘En hoe seer gemelte Heeren Hack ten reguarde van de kosten wel geresolveert waaren deese onderneeminge voor haar eyge privé reeckeningen te entameeren, hebben sy echter, considereerende de jalousyen, die in cas van succes, daar uyt tegens haar zouden ontstaan, liever gewilt dat alle d'Onderdaanen van deesen Staat, sonder onderscheid, voor soo verre de hier onder te noemene portien zullen strecken daar aan part en deel zouden hebben, en dienvolgende een ygelyk voor sodanige portie als agter yders naam staat uytgedrukt, daar toe geadmitteert mitsdeesen op conditien en maniere navolgende.

[pagina 750]
[p. 750]

‘Conditien en Voorwaarden op welke d'ondergeschreve met elkander zyn overeen gekoomen, eenige ontdeckingen van Mineraalen, ende andere Producten op- en onder d'aarde in de Domaine van d'Ed: Societeit van Suriname te onderneemen.

Art. I.

DEwyl van de benaaminge der saacken, de begrippen en hoedanigheden derselver afhangen zal deese Societeit, genaamt werden de Geoctroyeerde Surinaamse Mineraal Compagnie.

Art. II.

‘Het interest in deese Compagnie zal naar de loffelycke Duytse Bergwercks verdeelingen bestaan uyt 32 stammen, en yder stam uyt 4 kuxen, maackende in 't geheel 128 kuxen of portien.

Art. III.

‘Het beloop of Capitaal van yder kuxe of portie werd gereguleert op seven-hondert en vyftig guldens of op 300 Ryxdaalders.

Art. IV.

‘Voor d'eerste inlage zal by provisie niet meerder werden ingeroepen als twee-hondert en vyftig guldens, te fourneeren binnen 8 of ten langste 14 dagen, na dat dit contract voltrocken zal zyn; zullende de resteerende 500: guldens na vereysch van saacken van tyd tot tyd werden ingeroepen.

Art. V.

In cas by ondervindinge in 't vervolg bevonden mogte werden dat

[pagina 751]
[p. 751]

het gefourneerde Capitaal van 750: guldens voor yder portie niet toeryckende zoude mogen zyn, omme deeze onderneminge met ernst en kracht voorttezetten, zullen alle de geinteresseerdens tegens seeckere bepaalde dag moeten werden geconvoceert omme onderling te delibereeren of zodanige tweede en verdere inlaag door de respective geinteresseerdens zal moeten werden gedaan, dan wel dat men daar toe nieuwe interessanten zoude admitteeren en in cas by eenparigheyd of pluraliteit van stemmen verstaan wierd, dat het nieuwe furnissement zal moeten geschieden door d'oude geinteresseerdens, zullen dezelve daar oock aanstonds aan moeten voldoen, op poene zoo zulks binnen drie maanden niet was volbragt, des sodanige Actie, of portie de facto, en zonder eenige verdere Insinuatie of Procedures vervallen zal zyn aan deeze Compagnie en aan de verdere geinteresseerdens; dog indien verstaan werd, dat men tot dat nieuwe furnissement andere geinteresseerdens zal admitteeren zullen d'oude geinteresseerdens praealablement en vooruyt moeten trecken uyt d'eerst te doene uytdeelinge, vier percento jaarlyks te bereeckenen van den dag haarer gefurneerde penningen tot de tyd van dit nieuwe furnissement toe.

Art. VI.

‘Vyf deeser portien zullen vry en zonder belaftinge, mitsgaders zonder betalinge van eenige inlage, of namalige inroepinge, ingevolge van het X Articul van het Octroy overgaan, en in eygendom beseten werden by d'Edele Societeit van Suriname.

Art. VII.

‘Verders zal een gelyke vrye portie in eygendom werden overgegeven aan het Militair Hospitaal in Suriname om van de daar op vallende uitdeelinge te jouisseeren; als mede dat in cas van verhoopent geluckig Succes daar uyt ten allen tyden, sigh liefdadig tegens de noodlydende geloofsgenooten, als mede tot behoudenisse derselver Kercken en Schoolen hier te lande, als in Duytsland te bewysen.

[pagina 752]
[p. 752]

Art. VIII.

‘Aan de geinteresseerdens zal voor haare portie die zy in deeze Compagnie zullen herideeren een gedrukte Copie deeses werden ter hand gesteld, neffens quitantie der ontfangene penningen in maniere navolgende.

Vermids de Heer

in de Geoctroyeer de Surinaamse Mineraal Compagnie voor Stam herideert, bekennen Wy ondergeschreve Bewindhebberen derselver Compagnie, voor het furnissement uyt handen van welgem: Heere te hebben ontsangen een somma van

Actum Amsterdam den

Art. IX.

‘En zullen aanstonds van de respective portien een behoorlyk register of Transport-boek moeten werden geformeert en aan yder der geinteresseerdens een reekeninge werden gegeven, ten eynde in vervolg by Transport, alienatie en Versterf de Successeur daar op te kunnen noteeren; dog splitsingen van minder als een enkele portie zullen niet werden geadmitteert, waar naa de geinteresseerdens in cas van Versterf of alienatie sigh zullen moeten reguleeren.

Art. X.

‘Geene Transporten nog overdragten deeser portien zullen valide zyn, ten zy geregistreert op het boek der Compagnie, ten dien eynde te formeeren als in het voorgaande Articul is gezegt, voor welke registratie van yder portie aan de Compagnie tot verval van extraordinaire kosten zal werden betaalt telkenmaal 3 guldens; en in cas bevonden mogte werden, dat zodanige Transporten zonder registratie by de Compagnie als boven zoude mogen weezen gedaan, zal telcken maale door de fraudateur verbeurt werden een somma van 50: guldens ten behoeve van de Gereformeerde Diaconie binnen deeser Steede.

[pagina 753]
[p. 753]

Art. XI

‘Soo haast deeze volteekent zal zyn, zal deselve op een behoorlyk Zegel, tegens royeeringe Onser naamen op deeze, werden overgeteeckent.

Art. XII

‘Vervolgens zullen alle de geinteresseerdens voor deese eerste ryse gesamentlyk ofte zo veel present zullen willen zyn, werden geconvoceert, omme uyt deselve te verkiesen vyf Bewindhebberen, zo veel moogelyk uyt kundige en ervare Kooplieden bestaande, welke Bewindhebberen zullen zyn haar leven lang geduurende, uytgenoomen by eenig onverhoopt toeval, dat Hy zulks niet konde waarneemen, in welken geval, wanneer Hy Jaar en dag niet in staat is op de Vergaderinge te compareeren, zal een ander aangesteld werden als in het volgende Articul by afsterven werd gesegt.

Art. XIII.

‘By afsterven van een derselver zullen de Hoofdparticipanten werden te saamen geroepen, omme het zy in Persoon, het zy door haare gemagtigde, binnen vier weeken een nieuw Bewindhebber, in plaatse van d'Overleede, te verkiesen.

Art. XIV.

‘Voor Hoofd-participanten zal werden gehouden, die een stam of vier portien Jaar en dag in deese Compagnie voor zyn eyge heeft geherideert.

Art. XV.

‘Bewindhebberen zullen by continuatie en geduurende haar dienst op haar reekeninge moeten houden ten minste een stam, en in 't vervolg besoigneeren op sodanige Instructie, als haar door de gesamentlyke geinteresseerdens zal werden toegevoegt.

[pagina 754]
[p. 754]

Art. XVI.

‘In cas van uytdeelinge zullen Bewindhebberen voor haar moeite genieten 10 percento van deselve uytdeelinge, onder haar in esguale portien te verdeelen, mits niet excedeerende een Somma van 10000. guldens.

Art. XVII.

‘De Ministers, Suppoosten, de verdere Bediendens zullen door Bewindhebberen werden aangesteld en naar mate van hun dienst werden gesalarieert en beloont.

Art. XVIII.

‘Alle Jaar voor prmo. July zal een nette balance op de Boeken der Compagnie werden geformeert, Hoofd-participanten geconvoceert en aan dezelve werden gedaan behoorlyke reeckeninge bewys en reliqua.

Art. XIX.

‘De Directie en Administratie deeser Compagnie zal moeten gehouden werden binnen Amsterdam, zonder oyt van daar te mogen werden verplaatst.

Art. XX.

‘By aldien in 't vervolg bevonde mogte werden dat aan deese eenige meerdere extensie of ampliatie behoorde te werden gegeven, zullen Hooftparticipanten werden geconvoceert, de reedenen van dien geproponeert, met de presenten (gelyk in allen gevalle) werden gebesoigneert en met de meerderheid geconcludeert.

‘Tot naarkoominge deeses verbinden Wy voor Ons en onze Successeuren, Onze persoonen en ingeteekende portien in deese Compagnie, deselve stellende ten bedwang van alle rechten en rechteren, speciaal van den Ed: Hove van Holland, met verder overgifte dat op deeze zal mogen werden versogt willige condemnatie by den Ed: Hogen Raade

[pagina 755]
[p. 755]

in Holland, ten dien eynde daar toe onwederroepelyk constitueerende mits deesen de twee eerste Procureurs, voor welgem: Hogen Raade postuleerende, daar toe versogt, ten dien effecte omme deselve willige condemnatie te versoecken ende daarinne te consenteeren respectivelyk.

 

‘Aldus gepasseert binnen Amsterdam den September en eenige volgende dagen van den Jaare 1742.

 

(Was geteekend &c.)

 

Ingevolge van dien hebben zy verscheidene Mynwerkers derwaards gezonden, en by den Berg Victoria, alwaar hen, door de Societeit, een Streek Lands, van omtrent tien Mylen in den Omtrek, was geschonken, beginnen te werken. Doch het schynt dat men daar mede, in deeze Volkplanting, even zo weinig gevorderd is, als met het ontdekken van Mynen en Mineraalen in de binnenlandsche deelen van de Colonie van Berbice en Essequebo, in vroeger tyd ondernoomen. Men heeft wel eenig Erts overgezonden; doch daar zo weinig goed in was, dat het de kosten niet kon opweegen. Vervolgens hebben zy daar eenige Kostgronden en een Hout-Plantagie aangelegd; maar die Onderneeming heeft insgelyk aan de verwachting niet beantwoord.

Wy gaan thans over tot de stoutheid der Boschnegeren, de Togten op hen ondernoomen, en het Verdrag van Vrede met hen sedert gemaakt, waar van ik het voornaamste zal beschryven. De Saramecaansche Negers Marons zyn oorspronkelyk van de ten tyde der Engelsche weggeloopene Neger-Slaaven, en hebben, langs de Rivieren van Suriname, Sarameca en Copename, boven in de Boschachtige Landstreeken zich nedergezet, en aldaar een soort van Gemeenebest opgerecht: eenigen derzelven hadden reeds moed genoeg toen de Engelschen nog in de bezitting van deeze Colonie waren, van zich in Para te verschanssen, onder een Opperhoofd Jermes genaamd, zynde een Cormantyn-Neger; van daar de bygelegene Plantagiën ontrustende. Vervolgens zyn zy versterkt door die geenen

[pagina 756]
[p. 756]

welke by de Landing van Cassard (in 1712) in het Bosch gevlucht zyn, en zich by dezelven gevoegd hebben; en eindelyk, van tyd tot tyd, door nieuwe Wegloopers van onze Plantagiën, vooral van de Jooden: waar door zy nog een gebrooke Portugeesch onder hun Neger-Engelsche Taal voegen. Sommige die men Creoolen noemt, zyn van de eerste herkomstig, en de deugdzaamste; welke in het Bosch gebooren en nooit Blanken gezien hadden. Dezelven onderscheiden zich van de Zoutwater-Negers, dewelken Wegloopers zyn, die in Africa gebooren, en van daar naar onze Colonien zyn overgebragt.

Voor 't vangen van weggeloopene Negers heeft men al van overlang een Premie gesteld, die eerst op vyf Guldens voor ieder Weglooper bepaald werdGa naar voetnoot(a), en naderhand is verhoogt op drie honderd Ponden Suiker, zo daar expresselyk op gejaagd werd doch anders maar honderd PondenGa naar voetnoot(b); vervolgens is dezelve vermeerderd tot vyf en twintig Guldens, zo men hen binnen het District der Rivieren kon betrappen, en vyftig Guldens voor die buiten op de Kust gevangen werdenGa naar voetnoot(c). In den Jaare 1717 werd Verlof gegeeven aan een ieder om Togten op Wegloopers te doen, een Premie van vyftien honderd gulden gesteld op de ontdekking der Claas- en Pedro- en zes honderd Guldens op de verdere Wegloopers-Dorpen en tien Guldens voor ieder Bewooner; welke Premie zoude behooren aan Persoonen die buiten dienst der Colonie zynde, op hunne eigene kosten een Togt doende, eenige der gezegde Dorpen mogten komen te ontdekkenGa naar voetnoot(d). Eenige Jaaren daarna werd vastgesteld dat alle die geene die eenige Dorpen van Wegloopers ontdekte, zodaanig dat op dezelve met vrucht een Commando kon werden gedaan, voor Premie zouden genieten vyf honderd, duizend of vyftien honderd Guldens naar maate dat het Dorp zou bevonden worden; dat Slaaven eenige Dorpen ontdekkende of weetende, en die niet aangeevende, als Wegloopers aangemerkt, en indien dezelve Slaaven, of zelfs Wegloopers, zich zelven kwamen aangeeven, de Schuilhoe-

[pagina 757]
[p. 757]

ken of Dorpen bekend maakten, en aanweezen, zy niet alleen Vergiffenisse, maar, boven een Premie, de Vryheid zouden erlangenGa naar voetnoot(a): daarentegen was by Placaat van 22 July 1721 de doodstraf tegens de Wegloopers vastgesteld.

Deeze Boschnegers, wier getal, voor weinige Jaaren, op vyf of zes duizend begroot werd, hebben zelfs geduurende onze bezittinge, veele moedwilligheden, moorden en rooveryen aangerecht. Omtrent den Jaare 1701 of 1702, werd te Para eene van der Kam, door hen, op zyn Plantagie vermoord; als mede in 1713, de Timmerman op de Plantagie van Govert Andriessen; gelyk zy ook in Tempati eenige Jaaren laater, de Plantagie van Bakker aanvielen, den Man doodelyk kwetsten, en, na de Vrouw deerlyk geslaagen te hebben, alles mede namen. Onder de Regeering van den Heer Temmink liepen die Negers de Plantagie van Ridderback, in Commewine, af, en voerden de Slaaven met alles wat ze 'er op vonden, met zich naar het Bosch. Men ontdekte ook, dat de Slaaven op deeze en geene Plantagie onder elkander een Collecte deeden, om Kruid te koopen, om een aanslag op de Blanken te waagen, en zyn daar over verscheidenen gestraft. Ten tyde van den Heer de Cheusses ruineerden de Wegloopers, zo in Para als in Tempati en in Peninica, verscheidene Plantagiën, en vermoordden niet alleen de Blanken, die zich daar op bevonden, maar ook eenigen van de Slaaven, neemende alles met zich, wat hunner gading was. Op den 28sten Juny des Jaars 1730, ondernamen zy, op de Plantagie Berg en daal, toebehoorende aan den toen regeerenden Heer Gouverneur C.H. de Cheusses, gelegen boven in Suriname, aan te vallen; 't geen op de volgende wyze toeging: terwyl op die Plantagie gemaalen werd, en meest al de Slaaven in 't Veld waren, om Kain of Suikerriet te kappen en dat naar den Molen te brengen; hadden de Wegloopers zich den geheelen morgen en mogelyk meer dagen bevoorens onthouden rondom de Gronden aan den Boschkant, van waar zy alles konden zien wat de Slaaven deeden. De Neger-Officier van gemelde Plantagie gewoon zynde altoos een Schietgeweer met

[pagina 758]
[p. 758]

zich naar het Veld te neemen, had het zelve juist daar laaten liggen; gelyk ook de meeste Slaaven terwyl zy het Riet droegen, hunne Kapmessen in Stompen van Boomen en elders neerleiden. Dit door de Wegloopers bemerkt, namen die hun slag waar, en vielen zy op de Slaaven aan, neemende alvoorens het gemelde Geweer en zo veel Kapmessen als zy goedvonden, weg. De Slaaven, die nu meestendeels ontwapend waren, zich dus overvallen ziende, zochten het met de vlugt te ontkomen, ondertusschen niet nalaatende zich met de Messen die ze nog overhadden, en met de Kainstokken zodaanig te weeren, dat 'er verscheidenen van de Aanranders gekwetst raakten. Een menigte dier Slaaven had de wyk genoomen in een Corjaar, die zo vol was, dat zy omsloeg, waar door een Negerin verdronk. Een andere Negerin, die vervolgd werd, sprong in 't Water, daar zy met het gedachte Geweer door een Weglooper geschooten werd in het gewrigt van den Linkerarm en in den Hals. Vyf Wyven, die in 't Veld gebleeven waren, en het niet konden ontvluchten, sleepten zy mede.

De Blanken van die Plantagie, die op hun Alarm toegeschooten waren, vonden onderweg de gevluchtene Slaaven, die zich hier en daar schuil hadden gehouden; en gaven sommigen van hen Geweeren andere Kapmessen. Dus gewapend toogen zy gezamenlyk naar de plaats daar de aanval geschied was: doch aldaar niemand vindende vervolgden zy de Wegloopers in 't Bosch. Gemelde Slaaven waren zo verwoed, dat zy, zonder naar de Blanken om te zien, reeds een Berg verder waren dan de Blanken toen zy de Wegloopers achterhaalden. Deeze verlieten daarop terstond de weggevoerde Wyven: maar de Slaaven daar mede niet te vreeden, vielen verder op de Negers aan; doch het ongeluk wilde, dat het toen sterk regende, waar door geen der Geweeren wilden afgaan; dus kreegen zy 'er maar een gevangen, dien zy voort met de Kolf van de Snaphaan doodsloegen. De Avond onderwyle vallende, bedienden zich de Wegloopers van dat voordeel, en koosen het haazenpad. Zy waren omtrent de veertig sterk geweest: en op de Plantagie waren byna zeventig weerbaare Mannen.

Van tyd tot tyd, hadden de Coloniers wel ondernoomen de Boschne-

[pagina 759]
[p. 759]

gers te vervolgen, gelyk onder de Burger Lieutenants Overschelde en de Camps, en den Vaandrig C.A. van Vheelen in Cottica, en onder de Joodse Lieutenants D.C. Nassy en Isaac Carilho in Rio Suriname is geschied, doch de uitkomst toonde, dat die Togten meest al niet slechts zyn geweest van weinig nut, maar ook, dat het voorsz. Gespuis daar door des te stouter geworden, zyne poogingen heeft verdubbeld gehad. 't Is ligt te begrypen, dat die Togten den gewenschten uitslag hebben gemist wanneer men naargaat, dat, daar in oude tyden de Togtgangers meest eigenaars waren, dezelve sedert veelal hebben bestaan, of uit Plantagie-bedienden, die zich onwillig toonden, en zelfs niet zonder reden tegenspraaken dat zy daar toe niet gehuurd waren, of uit Persoonen die gehuurd werden en welke men voor een zekeren prys verbond, of de togt kort of lang duurde, waar door zy natuurlyk belang hebben, om den togt zo kort te maaken, als mogelyk is. Ten anderen, dat over een Troep van meerendeels dergelyke onwillige en van alle kanten zamengezochte Togtgangers die stipte orde en krygstucht niet gehouden kan werden, die tot het welgelukken van een zo ernstige onderneeming noodig is, waar door dan ook gemeenlyk veroorzaakt werd, dat verre van hen te konnen noodzaaken om Post te blyven houden zy in tegendeel, zo ras 'er maar iets begon te ontbreeken, de Commandeerende Officieren dwongen om ontydig naar huis te keeren. Bovendien, dat om een togt, dikwyls uit verscheidene verre van den anderen afgelegene Divisien, te commandeeren, en al het noodige daar toe gereed te maaken, meer dan twee Maanden vereischt werden, en dat dus de Wegloopers, die in de Colonie haare Correspondentie hadden, lange van te vooren gewaarschouwd waren dat de Togt komen zou, waar uit dan volgde, dat zy, of zich in staat van tegenweer stelden, of dat men niet dan een leedig Nest vondt.

Ook had de Burger Lieutenant Ab. Lemmers in April 1730 een tocht op dezelve in Cottica gedaan; en na wel zes en dertig Bergen overgetrokken te zyn was hy by een Wegloopers Dorp gekoomen, het welk hy aantaste en na het zelve geruineert te hebben nog twee Dagen daar bleef stand houden, vervolgende de Weglopers tot aan een spruit van de Marowine, by deeze onderneeming maakte hy tot buit twaalf Zilvere Lepels en vier Snaphaanen,

[pagina 760]
[p. 760]

krygende drie Wyven en twee Kinderen gevangen, welke hy benevens twee Koppen van geschoote Negerinnen te Paramaribo opbragt, alwaar de drie Negerinnen werden Geradbraakt. Vervolgens werd de Joodse Compagnie van David Cohen Nassy benevens een Onder-Officier, elf Blanken en zes en dertig Negers derwaarts gezonden, om op dat Dorp Post te vatten, en de Neger Chocolaat hen voor Gids gedient hebbende, vry verklaart en met een Zilvere Armring, Hoed en roode Maurisbroek vereert.

De Heeren Directeuren van de Societeit zulks bevroedende, beslooten een Aanschryving te doen aan den Gouverneur, om, door de Militie, die Boschnegeren met kracht te doen opzoeken, en, was 't mogelyk, geheel te dempen en uit te roeijen.

Midlerwyl werd, op Besluit der Regeering van die Colonie, goedgevonden een groot Commando, onder de orders van den Burger-Capitein Willem Bedloo en den Militairen Vaandrig August Willem Swallenberg, naar Sarameca af te zenden. Het zelve vertrok van Paramaribo den 23sten July 1730, langs de Rivier Sarameca, en kwam vyf dagen daar na ter bestemder plaatse aan een Kreek, daar de Wegloopers hunne Landingsplaats hadden. Vyftien Man werden gecommandeerd tot dekking van de Vaartuigen en Proviand; de overigen trokken het Bosch in tot ontdekking van het Wegloopers Dorp. Twee Indiaanen, die by de Vaartuigen gebleeven waren, gingen de Kreek op, om te visschen, daar zy twee Corjaaren met Wegloopers ontdekten. De Corporaal, die het bevel op de Post had, hier van onderricht, zond een Blanken, een Mulat en eenige gewapende Negers af, om te recognosceeren. Deeze vonden de Wegloopers en schooten op dezelven, waar door twee van hen over boord raakten. Hierop verlieten zy hunne Corjaaren en koozen het Bosch aan de overzyde van die Kreek, en het zelve doortrekkende, posteerden zy zich daar in vlak tegens over de voorsz. Post, alwaar zy zich zo bedekt hielden, dat niemand hen konde gewaar werden, schoon zy geen twintig Passen van de onzen af waren, en met Kogels geduurig op ons Volk schooten; die hen zulks telkens, op het blikken hunner Vuuren, wel beantwoorden, doch meest in het wilde. Deeze Schermutzeling duurde van 's morgens negen Uuren tot 's namiddags ten vier Uuren. De

[pagina 761]
[p. 761]

gemelde Corporaal met vier Man bleef alleen al dien tyd Post houden; hebbende de overigen zich voort, op 't hooren van Wegloopers, achter Boomen en Struiken verborgen.

De Capitein Bedloo van deeze Schermutseling verwittigd, vond goed met al zyn Volk te rug te trekken; in welken aftogt somtyds hier en daar van achter een Boom op onze Slaaven, die ongewapend waren, geschooten werd, zonder dat men een' Weglooper zien konde. Deeze weinige schooten veroorzaakten een groote verslagenheid onder de Burgers, en 't was niet, dan met veel moeite, dat de Vaandrig Swallenberg hen met zyn Militairen weêrhield van terstond hol over bol de vlucht te neemen. Deeze blooheid noodzaakte gemelden Capitein zyne Manschappen en Provisien voort weder in te scheepen, en naar Paramaribo te rug te keeren, alwaar hy, den 3 Augustus, onverrichter zaake aankwam.

Dus liep deeze Togt wederom vruchteloos af. De schade door de onzen op denzelven geleeden bestond in een Militair, welke, door 't springen van een Donderbus, twee Vingers verloor, en in twee andere gekwetsten.

Hierop besloot men, ingevolge der Aanschryving van de Heeren Directeuren, tegen deezen woesten hoop een Onderneeming, alleen met Militairen, te doen. Ten dien einde werd de voornoemde Vaandrig Swallenberg met zeventig Soldaaten, voorzien met de noodige Slaaven en Proviand, op den 21sten September van dat Jaar, naar Sarameca afgezonden. Hy ontdèkte by 't aankomen, dat de Wegloopers aldaar in 't Bosch eene opening hadden gemaakt, daar zy drie onderscheidene Dorpen bewoonden, en dat ze nog twee andere Gronden hadden aangelegd, die zoo hy naderhand vernam, geschikt waren voor de Slaaven van de Plantagiën van Alexander Drouilhet en Anthony de Loges, welke beide Plantagiën hun meening was binnen kort te overrompelen, en de Slaaven daar van weg te haalen. Een van die Dorpen, dat uit honderd Huizen bestond, (van maaksel als onze Negerhuizen op de Plantagiën bestaande uyt ronde of vierkante paalen, een verdieping hoog bedekt met Piet of Tasbladeren, zynde de wanden van gespleeten Riet of Tashout gemaakt, en zonder eenige ordre geplaatst) werd door hem zelfs met tien Militairen

[pagina 762]
[p. 762]

en vyf en twintig Slaaven aangetast en overweldigd, terwyl een Sergeant met gelyk getal Manschap achter hetzelve om marcheerende, op het middelste of groote Dorp van drie honderd Huizen aanviel, dat terstond van de Negers werd verlaaten, gelyk mede het derde of kleinste van veertig Huizen zo dra ons Volk zich daar vertoonde. Dit waren de Dorpen van Claas, gelegen aan de Zuidwestzyde van Sarameca, tusschen het thans gemaakte Oranje Pad en klein Sarameca.

In deeze ontmoeting waren door de onzen gedood tien Negers en achttien gevangen, onder welke laatsten twee Mannen, vyf Vrouwen en elf Kinderen. De Overwinning zoude waarschynelyk grooter geweest zyn byaldien de Vaandrig Swallenberg niet misleid was geworden door de Vrye Indiaanen; die hem voor Gidzen verzelden; welken zeiden, dat die Opening in 't Bosch slechts Kostgrond was, en dat de Dorpen zelve nog wel twee dagreizens verder lagen. Dit gaf hem vermoeden, dat 'er mogelyk eenige Negers mogten zyn, om Kost te haalen, derhalve hy een gedeelte van zyn Volk liet achter blyven, trekkende, zo als gezegd is, met de overigen vooruit, om gedachten Kostgrond, zo stil mogelyk, te omsingelen; doch vond onverwacht die Dorpen, welke hy toen wel genoodzaakt was met zyn kleine magt aan te tasten. Ook was de onwilligheid van die Gidzen om verder den weg te wyzen, oorzaak, dat gemelde Vaandrig moest afzien van zyn oogmerk om nog een ander Dorp, dat een dag of twee van de voorgemelden af lag, te verrassen. Dus kwam hy den 24sten October met zyn Commando te Paramaribo te rug.

Den 9den November daar aan volgende werd weder een Togt ondernoomen onder het geleide van de Burger Officieren Jacob Hengeveld, Abraham Lemmers, en Cornelis Adriaan van Vheelen met vyftig Burgers en twee honderd Slaaven, ten einde het laastgenoemde Dorp te ontdekken en te vernielen. Dit Commando kwam den eersten December te rug, berichtende: dat zy het gemelde Dorp van Wegloopers hadden ontdekt en bemagtigd, en aldaar gedood zestien Koppen en gevangen vier Mannen, twaalf Wyven en tien Kinderen, die zy medebragten: dat de aanval nog beter uitslag zou gehad hebben, vermids men het Dorp 's nachts voor dat men begon, door den Burger Corporaal Kloegen met een van zyn Slaaven

[pagina 763]
[p. 763]

wel had laaten bespieden en de gelegenheid opneemen, om met of voor het aanbreeken van den dag de Wegloopers, terwyl deeze nog in hunne Huizen waren, te overvallen, gelyk ook tot dat einde gemelde Corporaal met twaalf Mulatten achter de Wooningen om was getrokken, om die tot aan het eind van het Dorp te bezetten, en een Sergeant met eenige Slaaven gelast zich voor aan te plaatsen en geen beweeging te maaken voor dat de overige Manschappen geposteerd waren: maar dat de yver den voornoemden Sergeant zo verre vervoerd had, dat hy, voor dat alles geschikt konde zyn tot een ordentlyke aanval, met den Snaphaan een van de Huizen opliep en de Negers daar uit haalde: dat daarop terstond een Alarm door het gantsche Dorp was ontstaan, en dat de Negers uit de verdere Wooningen ylings de vlucht hadden genoomen, behalve die geenen die door den Corporaal bezet werden gehouden: dat deeze bezette Negers zich daar in met Lanssen zodaanig te weer stelden, dat men geen kans zag hen 'er uit te krygen, en overzulks genoodzaakt was geweest die Huizen in brand te steeken, en dat dezelven half verbrand zynde eerst door de Negers waren verlaaten, die toen voorts door het Dak waren uitgesprongen. De onzen hadden, behalve een Slaaf, twee Blanken dood en nog twee, als mede eenige Slaaven gekwetst.

Den 16den December deszelfden Jaars, zyn by Vonnisse van den Hove van Politie en. Crimineele Justitie, elf Wegloopers, by de twee laatstgemelde Togten gevangen, te recht gesteld. Met dezelven is wat streng te werk gegaan, op hoop dat zulk een Voorbeeld een afschrik aan hunne Medepligtigen zoude geeven, en de geneigdheid onder de Slaaven tot wegloopen verminderen.

Het bovengemelde Vonnis was luidende als volgt:

‘Alzo de Heer Raad Fiscaal Adriaan Wiltens R: O: aan deezen Edelen Hove te kennen gegeeven heeft, door de overgelegde Examinatie en Vrywillige Confessie van de na te noemene gedetineerdens, dat by denzelven klaarlyk was blykende de kwaade feiten van deeze Slaaven, nu laatstelyk door de togten zo onder de Commando's van den Militaire Vaandrig Zwallenberg, als die onder de Commando
[pagina 764]
[p. 764]
van de Burger Lieutenants Jacob Hengevelt en Abraham Lemmers, en den Vaandrig Jacob Adriaan van Vheelen, alhier uit Sarameca van het Wegloopers Dorp van Claas gevangen en opgebragt, waar uit aan den Edelen Hove zoude blyken de kwaadaardigheid van dezelven zo tegens hunne Meesters, als tegens de Blanken in 't algemeen, als genoegsaam geconsteert heeft door haare Confessien, samenrotten en menigvuldige Moorden aan Blanken, als mede in het weghaalen van Slaaven der Plantagiën, als door deeze Dorpen zyn geschied, als mede door het persisteeren by haar kwaade en ruineuse intentien, zo als gebleeken is in 't wederstaan der togtgangers, als mede het ontvlugten van dezelven in den eersten togt; 't welk zaaken zyn, die gantsch ruineus voor de Ingezetenen deezer Landen zouden kunnen zyn, en mede tot een kwaad exempel zouden kunnen strekken voor anderen welmeenende Slaaven.
Waaromme zyn Edele R: O: was Concludeerende dat zy gedetineerdens ingevolge de Placaaten de datis 15 November 1718 en 22 July 1721, tot afschrik en exempel aller anderen, ieder in gevolgen hun geperpetreerde, volgens overgeleverde examinatien en confessien blykende met de dood mogten werden gestraft.
ZO IS 'T, dat het Hof Crimineel geconsidereert hebbende al het kwaad, dat deeze dorpen gedaan hebben, midsgaders ieder der gedetineerden in haar particulier.
Doende recht uit naam en van wegens H.H. Mogende de Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden, onze wettige Souverainen, als mede uit naam en van wegens haar Edele Groot Achtbaare de Heeren Directeuren der Geoctroieerde Societeit van Suriname, als Patroonen en Eigenaars deezer Landen, Condemneert de nagenoemden, omme gebragt te werden ter plaatse, daar men gewoon is Crimineele Justitie te administreeren, omme aldaar tot afschrik en exempel aller anderen metter dood, ingevolge meer- en minderheid hunner kwaade feiten te werden gestraft.
Te weeten de Neger Joosje, om met een Ysren Haak door zyn ribben geslaagen aan de Galg te werden opgehangen en aldaar te bly-
[pagina 765]
[p. 765]
ven tot dat 'er de dood na volgt, gestorven zynde de Kop te werden afgekapt en alhier op een Staak, aan de Waterkant, te werden gesteld en de romp ten prooi der Vogelen te blyven; en de Negros Wierai en Manbote, omme aan een Paal te werden gebonden en dezelven met klein vuur levendig tot assche verbrand, brandende intusschentyd met gloeijende Tangen geneepen.
De Negerinnen Lucretia, Ambia, Aga, Gomba, Marie en Victoria op een Kruis te werden geligd, om aldaar eerst allen levendig geradbraakt, en na gedaane Executie de Koppen afgehakt, op Staaken alhier, aan de Waterkant, gesteld: de Negerinnen Diana en Christina, omme de Koppen met een byl te werden afgeslaagen en alhier mede aan de Waterkant op Paalen te werden gesteld.
Aldus gedaan enz.

Tot verdere vervolging en ontdekking van de Wegloopers die zich aan de Rivier Sarameca onthielden, zond men, den 31sten Maart 1731, een Commando van zes en dertig Soldaaten, onder het bevel van den Vaandrig Louis George de Boisguignon verzeld van de Gereformeerde Officiers Alexander de la Vaux en Andries Wossink. Het zelve was den 11den April genaderd op een der Claas Dorpen, alwaar zy gevangen hebben twee Wegloopers, die daar gekomen waren om Kost te haalen. Deeze onderrichtten hen, dat zy, zo door de vervolging der Papa-Negers, die met hen in Vyandschap waren, als om dat de Mieren hun Kost hadden geruineerd, genoodzaakt waren geweest hun Dorp te verlaaten, en een ander aangelegd hadden, omtrent anderhalf Uur van dat, waar het Commando toen was. Hierop toog men derwaards heen. Den 13den April des avonds daar komende, werden vier Militairen en veertig Slaaven gecommandeerd om dien nacht het Dorp te omsingelen, en zo dra den dag aanbrak het in brand te steeken, wanneer al de geenen, die het van de Negers ontvluchten wilden, in hunne handen zouden hebben moeten vallen. Doch dit liep vruchteloos af, vermids een der Slaaven, die te slaapen lag met zyn Kruidtas om den Hals, door het aangaan van denzelven, veroorzaakt door Vuur uit een Pyp of iets anders, zwaar gekwetst werd en een groot ge-

[pagina 766]
[p. 766]

schreeuw maakte; hier door werden de onzen ontdekt; en wyl het in den nacht en duister was, durfden de Militairen niets uitvoeren, als niet weetende of men Vriend of Vyand voor had. Dus men het hier by liet berusten.

Den 27sten September van dat zelfde Jaar werd 'er wederom een Commando van veertig Militairen, onder het gezag van den Capitein Bley, verzeld met den Vaandrig Willem Mauritsz: Hanecroth, afgezonden naar boven Sarameca, om de omliggende Streeken der Wegloopers te bestooken en te ontrusten. Het zelve voer langs de Rivier Suriname tot aan den eersten Val, van waar zy den weg over Land namen, het geen deeze en de volgende Togten ligter maakte dan de voorigen, toen men de Rivier Sarameca altoos gebruikte om daar van daan de Dorpen te zoeken. Zy kwamen den 23sten October aan de Opening van 't Bosch, en omtrent anderhalf Uur verder, aan een andere opening, alwaar ongevaar tachtig Huizen gestaan hadden, die door de Wegloopers zelfs verbrand waren, en de Kost die daar was, bedorven. Dit Dorp mede gepasseerd zynde, naderden zy twee en een half Uur hooger aan het Creoolen-Dorp, (liggende aan den Zuidoostkant van Suriname, vyftien Mylen boven de Claas-Dorpen) daar byna honderd en twintig Wooningen stonden; de Kost die daar geplant was, was vyf of zes Maanden oud; doch op hun aankomst waren al de bewooners reeds in het Bosch gevlucht, hebbende hunne Huizen bevoorens ordentelyk geslooten. De Capitein Bley liet dat Dorp rondom bezetten, en den gantschen nacht wagt houden. De Wegloopers maakten den geheelen nacht en eenige volgende een groot geschreeuw en geraas dicht by de onzen, doch over dag konde men 'er geen te zien krygen. Waarom gemelde Capitein besloot naar Paramaribo te rug te keeren, hebbende alvoorens die Wooningen en Kostgronden geruineerd en verbrand. Slechts een Neger is by deeze togt van de Wegloopers gedood.

In den Jaare 1733, werd de Raad Thomas Pistorius met negentien Blanken en honderd vier Slaaven, onder welke laatsten zich een en dertig met Snaphaanen gewapend bevonden, derwaards gezonden. Na wel veertig Bergen en zestig Kreeken naar zyn zeggen gepasseerd te zyn, kwam

[pagina 767]
[p. 767]

hy aan één der Wegloopers Dorpen, naar deszelfs Opperhoofd, Bongo genaamd, dat hy vernielde, en na eenigen van die Negers doodgeschooten te hebben, keerde hy met twaalf Gevangenen weder te rug. Ook werd naderhand het Dorp Pennenberg, (liggende tusschen Commewine en de Marowine) aldus genaamd naar de scherpe Pennen, van twee Voeten en een half lang, waar mede de Wegloopers dit Dorp, als met Voetangels, bezet hadden, door de Burgers van boven Commewine verbrand, die veelen van hen doodden en gevangen namen.

Verscheidene Togten zyn, van tyd tot tyd, met een wisselvalligen uitslag, daar op uitgezonden; als onder Reinet, Nassy, Visser, van Gieske, van Metcher, Knoffel, van Daalen, Brouwer enz.; welke Togten, zo zy van geen gewenscht gevolg waren, meerder kwaad dan goed toebragten; terwyl daar door de hoogmoed niet alleen der Wegloopers, maar zelfs van de Slaaven werd vermeerderd en hen de toepaden door de Bosschen en tot de Marons werden bekend. Dit deed den Gouverneur Mauricius in zynen tyd den Voorslag doen, om een middel in het werk te stellen, het welk niet alleen in verscheidene nabuurige Fransche en Engelsche Gewesten, maar ook zelfs in Suriname met goed gevolg gebruikt is, naamelyk om te onderstaan of met de Wegloopers eenige Vrede, of eenige onderhandeling aan te gaan was, (gelyk de Heer van Sommelsdyk in zyn' tyd heeft gedaan met de Indiaanen en Copenaamsche Negers: en gelyk de Engelschen in den Jaare 1739, wanneer het Eiland Jamaica in gelyk gevaar was gebragt als Suriname, door de stoutheid der Wegloopers, een Vrede hebben gemaakt met de zogenaamde Capiteins dier weggeloopene Negers) om redenen dat een Togt nog zo voordeelig uitvallende, niet anders uit werken zou dan dat men eenige Dorpen vernielde, eenige derzelver bewooners doodde of gevangen kreeg, en dat al dat voordeel maar was voor eenige, ja somtyds maar voor een of twee Jaaren, als wanneer zy weder even sterk in magt en dorpen waren aangegroeid, zo als voorheen meermaalen was gebleeken. Bovendien, dat men ook ondervond, dat al die Togten niet alleen onoverkomelyke zwaarigheden in hadden, maar, behalve dat, zeer kostbaar waren, wyl ieder Commando meer dan honderd

[pagina 768]
[p. 768]

duizend Guldens te staan kwam, zo aan vergoeding van Slaaven en huur als anderszins, zonder dat door al die zwaare kosten, moeite en gevaaren, op verre na werd voldaan, aan het noodwendig oogmerk, om dat verderflyk gespuis der Wegloopers of uit te roeijen, of zo verre te brengen dat zy niets nadeeligs konnen onderneemen. Dieshalve de Gouverneur oordeelde, dat zulks het beste en voordeeligste zoude kunnen geschieden met een ontzachelyke Togt, en zelfs na de Verovering van een of meerder Dorpen, om, zo als men zegt, met den Degen in de Vuist, en zelfs na een groote nederlaag te hebben toegebragt, de Vrede te maaken. Ten dien einde werd eenpaarig goedgevonden den Capitein Lieutenant der Militie Carel Otto Creutz, als Commandeerenden Opper-Officier, met honderd Militairen, tegens de Wegloopers in Sarameca af te zenden, en hem de vereischte volmagt te geeven, om zich naar de volgende Voorwaarden, in geval van eenige Onderhandeling van Vreede, te reguleeren.

Art. I.

‘Zal hy na eenig voordeel op de Wegloopers het zy met vermeesteren van een van hunne Dorpen, als anderszins te hebben behaald onderstaan, of hy gelegenheid kan krygen haar te doen weeten, dat zy Blanken nu gekomen zyn, om te zien wat magt de Negers hebben, en niet zullen rusten, maar haar telkens vervolgen, en van daar nier zullen te rug trekken, ten waare zy genegen zyn met de Blanken in rust en vreden te leeven; en dan verders tenteeren en onderstaan, om met haar in Onderhandelinge tot Vrede te komen, en ingeval hy geen voordeel behaalt, zal hy het volstrekt niet mogen tenteeren.

Art. II.

‘De Wegloopers daar toe genegen zynde, zal hy met dezelve of eenige uit haar afgezondene daar over handelen, op de volgende Conditien: Eerstelyk, Dat zy Boschnegers van den dag der Vredehandelinge af, mids zy ook geen Vyandlykheden pleegen, maar zich als Vrien-

[pagina 769]
[p. 769]

den gedragen, van de Regeering en alle Blanken zullen aangezien en erkend werden als Vrye Lieden.

Art. III.

‘Dat alle die geene van Slaaven, dewelke voor het laatst van het gepasseerde Jaar tot haar zyn overgeloopen, daar mede onder begreepen zullen werden, doch ten opzigte der geene dewelke na die tyd tot haar zullen zyn overgekomen terstond aan hem Commandeerend Officier zullen moeten overgeleverd, en gerestitueerd werden, om dezelven na hier te zenden, omme daar mede na goedvinden van de Regeering te werden gehandeld. Doch Indien de Boschslaaven daar toe absolut ongeneegen mogten zyn; zodaanig dat hy Commandeerend Officier konde bemerken het zelve de Onderhandeling zoude te niet maaken, hy na lange daar op te hebben gestaan, daar omtrent Zeemanschap zal hebben te gebruiken, en zo veel na geeven als hy bemerkt dat die Verhindering kan wegneemen.

Art. IV.

‘Dat alle Vyandlykheeden zo wel van de Blanken als de Boschnegers zullen eindigen.

Art. V.

‘Zo by aldien 't mogte gebeuren dat na de Vredehandeling, en sluiten van dien, eenige Slaaven of Slaavinnen tot haar mogte komen overloopen, zy Boschnegers verpligt zullen zyn, dezelven by de Blanken te brengen en over te leveren, waar voor zy zullen genieten het geene een Blanken voor 't vangen van een Weglooper geniet zynde vyftig Guldens voor 't Stuk of ieder Slaaf of Slaavin die zy zullen brengen.

Art. VI.

‘Dat zy Boschnegers met haare Dorpen of Wooningen nooit nader

[pagina 770]
[p. 770]

by zullen vermogen te komen als het Dorp of Wooninge daar Capitein Brouwer haar heeft verjaagd gehad, en zo zy reeds eenige Dorpen of Kostgronden beneedenwaards mogten hebben, die zullen hebben aan te wyzen, en binnen achttien Maanden naar deeze finale Vredehandelinge te verlaaten, op poene dat die na die tyd gevonden werden, als Vyandelyke Gronden of Gronden van weggeloopene Negers zullen aangezien en geconsidereerd werden.

Art. VII.

‘Dat echter aan haar vry zal staan om Jaarlyks, eens, in de Maand September, tot vyftig Stuks Mans en Vrouwen, zullende de Kinderen niet gereekend werden, met zodaanige Goederen als zy aan de Blanken zoude willen verruilen of verkoopen, af te komen en uit den haare af te zenden, mids het zelve alle zyn van de zodaanige dewelke in het Bosch zyn gebooren, of meer dan twintig Jaaren geleeden zyn weggeloopen geweest, en zullen geen anderen daar mogen komen.

Art. VIII.

‘Dat zy, gelyk hier vooren gezegd, met hun Goederen zullen mogen komen aan de Mond van de Kreek Wanica aan de Rivier Sarameca, en aldaar de geheele Maand van September zullen mogen blyven, als wanneer aldaar ook eenige Blanken zullen komen, en brengen zodaanige Goederen, als zy Boschnegers tot bewerking haarer Gronden, en 't geene daar toe gehoord, als mede tot haar vermaak zullen noodig hebben om tegens de Goederen die zy als dan daar zullen willen brengen te verruilen of verkoopen, doch na de Maand September, zullen zy daar van daan moeten vertrekken, op poene dat die geene die na den laatsten September daar gevonden werden als Vyanden zullen werden geconsidereerd en aangemerkt.

Art. IX.

‘Dat indien by of omtrent haar nog eenige andere Dorpen van Weg-

[pagina 771]
[p. 771]

loopers mogten zyn, met dewelke zy die deeze Vrede willen aanneemen in Vriendschap leeven of Correspondentie houden, dezelve zullen moeten aanwyzen, haar aanbieden, en trachten over te haalen om mede in deeze onderhandeling te treeden, en dat wel binnen de tyd van drie Maanden, als wanneer die mede onder deeze Onderhandeling zullen gereekend werden, en het genot daar van genieten, doch die weigerende deeze Vrede aan te neemen, of naderhand eenige andere Dorpen ontdekt werdende, en de Regeering oordeelende dezelve te vangen of te verjaagen, zy gehouden of verpligt zullen zyn de Blanken daar inne te adsisteeren, of helpen, als wanneer zy daar voor naar goedvinden en redelykheid zullen werden beloond.

Art. X.

‘Dat zy zullen hebben op te geeven wie de Opperhoofden van hun Dorp of Dorpen zyn, en by sterfgeval van een derzelver daar van aanstonds aan den Gouverneur kennisse moeten geeven, als mede wien zy in de plaats hebben gekoozen.

Art. XI.

‘Indien zy 't een of ander van nooden hebben, of 't een of ander verzoeken willen, haar vry zal staan twee of drie uit den haare af te zenden, dewelke op haar aankomst aan Paramaribo terstond aan den Heer Gouverneur zich zullen moeten adresseeren, zullende ten dien einde aan haar een Stok met een Zilveren Knop tot een teken werden gegeeven, om overal vry te konnen passeeren.

‘En werd verders goedgevonden vast te stellen, dat indien deeze Onderhandeling wel uitviel, niemant van de Ingezetenen na de gestelde Markt of de Mond van de Kreeek Wanica zouden mogen gaan noch zonder noch met eenige Goederen, als met voorgaande kennisse, en naar alvoorens de Lyste der Goederen te hebben vertoond, en daar toe verlof te hebben bekomen.

Hierop vertrok, den 20sten September 1749, het gemelde Commando, onder het bevel van den Capitein Lieutenant C.O. Creutz verzeld van

[pagina 772]
[p. 772]

den Lieutenant A.C. Kulenkamp, en de Vaandrigs W. Herge, J. Koning en L. Nepveu, en had, geduurende eenige dagen een zeer moeilyke reis; wyl op sommige plaatsen der Rivier Sarameca, de Vaartuigen door naauwe Ondieptes over verscheidene Banken moesten gesleept werden; zelfs sloeg één derzelven met Volk en Goederen tusschen de Klippen (door de sterke afwatering) om; doch de Blanken werden door de Negers gered en op de Klippen geborgen, en de Goederen meestendeels opgevischt door de Zwemmers, die men tusschen de Klippen liet duiken, waar in zich een Soldaat, Slingarde genaamd, en de Gids Dossou zich byzonder wel kweeten, blyvende telkens zo lang onder Water, tot dat zy het een of ander uit de diepte opbragten.

Zy marcheerden vervolgens recht over den Top van een zwaaren Berg, welke aan de Rivierzyde by uitstek steil was; en kwamen toen aan de Landingsplaats van het Loango Dorp, daar vier dagreizens van daan opwaards een Kreek is, en twee dagreizens van deeze de Wegloopers Dorpen lagen: den 2den November kwamen zy aan die Kreek, vindende onderweg rype Banannes en versche Voetstappen naar beneeden, naar vermoede van een party, die het Commando meende in 't opvaaren te beletten, in de verwachting zynde dat het zelve te Water kwam; de Kreek was met een menigte van Boomen verspart, over dewelken met veel moeite moest geklommen werden: den 4den November op dezelfde wyze door de Kreek een zeer moeilyke marsch aangevangen, werd 's morgens om negen Uuren de Voorhoede geattaqueerd van achter eenige Boomen, zonder dat men iemand kon zien; echter werd daar op in den blinden gevuurd, terwyl het Commando in volle marsch bleef, dat zich vervolgens in vier of vyf Hoopen verdeelde, om dus van alle kanten in het Dorp te vallen en alles neêr te maaken: daar komende werd alles doorsnuffeld, en maar een of twee schooten, door verborgene Negers op hen gedaan, die toen de vlugt in het Bosch namen, en een decharge achternakreegen. Geen Wegloopers daar meer vindende volgde het Commando den Vyand op het spoor, en kwam een klein Uur geloopen hebbende, in een ander Dorp, dat zy meede innamen zonder Negers te ontdekken. De onzen waren door vermoeidheid en dorst heel afgemat, zo dat zy naaulyks meer voort konden.

[pagina 773]
[p. 773]

Dan vermids men 't Pad vooruit zag, vroeg de Heer Creutz, wie nog verder gaan kon, en vrywillig was; waarop de Vaandrig Koning en de Cadets Bulouw en Faust zich met een goed Detachement aangeboden hebben. Deeze naar een weinig rustens, gingen met de Gidsen het Pad op, na anderhalf Uur gemarcheerd te hebben, ontdekten zy weder een groot Dorp, alwaar zy de Huizen ten getale van acht en veertig in brand staken, en een menigte van Potten en Pannen, Katoen en Hoenders, datze daar vonden, vernielden, waarna zy te rug keerden. Ook werd inmiddels door den Vaandrig Nepveu met eenig Volk nog een Dorp ontdekt en ingenoomen; het zelve bestond in twee en dertig Wooningen, en was met een schoonen Kostgrond voorzien, dat alles verbrand en verwoest werd.

Het Commando weder op marsch gegaan zynde kwam eindelyk omtrent midden op een Berg, en werd in het hangen van denzelven geattaqueerd: de Vaandrig Herge werd doodgeschooten, als mede een Neger gaande tusschen de twee voorgenoemde Cadets, en een Neger aan de hand gekwetst. Men liet op de Negers, niettegenstaande deeze zich schuil hielden, geduurig Vuur geeven; waarop zy met geschreeuw weder weg vluchtten. De Vluchtelingen werden in het hangen en afgaan des Bergs achternagezet, alwaar zy de onzen weder op dezelfde wyze bejegenden, en zo het scheen hen den verderen voortgang wilden beletten; doch sterk op hen werdende gevuurd, vluchtten zy weder achter de Boomen; evenwel geen van de onzen werden hier gekwetst.

Vervolgens naderde men aan een Berg, alwaar de Wegloopers stand hielden, en door hun vreeslyk geschreeuw genoegsaam deeden blyken genegen te zyn, om ons Volk het opkomen te betwisten: maar deeze den Berg met een kleine draf oploopende, zonden een hagelbuy van Kogels en Lopertjes op hen af, en kwamen eindelyk in het Dorp, daar zy post vatteden. Dit Dorp was het laatste dat vooruit was, volgens zeggen van de Gidsen, die ook verklaarden niet te weeten dat 'er meerder Paden of Dorpen te vinden waren, en dat zy vaststelden dat de Wegloopers nu in het Wilde Bosch zoude zyn, alwaarze na gissinge hunne Wyven en Kinderen reeds moesten geborgen hebben. Waarop men het zelve Dorp, bestaande in vier en tachtig kloeke Wooningen en bovendien van een zeer

[pagina 774]
[p. 774]

grooten Kostgrond voorzien, aan de Vlammen opofferde; gelyk mede nog een ander Dorp van hondert en dertig groote Huizen, daar dichte by, tusschen twee Bergen in, gelegen, gedaan werd. Op het laastgemelde Dorp vondt men een ongemeen grooten Kostgrond, en al de Huizen daar vol van hun Gereedschap.

De Gids Dossou midlerwyl naar de Boschnegers uitgezonden zynde; kwam te rug met de goede tyding dat dezelven genegen waren met de Blanken Vrede te maaken, medebrengende witte Aarde en Boog en Pylen; vermoedelyk als de keuse van Vrede of Oorlog: ook hadden zy hem last gegeeven aan den Heer Creutz te verzoeken, dat hy hen op een zekeren afstand zoude naderen, alzo zy te bevreesd waren, om by de Blanken te komen. Hierop werd beslooten om meerder vertrouwen te verwekken, den Corporaal Kwelke, die zich vrywillig aanbood, neffens den gemelden Dossou naar hen af te zenden. Hy berichtte by zyne te rugkomst, dat hy van hen zeer wel was ontvangen, doch aanstonds door meer dan veertig Negers omsingeld geworden, allen van uitgelezene Geweeren voorzien, hem betuigd hebbende, datze uit groote vreeze niet by de onzen hadden durven komen, maar zeer vriendelyk verzochten dat Creutz als Capitein onbevreesd by hen wilde komen, doch zonder Soldaaten; zendende een vereering van Cassave, Banannes en Peper. Creutz niet langer willende aarzelen begaf zich met Kulenkamp, Koning en Nepveu, nevens een Corporaal en dertig Negers derwaards: op de Vlaktes genaderd zond hy den Gids Dossou vooruit om de Wegloopers te boodschappen, dat hy zich daar bevond en zy hem daar konden ontmoeten, te weeten vyf of zes uit den haaren met veertig Schutters, die een Snaphaanschoot ver van hem zoude achterblyven, en dat men dan elkander met of zonder Geweer zouden ontmoeten en spreeken. Doch zy durfden zulks alweder uit vreeze niet doen, verzoekende dat Creutz by hen mogt komen. Op welk bericht hy besloot met de voornoemde Officieren gewapend by hen te gaan.

By hunne aankomst ontvingen zy hem met het Geweer in de hand, zynde alle vreeslyk toegetakeld: men sprak hem heel gemeenzaam toe; maar niettemin bleeven zy nog bevreesd, en keeken geduurig achterom

[pagina 775]
[p. 775]

uit om te zien of hunne Wagten en Spions (welken zy uitgezonden hadden om te verneemen of de onzen ook meerder gevolg by zich hadden) nog niet te rug kwamen, die eindelyk ten getale van veertig van alle hoeken kwamen aanzetten, zynde alle zeer schoone en meest Creoole Negers met Geweeren voorzien; de gemelde Officieren werden aanstonds door hen omsingeld, dien toen met haar begonnen te Korstwylen en te lagchen, om vertrouwen in haar te verwekken.

Eindelyk begon Creutz met het Opperhoofd Adoe genaamd (zynde een Creool), over de Vrede te spreeken, en de voorwaarden te maaken, die hy alle voort bewilligde, en zeide zeer verblyd te zyn dus verre met de Blanken gevorderd te zyn; alleenlyk ontkende hy eenige weggeloopene Negers by hem te hebben, die maar één Jaar daar waren geweest, zynde het volgens zyn zeggen alle oude Wegloopers van drie, vier, tien en meerder Jaaren, en dat de anderen meer voorwaards en op andere plaatsen waren.

Na dat men dit Opperhoofd de Conditien zo veel doenlyk nader had beduid en in het neger Engelsch uitgeleid; werd hem gevraagd of hy en zyn omstaande Volk dezelve aannam, 't welke door hem en al de anderen met Ja beantwoord werd. Waarop hem dezelve in geschrifte werden gegeeven, als mede de bovengenoemde Rotting onder beloften, dat zo zy trouw hun woord hielden, de Blanken hen ook nooit weder eenig kwaad zouden doen. Adoe gaf tot nadere bevestiging een Pyl en Boog als mede een Mes; en verontschuldigde zich nu niets beters te hebben, wyl al hun goed zeer verre weg in 't Bosch was geborgen; beloovende in 't vervolg alles tot voordeel van de Blanken te zullen doen.

Creutz begeerde van hem dat hy hem de Acouriërs (zynde Wilde Indiaaanen, en Bondgenooten van de Boschnegers; woonende boven aan de hoofden der Rivieren, dichte by de Dorpen van de Indiaanen, met wie zy gestaadig Oorlog voeren) zoude aanwyzen: maar hy zeide, dat deeze zyne Vrienden waren, en dat hy hen van nu aan mede in de Vrede aannam, neffens alle de andere Dorpen die daar waren, waar van geen een durfde weigeren, als hy het dus verstond en goed vond. Voorts Creutz hem vraagende naar het Loango Dorp en ofze daar weder woonden, zeide hy van Ja: waarop Creutz hem te gemoet voerde daar na toe te willen

[pagina 776]
[p. 776]

gaan om te vechten; maar hy verzocht zulks niet te doen, zeggende het al mede zyn Volk te zyn; waar van 'er eenigen, mede voor den dag kwamen, en ook aanstonds de Vrede aannamen. Eindelyk verzekerde Adoe in eenige dagen, alom te zullen laaten weeten dat het Vrede was met verbod aan geene Blanken het minste kwaad te doen, en dat hy alle zyne Posten en Wagten, die tot heel beneeden in Sarameca waren uit gesteld, zoude laaten binnen roepen. Buiten deezen Adoe was 'er geen ander recht Opperhoofd zo hy zeide, behalve nog een, Capitein Davi genaamd, welke door ouderdom niet meer bekwaam was. Men vernam van hem, dat de Neger die den Vaandrig Herges doodgeschooten had, mede in de Salvo gebleeven, en eenen anderen de hand afgeschooten was.

Gemelde Opperhoofd Adoe ernstig verzoekende de afgebrande Wooningen weder op te mogen laaten maaken, werd zulks toegestaan: en voorts met hem vastgesteld, dat de Vaartuigen die in 't vervolg naar hem en de zynen zouden gezonden werden een witte Vlag tot een teken zouden voeren.

Waar na het Commando is te rug getrokken, en den 11den December 1749, weder te Paramaribo is aangekomen.

Deeze Boschnegers, waar mede men de Vrede gemaakt had, zyn omtrent zestien honderd sterk geweest, doch geen gemeenschap hebbende met anderen die nog beneeden lagen.

Men had reeds meermaal pooging gedaan om de Wegloopers beneeden by Sarameca te ontdekken, of die boven in Suriname zich bevonden te verdryven; doch te vergeefsch: wyl zy waren verdeeld in verscheidene Dorpen, die van beneeden Sarameca tot aan de Marowine rondom in een wyde uitgestrektheid verspreid zyn, daar zy zich in de ontoegangkelyke Bosschen verschoolen. Zo dat om voordeel op hen te behaalen 'er maar twee middelen over bleeven, of dat men Vrede met hen maakte, of dat men hen vervolgde met geduurige Togten, die op de Dorpen, welke ze vinden, blyven post houden, en altyd verder gaan.

Om echter een algemeene Vrede met allen te maaken oordeelde men dat gevaarlyk zou kunnen werden, zo ze zich samen verstonden; om hen allen onder te brengen was de Magt toen ter tyd te klein; dus was het beste,

[pagina 777]
[p. 777]

volgens begrip van den Heer Gouverneur Mauricius, hen te verdeelen, en, was 't mogelyk, tegen malkanderen op te hitzen: daar by met de geenen, die men door de Vrede afgescheiden had, de Vrede heilig te houden, en hen op alle wyze te streelen, en de anderen die buiten deeze Vrede waren, zonder quartier te vervolgen. Tot uitvoering van het laatste was gemelde Heer Mauricius van gevoelen, om met den Droogen tyd een Togt te doen op 't onbekende Dorp beneeden in Sarameca, en te gelyk een Togt van twee zyden, naamelyk uit Suriname en uit Tempati op de bekende Dorpen, en verder om de nieuwe bevredigden ook te hulpe te neemen, doch niet met de onzen te samen gevoegd, maar van een andere zyde. Maar veele Raaden en Planters stelden zich daar tegen en verwekten hevige twisten; waar door de zaak bleef steeken: ja zelfs oordeelden eenigen de gemaakte Vrede met de Saramecaanen als zeer schadelyk en bederflyk voor de Colonie, niet nalaatende dieswegen veel misnoegdheid te toonen.

Deeze Tweespalt tusschen den Gouverneur Mauricius en den Raad, was oorzaak dat de gemelde gemaakte Vrede met de Saramecaanen werd verbrooken: wyl onder die Negers een gerucht verspreid werd, dat de Blanken hen door een gewaande Vrede zochten te misleiden en hen onverwacht op het Lyf te vallen.

Inmiddels was beslooten, den Heer Louis Nepveu, die onder Capitein Creutz de voorgaande Togt had bygewoond, en de Taal dier Negers verstond, met dertig Militairen in de Maand Augustus des Jaars 1750, met de beloofde Vereeringen hen toe te zenden. Doch door die Twist, en ter bespaaringe van onkosten, werd de Heer Picolet met twee Blanken, benevens eene Knelleke en nog een ander met twintig lastdraagende Negers derwaards met de Presenten gezonden. Eene Zamzam, Opperhoofd van het Papa Dorp, welke by het sluiten der Vrede niet tegenwoordig was geweest, overviel deeze Afgezondenen en vermoordde hen allen op één nacht: waar door het Vuur van Oorlog weder ontstoken werd, en eenige Jaaren duurde.

Het zal niet ondienstig zyn, dat wy nu eens den oorsprong van den Opstand der Tempati Negers wat naaukeuriger onderzoeken. De Planta-

[pagina 778]
[p. 778]

giën aan de Kreek van dien naam gelegen, waren meest Hout-Plantagiën, daar het voornaamste werk van de Negers was, de Boomen te vellen, en vierkant Hout en Planken te maaken. Deeze Negers hadden zich altoos trouw gedraagen, en moedig de invallen der Boschnegers en Wegloopers geweerd; zelfs verscheidene Togten tegen dezelven ondernomen, en als een Schutsmuur tegens hen verstrekt. Zy hadden ruime Kostgronden en groote Kweekeryën van Vee en Gevogelte; bovendien genooten zy den afval van het Hout: het was hen geoorloofd van tyd tot tyd twee, drie tot vier Stukken Hout naar Paramaribo te zenden en aldaar te verkoopen, hier door konden zy ruimer en rykelyker, dan de Negers welke beneeden aan de Rivier in de Suiker- of Koffytuinen werkten, bestaan; waarom zy ook ongaarne van daar verplaatst werden.

Echter vond de Heer Martin, Raad van Politie der Colonie, goed, tegens den raad zyner Vrienden, eenige van deeze Slaaven naar beneeden op zyne Plantagie te verplaatsen. Hier toe toonden zy zich ongenegen, hun Meester voor oogen stellende hoe veele Negers 'er al op de beneede Plantagiën door Vergif als anderszins, nu en dan, omgekomen waren. Doch zulks kon niet baaten. De Directeur Bruyere zeide aan den Heer Martin, dat hy zich over 't afbrengen van hen niet moeste verlegen houden; dat hy hen wel zoude afbrengen, en dat hy alleen wel in staat was zes Negers te binden, en in de Pont te smyten en beneeden te voeren; wyders aanraadende om aan ieder Militair, zo veel als 'er op de Plantagie op commando waren, een Touw te geeven, en de Slaaven dus te laaten wegsleepen. De Slaaven zulks ter ooren gekomen zynde en onderricht dat de Touwen reeds aan de Militairen verdeeld waren, beslooten meest allen zich daar tegen te verzetten, en met geweld op de Plantagie te blyven; maar de Zoutwaternegers, als het meest verbitterd, daar mede niet te vrede en door de anderen niet te wederhouden zynde, vielen op den Directeur aan, die zy zwaar kwetsten en de Hand afhieuwen: de Vaandrig Hertsbergen, daar op Commando liggende, werd mede van hen gevaarlyk gewond; en twee Soldaaten doorschooten: waarop zy zich gezamenlyk in het Bosch begaven. Omtrent veertien Dagen daar na werd een groot Commando, onder het geleide van den Capitein Jan Frederik Meyer,

[pagina 779]
[p. 779]

afgezonden om hen op te zoeken; welk hen ontdekte; doch door hen geslaagen en met verlies van dertig Man te rug gedreeven werd. Waarop de Capitein Lieutenant Reinet met tachtig Militairen werd afgevaardigd, die hen op een Berg geretrancheerd vond, aantastte, en verder boschwaards in dreef.

De Tempati Negers bestonden uit acht Dorpen, onder Araby, als Opperhoofd van het grootste, Daniel Navo, Boston, Asary, Abram, Thoma, Coffy Janprada en Quaco; liggende bewesten de Rivier Marowine, tusschen dezelve en de Kreek Jouka; zynde omtrent vyftien of zestienhonderd Koppen sterk, doch van Jaar tot Jaar door gebrek van Vrouwen verminderende.

De eerste Stichters deezer Dorpen waren eenige Negers van de Jooden en van de Heer Selmers; doch werden in 1749, zeer versterkt door die van den Heer Thoma, en vooral in den Jaare 1757, door omtrent hondert en vyftig weerbaare Slaaven die in Tempati, in de Maand van February, op de Plantagiën la Paix, Maagdenburg, Wolvega, Bleyenburg, Hermitage en Berenburg opstonden, dezelve afliepen, en zich in het Bosch begaaven; waar by zich van tyd tot tyd andere Wegloopers hebben gevoegd.

Zy werden genaamd de Negers achter Auka, een Joodsche Plantagie, in Suriname, wyl daar de Vrede met hen gemaakt werd; schoon hunne Dorpen wel drie en vyftig Mylen daar van af liggen.

By ieder aanval dien zy op de een of andere Plantagiën deeden, werden door hen telkens Brieven gestrooid, in 't Engelsch, door één van hen, genaamd Boston, geschreeven, doch zeer duister en kwalyk te ontknoopen: echter kon men daar uit hun begeerte tot Vrede klaar bemerken, verzoekende dat eenige der onzen ten dien einde by hen kwaamen. Hierop zond men, in den Jaare 1758, de twee getrouwe Negers, Coffy en Charlestown, welke eerste voorheen toen hy nog Slaaf van den Heer Dandiran was, een groot Vriend van gemelden Boston was geweest, naar hen af, met Brieven van de Regeering en een Vereering, om de Vrede aan te bieden. Zy werden by 't aankomen door gemelden Boston by het Opperhoofd Araby, een schoon en wakker Karel in het Bosch gebooren, gebragt en zeer wel ontvangen toen zy boodschapten, dat zy met goed en

[pagina 780]
[p. 780]

geen kwaad kwamen, en verstonden voorts, dat hy niet vreemd was om een Vrede met de onzen aan te gaan gelykerwys de Engelschen in Jamaica hadden gedaan; doch hy begeerde, dat men een of twee Blanken zoude zenden, om met hem nader te spreeken over de Vredes Voorwaarden, die voornaamelyk bestonden, dat men hen eenig Kruid, Lood, en Gereedschappen, volgens een daar van geformeerde Lyst zouden toezenden.

Waarop Gouverneur en Raaden eenpaarig goedvonden en beslooten, om met de voorsz. Boschnegers een bevrediging aan te gaan, en ten dien einde de bovengemelde twee Negers Coffy en Charlestown daar weder naar toe te zenden, benevens twee Blanken voorzien met behoorlyk berichtschrift dieswegens, met eenige Geschenken voor de Opperhoofden van dat Volk, die men, wanneer eenige Onderhandeling met hen plaats heeft, gewoonlyk laat vooraf gaan tot een bewys van de Welmeening.

Hier toe werden gecommitteerd, James Aber Crombie, oud Commissaris en J. Rudolph Zobre, Burger Capitein, die zich vrywillig aanbooden. Ter zelver tyd werden ieder der twee Negers vyftig Guldens vereerd om het noodige voor hunne reis te koopen, en verders hunne Vryheid geschonken, waar voor hunne Meesters ieder duizend Guldens werd betaald. Ook werd aan Crombie en Zobre ieder twee honderd vyftig Guldens voor derzelver uitrusting op de onderneeming toegelegd, neffens een Wedde, als zy zich wel van hunne Commissie zoude hebben gekweeten, van vyf honderd Guldens Jaarlyks, die erfelyk op hunne Vrouwen en Kinderen zoude vallen.

De voorgestelde Articulen van Verdrag met de Negers achter Auka waren van den volgenden inhoud:

Art. I.

‘Dat al het gepasseerde zal zyn en blyven vergeeten en vergeeven, en dat zy Boschnegers van den dag der vergunning deezes, mids zy ook geen Vyandlykheden pleegen, maar zich als Vrienden gedragen, van de Regeeringe en alle Blanken, zo wel zy als haare nakomelingen aangezien en erkent zullen werden als Vrye Lieden.

[pagina 781]
[p. 781]

Art. II.

‘Dat alle Vyandlykheden zo wel van de Blanken, als de Boschnegers zullen eindigen voor Eeuwig.

Art. III.

‘Dat zy vry zullen blyven woonen ter plaatse daar zy nu zyn, en al het nodige Land aldaar in 't ronde, mids niet dichter als ten minsten twee Dagen of tien Uuren gaans van eenige Plantagiën zyn; edoch zo zy elders zich zouden willen ter neder stellen, het zy aan 't hoofd der Rivieren, of anders, zullen zy gehouden zyn, daar van alvoorens Permissie te obtineeren van de Regeering deezer Landen, ook indien zy eenig bouw Hout om te verkoopen zouden willen maaken aan de hoofden der Rivieren, mede na Costume locaal.

Art. IV.

‘Zo by aldien het mogte gebeuren, dat na de Pardon en Accoord, en tekenen van dien, eenige Slaaven of Slaavinnen tot haar mogte komen over te loopen, zy Boschnegers verpligt zullen zyn, dezelven zonder onderscheid by de Blanken te brengen en over te leveren, waar voor zy zullen genieten de premie in geld of waaren; volgens daar van te maakene Accoord van tien tot vyftig Guldens Hollandsch voor ieder Slaaf of Slaavinne die zy zullen brengen. Zy zullen om het meeste gemak, die gevangene aan de naaste Blanken kunnen overgeeven, om die aan de naaste Raad of Burger Officier te bezorgen, waar voor hen dan ilico de premie zal werden bezorgt.

Art. V.

‘Te zien of 'er ook sedert, primo January deezes Jaars, of ten minste sedert deeze onderhandeling Slaaven zyn overgeloopen, is 't mogelyk die te doen uitgeeven, als ook de laatste by haar overgeloopene Slaaven van la Para, Juccomombo enz. En dat alle Negers die by haar zyn, indien zy uit haar vrye wille weder by haar Meesters willen retournee-

[pagina 782]
[p. 782]

ren, zulks vry zullen mogen doen, met verzekering van volkome indemniteit en Pardon, aan de zyde van haar Meesters wegens het gepasseerde. (Doch zo het in deeze Articul gemeld, een obstacul mogt zyn, waar door de onderhandeling niet zoude kunnen reusseeren, zal daar van mogen afgezien werden, mids zy in 't vervolg belooven ten minsten, dat zy absolutelyk geen Slaaven zullen ophouden).

Art. VI.

‘Dat zy Bevredigden en hun Opvolgers alle poogingen zullen doen, om alle Slaaven, die na dato deezes wegloopen, als mede Vyandlyke Indiaanen te vangen, en op te brengen, en, des noods, te dooden, ten dien einde zy ook gehouden zullen zyn, en zich daar toe obligeeren, omme zo dra zy eenige advertentie krygen van den Heer Gouverneur, dat 'er Slaaven zyn weggeloopen, ten eersten daar op uit te gaan, om die te zoeken en te achterhaalen, ook in gevalle van Rebellie of onraad op eenige Plantagie of plaats in de Colonie, op het eerste ontbod van den Heer Gouverneur, of Gouverneur en Raaden hun Opperhoofden zullen zorgen, dat de gevraagde Manschappen van de haaren ten eersten tot zyn orders geleverd werden, en in alles de Blanken na hun beste en uiterste vermoogen ten nutte zyn, ook tegen andere Wegloopers om die uit te roeijen, vooral zo die de Blanken attaqueeren of eenige hostiliteiten komen te doen, en wel nu voor eerst eenige te saamgerotte tusschen de Marowine en Cottica; werdende verstaan, dat de vrye Indiaanen, die met ons in Vriendschap zyn, ook onder deeze Accoord zyn begreepen, en dat zy die ongemolesteerd moeten laaten.

Art. VII.

‘Ook in geval de Colonie door buitenlandsche Vyanden werd aangetast, Zy en hunne Opvolgers, op de eerste waarschouwinge vertrekken zullen na de plaats, die hen zal aangeweezen werden en den Vyand te wederstaan, en zullen zy in dat geval aan de ordres van den Gouverneur of Bevelhebber en Chef onderworpen zyn.

‘Men moet hen doen begrypen, dat men met dit Articul niet anders

[pagina 783]
[p. 783]

van hen vergt, als 't geen zy beloofd hebben, onder de benaaming van ons tegen de Franschman te willen adsisteeren. Waar en tegen de Blanken ook aanneemen, in cas zy door eenige Vyandlyke Negers of andere geattaqueerd mogten werden, wanneer zy zulks verzoeken, haar te adsisteeren. (N B. Dit Articul niet aan te roeren, dan in cas van haar zyde zulks gevraagd werd).

Art. VIII.

‘Dat ten einde voorsz. altoos behalve de andere particuliere Capiteins zal zyn, Een oudste of Commandeerende en Chef, waar aan dergelyken orders zullen komen, en die alles zal kunnen en moeten reguleeren, zullende van nu voortaan Capitein Araby zyn leeven lang zyn en blyve Commandeerende en Chef, en na zyn overlyden zal ten eersten moeten kennisse gegeeven werden, wie hem opvolgt, om van de Regeering te werden geapprobeerd, die hem dan het Teken van Opperhoofdschap zal geeven. (N B. zo men de opvolging kan reguleeren als te Jamaica Art. XV, was beter; dit kan geextendeerd werden).

Art. IX.

‘Indien zy het een of ander van nooden hebben, of het een en ander verzoeken willen, zal haar vrystaan vyf of zes uit haare Dorpen af te zenden, dewelke op haar aankomst aan Paramaribo immediaat aan den Heer Gouverneur zich zullen moeten adresseeren, zullende ten dien einde, de voornaamste van hen een Stok met een Zilveren Knop, waar op het tegenswoordige Jaargetal zal staan, tot een Teken gegeeven werden, om met de zyne vry te kunnen passeeren; welke Stokken by den Commandeerende en Chef zullen werden bewaard.

Art. X.

‘Zy zullen haare Producten, Vee, Goederen, Hout, enz. mogen afbrengen, doch telkens niet sterker als tien of twaalf Persoonen te gelyk, om aan Paramaribo of elders, daar het vastgesteld werd, te koop te brengen, mids zich by haar aankomst ten eerste adresseeren by den

[pagina 784]
[p. 784]

Heer Gouverneur, en van hun komst, en 't geen zy te koop brengen, kennissse geevende.

Art. XI

‘Dat by aldien een Blanken eenig ongelyk doet aan haar, zy hun klagten zullen inbrengen aan den Heer Raad Fiscaal. En in gevalle zylieden aan een Blanken eenig ongelyk doen, zo zullen zy zich onderwerpen, en zodaanige beledigers, mede aan den Heer Raad Fiscaal aangeeven.

Art. XII.

‘Dat tot nakoming van dit alles by haar zullen blyven woonen eengenoegsaam getal Blanken; en zy daarentegen altoos twaalf van haare Creoolen, Zoons van haar Capiteins of Aanzienlykste zullen mede geeven en altoos laaten by de Blanken aan Paramaribo blyven, doch met verlof van die van Jaar tot Jaar te mogen verwisselen. (Dit kan tot twee toe gediminueerd werden; doch zo zy daar toe absolut ongenegen mogte zyn, na lang daar op gestaan te hebben, zal het ook kunnen nagegeeven werden.)

Art. XIII

‘Dat zy Boschnegers nu in het vervolg niet meer zullen ter Dood oordeelen, zonder kennisse van de Overheid alhier, zullende moeten de Deliquant aan Paramaribo aan de Reegeering nevens de klagte overgeeven, als ze vermeenen de Dood schuldig te zyn, als zynde de opperste Rechters, aan wien alleen over Dood, en Leeven te jugeeren competeert; alle andere Straffen werden aan haar overgelaaten. (Doch zo het veel obstacul mogt veroorzaaken, maar te laaten onaangeroerd; dit kan gesteld werden als in 't Accoord van Jamaica Art. XII, en daarop moet zeer sterk werden geinsteerd, en niet werden nagegeeven, dan in geval daar door de Onderhandeling absolut zoude te niet loopen, haar echter doen begrypen, dat zy geen beter Conditien als die van

[pagina 785]
[p. 785]

Jamaica kunnen pretendeeren; doch zo men 't nageeft, moet men ook daarentegen trachten andere voordeelige Articulen te bedingen.)

Art. XIV.

‘Dat zy Boschnegeren een gangbaare Weg, van tyd tot tyd, nahaar Dorpen zullen moeten maaken, om spoedig op en af te kunnen komen; en zo de Kreek, waar aan haare Dorpen gelegen zyn, haare uitloop op de een of de andere Rivier hebben, zy als dan gehouden zullen zyn, die vaarbaar te maaken.

De Instructie voor de twee Gecommitteerden Crombie en Zobre luidde dus:

‘Concept-Instructie voor de Heeren James Aber Crombie en Jacques Rudolph Zobre die naar de Boschnegers gezonden werden, ten einde de begonnen onderhandeling van Pardon en Accoord met dezelven te sluiten. N B. alvoorens eenige Voorslagen of Onderhandelinge van Accoord te beginnen, sterk daar op aan te dringen, dat zy uit de haaren afzende, om de Articulen te reguleeren, invoege hier Art. VI. staat gemeld; edoch zo zulks niet mogt reusseeren, zullen zy ingevolge deeze Instructie en bygevoegde Articulen daar toe overgaan.

Art. I.

‘Zy zullen zich ten eerste moeten op reis begeeven met de twee te vooren afgezondene en geretourneerde Negers, genaamd Coffy en Charlestown, die nu Vrylieden zyn;

[pagina 786]
[p. 786]

‘Hun zullen ook medegegeeven werden de vastgestelde Goederen, om aan het voornaamste Opperhoofd, en de verdere Capiteins te overhandigen, en daar toe de noodige Lastdraagers.

Art. II.

‘Zy zullen omtrent de route en het geene geobserveerd moet werden, volgens afspraak met de Boschnegeren hen reguleeren na 't geene gemelde vrye Negers zullen indiqueeren, en derhalve dezelven byzonderlyk als ook de Lastdraagers wel en vriendelyk handelen.

Art. III.

‘By de Boschnegers gekomen zynde, zullen zy hen bekend maaken, dat zy van den Gouverneur en Raaden zyn afgezonden, ten einde het voorsz. begonnen Accoord vast te stellen, en alles te reguleeren, en voorts de Goederen eerst aan den voornaamste Opperhoofd, en dan aan de verdere Capiteins overhandigen, echter alvoorens in acht neemende, of het om alle Jalousie te vermyden, noodig zou zyn, aan het voornaamste Opperhoofd over te laaten, om de verdeeling te doen, of deswegens eerst met hem te spreeken, om te weeten wat het convenabelste zal zyn.

Art. IV.

Zy zullen haar voorts zeggen, dat de Blanken de verdere by hun brief gevraagde Goederen, except het Kruid en Lood, accordeeren, dat men het alles wel zoude hebben gezonden, doch dat daar toe te veel Volk vereischt werd; dat, als nu de Zaaken volkomen geaccordeerd en vast gesteld zullen zyn, de Blanken die Goederen op zekere convenable plaats aan het Hoofd der Rivieren, het zy in Tempati, Commewine, of Suriname zullen bezorgen, daar zy die kunnen ontvangen en afhaalen, ten dien einde over de plaats en tyd te convenieeren, en dezelve vast te stellen.

[pagina 787]
[p. 787]

Art. V.

‘Belangende het gevraagde Kruid, zullen zy trachten haar te doen begrypen, dat de Blanken daar in niet kunnen treeden, te meer om dat het onnoodig is, dat zy van Kruid voorzien werden, zo dra zy Vrede met de Blanken willen houden. Zy kunnen haar doen verstaan, dat wanneer in 't vervolg de Blanken haar tot eenige Expeditie of anders zouden willen gebruiken, die haar ook het noodige Kruid als dan wel zullen fourneeren.

‘En zo zy daarop mogten staan, hen te verstaan te geeven, dat zulks zeer kwalyk is, vermids de Blanken daar uit zouden moeten denken, dat zy niet van zints zyn, 't Accoord te houden, wyl zy dan geen Kruid noodig hebben, te meer, daar zy nog (al was 't niet heel veel) evenwel genoeg hebben voor 't geen, daar zy dat toe kunnen employeeren, alzo 't pretext van te Jaagen niet suffisant is, terwyl bekend is, dat zy met Pyl en Boog, het zetten van Trappen en Strikken en dergelyke, gewoon zyn, hun Wild te vangen. En belangende het vangen van Negers die mogten komen weg te loopen, zy daar toe genoegsaam in staat zyn, buiten Schietgeweer, en vooral nu voor eerst daar zy nog voorzien zyn, zo veel in cas van absolute noodzaakelykheid noodig mogt weezen, het welk echter zelden kan voorvallen; kunnende hen ook doen begrypen (als uit hun eige Motive, zonder den Gouverneur en Raaden eenigszins te verbinden) dat men daarop zo naauw niet zal zien, zo dra over en weder eenige tyd in goede vertrouwen is gehandeld, behalve dat het Kruid, dat zy ten onze dienste verbruiken zullen, hen zal werden gefourneerd of goed gedaan.

Art. VI.

‘Hen werden medegegeeven Passen voor één tot zes stuks van de principaalste Boschnegers, ten einde vry hier te kunnen komen, om, des noodig, de Zaake nader vast te stellen, en by provisie het goed vertrouwen te Etablisseeren; zy zullen alles doen wat mogelyk is, om één of meer tot zes toe, van de principaalste is 't doenlyk, te persuadeeren,

[pagina 788]
[p. 788]

om zich na herwaards te begeeven, om hun goed vertrouwen te toonen, en hier zelfs preuve van onze goede meeninge te ontvangen.

‘En in geval zy daar inne mogten difficulteeren, uit eenige vreeze, dat tot hunne gerustheid beide of ten minsten één van hun beide ook de vrye Coffy en Charlestown te presenteeren daar te blyven, tot hun retour, echter observeerende, het beste te zyn, dat ten minsten een van allen te rug komt.

‘Zo zy absoluut aan Paramaribo niet wilden komen, zullen zy kunnen voorslaan op de Joode Savaane zich te vervoegen, alwaar den Raad of Gedeputeerde uit dezelve, of Persoonen genoegsaam daar toe gequalisiceerd, zullen komen, om aldaar met hen te handelen, of wel andere bekwaame Plaats mogen reguleeren.

Art. VII.

‘Zy moeten op de bekwaamde wyze mogelyk haar voor oogen brengen, alle de voordeelen, die zy door dit Accoord zullen en kunnen genieten, behalve de vryheid en gerustheid voor hen en hun Kinderen en Nakomelingen, de Premiën als zy Slaaven opbrengen of andere diensten doen; ook dat een ieder, die iets maakt of heeft, het zelve kan verkoopen, en daar voor alles bekomen: dat zy niet alleen Hangmatten, Paantjes, gesponnen Katoen, maar zelfs Katoen in Baalen en Tabak zouden kunnen maaken, om te verkoopen, allerlei Bosch-Olyen, Gommen, Corjaaren, Vogelwerk en dergelyke als de Indiaanen; ook door den Tyd, groot en klein Vee, zelfs ook Hout, zo zy 't willen maaken en afbrengen, ook Koffy, Cacao, Gember, Indigo en dergelyke.

‘N B. de Premiën te reguleeren, zo het Negers zyn, die zy door het uitzenden van Volk of Patrouilles vangen, niet behoorende tot Dorpen, twintig a vyf en twintig Guldens Hollandsch.

‘Die tot haar komen, of anders gevallig gevonden werden, tien a vyftien Guldens Hollandsch: doch, zo zy eenige Dorpen attaqueeren, en daar by gevangenen krygen, vyftig Guldens Hollandsch, en voor de

[pagina 789]
[p. 789]

Dooden voor ieder Rechterhand dertig a veertig Guldens, alles zo veel minder doenlyk.

Art. VIII.

‘Zy zullen trachten te ondertasten, of zy niet eenige van haare Kinderen by de Blanken zouden willen vertrouwen, als tot een Teken of Verzekering van haar goede Meeninge, te verstaan geevende, dat de Blanken daar door geheel van haar goede Meeninge overtuigd zouden werden.

‘Voorts zullen zy in 't maaken en sluiten van 't Verdrag zich moeten reguleeren na de bygaande Articulen, en verders alles met dexteriteit ten meeste nutte voor den Lande behandelen.

‘Hen werd mede gegeeven het Accoord van Jamaica, om daar zo veel noodig reguard op te kunnen neemen in 't opmaaken van 't geconvenieerde, met belofte, dat alles nader zal werden geconfirmeerd by Gouverneur en Raaden.

‘Zy zullen vooral trachten hen te beweegen, om eenige van de haare af te zenden, om de nader approbatie van den Gouverneur en Regeering alhier op 't geconvenieerde af te haalen, en om het geen 'er nog mogt aan manqueeren, en dat zy mogte begeeren te obtineeren.

‘Zo de Boschnegers nog mogte sustineeren, dat de Jooden apart met haar voor de Savaane moeten handelen, haar te doen begrypen, dat de Jooden onder de Ingezetenen behooren, en haar Quota van de Lasten en ook van 't Geld tot het koopen van de geaccordeerde Goederen fourneeren, ook in deeze Accoord reeds begreepen zyn, en niet afzonderlyk kunnen of mogen handelen; dat zy dus ook in alles egaal van al het bedongene moeten jouisseeren, als behoorende onder de bescherming van die zelve Vaderlandsche Regeering daar wy onder behooren.

‘Omtrent de Escorte Militaire die zy mede krygen, in acht te neemen, vermids het wantrouwend humeur van de Negers bekend is, hen tydig vooruit te laaten adverteeren, dat die kleine Escorte alleen is mede genoomen, om haar lieden en het goed te dekken voor andere partyen die hier of daar op den Weg mogten ontmoet werden.

[pagina 790]
[p. 790]

Art. IX.

‘Ingevalle de Boschnegers mogte opening geeven, dat zy in Vriendschap zyn met eenige andere Wegloopers, en uit dien hoofde dificulteerende om aan te neemen tegen dezelven zich te laaten gebruiken, zullen zy in dat Cas (doch anders niet) kunnen voorslaan, zy Boschnegers aan die hunne goede Vrienden voor te slaan, en hen daar toe over te haalen, om mede in dit Accoord te treeden, en zich daar aan te gedraagen, en zo die dat niet wilde aanneemen, dat zy dan die Vriendschap zullen moeten verlaaten, en opzeggen, en hen door de Wapenen daar toe dwingen of helpen dwingen.’

De Gecommitteerden met een Onder-Officier en twaalf Soldaaten, benevens veertig Negers als Lastdraagers, vertrokken van Paramaribo, en naderden den 30sten September 1759, by de Boschnegers, tot omtrent anderhalf Uur van hunne Voorposten, daar zy zich neêrsloegen: den volgenden dag werden de twee vrye Negers naar de Voorposten afgezonden: dan 't liep tot den 8sten October aan, dat zich vier van de Boschnegers aan hen vertoonden, die, toen ze de aankomst der Gecommitteerden vernaamen, begeerden, dat dezelven twee van hen, met naame Jacki en Adjaka, omtrent twee schooten van de Legerplaats zouden komen afhaalen Waarop Crombie (zynde Zobre zieklyk) alleen, zonder eenig Geweer, naar hen toeging, vindende hen zitten aan de overzyde van een Kreek, verzeld van den vrye Neger Coffy; zy waren op zyn aanspraak ten uiterste beducht en ontsteld; en een van hen reikte hem zyn bevende hand toe, zeggende al hakkelende en stamelende in het neger Engelsch Dag Vriend, stel uw hart gerust, vrees, niet; wanneer Crombie antwoordde, dat hy niet bang zoude zyn, alzo hy ten beste kwam.

Vervolgens ging hy met hen naar het Camp; en na eenige Woorden-wisseling, verklaarden zy onder anderen, dat het hen zeer lief zoude zyn, wanneer de Zaaken ten beste werden geschikt, en zy met de Blanken in goede vriendschap konden leeven.

Men bepaalde nader dag wanneer hun Opperhoofd Araby zoude komen: intusschen kwamen de twee voornoemde Boschnegers weder te rug,

[pagina 791]
[p. 791]

verzeld met een menigte van hunne Bende; om het Goed te haalen dat voor hen geschikt was, als mede om de Gecommitteerden in den Hangmat te draagen, ten einde naar de bestemde plaats waar hunne medemakkers waren, te geleiden. De Gecommitteerden (die niet wilden gedraagen zyn) gingen met hen op weg en in staatsie met de Vredevlag vooruit, terwyl door den Neger Adjaka, met hun gewoone Boschhoorn, het Sein van derzelver aankomst werd gegeeven, werdende van de Boschnegers met slaande Trom en verder Krygsgeluid en een vliegend Wit Vaandel afgewacht.

Daar gekomen zynde, werd hen, onder een groot getal van Negers in allerlei afschuwelyke optooizels en met geschreeuw naar hunne gewoonte, het Opperhoofd Araby aangeweezen, die aan zyn Rechterhand twee Capiteinen en aan zyn Linkerhand een Capitein had geplaatst. Waarop Crombie zyn aanspraak deed, en hem opening van zyne lastbrief gaf. Zy bedankten hem, zeggende dat 't wel was, en hem nader zoude spreeken.

Den Gecommitteerden werd een plaats tot hun Verblyf aangeweezen, en vervolgens door het Opperhoofd Araby met zyne verdere Officieren en onderhebbende verwellekoomd, zeggende Oudi Mati, dag Vriend; gelyk alle anderen van zyn gevolg: waarop Crombie hem by de hand vatte, en aan zyn rechter zyde plaatste, als toen, naar een kort mondgesprek, hem de Presenten doende over geeven; over welken Araby min of meer vergenoegd scheen, laatende dezelven door zyn Negers ten eerste vervoeren. Doch eenigen onder haar waren over de gezondene Goederen zeer te onvrede: want verscheidene Opperhoofden verzeld van eenige hunner minder Officieren en een groot getal van 't Gemeen kwamen by de Gecommitteerden, wanneer de Capitein Quakoe hen in deezer voege aansprak: ‘Ik ben nooit van zints geweest om Vrede met de Blanken te maaken, en ben 't ook nog niet van zints; doch vermids de Zaak nu aldus is, dat de Blanken zelve by ons komen, zo zoude ik somtyds daar in wel toestemmen.’ Een ander Neger, Boston genaamd, sprong zeer verwoed op Crombie toe, hebbende een Papier in de hand, zeggende: ‘De kleinigheden op myn Lyst ter neder gesteld, hebben de Blanken wel kunnen leezen, om daar van aan ons eenigen toe te zenden, maar

[pagina 792]
[p. 792]

Kruid en Lood dat hebt gylieden niet willen leezen, en nu zult gy heden niet van den anderen scheiden, voor dat 't allemaal hier ter plaatse is.’ Waarop een ander Officier antwoordde; ‘haddenze maar twee Vaatjes gebragt;’ het geen Boston vervolgde, ‘Ja waren 't maar twee Stoopen geweest, dan hadden wy hunne goede Intentie gezien, maar nu? Neen.’ Voorts gaf hy breed op, over de in Tempati beweezene dapperheid, dat hy tot driemaalen de Blanken aldaar hadde te ruggeslagen, en dat indien hy hadde gewild, Tempati nog in zyn magt zoude zyn; en byaldien de Blanken hem weder wilden aantasten, dat hyze met de zynen alwaarenze twee duizend, sterk weder te rug zoude kloppen: dit zeggende, greep hy een Geweer, den Heer Crombie toevoegende: ‘Zie daar ons ontbreekt niets, dat heb ik zelve gemaakt.’

Vervolgens vatte een dier Opperhoofden, Quakoe, het woord op, zeggende: ‘Hoe kunt gylieden zo raisonneeren, wat kunnen deeze twee Blanken (meenende de Gecommitteerden) helpen dat zulks niet gezonden is, die zyn maar aan ons gestuurd tot verrichtinge van hunne Zaaken; zy zullen ook weder gerust naar huis gaan.’ Daarop zeide Boston al wederom met een verheeve toon, aan Crombie, Gy zult zelve een Lyst maaken, zo als ik die zal opgeeven: Crombie antwoordde, dat hy na Araby (die inmiddels was heen gegaan, om de zaaken af te maaken) zou wachten, en begaf zich in zyn Tent; daar een weinig vertoefd hebbende, kwam Boston hem vraagen op een buiten gewoone brutaale wyze, of hy de Lyst nog niet wilde schryven, en of hy hem voor zyn Jongen aanzag: ter zelver tyd kwam Araby in, en belastte den Heer Crombie een Lyst der Goederen, volgens hun opgaaf, in 't Neger Engelsch, op te stellen, als mede een tweede van denzelfden inhoud, om aan hen door Gecommitteerden getekend over te geeven. Dat toen gedaan zynde, zeide de Heer Crombie, dat hy haar niet koude verzekeren, of 't Hof in alle deeze wel zoude toestemmen, vermids dit het zelve in een zeer nadeelig denkbeeld omtrent hun Boschnegers zoude brengen, om tot een Verdrag van een algemeene Vrede zo een aanmerkelyk getal Oorlogsbehoeftes te vraagen: waarop zy hem antwoordden, dat wanneer men de thans hier by den anderen zynde magt van de Negers, buiten de geenen die nog Landwaards in waren,

[pagina 793]
[p. 793]

eens aanzag, of dat voor ieder Persoon niet maar een weinig zoude uitleveren: en dat zy geen Spiegels konde eeten, en aan één genoeg hadden, om zich allen daar in te bekyken.

Voorts werd hen gevraagd, met wat mogelykheid men deeze Goederen zouden kunnen overvoeren, aangezien dat alle deeze zo een formidable Last zouden uitmaaken, en hoeveel Slaaven dat men daar toe zoude noodig hebben, om dezelve ter bestemde plaatse te bezorgen, buiten en behalven de Kost die voor de Slaaven ook moest gedraagen werden. Waar op de Capitein Quakoe antwoordde: ‘Hoe of men daar nu zo veel zwaarigheid in konde maaken, te meer, om dat men deeze dingen zo menigvuldige reisen had moeten doen tot ondersteuning van zo veel geduchte Commando's om hen te komen opzoeken, en die doch altoos van weinig of geen nut waren geweest; en of 't vervoeren deezer Goederen voor de laatste reize tot het treffen en sluiten van een eeuwige Vrede met hen zulks niet wel waard zoude zyn.

Daarop Araby met zyne verdere Capiteinen op zyde treedende, en daar over geraadpleegt hebbende, zeide: dat zy te vreede waren, dat men dezelve zoude brengen tot aan hunne eerste Cappewirrie, en dat zy daar een Magazyn zouden maaken, om dezelve te bergen: verders stonden zy den onzen een rond Jaar toe, om haar die goederen te bezorgen; van welken tyd haar twee Koorden met Knoopen zyn gegeeven, en zyn aanvang nam met den 14den October van dat zelve Jaar.

Voorts beloofden zy en zwoeren, geduurende dien tyd geen de minste schade of nadeel aan de Blanken te zullen toebrengen, ja dat die Blanken ook alle Houtwaaren of Gebouwen, die zy in Tempati of elders mogten hebben, gerust binnen dien tyd konden afhaalen, dat zy daar het minste niet in hinderlyk zouden zyn.

De Heer Crombie verders met hen over verscheidene zaaken in gesprek komende, vroeg onder anderen één hunner Officieren, of hy ook geen Negers in 't Bosch hadde? hy zeide van Neen, zo zeide de ander, dat is wonder, maar hernam hy; ‘Gy Blanken slooft gy U niet wakker uit, om zo een groot Capitaal als gy daar ziet (wyzende op die magt die zich daar bevond) en nog tienmaal zo veel, thans buiten U gezicht,

[pagina 794]
[p. 794]

zo moedwillig van U te stooten en in 't Bosch te jaagen; hoe menig een is 'er onder U die daar nu niet om zucht en schreit, en daar ten uiterste door benadeeld is, ja zelfs t'eenemaal daar door geruineerd; en wat zyn de redenen, immers de mishandelingen van de Blanken, en voornaamelyk de onachtzaamheid en goed vertrouwen van veele Eigenaaren omtrent hunne Directeurs, die doorgaands zeer verbitterd en kwaadaartig op de Slaaven vallen. De een om dat somwylen een oud bekwaam Neger, zyn werk door en door kundig zynde, aan zodaanigen wel eens zeid, Meester dat werk moet zo zyn, om dat hy ziet, dat die Directeur door zyne onkunde zyn Meester benadeeld; dan neemt zodaanige aanstonds een pik tegens zo eenen arme Neger, dan is 't een Haantje, en steld hem voort by zyn Meester in een kwaad blaadje. Een ander drinkt zich den heelen dag vol, en dronken mishandelt ons naar zyn goedvinden, zoent onze Wyven, verwaarloost de Zieken, en wat dies meer is.

‘Daarom verzoeken wy U, om aan uw Gouverneur en Hof te zeggen, dat zy doch een waakzaam Oog daaromtrent gelieven te houden, indien zy geen meer Wegloopers willen maaken, en dat de Eigenaaren doch beter hun eigen goed bewaaken, en niet altoos aan de roekeloosheid van een dronken of onkundig Directeur opdraagen.

Verder begon de Capitein Quakoe en zeide: ‘Dat de Jooden God en hen te danken hadden, dat nu in deezen aanstaanden tyd Zy en hun gantsche Joodsche Savaane niet vernield zouden werden, niet dat zy zich met hen zouden inlaaten om te vechten, maar dat zy hen voortaan zouden verbranden, en dit zouden zy naar 't afloopen van eenige Plantagiën in 't voorbygaan hebben geoefend.

Waarop Crombie vragende, wat Plantagie dat zy doch zouden hebben afgeloopen, hem ongeveinsd zeiden, die van den Heer .... in Commewine; Corcabo, en daar by zeggende, dat voor al zo een Vrouw geen beheering over haar goed moest hebben: Killestyn Nova, de goede Vrede in Suriname, en Kortenduur in Perica; doch vermids de zaaken nu zo verre ten goede waren gekeerd, dat zy hun gegeeven woord niet zoude breeken, en zo de Blanken wel met hen wilden, dat zy van hunne zyde alle

[pagina 795]
[p. 795]

blyken van hulpe en genegenheid zouden geeven, die men van hen zoude kunnen vergen.

De voornoemde Capitein Quakoe, voormaals Neger van Sara de la Para, verhaalde voorts op wat wyze hy met zyn onderhebbende Mannen een vroolyk Paaschfeest met de Jooden zoude gehouden hebben, te weeten; zy zouden met hunne Brandstoffen, die reeds klaar gemaakt waren, zich middernacht onder der Jooden Huizen begeeven hebben, wanneer zich aan weêrszyden van de Savaane vyftig Man zouden hebben verhoolen, ten einde, zo dra het te onderneemene zyn uitslag begon te krygen, en de Jooden zich naar hun Vaartuig hadden begeeven, die vyftig Man aan weêrskanten wel gewapend hen allen zonder genade zouden omgebragt, en daar na de Plantagie Machanaim geruineerd en de Slaaven medegenoomen hebben. De reden waarom hy op zyne geweezene Meesteresse zo vergramd was, was anders niet, zeide hy, dan om dat, naar zy hem veele Jaaren geplaagd, en hy haar echter veele voordeelen toegebragt had, zy tot belooning hem Neus en Ooren wilde afsnyden; zulks konde hy niet dulden, alzo hy begreep, dat zyn tronie daar min of meer door zoude geschonden werden, waarom hy zulks niet wilde ondergaan, als hebbende het slecht figuur van zyne medemakkers, waar van 'er nog een by hen was, gezien, en zich hier door genoodzaakt vondt, om naar de Boschnegers te vertrekken.

De Onderhandeling wegens de gemeene zaak nu ten einde gebragt zynde, lieten de Gecommitteerden het Opperhoofd Araby verwittigen, datzy den 14den October zouden vertrekken: waarop hy dien zelfden dag alle zyne Posten, die vooruit waren, liet intrekken. Zy verzochten hem voorts, om eenigen van zyne bekwaamste Persoonen mede te geeven naar de Joode Savaane of Paramaribo, 'er by voegende dat gaarne twee van de Blanken zouden blyven: waarop Araby al lachende antwoordde en zeide:

‘zulks kan voor deeze reize niet geschieden, doch zo de Blanken met ons in een goed Verdrag komen willen, zal ik niet alleen van myne voornaamste Lieden mede zenden, maar zelfs myn jongsten Zoon onder Uw bescherming mede geeven, om onder de Blanken te leeren. Zy konden verzekerd zyn, dat hy altoos zoude zorgen voor hem en zyne na-

[pagina 796]
[p. 796]

komelingen, dat de Boschnegers met de Blanken in goede Vriendschap zouden leeven, en het zelve met die van Sarameca (waar over men hem reeds gesprooken had) zouden trachten te bewerken, en dat de onzen niet moesten denken, dat de Boschnegers zo kwaad waren als zy werden uitgeroepen, maar dat al wat zy deeden niet dan uit noodzaaklykheid geschiedde.’

De onzen zich marschvaardig gemaakt hebbende, verzochten Gecommitteerden Araby met zyn verdere Capiteinen afzonderlyk te mogen spreeken; wanneer zy zich ook terstond met hen ter zyde begaven, en Crombie hen andermaal voorhield en vroeg of zy hun gegeeven woord niet zouden breeken omtrent het beloofde Jaar van stilstand, en het uitkeeren der Slaaven die zy in dien tusschen tyd zouden komen te vangen, aan de onzen weder te geeven. Waarop Araby antwoordde, Aarde van de grond neemende, en naar zyn gewoone wyze zweerende, dat: ‘Zo hy zyn Woord niet hield, God hem aanstonds mogt dooden, en hy voortaan geen gezondheid of zegen mogte hebben, op 't welke alle de andere antwoordden: Da so, of amen. Vervolgens wilden Gecommitteerden van hen afscheid neemen, wanneer Araby tegens hen zeide wacht wat; en tegens den Capitein Quakoe, spreekt met de Negers van die Heeren: wanneer terstond hy Quakoe zyn donderende stem aldus liet hooren; ‘Waar zyt gy Negers van de Blanken, komt hier’: Dezelve gekomen zynde, deed hy aan hen de volgende aanspraak:

‘Gy zyt Slaaven; ik ben 't ook geweest, een Creool van uw Contré, van kindsbeen by de Blanken opgevoed; ik heb ook by die gelegenheid geleerd het goede en kwaade der Negers; ik weet dat onder dezelven veele Schelmen zyn, geneigd tot veel kwaad: Nu gaat gy met deeze Blanken weder naar hun Land, na dat gy hier veele dingen hebt gehoord en gezien wat 'er is geschied; daarom ik waarschouw U wel te zorgen dat gy noch aan Uwe Meesters noch aan eenige Slaaven onwaarheden of verdraaidheden vertelt, waar door onze goede voorneemens met de Blanken zoude kunnen vernietigd werden, want zo wy zulks ter ooren komen, dan zullen wy U levendig verbranden; gaat nu heen, en draagt zorge voor die Meesters; past dien zieken Heer (Zobre) wel op; en

[pagina 797]
[p. 797]

zo gy van hen loopt, zullen wy U braaf afrossen, en gebonden weder by hen brengen.’

Daarop hebben Gecommitteerden hen het witte Vaandel door den Sergeant Colerus laaten overbrengen, en het hunne ontvangen; voorts door Araby en alle zyne Capiteinen een eind weegs in 't Bosch geleid zynde, hebben zy aldaar asscheid van hen genoomen en vaarwel gezegd, behalve vier hunner Officieren, die de onzen tot aan het voorige Camp, daar zy eenige dagen uitrusten, hebben uitgeleide gedaan, en daar mede van hen afscheid genoomen, en hunnen Marsch vervolgd, zynde dus in 't begin van November behouden aan Paramaribo gekomen.

Het bepaalde Jaar van stilstand verscheenen zynde, werden vervolgens de Heeren Vieira en Colerus, door Gouverneur en Raaden, gecommitteerd, om het Vredes Verdrag, met de Boschnegers achter Auka, verder op eenen vasten voet te brengen: ten welken einde de noodige Presenten derwaards zouden gezonden werden.

Alles in gereedheid gebragt zynde, zyn de Gecommitteerden den 18den April 1761, met den Lieutenant Georgy, twee Tambours, twee Pypers en acht Gemeenen, als mede een en zestig Lastdraagers in gezelschap van zestien Boschnegers, die hen ten dien einde waren komen afhaalen, van Paramaribo vertrokken. Naar eene moeilyke Reis gehad te hebben, naderden zy, den 8sten May, over een groote Kreek, klein Jouka genoemd, in hun Cappewirrie, alwaar veele Boschnegers by hen kwamen: voorts gingen zy tot aan de Kreek groot Jouka, daar ze in een Corjaar stapten en overstaken, marcheerende recht voort in Ceremonie met klinkend Spel en slaande Trom en Pypers in een schoon opengekapt Pad naar het Huis van het eerste Opperhooft Pamo als zogenaamde Heer en Gouverneur van 't Land, dewelke vergezelschapt was van de meeste andere Opperhoofden. Hy bejegende en verwelkoomde hen zeer vriendelyk; en zy begroeten hem met eenige schooten. Van daar, naar een poos vertoevens, gingen zy naar Araby, die hen met Salvo's van zyn Volk en het roepen van hoezee, van Vrouwen en Meisjes, ontving, ontmoetende by hem dezelfde Opperhoofden die by Pamo geweest en reeds vooruit gegaan waren.

[pagina 798]
[p. 798]

Vervolgens werd hen een Huis, dat redelyk wel geregeld was (gelyk men aanmerkte dat hunne meeste Wooningen waren, bestaande in een Verdieping van schoone vierkante Stylen en Balken met Palissaden omslagen en met bladeren gedekt; alle Vertrekken met een Voor- en Achterdeur voorzien; en de Grond of Vloer met een zekere Aarde zo vast gestampt en zo glad en hard dat 'er Water opvallende lange staan blyft eer het indringt), aangeweezen tot hun Verblyf, en voor 't zelve een Wagt gesteld, die 'er al dien tyd bleef post houden. Voorts werden zy van alle de Opperhoofden, beurtelings, ter Maaltyd onthaald, en dronken voor het eerst van hunne Drank, dien zy van Suikerriet maakten, en die byna als Cyder smaakte en redelyk wel te drinken was.

Onderwyle werd het Verdrag voortgezet, en de Articulen die in verschil waren gebleeven, niet zonder veel tegenspraak, meestendeels naar genoegen afgehandeld: waarop de Vrede den 22sten May is gevolgd. Eén der Opperhoofden, Boston, zeide, dat hy by God en de Waereld kon zweeren (zyn Rechterhand teffens opheffende) dat deeze Vrede niet alleen van de Creoolen of in de Colonie geboorene, maar ook van de Zoutwaternegers, zynde die uit Africa herwaards aangevoerd zyn, onverbreeklyk zou gehouden werden en naargekomen; en dat, voer hy voort, bezweere ik met onze Opperhoofden die alhier vergaderd zitten, naamelyk Pamo die het Land toebehoord, Araby die op Jouka woond, enz. En vervolgde hy, onze begeerte is, dat die geenen die van onze kant leugens of valsche geruchten komen uit te strooyen, mogten werden vastgehouden en hen daar van kennisse gegeeven werden; dat zy dan niet zoude nalaaten om alles toe te brengen wat tot een vaste en bestendige Vrede vereischt werd. Vervolgens zeide hy tot de voornoemde Opperhoofden, gylieden moet het nu bekrachtigen: waarop zy antwoorden, dat hun wil en begeerte was zo als Boston gezegd had.

De Gecommitteerden waren genoodzaakt geweest by het maaken van die Vrede, ieder een der aanzienlykste Negerinnen geduurende hun verblyf aldaar tot zich te neemen, om des te vaster van de Vrede verzekerd te zyn, en wyl ook hun vertrouwen op de Blanken daar door merkelyk zoude versterkt werden.

[pagina 799]
[p. 799]

Na dat dan tot dus verre alles afgehandeld was verzocht Boston aan de Gecommitteerden, dat zy aan Gouverneur en Raaden geliefden te zeggen, dat de Vrede van hunne kant vast, bestendig en onverbreekelyk gehouden zou werden; maar dat het Hof toch wilde voorzien tegens de kwaade regeeringe op de Plantagiën: want wanneer de een of andere Neger by hen mogte komen, die door geweld in 't Bosch was gejaagd gelyk den Blanken wel bekend was dat gebeurde; zou het hen zwaar vallen een diergelyken Neger boven alle kwellingen die hy van zynen Meester heeft uitgestaan, in handen van de Justitie te leveren: andere Negers die Kwaaddoeners, Doodslaagers, of Vergiftigers mogten zyn, zouden zy, zonder de minste twyfeling overleveren.

Voorts gaf het Opperhoofd Pamo één van zyne Zoonen aan de onzen tot Gyzelaar mede, die toen de te rugreize aannamen naar Paramaribo, en aldaar in 't begin van July 1761, zyn aangekomen.

In October van dat Jaar werd de Mayor Meyer derwaards gezonden om de Vrede volkomen te sluiten, en de Geschenken te overhandigen. Hy kwam bezyde een oud Dorp, het welk door den Burger Capitein de Moor, voorheen was ontdekt en vernield; en nam zyne Legerplaats met honderd zestig Soldaaten en vier honderd vyftig Slaaven aan den Westkant van een Kreek, die op dezelfde hoogte lag, en in de Marowine uitwaterde. Het Opperhoofd van de Boschnegers, Araby had zich met zyn Volk aan de Zuid-Oostzyde van deeze Kreek nedergeslagen.

De ordre hem, door Gouverneur en Raaden, medegegeeven, bestond om met hen de Vrede te bekrachtigen, ingevolge de Articulen hem ter hand gesteld; en dat hy geene Presenten zoude afgeeven alvoorens hy Gyzelaars in handen had.

De Negers weigerden Gyzelaars te geeven, en vroegen stoutelyk om de Presenten; aanbiedende echter alvoorens den Eed van Vrede en getrouwheid te doen; maar dat het hen moest vrystaan de Gyzelaars zelfs af te brengen; bedreigende anders de Magazynen van hem Mayor te zullen plunderen.

De Mayor besloot hierop, niettegenstaande de Capitein Reinet en Lieutenant Buiteling zich hier tegenstelden, de Presenten over te geeven.

[pagina 800]
[p. 800]

Echter waren twee Raaden van Politie, benevens de Fiscaal en Secretaris gecommitteerd zich op de Plantagie Rama op te houden, schuins over Auka liggende, om by onvoorziene voorvallen, by der hand te zyn. Deeze den Mayor Meyer ziende te rug komen, met de helft van zyn Detachement, hebbende achtergelaaten den Capitein Reinet en Lieutenant Buiteling met verscheidene Zieken, die drie Dagen daar na te Auka aankwamen; zeiden hem het arrest aan; werdende de Fiscaal gelast zyn actie tegens hem te maaken. Doch by geluk hielden de Aukaanen hun woord, en bragten drie Gyzelaars af, die zy in handen van de gemelde Raaden van Politie stelden.

Zestien Capiteinen van de Negers hebben voorts het Verdrag geteekend, en men was verpligt, het zelve boven en behalve den gewoonlyken Eed, die by de Christenen gebruikelyk is, te bekrachtigen, volgens de manier der Negeren: naamelyk, aan ieder der Partyën werd een opening in den Arm gemaakt, en het daar uit vloeijende Bloed in een Calabas, waar in Water en een weinig Aarde was, opgevangen; waarna de Christenen, zo wel als de Negers, altemaal, van dit mengzel gedronken hebben. Vervolgens sprak de Priester der Negeren den Vloek uit over allen, die dit Verdrag zouden breeken of overtreeden. De voornoemde Gecommitteerden van den Raad bevestigden dit Verdrag te Auka, en namen met zich de gemelde drie Gyzelaars, die op het Fort twee Dagen hebben vertoefd en aldaar wel onthaald zyn. Na dien tyd hebben zy de Vrede wel onderhouden; en verscheidene weggeloopene Negers, waar voor zy de vastgestelde belooning ontvongen, wederom gebragt.

De Vrede met de Tempati Negers achter Auka nu zyn beslag hebbende, zocht men mede dezelve met de Saramecaansche Negers te vernieuwen; ten welke einde Quakoe, de weggeloopene Neger van Sara de la Para een Jodin, als voorheen gezegd is, zynde een zogenaamde Capitein van de Negers en door hen Fiscaal genoemd, en om zyn verstand dikwyls als Gezant aan de Blanken gezonden, aangenoomen had dezelve insgelyks te bezorgen: doch hy zulks niet willende of durvende onderneemen kwam daar niets van. Zy werd nogthans door het volgende geval bewerkt:

Zekere Saramecaansche Neger, genaamd Wili, had tot Vrouw een Ne-

[pagina 801]
[p. 801]

gerin, welke in haare Jongheid, omtrent elf of twaalf Jaaren oud, van een Joodsche Plantagie was geroofd. Deeze Wili in onmin met Zamzam geraakt, had verscheidemaalen met hem een Kogel gewisseld, en begaf, om zich van hem te wreeken, (die altoos tegens de Vrede met de Blanken geweest was) op raad van zyn Vrouw, zich achter het Dorp van Zamzam om, met zyne drie Zoonen na de Negers van Auka, daar hy aan het Opperhoofd Boston kennisse gaf van zyne genegenheid en die der andere Saramecaansche Negers tot de Vrede; die zulks ten eersten aan den Gouverneur liet weeten: waar toe Gouverneur en Raaden zeer genegen waren.

Waarop de Heer Louis Nepveu, op den 12den February 1762, zich aanbood, om de Saramecaansche Negers, die zich by de bevredigde Boschnegers van Auka ophielden, te gaan afhaalen.

Ten dien einde werd hy derwaards gezonden met last om slechts eenigen der voornaamsten en niet allen dezelven Negers aan Paramaribo te brengen, hoewel naderhand deeze last veranderd werd, en hy hen moest trachten te overreeden om allen derwaards te komen, doch zulks niet kunnende verkrygen dan een of twee van de hunnen als Gyzelaars mede te brengen, wanneer men de overigen, volgens hun aanbod, in de Maand Augustus by den Mond van de Sara-Kreek zoude afhaalen; echter moest hy aan hen geene Geweeren over geeven voor dat zy een' stilstand van Wapenen tot de Maand Augustus hadden geslooten.

Ingevolge van dien, sloot hy een provisioneel Bestand, en bragt vier of vyf Saramecaansche Boschnegers mede in Paramaribo, die met Kleederen voorzien en eenige kleine Geschenken gegeeven werden, behalve dat hen een Gulden daags voor Kostgeld werd toegelegd.

Ondertusschen was, op den 21sten Maart, beslooten aan de Saramecaanders die zich op het Dorp Bongo Dottie ophielden, te vereeren, twee Jachtgeweeren, twee Stoopen Kruid te samen vyf of zes Pond, eenige Koraalen, twaalf Bylen, twaalf Kapmessen, vierentwintig Scheermessen en twee honderd Ellen aan Chamoisen, Katoen en Dobbelsteen.

Vervolgens werd beslooten gemelde Heer Nepveu weder derwaards te zenden, om een finaale Vrede met die Negers te sluiten. Hy vertrok ten dien einde, in dat zelfde Jaar, met een klein Commando, en sloeg zich,

[pagina 802]
[p. 802]

den 17den Augustus, neder een vierde Myls beneeden de Sara-Kreek, op een Eiland door de daar omloopende Kreeken geformeerd. Telkens werden eenigen na boven gezonden om te verneemen of 'er geen Negers van Sarameca afkwamen, 't Liep tot 31 Augustus aan dat men den Neger Wili (met welken achter Auka gehandeld was) eerst vernam, die eenige dagen daarna gevolgd werd van verscheidene Opperhoofden met omtrent twee honderd Man, meest allen gewapend met Snaphaanen, doch waar van maar vier of vyf geladen waren. Den 18den September begon men met dezelven in onderhandeling te treeden tot 's anderendaags, als wanneer een Verdrag van Vrede met elf tegenwoordig zynde Opperhoofden of derzelver Representanten werd aangegaan, van den volgenden Inhoud.

Art. I. 
‘De voorsz. Boschnegeren van boven Sarameca en Suriname zullen met vergiffenisse van het gepasseerde, erkend werden voor Vrye Lieden, mids zy immer of ooit meer eenige Vyandlykheden pleegen tegen de Blanken, of Christenen, of Jooden, ook Vrye Indiaanen hier inne begreepen. ‘Zyn te vrede, en belooven stiptelyk na te komen.
  
Art. II. 
‘Alle haare Dorpen zullen zy moeten aanwyzen, en zo 'er Dorpen zyn, 't zy van Negers of Indiaanen, die met hen in Vriendschap leeven of Correspondentie hebben, zullen zy die aanwyzen en tot de Vrede overhaalen, of dezelven helpen uitroeijen. ‘Zyn mede te vrede en neemen zulks aan.

[pagina 803]
[p. 803]

Art. III. 
‘Zy zullen blyven woonen daar zy nu zyn, en zo zy willen van Woonplaats veranderen, zullen zy daar van alvoorens kennisse moeten geeven, en daar op eerst de Approbatie van de Regeering deezer Landen afwachten. ‘Beloven trouw zulks na te komen.
  
Art. IV. 
‘Zy zullen opgeeven wie haar Opperhoofden zyn, en by afsterven of veranderen eerst kennisse moeten geeven wie in de plaats komt, om van de Regeering geapprobeerd en erkend te werden. ‘Beloven als boven.
  
Art. V. 
‘Zy zullen alle Slaaven die sedert de Onderhandeling van Vrede, door de bezending van die achter Auka by haar begonnen, overleveren zonder eenige achterhoudinge, of die zy komen te vangen, het geen zy zonder eenige onderzoek of Conniventie zullen doen, ten eersten wel bewaaren en afzenden by den Heer Gouverneur en waar voor aan haar zal werden betaald van tien tot vyftig Guldens, naar maate de ver- of nabyheid der plaatzen daar zy die zullen vangen, en ‘Als op Art. I, II, III en IV.

[pagina 804]
[p. 804]

zullen die wederom gebragte Slaaven, na welgevallen der Blanken, met de Dood of anders na bevinding gestraft werden: dat ten dien einde niet zal mogen voorgewend werden, dat de Slaaven die by hen komen het hebben gedaan uit hoofde van mishandelinge van hunne Meesters of anderen, dewyl de Regeering hier alleen toekomt daar over kennis te neemen, en de kwaade Meesters te straffen.  
  
Art. VI. 
‘Zy zullen onder geen pretext hoegenaamd eenige Slaaven by haar mogen houden, met aanneeming om alle en een ieder onder hen, groot of klein, die zulks zouden onderneemen, of deeze Vrede in eenige maniere te Contravenieeren, ten eersten tot de uitgaave te dwingen en behoorlyk te straffen. Ook, des noods, toestaan, in geval zulks door eenig Opperhoofd mogt gedaan werden en dat zy die niet ten eersten en wel uiterlyk binnen een Maand konde dwingen, dat de Blanken by hen komen met een Commando, om de zodaanige daar toe te noodzaaken, en te straffen; alzo de zulke die eenige Slaaven verbergen, zullen gehouden wer- ‘Beloven als voren.

[pagina 805]
[p. 805]

den als breekers van de Vrede en van haare Vryheid vervallen, in welke gevalle zy zich met de Blanken zullen moeten voegen en dezelven trouwelyk adsisteeren in alles.  
  
Art. VII. 
‘Zo dra zy van den Heer Gouverneur of de Regeeringe alhier kennisse krygen van eenige desertie van Slaaven, zullen zy ten eersten daarop uitgaan om die te vangen en tegens de Premie invoege voorsz. uit te leveren. ‘Beloven als voren
  
Art. VIII. 
‘Zy zullen ook, in geval van Muitery der Slaaven, of van buitenlandsche Vyanden ten eersten daar van verwittigd zynde, alle adsistentie doen, zullende hun Opperhoofden zorgen, dat in zo een geval de gevraagde Manschappen geleverd werden ter Plaatze en onder de order van die geene die door den Heer Gouverneur of Gouverneur en Raaden zullen aangeweezen werden, en in alle voorvallende gelegenheid de Blanken te adsisteeren en ten meeste nutte te zyn. Ook, ingeval de Boschnegeren onze Slaaven mogten op- ‘Idem.

[pagina 806]
[p. 806]

houden of anders de Vrede mogten breeken en de Blanken overlast doen, zullen zy de Blanken adsisteeren om dezelven daar toe te dwingen.  
  
Art. IX. 
‘In geval van noodzaaklykheid, zullen zy vyf of zes van de haaren mogen herwaards zenden, waar toe haar een Teken, om te kunnen passeeren, zal gegeeven werden, welk zy ten eersten en direct by den Heer Gouverneur zullen adresseeren, zonder zich ergens buiten Permissie te mogen ophouden, zonder dat 'er meerder gelyk zullen mogen komen, ten waare het noodig mogt zyn tot Escorteeringe van weggeloopene Slaaven, in welk geval aan haar prompt zal werden betaald en zonder dat men gehouden zal zyn hen Kost of onderhoud te geeven. ‘Zyn te vrede zich te vervoegen, en de order van zyn Excell: en den Hove t'allen tyde te gehoorzaamen.
  
Art. X. 
‘Zy zullen alle Jaaren tot vyftig in getal afkomen aan de kant van Sarameca tot aan de Kreek Arwatticabo, of Wanica, of aan de kant van Suriname tot aan Victoria met alle soorten van Vee, Hout, Corjaaren, Katoen of andere Goede- ‘Zyn hier mede vergenoegd maar zeggen, dat zy de Rivier van Sarameca zelden bevaaren of af komen zullen.

[pagina 807]
[p. 807]

ren aan Paramaribo of elders zullen, willen zenden, zullen zy niet sterker dan acht of tien tefsens mogen af komen, en daar van als mede van haar Negotie of Goederen ten eersten by haare aankomst kennisse geeven aan den Heer Gouver-  
neur Doch zullen des avonds naar acht Uuren niet mogen op Straat zyn, om niet voor Slaaven aangezien en moeilykheid te ontmoeten; gelyk zy ook alhier met geen Messen of Geweer langs Straat zullen mogen gaan. ‘Wegens na acht Uuren over Straat te gaan vraagen zy, dat zulks hen zo wel als aan de Aukaanen mag toegestaan werden; en verzoeken om een Teken van 't Land te mogen hebben, om onderscheiden te werden van de andere Vrye Slaaven.
  
Art. XI. 
‘Zy zullen gehouden zyn de Blanken alle respect te bewyzen, Even als andere vrygemaakte alhier. En in geval van verschil met eenige Blanken, of dat hen eenig kwaad of molest werd aangedaan, zullen zy gehouden weezen hunne klagten te brengen by den Heer Gouverneur, die naar bevinding van zaaken, het zelve zal laaten onderzoeken en Recht wedervaaren; gelyk zy ook gehouden zullen zyn te straffen alle de zodaanige onder hen, die eenig kwaad of molest komen te pleegen zelfs tot Doodstraffen toe, en dezelven, des noods, overleveren, ‘Zyn gewillig na te komen.

[pagina 808]
[p. 808]

vooral die iets komen te doen, tegens dit Verdrag ofte tot verbreeking der Vrede; gelyk ook de Blanken bevoegd zyn om allen, die van hen by de Blanken pexeeren, te vangen en te straffen.  
  
Art. XII. 
‘Zy zullen nooit met die van achter Auka een byzondere Vrede buiten kennis van de Blanken maaken, noch dezelven in eenig geval hoe ook genaamd, tegens de Blanken adsistentie doen. ‘Beloven zulks in acht te neemen.
  
Art. XIII. 
‘Tot bevestiging van deeze Vrede werd haar toegelegd het geene zy gevraagd hebben, en hen geaccordeerd van Gereedschappen als anderszins, volgens de Lyst hier by gevoegd.  
‘Waar tegens zy van hunne zyde tot meerdere verzekeringe zullen overleveren, vier Gyzelaars alle eige Kinderen van Opperhoofden. Gelyk zy ook deeze Vrede op de Solemneelste wyze zullen moeten bezweeren, in welken Eed ook zal begreepen werden, dat de over te levere Gyzelaars wezenlyk eige Kinderen van Opperhoofden zyn, met de benaaminge derzel- ‘Zyn bereid de gevraagde Gyzelaars te geeven, en alles na te komen en te doen.

[pagina 809]
[p. 809]

ven, als mede by welke Vrouw die verwekt zyn; zullende alle de Opperhoofden die niet kunnen komen, de andere, die komen moeten magtigen om de Vrede te sluiten en te beëdigen, die gehouden  
zullen zyn alle de naamen der Dorpen en Opperhoofden op te geeven en ook te zweeren, dat 'er geen meer of andere zyn, ofte wel op te geeven welke niet mede in de Vrede treeden, die zy zullen moeten daar toe dwingen, of uitroeijen, zullende de Gevangenen die zy krygen, buiten onze weggeloopene Slaaven, aan ons mogen verkoopen. ‘Verklaaren en bevestigen het met hunne gewoonlyke Eed, geen meerder Dorpen en Opperhoofden te hebben, dan zy reeds hebben opgegeeven.
  
Art. XIV. 
‘Zy zullen gehouden zyn de Goederen die hen present zullen gegeeven werden van Victoria te haalen. ‘Zyn bereid zulks te doen als het anders niet kan zyn.

De Articulen van dit Verdrag werden door de voorsz. Opperhoofden van de Negers bevestigd twee Dagen daar aan, op de volgende wyze:

Zy namen Aarde en Water; en ieder Opperhoofd stelde een Kind of Jongeling voor zich, neemende God hier boven tot getuigen: vervolgens spraken zy met eenige Ceremoniën den Vloek uit over die geene, die ieder Articul van dit Verdrag zoude breeken of overtreeden: ondertusschen telkens een weinig van dat mengzel aan de gedachte Jongelingen te drinken geevende.

De Heer Nepveu verklaarde daar mede genoegen te neemen, en gaf

[pagina 810]
[p. 810]

hen wyders te verstaan, dat 'er geen sterker teken en bevestiging konde zyn, dat de Blanken hen meenden de bedonge Vrede te laaten genieten, dan datze hen Kruid, Lood en Geweer geeven, alzo zy geen Luiden, daar men geen Vrede mede wil houden, daar mede voorzien. 't Welke zy ook toestemden, zonder het minste gewag te maaken van eenigen Ceremonieeelen Eed van onze zyde.

Vervolgens hebben zy aan gemelden Heer Nepveu overgeleverd vier Gyzelaars met naame Darie, Corjo, Cimbia, Dosou; echter verklaarden zy dat het geen eige Zoonen maar Nabestaanden van de Opperhoofden waren, en dat zy die tegens eige Kinderen zouden uitwisselen, wanneer zy de Rest der Goederen zouden komen afhaalen. Waarna de Presenten aan hen zyn overgegeeven, ook die voor de twee afweezende Opperhoofden der Dorpen Parake en Matjara, Zamzam en Christoffel, (welken met de andere overhoop lagen) indien zy in den Vrede wilde treeden, zullende anders daar toe door de overigen gedwongen worden. Doch zy vonden dat het vry weinig was naar maate zy sterk waren. Men stelde hen echter volkomen te vreeden met te zeggen, dat men nu eerst gekomen was om het Verdrag te sluiten, en dat deeze Goederen alleen om hen by voorraad te gerieven waren mede gezonden, doch dat het resteerende van dien hen zoude gegeeven worden, zo dra het uit Holland zoude zyn aangekomen.

De Dorpen en Opperhoofden van Sarameca door hen opgegeeven, waren als volgt:

Dorpen. Opperhoofden.
Wannie. Darie, Gouverneur.
La Motte. La Motte.
Matawarri. Coffy.
Acoro Kreekje. Alitoo.
Jan Werie Kreekje. Abram.
Attama Pandassie. Attama, het 2de Opperhoofd.
Parake. Zamzam.
Dousjoe Kreekje. Quakoe.

[pagina t.o. 810]
[p. t.o. 810]


illustratie

[pagina 811]
[p. 811]

Congo Kreekje. Primo.
Matayone. Matthysje.
Awana. Musinga.
Touvinga. Magondi, zynde eene Urbiene, Gouvernante der Touvingas.
Cabrialte. Foelon.

De verdere Dorpen meer bovenwaards waren hen nog niet bekend, maar wel aan de Touvingas en de Acoeriers, die, volgens hun zeggen, daar geweest waren, en nog meer andere Dorpen verre achter deeze hadden ontdekt, die zeer getegeld waren gebouwd, en waar de Negers alle gevlochten Hair hadden, dat om hun Hoofd was gebonden, en waar eenige van deeze Negers als Caboegers 'er uitzagen; men voegde hierby dat waar zy woonden alle Savaanes waren, vol Koebeesten, langs een zeer breed groot Water,Ga naar voetnoot(*) en dat ook aan de zyde van Sarameca Bergen waren, alle van witte Klip of Steen.

Aangaande de Touvingas of twee vinger Negers merkt men aan, dat het een Volk is, dat slechts twee dikke Vingeren aan Handen en Voeten had, op de wyze als een Kreeften schaar, zo als in de nevensgaande Tekening blykt. Het Gewricht van de Hand is iets dikker dan dat van een middelmaatig Mensch, de Duim en Pink meer dan tweemaal zo dik als gewoonlyk, bestaande uit één Lid, zynde het bovenste toegeboogen einde als een Stuk Vleesch, waar op een bewys van Nagel zit; de Palm van de Hand is niet met Gewrichten maar als aan malkander gegroeid, schoon men de scheiding eenigszints voelen kan. Sommigen hebben echter aan de Handen drie of vier mismaakte Vingers, gelyk in de Schildery van de eerste Touvinga die aan Paramaribo kwam, en aan de Hollandsche Maatschappy der Wetenschappen te Haarlem, door de Heeren Directeuren der Societeit van Suriname, gezonden, blykt Doch volgens getuigenis van de

[pagina 812]
[p. 812]

Heeren Zee Capitein W. May en Louis Nepveu, als mede van een Neger die dezelven te Paramaribo gezien hebben, zyn 'er naderhand geweest, zo als in myn Plaat te zien is. Na het sluiten der Vrede met de Negers van Sarameca, gingen zy publicq door Paramaribo: zy zyn kloek van gestalte gaande een weinig bukkende; hun Aangezicht is langwerpig; in plaatse van een Baard hebben zy hier en daar een Vlok Wol aan de Kin: zy zyn grof van Spraak, spreekende meest Neger Portugeesch; doch de Tong buitengewoon dik hebbende zynze moeilyk te verstaan. Veelen oordeelen, dat het geen gantsch Geslacht of Volk is, maar alleenig een Familie, die of toevallig, of door een gebrek der Natuure dus mismaakt zyn. Dit Geslacht begint zeer te verminderen, ja zelve, mogelyk door vermenging met andere, sterk te verbasteren.

De meergenoemde Heer Louis Nepveu werd voor zyne aangewende vlyt en iever by den Hove toegelegd, behalve twaalf honderd Guldens voor zyn verschotten, een Jaarlyks Pensioen van vyf honderd Guldens, en door de Societeit vereerd met een Zilveren Vaas tot een Koffykan.

Naderhand werd de Vaandrig Dorig met de nog achtergeblevene Presenten naar Sarameca gezonden, om dezelven aan de Opperhoofden aldaar over te geeven. Doch door bovengemelden Zamzam ontmoet zynde en de Taal noch niet magtig, liet hy zich overhaalen, om hem de Goederen ter verdeeling in handen te geeven, welke de meeste onder zich sloeg, en het Opperhoofd Musinga t'eenemaal misdeelde.

Deeze Musinga, die de magtigste onder de Negers was, misnoegd zynde dat hem, volgens het Verdrag, geen Vereeringen waren gezonden, waar by kwam dat hem belet werd zyne Waaren Sarameca af te voeren en aan de Kreek Wanica ter Markt te brengen, het geen hem, als te ver van de Rivier Suriname afleggende, zeer nadeelig was, en waar over hy te vergeefsch zyn klagten te Paramaribo had verzocht in te brengen, wyl men hem den toegang geweigerd had: besloot met 'er daad eenige Plantagiën af te loopen en wel honderd vyftig Slaaven mede te voeren.

Hierop werd gemelde Vaandrig Dorig met honderd zestig Man tegens hem afgezonden; welken hy sloeg en vruchteloos deed te rug trekken.

Echter Vrede met de Blanken, die hy altoos genegen was geweest, zoe-

[pagina t.o. 812]
[p. t.o. 812]


illustratie
Afbeelding der Touvingas.


[pagina 813]
[p. 813]

kende te maaken, stelde hy zestien Slaaven aan die van Etja ter handen; waar voor hem ook de Premie van vyftig Guldens betaald werd. Vervolgens gemelden Dorig by zich ontboden hebbende stelde hy hem zynen misslag en de reden zyns misnoegens voor oogen, en sloot met hem toen de Vrede; geevende hem tevens acht en vyftig weggeloopene Slaaven wederom, met beloften van met het aanstaande Drooge Saizoen de overigen te zullen afbrengen.

Sedert de gemaakte Vrede met de voorheen gemelde Boschnegers achter Auka en die van Sarameca, zyn 'er verschiedene Slaaven, die het wegloopen nog onderstaan hebben, te rug gebragt en gestraft, waar door de Lust tot die zamenrottingen vry wat is ingetoomd. Echter zyn 'er nog nesten buiten dien; als tusschen boven Cottica en de Marrewine, die verscheidene invallen hebben gedaan, in Cottica en in de Mot-Kreek; ook een aanslag gesmeed hebben met de Slaaven van Nacaracabo; die reeds zyn op weg geweest doch achterhaald en gestraft. Zelfs achter Paramaribo in den hoek die de Lagerwal uitmaakt en tot aan Sarameca loopt, is een nest al van lange Jaaren; daar Slaaven naar toe loopen, en daar men zeer dikwyls op uit heeft gezonden; doch vermidsze aldaar, aan den Zeekant, ontoegangkelyke plaatzen in de Mangroe en Moeras Landen hebben, daarze zich in verbergen, heeft menze noch niet kunnen uitroeijen: voorts zyn 'er veele zulke Schuilplaatzen, daar geduurig eenige Slaaven by elkander rotten en veel spels veroorzaaken.

Wat al gehaspel de Regeering gestaadig heeft met de bevredigde Negers om hen de gevangene Slaaven die sedert het Verdrag weggeloopen en by hen gekomen zyn, te doen uitgeeven, en hoe zy telkens met het voorgeeven van anderen Conditien, vooral van meer Kruid en Lood te moeten of te willen hebben, voor den dag komen, en wat men al voor behendigheid moet gebruiken om die Vrede in stand te houden: kan hier niet wel omstandig beschreeven worden, alzo 't een geheel Boekdeel zou kunnen uitmaaken.

Wy hebben voorheen eenig gewag gemaakt van de Onlusten die, onder het Bewind van den Heer Gouverneur Mr. Jan Jacob Mauricius, te Suriname waren ontstaan, tusschen de Regeering en eenige Ingezetenen of Eige-

[pagina 814]
[p. 814]

naars der Plantagiën aldaar; welke van tyd tot tyd merkelyk de overhand hebben genoomen en heevig vervolgd zyn met klagte op klagte aan hun Hoog Mogenden; tot dat eindelyk wylen zyne Doorlugtigste Hoogheid, Willem den IV, Prins van Oranje, Erfstadhouder der Vereenigde Nederlanden, in 't laatst van Mey des Jaars 1750, door de Heeren Staaten Generaal gemagtigd werd, om de oorzaak van die Oneenigheden op te spooren, en de Volkplanting, ware 't mogelyk, door wegneeming dier Verschillen wederom in ruste te brengen. Hierop heeft wylen zyne Hoogheid, ter bescherming van de Colonie, derwaards gezonden een Regiment van zes honderd Man, geligt uit alle de Garnizoenen deezer Landen, onder den Heere Baron Spörke als Opperbevelhebber over de Troepen, en teffens eersten Commissaris met byvoeging van nog twee anderen, naamelyk de Heeren Bosschaart en de Swart Steenis, omme kennisse te neemen van de opgemelde klagten en zaaken aldaar, en na bevindinge de noodige schikkingen te maaken; welke ter herstellinge van de ruste aldaar hebben gemeend best te zyn, eenige Raaden van Politie en Crimineele Justitie, zonder gevolg en behoudens hunnen goeden Naam en Faam, van hunne Bedieningen te ontslaan, en anderen in derzelver plaats te benoemen; en vervolgens op gelyke voet den gemelden Heer Gouverneur, behoudens zyne Eer en Gagie, ter verantwoording naar het Vaderland op te zenden; zynde den voornoemden Baron Spörke bevoegd in zulken gevalle 't Gouvernement op zich te neemen: gelyk denzelven ook heeft gedaan, en daar in tot zyn dood, die niet lang daar na voorviel gecontinueerd, na een bekoomen Acte deswegens van de Heeren Directeuren der Colonie.

Tot het vinden der Onkosten die noodig waren tot het zenden van Commissarissen en Militie naar Suriname, werd by eene Resolutie van hun Hoog Mogenden van 23sten July 1750. een vaste voet en schikking gemaakt, naamelyk, dat in een Somma van honderd vyftig duizend Guldens, waar op de voorsz. Onkosten waren begroot, een vierde by de Societeit en drie vierde by de Eigenaars der Plantagiën, Ingezetenen en Naviganten zoude worden gedraagen, en dat dus de Societeit daar toe zoude opbrengen zeven en dertig duizend vyf honderd Guldens eens, en de Eigenaars, Ingezetenen en Naviganten honderd twaalf duizend vyf honderd Guldens mede

[pagina 815]
[p. 815]

eens, blyvende de Tractementen en Soldyen van de Officieren en Militie voor Reekening van den Staat op den Voet, zo als dezelve wederzydsch betaald moeten worden.

Dat om de voorsz. drie vierde te vinden zou werden geheven voor de twee eerstkomende Jaaren een Hoofdgeld van twee Gulden op ieder Hoofd, te betaalen alle half Jaaren de helft, naamelyk een Gulden, op te brengen by alle In- en Opgezetenen, zo Planters, Ambagtslieden, als Bedienden, niemand dan de Militie en die daar toe gehooren, daar van uitgezonderd, en dat het zelve Hoofdgeld by een iegelyk voor zich zelfs zou moeten werden betaald, en by de Meesters voor de Slaaven.

Dat voorts de Reeders, of Schippers van de Nederlandsche en Engelsche Schepen en Vaartuigen, zouden betaalen na evenredigheid van derzelver grootte, te weeten van de Nederlandsche Schepen zes Guldens Hollandsch Geld, van ieder Last, drie Guldens op het uitgaan en drie Guldens op het inkomen, boven het gewoonlyk Lastgeld, en zulks ook voor de twee eerstkomende Jaaren, wel verstaande; dat geduurende dien tyd geen hooger Vrachten zouden mogen werden bedongen dan voor den eersten Mey 1750. genoten zyn geworden, en dat de heffinge van het voorsz. Hoofdgeld, en van de Lastgelden op de Engelsche Vaartuigen zoude ingaan een Maand na den ontvangst van gemelde hunne Hoog Mogende Resolutie, en die van de Nederlandsche Schepen hier te Lande, met den eersten Augustus des zelven Jaars. Wyders werd goedgevonden en verstaan, dat de Ontvangst van het voorsz. Hoofdgeld zou geschieden door den Ontvanger der gewoonlyke Hoofdgelden van de Societeit, en dat de Ontvangst van het Lastgeld der Nederlandsche Schepen hier te Lande, gelyk mede van het Lastgeld van de Engelsche Vaartuigen zou geschieden door de Ontvangers van de Societeit, die de Ordinaris Lastgelden invorderden, welke Ontvangers gehouden zouden zyn van tyd tot tyd, aan zyn Hoogheid over te zenden, een Lyst van het beloop van hunne ontvangsten, met een restant Lyst van 't geene nog moest inkomen, en vervolgens te houden een apart en separaat Boek van Ontvangst en Uitgaaf van dezelve, en na het einde van elk Jaar een dubbeld daar van aan zyn Hoogheid te laaten toekomen, om by Hoogstdenzelven te werden nagezien en na bevindinge

[pagina 816]
[p. 816]

geapprobeerd. En op dat geen van deeze Penningen tot andere einden werden uitgegeeven, werd zyne Hoogheid verzocht, te bezorgen, dat daar uit geen betaalingen, dan op deszelfs bevel mogten geschieden, en te effectueeren, dat de vyftig duizend Guldens uit het verhoogde Last- en Veilgeld opgeschooten, hoe eerder hoe beter en uiterlyk voor het verschynen van het tweede Jaar wederom mogten werden uitgekeerd. Voorts werd ook goedgevonden, dat in geval de Penningen met dien spoed, als by aanhouden zoude werden vereischt, uit de voorsz. heffingen niet zouden kunnen werden gevonden; de Directeuren van de Societeit na overleg en met goedvinden van zyne Hoogheid, zouden werden gevolmagtigd, zo als dezelven voor als dan gevolmagtigd werden, om de benoodigde Penningen daar toe te mogen opneemen, mids dat dezelve wederom uit het voorsz. Hoofd- en- Lastgeld, en uit het furnissement van de Societeit afgelost zouden moeten werden, en in zo verre eenige Penningen zouden mogen komen over te schieten uit de voorsz. Hoofd- en Lastgelden, dezelven zouden blyven verbonden voor de Cas tegen de Wegloopers, of anders daar van geschikt, zo als zyn Hoogheid na deszelfs hooge wysheid ten beste van de Colonie bevinden zou te behooren: gelyk mede aan de Directeuren van de Societeit een vierde zou werden uitgekeerd van het geene minder dan een Somme van honderd vyftig duizend Guldens zou werden uitgegeeven.

Welke voorsz. Last- en Hoofdgelden sedert nog voor één Jaar moesten opgebragt worden, volgens Resolutie van hun Hoog Mogenden, van den 23sten Juny 1752, om reden dat de toenmaalige toestand der Colonie vereischte, dat de gemelde Militie door wylen zyne Hoogheid derwaards gezonden, daar nog voor eenigen tyd moeste blyven.

Midlerwyl waren de twee andere Heeren Commissarissen naar het Vaderland te rug gekeerd, alwaar dezelven van hunne bevindinge en verrichtingen verslag hebben gedaan: gelyk ook de Heer Gouverneur Mauricius zyn verantwoording deed: waar na die zaaken en de aanklagte ten zynen lasten zyn gesteld ter onderzoek van den Hoogen Raad in Holland, die denzelven Heer Gouverneur Mauricius hebben zuiver en vry verklaard van alle de tegens hem ingebragte beschuldigingen, en voorts eenige Procedures aan-

[pagina 817]
[p. 817]

gevangen tegen de voornaamste aanvoerders van dat werk of derzelver uitvoerder: doch 't welke, met een schadelooshouding aan gemelden Heer Gouverneur, door een algemeene Vergiffenis, toenmaals is gedempt. Waarop de Heer Mauricius, in Augustus 1753, ter Vergadering van de Heeren Directeuren der Societeit van Suriname, zyn Ontslag van het Gouverneurschap dier Colonie heeft verzocht en bekomen. Die nader begeerte heeft de omstandigheden deezer Onlusten na te spooren, wyzen wy naar de gedrukte Beschuldigingen en Verantwoordingen van gedachten Heer Mauricius.

De zaaken verders opgedraagen zynde aan wylen haare Koninglyke Hoogheid, Mevrouwe de Princesse Gouvernante, zo werd, op Aanschryving van Hoogstdezelve, eene Verandering in de Regeering van Suriname gemaakt, en zyn alle de Raaden, uitgezonderd de Heer Stube, in voege als de voorigen van hunne Bedieningen ontslaagen, en tot vervulling derzelven, voor deeze reize, en zonder gevolg voor het toekomende, uit de door Hoogstgedachte Vrouwe Gouvernante met Directeuren van de Societeit en eenigen der voornaamste Planters en Ingezetenen geformeerde Lyste, negen nieuwe Raaden benoemd; wordende de Interims-Gouverneur gelast dezelven den Eed daar toe staande af te neemen, en vervolgens met hen Zitting te houden.

Geduurende het Verblyf van meergemelde Heeren Commissarissen te Suriname, waren aan hun Edele Mogende ook overgeleverd op naam der Planters en Ingezetenen, Verzoekpunten van Redres; waar van zy mede verslag hebben gegeeven aan wylen haare Koninglyke Hoogheid, die daar op, na alvoorens het Bericht der Heeren Directeuren te hebben ingenoomen, Uitspraak heeft gedaan; welke Uitspraak door de Heeren Staaten Generaal, den 20sten July des Jaars 1753, is goedgekeurd en bekrachtigd. En dewyl 't zelve een Richtsnoer in veelen opzichte, zo van Politie als Justitie, behelst, zal 't niet ondienstig zyn zulks alhier in te lassen.

[pagina 818]
[p. 818]

‘Verzoekpointen, aan de Edele Mogende Heeren Commissarissen van zyne Doorluchtige Hoogheid den Prince Erfstadhouder overgeleverd, door de ondergeteekende Planters en Ingezetenen in de Colonie van Suriname, waar op by eene ootmoedige Requeste, door dezelve Ondergeteekenden het noodige Redres verzocht is geworden. ‘Uitspraak van haare Koninglyke Hoogheid op de nevensstaande Verzoekpointen.
  
Art. I. Ad. Art. I.
‘Eerstelyk verzoeken de ondergeschreevenen dat de Edele Societeit deezer Colonie mag werden gerecommandeerd alle derzelver orders, de bestieringe der gemelde Colonie betreffende, directelyk mogen werden geaddresseerd en gecachetteerd overgebragt ter Vergaderinge van de Raaden van Politie, omme aldaar geopend, geleezen en geregistreerd te worden; waar door de Harmonie tusschen de Heeren Gouverneurs en Raaden op eene bestendige Voet zal weezen gebragt; en de Raad de Eer genieten van met de orders van de Edele Societeit bekleed, geconsidereerd te werden, als die geene, aan dewelke, volgens het XX Art. van het Octroy, met en ‘In het verzoek in dit Artikel vervat kan niet werden getreeden als strydende tegens Art. XXI. van het Octroy, waar by aan de Societeit is vry gelaaten haare orders te zenden aan het Hof direct of door het Canaal van den Gouverneur.

[pagina 819]
[p. 819]

benevens den Gouverneur de Regeering der Colonie is gedemandeerd.  
  
Art. II. Ad. Art. II.
‘Dat aan de Heeren Gouverneurs mag werden bevoolen tot maintien van het Respect den Raad uit Art. XX. van gemelde Octroy vergund, en zo als hun Hoog Mogende Resolutie van den 11den October 1684. wel expresselyk is behelzende, dat Zy Heeren Gouverneurs afzonderlyk en eigener Authoriteit geen Placaaten, Ordonnantien, Statuten, of dergelyks zullen mogen maaken, en publiceeren; maar dat alle dezelve, zonder eenige uitzonderinge, door Gouverneur en Raaden samen zullen werden gemaakt en gepubliceerd. ‘In dit Verzoek kan mede niet worden getreeden maar werd aan den Gouverneur de Magt gelaaten, om afzonderlyk Placaaten te publiceeren Conform de Resolutien van hun Hoog Mogende, van den 8sten Juny 1740 en 17den July 1747.
  
Art. III. Ad. Art. III.
‘Dat mede aan gemelde Heeren Gouverneurs altyd op 't serieuste mag werden gerecommandeerd (op poene van indignatie van hun Hoog Mogende en van zyne Doorluchtige Hoogheid te incurreeren) den Octroye in alle zyne leden en deelen punctueelyk te observeeren, en zich te onthouden, ‘Conform aan dit verzoek werd aan de Gouverneurs gerecommandeerd den Octroye stiptelyk te observeeren en zich van alle dispotique behandelingen, het zy over de Raaden van beide de Hoven of over de verdere Planters en Ingezetenen, te onthouden.

[pagina 820]
[p. 820]

om toeleg te maaken, van op eene dispotique wyze, het zy over de Raaden van beide de Hoven hier te Lande, of wel over de verdere Planters en Ingezetenen te willen heerschen.  
  
Art. IV. Ad. Art. IV.
‘Sedert een geruimen tyd en wel na het afsterven van den Commandeur Verboom (die na voorgaande Nominatie van de Gemeente alhier tot Raad van Politie werde geëligeerd) hebben de Heeren Directeuren van de Edele Societeit altoos op het afsterven of weder aanstellen van een Commandeur, zich by Requeste aan hun Hoog Mogende geaddresseerd, ten einde de Commandeur mede Zitting in den Politiquen Raad zoude obtineeren, en dan nog de eerste Raad te zyn, strydende dit tegens den Octroye, volgens het welke geen Commandeur tot Raad door de Edele Societeit aangesteld moet worden, maar alhier tien Persoonen, die altoos door de Gemeente moeten genomineerd, en door den Gouverneur geëligeerd worden; en 't spreekt van zelfs, dat de afhangkelykheid van een Commandeur aan de orders van de Edele ‘Het eerste verzoek by dit Art. voorgesteld, raakende het Zitten van den Commandeur in den Raad, werd afgeweezen: het tweede, als strydende tegens den Octroye, en daarenboven specteerende tot het particulier Huishouden van de Societeit, werd aan dezelve gerenvoyeerd omme ten opzichte van de Electie van een haarer Bedienden tot Raad van Politie, haaren Gouverneur zodanige orders te geeven, als dezelve ten welweezen der Colonie en haare Interessen zal oordeelen te behooren.

[pagina 821]
[p. 821]

Societeit en van den Gouverneur, die de Eer heeft dezelve te representeeren, een obstacul moet zyn in een Raad, die zonder Vrees of dergelyke afhangkelykheid, maar alleen met Vrye Sentimenten bezield moet zyn. Ook is men onderricht, dat den tegenwoordigen Commandeur speciaalyk belast is, in den Raad altoos des Gouverneurs Stem of advys aan te kleeven; waar door zodaanig Lid niet meer als Raad ten genoegen der Ingezetenen kan Vaceeren, en de Supplianten, derhalve, met alle Eerbied verzoeken, dat 'er nadrukkelyke orders werden gegeeven dat voor 't toekomende geen Commandeurs meer in den Raad door de Edele Societeit geintroduceerd werden als Raad, maar alle Raaden volgens Octroy, door de Gemeente alhier genomineerd, en by den Gouverneur geëligeerd zullen worden.  
‘Niets kunnende in tegendeel doen, dat sedert het geval van den Heer Verboom de Edele Societeit in de possessie zou zyn geweest om haare Commandeurs tot Raaden te nomineeren en eligeeren, alzo geen possessie kan geëtablisseerd worden tegens den klaaren  

[pagina 822]
[p. 822]

letter van het Octroy, en een misbruik of usurpatie, hoe oud die ook mogte zyn, geen kracht van wet kan geeven of toevoegen.  
‘By dit Verzoek voegen de Supplianten nog een dergelyk, dat geordonneerd mag werden, by Publicatie, aan alle de Ingezetenen, dat voor het toekomende nooit of ooit eenige Bediende van de Edele Societeit, actueel in dienst zynde, op de Nominatie van Raaden moge werden gebragt, en aan de Heeren Gouverneurs belast, geene van die Bedienden te eligeeren, zo zy mogten werden genomineerd, maar in dergelyke gevallen de Nominatie van geene waarde zal zyn, en terstond een andere zal werden gemaakt. Dit om dat dezelve afhangkelykheid, die in den Persoon van den Commandeur gevonden word, mede in alle die Bedienden resideert, gelyk men onlangs daar van een groote blyk gehad heeft in den Persoon van M. Freher, die Ontvanger van de Edele Societeit, en teffens Raad van Politie is: hebbende gemelde Heer Freher moeten royeeren een Geschrift (dat zyn Edele in den Hove, als Raad, ingelevert had) om 't effect van de Dreigementen van den Heer  

[pagina 823]
[p. 823]

Gouverneur Mauricius niet te beproeven, alzo gemelde Gouverneur aan zyn Edele had aangeschreeven of doen zeggen, dat zo zyn Edele dit niet royeerde hy Gouverneur eenen anderen Ontvanger by provisie zoude aanstellen, en hem suspendeeren; van alle 't welke U Edele Mogende geinformeerd zyn  
  
Art. V. Ad. Art. V.
‘Dat alle Memorien, Requesten en verdere Verzoekschriften, zo Politicq, Crimineel als Civiel mogen ingeleverd worden in de Respective Hoven en niet afzonderlyk aan den Heere Gouverneur, op dat de Raad van alles mede kennisse moge hebben en ter voorkominge van de nadeelige consequentien die daar uit zouden kunnen vloeijen. ‘Dit werd afgeweezen.
  
Art. VI. Ad. Art. VI.
‘Dat byzonderlyk aan de Gouverneurs in der tyd mag worden geordonneerd, punctueelyk ter executie te leggen, 't geen by den Raad, door de meerderheid van Stemmen zal zyn geresolveerd (volgens het XX. Articul van den Octroye) zonder daar inne direct ‘Conform dit verzoek werden de Gouverneurs geordonneerd volgens Art. XX. van het Octroy, punctueelyk te executeeren de Resolutien van den Raad zonder daar inne veranderinge te maaken, of die executie uit te stellen.

[pagina 824]
[p. 824]

eenige Veranderinge te maaken, of die executie uit te stellen.  
  
Art. VII. Ad. Art. VII.
‘Dat voortaan gelyk voor deezen, alle de Raaden van beide de Hoven, de Fiscaalen ende Secretarissen van gemelde Hoven, mitsgaders hunne Bedienden, den Eed by den aanvang hunner Bedieningen in den vollen Raad van Policie in handen van den Heer Gouverneur zullen afleggen, of ten minsten ten overstaan van twee Raaden van voorsz. Hove van Policie. ‘Word vastgesteld, dat voortaan door de Raaden van beide de Hoven, de Fiscaalen en de Secretarissen van gemelde Hoven mitsgaders Bedienden den Eed by den aanvang hunner Bedieninge in handen van den Gouverneur zal moeten werden afgelegd, ten overstaan van twee Raaden van den Hove van Policie.
  
Art. VIII. Ad. Art. VIII.
‘Dat geordonneerd mag worden, dat alle de Crimineele Procedures door den Raad-Fiscaal altoos moeten werden ingericht volgens de Wetten, Instructien, en manier van procedeeren voor den Hove van Holland in gebruik, en dat aan hem Raad-Fiscaal (en aan alle Fiscaalen in der tyd) geen Authorisatie moge verleend, noch op order van de Edele Societeit (die zelfs verstaan heeft alhier geen Judicatuure noch in het Civiel noch in het Crimineel te hebben) noch door den Gouverneur en Raaden samen, en dat wel maar ‘De manier van procedeeren voor den Hove van Holland gebruikelyk in het Crimineele zal mede in Suriname in trein gebragt worden.

[pagina 825]
[p. 825]

in Zaaken daar Zy 't in gemoede noodig zullen oordeelen, in conformité van het recht en practycq.  
‘Item, dat in Actien van Geldboeten, Contraventien Handvechteryën of andere Calanges van die natuur, daar de Fiscaal voordeel van trekt, zyn Edele zonder Authorisatie, op zyn eigen risico en uit zyn eige privé beurse (gelyk zulks altyd voor deezen door de Fiscaals is geobserveerd) zal moeten procedeeren, vermids de Ingezetenen met smerte nog dagelyks zien en ondervinden, dat door die ligt verkreegen Authorisatien zeer ligtvaardige ja eerroovende Procedures worden aangelegt, waar van de onkosten aan de Cassa der Modique Lasten zeer ondraagelyk vallen, en 't Geld der Ingezetenen op zo een wys ter verdediginge van hunne Eer en goede Naam word verspild.  
  
Art. IX. Ad. Art. IX.
‘Alzo 't Fiscalaat niet opgerecht en geëtablisseerd is, om eenige Leden ten kosten van 't Gemeen te verryken, maar op dat de Colonie door de Administratie van een goede Justitie mogte groeijen en bloeijen; ten anderen ‘Den Raad-Fiscaal werd geordonneerd zich stiptelyk naan zyne Instructie te gedraagen.

[pagina 826]
[p. 826]

dat aan den Fiscaal tot maintien en Luister van dat Ampt, zes duizend Guldens jaarlyks zyn toegelegd uit 's Lands Cassa, en dat de Fiscaals, wel vigileerende, veele voordeelen wegens Contraventien, Boetes als anderszins kunnen genieten: Zo smeeken de Supplianten, dat U Edele Mogende de goedheid gelieven te hebben van te beveelen, dat de Fiscaals, en de Secretarissen van beide de Hoven, niet anders in Reekening mogen brengen, dan het geen hun door Gouverneur en Raaden ingevolge Resolutie Ao. 1704 en 1714. toegelegd is, zonder verder iets te genieten, het zy voor 't neemen van Informatien, het staan over de Executien, of andere Zaaken, die haar Edele Amptshalven, gehouden zyn te doen. Alzo aan U Edele Mogende uit de Reekeningen van de Weduwe van den Fiscaal Köhl kan blyken, welke importante sommen van den Lande geeischt worden, uit hoofde van informatien enz: ten tyde de Ingezetenen wegens de bewuste Vertoog en Procuratie werden onderdrukt: De Supplianten smeeken dat U Edele Mogende die Reekeningen  

[pagina 827]
[p. 827]

gelieven te eischen, zo als die ten Hove ingeleverd zyn, op dat U Edele Mogende kunnen zien hoe 's Lands Penningen geemployeerd worden.  
‘By deeze gelegenheid neemen de Supplianten mede de vryheid te verzoeken, dat aan de Fiscaals voor 't toekomende zeer serieuselyk mag werden gerecommandeerd, omme volgens hun Instructie en 't Recht, geene zaaken te composeeren of onder de hand af te maaken, dan met kennis en goedvinding van den Hove, op poene van gestraft te worden naar Rechten en Merites.  
  
Art. X. Ad. Art. X.
‘Dat het Ampt van Raad-Fiscaal komende te vaceeren, ad Interim zal werden waargenoomen (gelyk in vroeger tyd altoos is geschied) door den Oudsten of volgende Raad van Policie in Rang, except den Heer Commandant (om reden op Art: IV.) en niet meer na de willekeurige verkiezinge van den Gouverneur of door hem zelfs gelyk de Heer Gouverneur Mauricius heeft gesustineerd, en ook eenige dangen 't Fiscalaat zelfs heeft geexcer- ‘Dit Verzoek werd gedeclineerd als strydende tegens het Octroy, volgens welke de Gouverneur de dispositie heeft van alle Vaceerende Ampten op Approbatie der Edele Societeit; doch werd teffens vastgesteld, dat het Ampt van Raad-Fiscaal ad Interim door den Gouverneur zelfs niet zal mogen werden waargenoomen of geexcerceerd.

[pagina 828]
[p. 828]

ceerd. Zaaken van zeer bedroefde gevolgen in gevalle in practyk bleeven.  
  
Art. XI. Ad. Art. XI.
‘Dat aan de Edele Societeit mogt werden gerecommandeerd altoos habiele Advocaaten ten minsten bekwaame Persoonen te benoemen tot het Ampt van Fiscaal en tot Secretarissen van de Hoven, alzo de Justitie anders niet in de orde kan werden geadministreerd, en de Secretarissen mede alle Notariaale Actes moeten passeeren, en de Besoignes en Resolutien van beide de Hoven moeten bywoonen. ‘De Recommandatie zal, ingevolge dit verzoek, werden gedaan.
  
Art. XII. Ad. Art. XII.
‘Dat de Jooden hier te Lande mogen werden verstaan geen betrekking te hebben in 't formeeren van Nominatie der Raaden van Policie; steunende deeze zeer eerbiedige beede op de volgende Redenen. ‘In dit verzoek kan niet werden getreeden; doch dat de Privilegien der Joodsche Natie zullen werden nagezien en geexamineerd.
‘Ten 1sten Om dat onder geen Christen Mogendheden toegelaaten of geduld word, dat Jooden in Regeerings-zaaken zich mogen inlaaten, laat staan tot een Nominatie van Raaden en Rechters; noch  

[pagina 829]
[p. 829]

minder van onder haar Rechtbanken te mogen oprechten een Acte van Judicatuure; 't geen hier (tot groote verwarringe en disputen onder die Natie) geschied, en dat op praetense Privilegiën, die nooit door den Souverain (aan wien, onder correctie, alleen competeerd dergelyke te verleenen) maar alleen door de Societeit zyn geapprobeerd: schoon evenwel uit de gantsche Collectie van hunne praetense Privilegiën dergelyke niet gevonden word.  
‘Ten 2den Zy bieden hunne stemmen aan den Gouverneur, of de zelve worden hun door beloften of dreigementen afgeperst, 't geen verscheide maalen opentlyk en vooral onder dit Gouvernement gebleeken is, en is ook een der voornaamste oorzaaken van den Tweespalt en Haat onder die Natie.  
‘En ten 3den, wanneer 'er een Nominatie van Raaden moet geschieden, werd hunne Gemeente door haare praetense Regenten als gedwongen, om af te komen aan Paramaribo, zynde de Hoofdplaats, onder dewelke Gemeente zich bevinden veele schaamele, fugitive en Banqueroutiers, die drie dagen  

[pagina 830]
[p. 830]

voor en drie dagen na de Nominatie, haar Siberiën mogen verlaaten en komen jouisseeren van zeker praetens Recht, onder welke tyd zy van alle vervolging, dagvaarding, Exploicten, Executien, apprehensien, gyzeling enz: bevryd zyn. Welke Vrydom om geene andere reden word vergund, dan om meester van de stemmen te weezen.  
  
Art. XIII. Ad. Art. XIII. en XIV.
‘Dat beide de Hoven mag werden geinjungeerd:
‘Ten 1. Alle Zaaken difinitivelyk af te maaken, en niet te laaten liggen om alvoorens advysen uit den Vaderlande te verzoeken, ten zy in gewigtige zaaken, en met instantien om de advysen, ten spoedigsten te bekomen en vooral de Zittingen niet af te breeken, voor en al eer alle Arresten en Interdictien gedecideerd zullen zyn.
‘Deeze twee Articulen werden gerenvoyeerd aan de Justitie in Suriname.
‘Ten 2. In irreparable zaaken ten definitive, daar van gerevideerd word, de Gecondemneerdens niet te dwingen daar aan te voldoen.  

[pagina 831]
[p. 831]

Art. XIV.  
‘Dat inzonderheid de Raaden van Civiele Justitie, die als Commissarissen ter Rolle zullen fungeeren, zo lang zy in de Commissie zullen zyn, op eerste verzoek zullen gelieven te assisteeren, by het dirigeeren van de Executien zonder aanzien van Persoonen; alzo door weigering van zulks te doen, op voorwendsel dat de Gecondemneerden goede of bloedvrienden zyn, somtyds door dergelyke uitstellen merkelyke schade aan de Impetranten van Executie werden toegebragt en door de Gecondemneerden frauduleuse loopjes geoefend, kunnen worden.  
  
Art. XV. Ad. Art. XV.
‘Dat vastgesteld mag worden, dat niemand tot Raaden, tot Commissarissen van Kleine Zaaken, tot Burger-Officieren, Weesmeesteren enz: zullen mogen werden voorgeslagen noch geadmitteerd, ten zy bereikt hebben den Ouderdom van vyf en twintig Jaaren en ook ten minsten twee Jaaren in de Colonie zyn geweest, en van aanzien, goed gedrag en bekwaamheid zyn, en voorts bevoorens ‘Werd vastgesteld; dat den Eed van Zuivering voortaan zal moeten werden gedaan en dit Articul voor 't overige gerenvoyeerd aan Gouverneur en Raaden.

[pagina 832]
[p. 832]

hunne Ampten te aanvaarden, onder Solemneele Eede te verklaaren, in den Raad, dat zy geen Geld of Geldswaarde gegeeven of beloofd hebben, namaals te geeven of andere Vergelding hoe genaamd, direct of indirect, op wat manier het ook zy voor het verkrygen hunner Ampten.  
  
Art. XVI. Ad. Art. XVI.
‘Dat de Secretarissen van de Hoven den Eed doende als op Art: VII mogen werden ontheft van den privaten Eed aan den Gouverneur gedaan; gelyk mede van de orders haar door den Gouverneur Anno 1746 geinjungeerd, dat zy op de orders van de Raaden geen Notulen zullen hebben te houden of te boek te stellen wanneer de Gouverneur daar niet present zoude zyn, in tegendeel, dat haar mag worden geordonneerd by absentie van den Heer Gouverneur in den Raad te assisteeren en te notuleeren, alle het geene de presente Leeden in zaaken van acceleratie door 't oudste Lid geconvoceerd zal weezen geresolveerd, op dat de Justitie en welzyn der Ingezetenen niet alleen aan de presentie van den Gouver- ‘In dit verzoek kan niet werden getreeden, moetende daaromtrent in acht genoomen werden de praescriptien van het Octroy.

[pagina 833]
[p. 833]

neur mogte weezen geaccrocheerd, nochte ook komen te lyden: zynde dit nedrig verzoek conform de oude usantien, maar dat noodzaakelyk gebruik mede onder het Gouvernement van den Heer Mauricius, nevens alle goede orde en harmonie gerenverseerd.  
‘Dat vervolgens in voorsz, gebruik voortaan geen provisien van Justitie verleend mogen werden, door den Heer Gouverneur afzonderlyk, dan na voorgaande advys van de presente Heeren Raaden, en na ingekomen bericht van de daar in belang hebbende Party of Partyën, zo in het Crimineel en Politicq als Civiel, en dat in zaaken daar periculum in mora is, de provisien van Justitie in absentie van den Heer Gouverneur, door den oudsten presenten genomineerden Raad, na ingenoomen advys van de presente Leden van dien Raad, daar de zaake competent is, verleend zullen worden.  
  
Art. XVII. Ad. Art. XVII.
‘Dat het aan een Raad vry mag staan 't een of't ander waardig in deliberatie te werden gebragt, den Hove te communiceeren en in de Notulen te doen insereeren, ge- ‘Dit verzoek werd gedeclineerd doch vastgesteld, dat de Gouverneur verzocht zynde iets te proponeeren, en zulks niet doende het recht van klagte aan de Edele

[pagina 834]
[p. 834]

lyk dat altoos gebruikelyk is geweest, en dat den Heer Gouverneur gehouden mag weezen, deeze zaak als dan, zo ras doenelyk op 't tapyt, of in overweeging te brengen. Societeit en vervolgens recours aan hun Hoog Mogenden, conform de Resolutie van 23 Augustus 1738, zal vry staan.
  
Art. XVIII. Ad. Art. XVIII.
‘Dat beide de Hoven, als mede de Commissarissen van Kleine Zaaken, hunne Zittingen beginnen en houden in de tyden en maanden vastgesteld en bepaald by Reglementen van den gecombineerde Raad, en niet na het welgevallen van den Heer Gouverneur verschooven worden, waar door de Ingezetenen, verre boven aan de Rivieren woonende, aan Paramaribo zich begeevende tot voortzettingen hunner Processen of eenige verzoeken aan de Hoven te doen, verpligt zyn te rug te keeren of hier by hun verblyf zwaare onkosten te ondergaan, en hunne Plantagiën à l'abandon te laaten ‘Dit word gerenvoyeerd aan Gouverneur en Raaden.
  
Art. XIX. Ad. Art. XIX.
‘Dat de Raaden in de Zitting van hun Hof, zich van Paramaribo niet zullen begeeven op pretext van Commissien waar te gaan ‘Werd vastgesteld, dat geen Raad, geduurende de Zitting van het Hof, van het Fort zal mogen gaan, dan na bekomen permissie

[pagina 835]
[p. 835]

neemen, maar zulks uitgesteld zal worden tot na de Zitting ten waare in zaaken daar haast by is, dat in den Hove moet werden onderzocht. van den President.
  
Art. XX. Ad. Art. XX.
‘Dat Secretarissen van alle de hier zynde Rechtbanken geordonneerd mogen worden, Copyën Authenticq te leveren van alle Sententien en Uitspraaken, drie dagen na het teekenen derzelver, op zekere Boete, in geval van nalaatigheid, van dag tot dag te verbeuren, ten behoeven der armen van Paramaribo. ‘Dit word gerenvoyeerd aan Gouverneur en Raaden.
  
Art. XXI. Ad. Art. XXI. XXII en XXIII.
‘De Supplianten bidden ook met de vereischte onderdaanigheid, dat de Secretaryën van de twee Hoven ieder apart mag werden gehouden; dat ieder van dien zyne byzondere Klerken, Copiïsten enz. hebben, ter voorkominge van alle verwarringe, en dat de Secretaryëngasten wanneer men Stukken in 't Civiel eischt, niet telkens ten antwoord geeven, het is myn werk niet, ik ben voor den Hove van Policie. Waar door de Ingezetenen continueel van Herodes na ‘Deeze Articulen werden gelaaten aan de directie van de Societeit, om daar inne met overleg van Gouverneur en Raaden te voorzien.

[pagina 836]
[p. 836]

Pilatus gezonden worden, en somtyds Maanden lang na hunne Stukken moeten loopen vraagen dikwyls nog vergeefsch.  
  
Art. XXII.  
‘Dat aan Secretarissen en hunne Klerken op groote poene verboden mag werden eenige origineele of authentique Stukken ten haaren huizen te transporteeren, om alle onheilen te voorkomen, die daar uit kunnen proflueeren, zo door achteloosheid als anderszins, gelyk als brand en iets dergelyks, waar door gewigtige Stukken komen weg te raaken, die somtyds de Ruine van gantsche Familiën met zich zoude sleepen.  
  
Art. XXIII.  
‘Dat niemand ter Secretarye, tot Klerken mogen werden aangenoomen onder de vyfentwintig Jaaren, en tot Copiïsten niet onder de twintig Jaaren; alzo de Jongens die thans geemployeerd worden, meer om het Speelen denken, dan om hun pligt.  
‘Item, dat geen Jooden geemployeerd mogen worden ter Secretarye, het zy om te copieeren, het zy om boodschappen te doen.  

[pagina 837]
[p. 837]

Art. XXIV. Ad. Art. XXIV.
‘Aangezien Secretarissen, het zy door hunne slechte directie, het zy om dat zy geen Klerken of Copiïsten genoeg houden, de Menschen altoos honderdmaalen laaten loopen eer zy Copyën of andere Stukken van de Secretary kunnen krygen: dat het gepermiteerd mag zyn, dat hier te Lande Notarissen mogen zyn, ten gemakke en gerief der Ingezetenen, gelyk het voor deezen mede zo geweest is. ‘In dit verzoek werd gedificulteerd; doch werd teffens aan Gouverneur en Raaden gerecommandeerd zodaanige orders te stellen dat de Ingezetenen niet werden opgehouden.
  
Art. XXV. Ad. Art. XXV.
‘Het behaagd U Ed. Mogende beide Hoven te gelasten, dat zy samen of ieder afzonderlyk een Reglement Formeeren wegens de Leges en Emolumenten van de Secretary: want daar niet meer volgens oude Reglementen of Resolutien maar na het welgevallen der Secretarissen of hunne Suppoosten gerekent word. ‘Aan beide de Hoven word gerecommandeerd, een Reglement wegens de Leges en Emolumenten van de Secretary te formeeren.
  
Art. XXVI. Ad. Art. XXV.
‘Item het Salaris der Practizyns op den ouden of ten minsten op een redelyken Voet te willen doen brengen om de Ingezetenen niet ‘Dit word gerenvoyeerd aan de Hoven in Suriname, met recommandatie van daar op alle mogelyke attentie te hebben.

[pagina 838]
[p. 838]

te onderdrukken, en de Practizyns Ryk te maaken.  
  
Art. XXVII. Ad. Art. XXVII. XXVIII en XXIX..
‘U Ed. Mogende gelieven mede den Exploicteur te gelasten, zonder aanzien van Persoonen, de Exploicten en Executien ten zynen behoorlyken tyden te volbrengen, en niet naar zyn welgevallen te dirigeeren, en voorts punctueel op te volgen het Reglement by den gecombineerden Raad gemaakt. ‘Deezen verzoeken werden geaccordeerd.
  
Art. XXVIII.  
‘Item den Exploicteur te willen verbieden geen Wissels of Penningen in zyne Casse berustende te employeeren tot zyn eigen baat, maar dat zelve in natura mogen blyven, zo en in dier voegen als dezelven zyn gefurneerd geworden.  
  
Art. XXIX.  
‘Den Exploicteur werd mede op ordre van U Edele Mogende verboden, by de Verkoopingen by Executie geene Conditien van dien eigener authoriteit te fabriceeren, en op te stellen, maar die voor te draagen aan den Raad of Raaden, die by dezelve zullen assisteeren, en alles met Concurren-  

[pagina 839]
[p. 839]

tie van de Impetranten van Executie, en vooral niet conditioneeren in Contanten te moeten betaalen dan precieselyk zo veel Contanten als wezenlyk noodig zullen zyn ter voldoeninge der Exploicten en Vacatien, enz:; dewyl dergelyke Voorwaardens den Verkooper en den Kooper merkelyk bezwaaren, aangezien de groote schaarsheid van Contanten of Geld-Specien hier te Lande.  
  
Art. XXX. Ad. Art. XXX
‘De Supplianten laaten wyders aan 't hoogwys oordeel en capaciteit van U Edele Mogende of den tegenwoordige Exploicteur Aubin Nepveu in zyn Relaasen eenig geloof in Rechten kan meriteeren zo lang hy zich niet expurgeere en zuivere van de horrible Crimina; daar mede hy openlyk voor de gantsche Waereld beschuldigd geweest is, en of 't den ad Interim Raad-Fiscaal gepermiteerd mag zyn, zodaanigen Persoon te employeeren, om zyne Schriftuuren op te stellen, en in de geheimen van dat zeer delicaat Ampt te doen treeden, in plaats van zyn werk te maaken, omme te indageeren ‘Dit Articul is vervallen, dewyl de Exploicteur Nepveu, op zyn verzoek, is gedemitteerd.

[pagina 840]
[p. 840]

en onderzoeken wat van die Crimina zy.  
  
Art. XXXI. Ad. Art. XXXI.
‘Dat aan den Kerkenraad mag werden gerecommandeerd te zorgen, dat de Predikanten zich Godvruchtig gedragen en byzonderlyk zich wachten van op den Predikstoel of daar buiten zich in te laaten in Dispuuten, die tot ongeluk van de Colonie sedert lange hebben gedraafd. ‘Dit werd gerenvoyeerd aan de directie der Edele Societeit.
‘Geen Proponenten den Stoel te doen beklimmen, voor dat men uit hunne Attestatien zal onderricht zyn van hun goed gedrag, wandel en handel, en voorts omtrent de Electie der Leden zich te gedraagen aan de Kerke Ordeninge.  
  
Art. XXXII. Ad. Art. XXXII en XXXIII.
‘Dat by den Hove van Policie niemand zal werden aangesteld tot Weesmeester, als die hier bekend zal zyn als bekwaam, om zyn eige Goederen te administreeren, en geen Weesmeester blyven, die geene wiens Goederen by Executie verkocht, en daar door Insolvent werde. Vide hier by Art. XV. ‘Aan de Hoven werd gerecommandeerd daar op reflectie te maaken.

[pagina 841]
[p. 841]

Art. XXXIII.  
‘Dat niemand als Procureur of Solliciteur mag werden geadmitteerd, dan de zulke, die bekend zyn voor Menschen van goed gedrag, en die van de Practycq weeten, maar niet de zulke die geen woord daar van verstaan, en door hunne onkunde de zaaken kunnen verwarren en doen verliesen, mede Art. XV. hier te pas.  
  
Art. XXXIV. Ad. Art. XXXIV.
‘De Supplianten smeeken met alle nadruk en submissie, dat alle de Publicque Ampten in de Colonie tot de Policie en Justitie behoorende en waar van de Emolumenten genooten worden van de Planters en Ingezetenen (het Fiscalaat en het Secretariaat van beide de Hoven alleen uitgezonderd) op Reglementen van Gouverneur en Raaden mogen werden vervuld door verkiezing van Gouverneur en Raaden van Policie of van Gouverneur en Raaden van Civiele Justitie, voor zo verre hun Rechtbank mogte concerneeren. ‘Omtrent de begeeving der Ampten in dit Articul vermeld, zal men zich reguleeren na het Art. XXI. van het Octroy en Art. VII. en XVIII. van de Instructie door hun Hoog Mogenden aan den Gouverneur gegeeven.
  
Art. XXXV. Ad. Art. XXXV.
‘Dat voor 't toekomende den ‘Dit word gerejicieerd.

[pagina 842]
[p. 842]

Vendumeester by Gouverneur en Raaden mag werden aangesteld, op een vast Tractement en alle de Emolumenten van de Venduen mogen gebragt werden in 's Lands Cassa tot soulaas van de zwaare onkosten, die 't Land moet doen; en op dat U Ed. Mogende mogen begrypen hoe important dit point zy, bidden de Supplianten dat den Vendumeester mag werden gelast aan U Ed. Mogende te suppediteeren en over te leggen de Reekeningen van dat Comptoir sedert drie of vier Jaaren.  
  
Art. XXXVI. Ad. Art. XXXVI.
‘Alzo de Vendumeester het Recht van parate Executie heeft, dat hem mag werden gelast alle Kooppenningen precies zes Weeken na den Verkoopdag, aan de Verkoopers te doen erlangen, op poene dat de Verkoopers hem paratelyk executeeren en hy gehouden zy, te vergoeden alle de schade, die door zyn nalaatigheid veroorzaakt mogte werden. Hier op werd geinsteerd alzo de Negotie der Slaaven van dag tot dag bezwaard word met de continueele uitstellingen van den Vendumeester, en ‘Aan Gouverneur en Raaden word geordonneerd, op approbatie van de Societeit een nader Reglement, wegens de Betaalingen der Kooppenningen door den Vendumeester, te maaken.

[pagina 843]
[p. 843]

dat de Daggelden, Victualiën enz. ten lasten der Rheeders vallen.  
  
Art. XXXVII. Ad. Art. XXXVII.
‘Alzo de Keurmeesters der Suikeren, die in den beginne en by den aanleg der Colonie aangesteld zyn geworden, omme de Suikeren te keuren, daar mede men den een en den andere betaalde in plaatze van Geld, en nu alle Betaalingen geschieden in Wissels of Contanten en de Ingezetenen van dag tot dag door de Keurmeesters geplaagd worden, en die Menschen alleen tot overlast en onnoodige onkosten der Planters zyn, ja ter groote belemmering der Navigatie, terwyl men geen ongekeurde Suikeren mag Scheepen, en de Keurmeesters verzuimende op zyn tyd te keuren, de Suikeren moeten blyven staan en de Schippers opgehouden werden: Zo bidden de Supplianten dat voortaan geen Keurmeesters meer mogen weezen, maar dat een ieder Planter vry zal staan, zyne Suikeren ongekeurd af te Scheepen (mids aan de Schippers blyken geevende dat de Edele Societeit voldaan is) konnende gemelde Edele Societeit zo veele Keurmeesters aanstellen, ‘Dit word gerejicieerd.

[pagina 844]
[p. 844]

als dienstig zullen oordeelen, om de Suikeren Jaarlyks aan haar Edele voor de Hoofdgelden in betaaling gegeeven wordende, te keuren, op dat haar Edele daar omtrent niet te kort gedaan mag werden.  
  
Art. XXXVIII. Ad. Art. XXXVIII.
‘Dat de Brieven van deeze Colonie na den Vaderlande in geen beslooten Zak mogen gaan, maar dat voortaan ieder Schipper, vry en onbelemmerd, de Brieven der Ingezetenen mede mag neemen, en in een Haven, door Storm of Vreeze voor den Vyand, inloopende hy, des raadzaam en pligtelyk oordeelende, dezelven over Land na de addressen kunnen expedieeren daar zy weezen moeten; hebbende de Ingezetenen, in den laatsten Oorlog met Vrankryk, onnoemelyke schade geleeden, ter zaake de Schippers in Engeland ingeloopen, de Brieven aldaar opgehouden hebben, en de Correspondenten toen geen advys van de Ingezetenen konnende krygen, dan wanneer 't te laat was. ‘Omtrent het behandelen der Brieven, zal by provisie het tegenwoordige gebruik stand grypen.
  
Art. XXXIX. Ad. Art. XXXIX.
Dat de Burgery hier te Lande op den Voet van die van Amster- ‘Dit werd gelaaten en gerenvoyeerd aan de Justitie te Suriname.

[pagina 845]
[p. 845]

dam mag gesteld en niet meer gebruikt, als Dievenlyders, of onder de Militaire discipline gebragt worden: noch ook een gezeeten Burger op enkele aanklagten, zonder bewys, wegens geringe dispuuten, Injurien, of andere zaaken daar Geldboetes op staan de facto, zonder form van proces, met geweld, uit de Straaten en Huizen met Schouten en Soldaaten te ligten en op 't Fortres te plakken: alle welke ongehoorde en wreede behandelingen met geen ander inzigt in 't werk kunnen werden gesteld, dan om de Burgers Vrees aan te jaagen, Geld uit de Beurs te kloppen, en langzamerhand onder 't Juk van de dispotique macht te gewennen en eindelyk te doen bukken.  
  
Art. XL. Ad. Art. XL.
‘De Supplianten bidden en smeeken, dat het U Edele Mogende behaage te verklaaren, dat de Politique Uitzetting of Ostracismus hier geen plaats heeft, alzo zodaanige politique Correctien voor de Colonie gantsch Ruineus zyn, en de Gouverneurs altoos dit middel zouden employeeren, tegens alle die geene, die niet ‘Wegens de Politique Uitzettinge door haar Hoog Mogende gerequireerd zynde, het Advys van 's Lands Advocaaten en naderhand dat van den Hoogen Raad, zal haar Hoog Mogende Resolutie daar op moeten werden afgewacht.

[pagina 846]
[p. 846]

blindelings zoude willen opvolgen, en met lacheteit streelen. De Supplianten neemen de vryheid omtrent deeze zeer importante Stoffe te refereeren aan 't gunt aan hun Hoog Mogende en nu laatst aan U Edele Mogende uit naam en van wegens Mevrouw Visser voor gedraagen is; zynde haar Man de Slagtoffer geweest van den Haat en Wraakzucht van den Gouverneur Mauricius en een bedroefd Exempel hoe hard en gevaarlyk het is iemand uit de Colonie te verzenden.  
  
Art. XLI. Ad. Art. XLI.
‘Dat het Placaat van Gouverneur en Raaden van Policie, in dato 26 February 1750, omtrent het houden van zeker getal Blanken op de Plantagiën, mag werden gealtereerd en gemitigeerd, dat men maar een Blanken zal houden voor ieder vyftig Slaaven, dus twee voor die honderd, en drie voor die twee honderd heeft, zonder meer; den Eigenaar en zyn Zoons boven de zestien Jaaren daar onder begreepen. ‘Dit Articul is vervallen door de Mesures tot Augmentatie der Troepen in de Colonie geconcerneerd.
  
Art. XLII. Ad. Art. XLII.
‘Dat men aan niemand tegen ‘Dit werd aan de Justitie in Su-

[pagina 847]
[p. 847]

zyn Zin meer dan een lastig Ampt te gelyk zal opdraagen, vervolgens dat de Boetes, by Placaaten onlangs daar omtrent vast gesteld, mogen werden geaboleerd, vermids door politique inzigten men zich tegens iemand willende wreeken, en tegens hem niets kunnende uitvinden, hem zouden trachten te chagrineeren, met opstapelingen van Eer, doch teffens zeer lastige en fatigante ampten, by het waarneemen, van dewelke men zyn eige zaaken moet verzuimen en verwaarloozen, dus zyn eige Ruine bevorderen; hebbende met leedweezen tot onze schade geleerd, dat de heerschzucht en de Staatkundige wraak veele onderaardsche wegen hebben, om zich te oefenen, en om haar verdervelyk oogmerk te bereiken, en dus een ieder met de Vos mag zeggen, Vestigia me terrent enz. riname gelaaten, staande de weg van klagten aan de Societeit open.
  
Art. XLIII. Ad. Art. XLIII.
‘Dat altoos alle lucrative Ampten en Officiën door de Persoonen zelve moeten waargenoomen en bediend worden maar niet gelyk nu het Secretariaat van de Weeskamer, dat thans door een Jood word bediend, en het keuren van ‘De waarneeminge der Ampten in Persoon werd hier mede vast gesteld.

[pagina 848]
[p. 848]

het Beestiaal, door een anderen meede waargenoomen werd, zynde Hinckeldy, en Philip Eekhard, Directeuren by den Heer Gouverneur, en dus zelfs niet kunnen vaceeren tot de Ampten daar mede zy gebeneficeerd zyn. De Supplianten laaten over ter consideratie van U Edele Mogende of het niet goed zoude zyn, dat de Keurmeester van 't Beestiaal en den Officier van 's Lands Grond, onder de Subordinatie, van de Gemeene Weide werden gesteld.  
  
Art. XLIV. Ad. Art. XLIV en XLV.
‘Dat aan den Ontvanger van de Cassa tegen de Wegloopers een vast Tractement mag werden gegeeven, ten minsten zyne Provisie voor 't toekomende op geringer Percento's mag werden gereguleerd. ‘Beide deeze Articulen werden gerenvoyeerd aan de Hoven in Suriname.
  
Art. XLV.  
‘Dat aan Paramaribo geen meer Dramstylderyën mogen opgerecht worden, alzo de Suiker-planters (die considerable Lasten moeten draagen) daar door zeer benadeeld worden.  

[pagina 849]
[p. 849]

Art. XLVI. Ad. Art. XLVI.
‘En alzo de ondervinding geleerd heeft; dat in deeze Colonie by oogluiking of anderszins een groot getal Blanken zich geneeren met Smokkelaryen, quasi onder de naam van Vette Waariers; doch onder die naam de Slaaven aanlokken, aan dezelven Dram verkoopen en by haar permitteeren te Speelen, en wat dies meer is; werd onderdaaniglyk gebeeden, dat dezelve mogen werden afgeschaft voor altoos, en de Vette Waariers Winkels, alleen ten getale van zes, en niet meer aan goede bekende Ingezetenen gepermitteerd, onder prestatie van Eede, dat zy geen Dram, Genever, Wyn, Bier of andere Liqueuren hoe genaamd, geen uitgezonderd aan Blanken of Slaaven zullen verkoopen, of schenken, veel minder te Tappen, of permitteeren ten haaren huize te speelen, op poene van aan den Lyve gestraft en voor altoos uit de Colonie gebannen te worden. ‘Dit werd gerenvoyeerd aan het Hof van Policie met recommandatie van daar op reflectie te neemen.
  
Art. XLVII. Ad. Art. XLVII en XLVIII.
‘Dat met de vereischte attentie en acceleratie onderzoek mag werden gedaan omtrent de vier of vyf ‘Deeze Articulen werden aan een zyde gesteld.

[pagina 850]
[p. 850]

laatste Togten tegens de Wegloopers, vermids door het mislukken derzelven veele schade en verlies aan den Lande is toegebragt, zo door zwaare onkosten, die gedaan zyn, als door de wreede mishandelingen, als mede door 't achteruitblyven van een groot getal Slaaven; waar van de gantsche Colonie weergalmd en schreeuwd: doch inzonderheid omtrent de Togten van den Burger-Capitein Maure, en de Militaire Officiers Creutz en Calvi; deeze zaaken blyven traineeren, de Getuigens sterven, of repatrieeren, gelyk men onderricht is, dat 'er veele Militairen die op de Togt van Calvi mede geweest zyn, hun Pasporten geobtineerd hebben, en reeds na den Vaderlande vertrokken zyn.  
  
Art. XLVIII.  
‘Alzo het Erf by de Kerk aan Paramaribo toebehoorende de Ingezetenen, gedestineerd, om met 'er tyd de Lyken te begraaven of omme ten nutte van den Lande daar op Gebouwen te timmmeren, door den Gouverneur Mauricius voor zyn Edele Beminde aan den Raad verzocht, en door de Raaden door een overmaatige Com-  

[pagina 851]
[p. 851]

plaisance aan zyn Edele toegestaan is, ten merkelyke prejuditie van het Gemeen: bidden de Supplianten dat voorsz. Erf dat ruim tien duizend Guldens waardig is, aan den Lande mag werden gerestitueerd, of dat de waarde daar van door den gemelden Heer Gouverneur mag werden betaald in 's Lands Casse.  
  
Art. XLIX. Ad. Art. XLIX en L.
‘Dat de geprojecteerde Vrede met onze weggeloopene Slaaven, zich ophoudende aan de Rivier Sarameca, als zeer pernicieus en ruineus voor de Colonie mag verklaard worden nul en van geen waarde, neen maar, dat alle mogelyke middelen mogen werden aangewend om dat Gespuis, zo veel doenlyk, te vervolgen, vernielen of verjaagen, zodaanig dat men daar voor niet meer te vreezen kan hebben, en voorts dat de Edele Societeit geconstringeerd mag werden, alle ten minsten drie vierde van de onkosten daar toe te fourneeren, en te draagen, zynde deeze haare verpligtinge quadreerende met het XXVII. Articul van den Octroye, volgens 't welke de gantsche defensie van ‘Beide deeze Articulen zyn door de geprojecteerde schikkingen vervallen.

[pagina 852]
[p. 852]

de Colonie aan gemelde Societeit is aanbevoolen.  
  
Art. L.  
‘Dat gemerkt de Tweespalt in den Hove van Policie, U Edele Mogende de goedheid gelieven te hebben zodaanige Leden van dien Raad af te danken die U Edele Mogende zullen bevinden aldaar van ondienst of tot nadeel van 't gemeene welzyn te weezen, welk verzoek door eenige van die Raaden zelfs by U Edele Mogende geappuyeerd is.  
  
Art. LI. Ad. Art. LI.
‘Dat na U Edele Mogende het Hof van Politie gereformeerd zullen hebben, het U Edele Mogende behaagen mag den Raad als dan te beveelen voor de Coloniers by den Souverain te verzoeken relief tegens de Conventie van 6 Maart 1748, aangegaan tusschen de Edele Societeit en de Raaden van Policie, waarop Sub-en obreptivelyk by hun Hoog Mogende approbatie is verkreegen: alzo de Colonie daar door over de helfte beleedigd en bezwaard is: en verders de Heeren Raaden te willen gelasten daar omtrent, volgens ‘De Conventie van 6. Maart 1748. door haar Hoog Mogende geapprobeerd zal aanstonds stand grypen.

[pagina 853]
[p. 853]

Eed en pligt, het Interest der Colonie te behartigen, en, des noods, omtrent deeze en dergelyke zaaken in te neemen, het advys van de voornaamste Ingezetenen, onder dewelke verscheidene zyn die meriteeren geconsuleerd te werden, al zynze geen Raaden of Officianten: alles in conformité van de oude gebruiken, en volgens de begeerte van den Souverain en van de Edele Societeit zelve.  
  
Art. LII. Ad. Art. LII.
‘Laatstelyk, dat terwyl de Regeering van den Heer Gouverneur Mr. Jan Jacob Mauricius, sedert den beginne af, zeer ongelukkig en voor de Colonie zeer nadeelig is geweest, en dat 'er sedert lange, zo veel klagten tegens zyn Edele zyn ingebragt, en dagelyks nog accumuleeren, de Supplianten voor 't besluit de vryheid neemen te verzoeken, ja met de allernadrukkelykste instantie te smeeken, dat U Edele Mogende gelieven den gemelden Heer Gouverneur Mauricius af te danken, na den Vaderland ten allerspoedigsten te verzenden, en dat een ander Persoon in zyn Edele plaats mag werden aangesteld; waar door de rust, ‘Dit is vervallen.

[pagina 854]
[p. 854]

vrede en harmonie herleeven zullen, en alle dispuuten aan een zyde gesteld zynde, een ieder zich een glorie zal maaken van deeze importante Colonie uit te werken.  
‘Imploreerende op alle voorenstaande Pointen een favorabel redres en de attentie en intercessie van U Edele Mogende.’  
   
Suriname den 23 Maart 1753.  

Doch wy moeten in 't voorbygaan aanmerken, dat over 't verstand van deeze Punten sedert veelmaalen Twisten zyn gevallen, en meest alle dezelven en anderen weder levendig gemaakt. Na de voorverhaalde versterking van zes honderd Man Militie, onder het bevel van den Baron Spörke gezonden, hadden Directeuren der Societeit, tot meerder veiligheid van deeze Volkplanting, nog een Compagnie Artilleristen sterk zes en vyftig Koppen derwaards gezonden, welke zy zelfs betaalden en onderhielden, en die eerlang door nog zes Compagniën, ieder van honderd Man, stonden gevolgd te worden, volgens een Overeenkomst, tusschen welgemelde Heeren Directeuren en de voornaamste Belanghebbenden in die Colonie, gemaakt, voor het aangaan der Vrede met de Boschnegeren. Niettegenstaande zulks, wanneer men in den Jaare 1763 tyding ontvangen had van de Verwoestingen die door de muitende Slaaven in de Volkplanting de Berbice waren aangerecht, werden Directeuren bewoogen, uit aanmerking van den gevaarlyken toestand van Suriname, naar andere Middelen om te zien. Zy bevonden, dat in de meeste deelen der Volkplanting, wel dertig Slaaven zo Mans als Vrouwen, tegen éénen Blanken waren; t' eenemaal strydende met de Resolutie, in den Jaare 1699 genoomen, waarby het getal op éénen Blanken by de twintig Slaaven was vastgesteld voor de Planters.

[pagina 855]
[p. 855]

Dit deed gemelde Heeren zich wenden tot hun Hoog Mogenden, de Heeren Staaten Generaal, met verzoek, dat Zy een Bevel geliefden te geeven aan Gouverneur en Raaden, in Suriname, om zonder uitstel, den Inhoud der gemelde Resolutie ter uitvoering te doen brengen; zelfs aanbiedende een ontheffing van het Hoofdgeld van de meerder Blanken, dienvolgens door de Planters te houden, voor den tyd van tien Jaaren.

Het behaagde hun Hoog Mogende, in December 1763, om het gemelde Bevel, in overeenkomst met het voorsz. Verzoek te doen; met die verandering alleen, dat, in de plaatse der Boete van duizend Ponden Suiker, welke by gezegde Resolutie gesteld was, een Boete van vyf honderd Guldens zou moeten betaald worden.

Zo dra de Belanghebbers in deeze Volkplanting hier van verwittigd waren lieten zy, door drie hunne Gemagtigden te Amsterdam woonachtig, in Maart 1764, aan hun Hoog Mogende een Smeekschrift inleveren, dat gestaafd was met een uitvoerig Vertoog, waar by zy beweerden, dat aan hen geen nieuwe Lasten mogten opgelegd worden, dan door Gouverneur en Raaden, volgens de Voorwaarden, op welken de Volkplanting, in den Jaare 1682, aan de Westindische Compagnie was overgegaan: dat zy ook meenden ongehouden te zyn tot het voorgewende meerder getal van Blanken, op de Plantagiën, zich beroepende op de Resolutie, welke in February des Jaars 1750, door den Gouverneur Mauricius was genomen; waar in gezegd werd, dat het houden van veele Blanken op een Plantagie veele Twisten en Ongeregeldheden verwekte: weshalve de Planters, volgens die Resolutie, volstaan konden, met éénen Blanken by veertig Slaaven; twee, by meer dan veertig tot zeventig; drie, boven de zeventig tot honderd; vier boven de honderd, en dan verder voor ieder vyftig Slaaven één Blanken meer, op ieder Plantagie, te houden: dat zy die vermeerdering van het getal der Blanken aanmerkten als een drukkenden Last, welke tot ondergang van de Volkplanting zou moeten strekken: voorts, dat het hen voorkwam dat de Colonie thans, zo door de Vrede met de Boschnegers, als door de gemelde vermeerdering der Militie, in genoegsaame staat van zekerheid gesteld was.

Dit Smeekschrift werd gevolgd van een nader dat voorgemelde Gemag-

[pagina 856]
[p. 856]

tigden, in May 1764, aan de Heeren Staaten Generaal deeden inleveren, verzoekende om opschorting van de order by de gemelde Resolutie, van December 1763, gegeeven, tot zo lang, tot dat die Zaak, by nadere overweeging, tot beslissing zou zyn gebragt. Dit by hun Hoog Mogende toegestaan zynde, is, ingevolge van dien, de verzochte Aanschryving aan de Regeering van Suriname gedaan.

Inmiddels had de Societeit een Reekening doen opmaaken wegens de Achterstallen der Subsidie-Penningen van een Man van ieder Compagnie, op den Staat van Oorlog gebragt, tot bescherming van de Volkplanting Suriname, die de Provincie van Utrecht, sedert de overdragt van de Volkplanting aan de meergemelde Societeit van Suriname, heeft onbetaald gelaaten; bedraagende eene somme van omtrent vyf Tonnen Gouds; welke Reekening, in de Maand Juny des Jaars 1762, door de Directeuren der Societeit, aan de Staaten der gemelde Provincie ter betaalinge werd ingeleverd, neffens een breedvoerig Vertoog, tot staaving van hunnen eischGa naar voetnoot(a).

Waar tegens Utrecht beweerde, geenszins tot die Betaaling verpligt te zyn, als zynde de gedachte Subsidie alleenlyk toegestaan aan de Westindische Compagnie, en niet ten behoeve der Societeit van Suriname, welkers oprechting buiten haare toestemming was geschied. Waar van eindelyk het gevolg was, dat, volgens eene Resolutie van hunne Edel Mogenden, van 16 Maart 1763, aan Directeuren hun Eisch werd ontzegdGa naar voetnoot(b).

Vermids de schaarsheid van Muntspeciën in deeze Volkplanting, hadden Gouverneur en Raaden reeds in den Jaare 1684. by Placaat het Hollandsch en Spaansch Geld op vyf en twintig ten honderd verhoogtGa naar voetnoot(c); doch naderhand naamelyk in 1695. veranderd in plaats van vyf en twintig op twintigd ten honderdGa naar voetnoot(d) op welken voet het sederd is gebleeven.

Insgelyks moeten ingevolge het Placaat van 7 December 1722. alle Schulden, na het Placaat van 12 September 1695 gemaakt, voldaan wor-

[pagina 857]
[p. 857]

den in Geld of Wissel tegens twintig ten honderd, ten waare anders bedongen is; als mede dat voortaan in alle Koop- en Verkoopingen zal moeten bedongen worden of de betaalingen zullen geschieden in Geld en geen Wissel of in Wissel en geen Geld, by mangel van welke de Kooper kan volstaan in Geld of Wissel à twintig ten honderd, evenwel met dien verstande dat de Verkooper ongehouden is, eenige Wissels aan te neemen door den Kooper getrokken, ingeval één van zyne Wissels met protest is gekeerd; ook kan hy weigeren Wissels van Persoonen welkers Wissels eenige tyd voorheen met protest in de Colonie zyn te rug gekoomen. Men rekende in vroeger tyd voor herwissel vyf en twintig ten honderd. Maar volgens Placaat van 16 February 1738. werd by Gouverneur en Raaden verstaan, dat van alle Wissels die na dien tyd getrokken, verzonden, of met Protest retourneeren niet meerder voor Herwissel zou gerekend of by den Hove van Civile Justitie toegelegd worden dan acht in plaats van vyf en twintig ten honderd:Ga naar voetnoot(a) doch dit Placaat is den 12den December 1739. ingevolge de begeerte van de Heeren Directeuren der Societeit, begreepen in hunne Missive van 4 February deszelven Jaars ingetrokken, met bekendmaaking dat de Herwissel weder zou zyn als van ouds vyf en twintig ten honderd; gelyk dezelve als nog dus gerekend wordGa naar voetnoot(b). Vervolgens is om de voorgemelde schaarsheid in den Jaare 1763 of 1764. by Gouverneur en Raaden goedgevonden Kaarten Geld te maaken, waarop het Wapen van het Land, dat is het Zegel, en by de eerste maaking ter somma van honderd duizend Guldens, de Handtekening van twee Raaden van Politie naamelyk de Heeren Rom en Dandiran met de nommer van 1 af gesteld is; doch deeze maaking is op verscheidene tyden met drie honderd duizend Guldens vermeerderd en naderhand alleen met de tekening van den Ontvanger der Modique Lasten J. Boom, insgelyk genommert van 1 af, uitgegeeven zynde dus in het geheel voor viermaal honderd duizend Guldens gemaakt, zo van de waarde van één Gulden, een Ryksdaaler of vyftig stuyvers Hollandsch, als van Tien Guldens waar van wy in het volgende plaatje een aftekening geeven.

[pagina 858]
[p. 858]


illustratie

Dit Geld moet een ieder in de Colonie ontvangen in betaaling, maar de Schippers en anderen, die vertrekken, kunnen het voor Wissel op het gemelde Comptoir verruilen, van waar deeze Munt weder ter betaaling der Bedienden en andere zaaken werden gebruikt: van dit Kaartengeld trekt het Land acht ten honderd Interest van die geenen die het zelve hebben opgenoomen: de Ontvanger van dat Comptoir, (die door Gouverneur en Raaden op approbatie van de Heeren Directeuren der Societeit word aangesteld) moet hier van Jaarlyks by de eerste Zitting in January met opene deuren Reekening en verandwoording aan den Gouverneur en Raaden doen: in het Jaar 1768. heeft men aldaar op bevel van de Regeering door het gedachte Comptoir voor honderd duizend Guldens van dit Geld ingeruild en verbrand; en men zegd dat zulks Jaarlyks zal geschieden om deeze Munt uyt de Waereld te maaken.

Wy kunnen niet afzyn den Lezer kennisse te geeven van zekere oude Pretensie of Eisch van eenen Jeronimus Clifford, die sedert eenige Jaaren, vooral in Engeland, veel gerucht gemaakt heeft.

Deeze Jeronimus Clifford was een Zoon van Andreas Clifford, Planter in Suriname, wanneer deeze Colonie, in den Jaare 1667, door den Commandeur Crynsse op de Engelschen werd veroverd. Hy is vervolgens, naamelyk in 't Jaar 1683, getrouwd met Dorothea Matson; waar door

[pagina 859]
[p. 859]

hy Eigenaar werd van zekere Plantagie in Cottica, genaamd Corcabo; welke nog in weezen is, gelegen by de Kerk.

Hy geeft dan voor van voorneemens te zyn geweest in het volgende Jaar zich ter woon naar Jamaica te begeeven: waar tegens de Gouverneur van Suriname zich zou gekant hebben, en onder verscheiden' beuzelachtige oorzaaken, zyne Goederen in beslag hebben genoomen: dat hy (Clifford) zich tegens deeze behandelingen had beroepen op den Hove van Holland, en dat hy, om die redenen, was verweezen geworden om zeven Jaaren op de Fortresse Sommelsdyk in gevangenisse te blyven; als mede in een Boete van honderd vyftig duizend Ponden Suiker, en in de Kosten en Misen van Justitie: doch, vervolgens Voorschryving van den Heer Eduard Steede, Gouverneur van de Barbados, en den Colonel Kendal aan het Engelsche Hof gekreegen hebbende, vonden hun Hoog Mogenden, op verzoek van zyn Groot Brittannische Majesteit, goed, op den 16den October 1694, den Gouverneur van Scherpenhuizen aan te schryven, om gemelden Jeronimus Clifford met zyne Goederen ongemolesteerd van Suriname te laaten vertrekken: gelyk ook, op den 4den May 1695, hy uit de Gevangenisse is ontslagen: maar alvoorens te vertrekken vorderde hy een somme van vier millioenen vier honderd vier en negentig duizend drie honderd Ponden Suiker tot een Stuiver het Pond, of twee honderd vier en twintig duizend zeven honderd vyftien Guldens, ter vergoedinge van geledene Schaden: doch de Gouverneur weigerde hem deeze Reekening te voldoen, en zyne Goederen uit den Arreste te ontslaan.

Waarop hy in Holland gekomen zich vervoegde by Directeuren van de Societeit van Suriname, en vervolgens by hun Hoog Mogenden, verzoekende Revisie van zyn Vonnisse; het welk werd afgeslagen. Dit deed hem zich wenden tot het Hof en Ministerie van Engeland, met Verzoek, dat Zy geliefden te verleenen Brieven van Represaille tegens de Onderdaanen van Holland, om op dezelven te verhaalen zyne schaden, die hy toen begrootte, behalve de overgaaf van zyne Plantagie Corcabo, op dertien duizend vyf honderd veertien Ponden elf Schellingen en acht Grooten Sterlings, met de Interessen van dienGa naar voetnoot(a). Waar over van den Jaare

[pagina 860]
[p. 860]

1700 af, tot nog in den Jaare 1762. verscheidene Memorien aan hun Hoog Mogenden zyn overgegeeven.

Zie hier het verhaal volgens opgaave van gemelden Jeronimus Clifford, of zyn recht verkreegen hebbende. Daarentegen blykt het, dat gemelde J. Clifford willende uit de Colonie van Suriname vertrekken, door zyne Schuldeischers Arrest op deszelfs Goederen is gelegd; en hy verweezen werd om alvoorens het verschuldigde te betaalen. Tegens welk Vonnis hy niet alleen heftiglyk uitvoer maar twee Verzoekschriften aan Gouverneur en Raaden inleverde, vervuld met oproerige uitdrukkingen en sterke beledigingen gepaard met dreigementen. Waarop de Fiscaal goedvond een Crimineelen Eisch tegens hem in te leveren: gelyk hy dan ook in de voorgemelde gevangenisse en boete werd verweezen: gelyk hier onder blykt.

‘De Fiscaal Provinciaal geëxamineerd hebbende beide de Requesten gepresenteerd aan den Gouverneur en Raaden van Politie, op den 6den September 1691, die dezelve in zyne handen gesteld hebben, ten einde zyne Actie tegens Jeronimus Clifford te institueeren; en overwoogen hebbende de Consideratien van de Heeren Raaden, bevind het eerste Request vol onwaarheden, en voornaamelyk ingericht om den Raad te misleiden, en Wanorde te veroorzaaken; en dat het andere veele dreigementen en beledigingen tegens de Regeering inhoudt; die deeze zaak, zo als dezelve in der daad is, van zulke kwaade gevolgen bevind, en de misdryven van dien aart, datze zonder een zwaare straffe, niet gepardonneerd kunnen worden, uit hoofde dat het voor geen kleine misdaad is te achten zyne Rechters te bedriegen, misleiden, en te hoonen, als of de Gouverneur en Raaden hem geen recht gedaan hadden, zo als dezelven in gemoede verpligt en gehouden zyn te doen. Bovendien, dat de Gevangene in zyn tweede Request, op een verachtelyke en onbetaamelyke wyze den Raad behandeld; nademaal een ieder verpligt is, zyne Rechters met alle eerbied en onderdaanigheid te behandelen; 't welk anderszins een misdaad is, strekkende tot omwenteling van deeze Regeering, dewelke zonder eerbied en onderdaanigheid voor dezelve, niet kan bestaan, in zo verre dat deeze hoedaanigheden onafscheidbaar zyn, en hy die de eene aanrand de andere kwetst: en dat de Gevangene der-

[pagina 861]
[p. 861]

gelyke zaaken voorheen meermaalen heeft werkstellig gemaakt, als mede van zyne kwaadgezindheid voor de Regeering genoegsaame blyken waren, uitwyzens de Extracten uit de Registers ter Secretary berustende, ten deezen geannexeerd: dat het, niettegenstaande de Gouverneur en Raaden, naar het administreeren van Justitie verwacht hadden dat de Gevangene zich beter zoude gedraagen, te meer, daar zulk een genadig Vonnis, op den 5den Augustus 1689. tegens hem was uitgesprooken, nogthans bleek, dat dit alles niets op hem heeft kunnen uitwerken; maar hy in tegendeel zich aan verdere buitenspoorigheden heeft overgegeeven; gelyk hier van zyn laatste Request een nieuw bewys opleverde, daar in, na voorafgaande oneerbiedige uitdrukkingen, onder anderen de Gouverneur bedreigende, dat by aldien dit Gerechtshof hem langer gevangen hield, hy genoodzaakt zoude zyn zulke midmiddelen tot zyn ontslag te gebruiken als hy te raade zoude worden: en wanneer de Gevangene op den 4den deezer verscheen, om zyne misdaaden, en den Eisch van den Fiscaal Provinciaal te hooren en zich te verantwoorden, hy Gevangene allen Eerbied heeft verlooren dien hy verschuldigd was aan den Gouverneur, als representeerende, ingevolge zyne Commissie, de Hoog Mogende Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, zyne Britannische Majesteit hunne Stadhouder, en de Heeren Directeuren der Societeit van Suriname, de Eigenaars van deeze Colonie; en heeft hy voorts, in de tegenwoordigheid van alle de Omstanders die zyn Pleidooy aanhoorden, den Gouverneur beschuldigd van onrechtvaardigheid in de voorgaande Procedures tegens hem gehouden, en ook gezegd, dat hy alleen tegens den Gouverneur en Henry Macintosh protesteerde, daar by blyvende persisteeren, als blykte uit de Aantekeningen door den Secretaris daar van gehouden; hebbende de Gevangene diestyds verscheiden kwaataartige, vuile, en beuzelachtige zeggingen gebruikt, te lang om hier herhaald te worden. Alle welke Misdaaden, en zeggingen aan den Gouverneur, opentlyk voor het Volk, van een onrechtvaardig Vonnis tegens hem uitgesprooken te hebben, zaaken van zulk groot belang zyn, waar uit blykt, dat de Gevangene een Oproermaaker en Verstoorder van de Publieke Rust is; welke

[pagina 862]
[p. 862]

een Land van goede Justitie niet kunnen noch mogen worden geleeden, maar anderen ten Exempel rigoureuslyk werden gestraft; om welke redenen de Fiscaal Provinciaal concludeerd, dat de Gevangene als een Muitemaaker en Verstoorder van de Publieke Rust, gebragt zal worden op de Plaats van Executie, en aldaar met de Koorde gestraft worden dat 'er de dood na volgd, confisqueerende alle zyne Goederen ten behoeven van den Fiscaal, en verders gecondemneerd worden in de Kosten en Misen van Justitie.

Het Hof Crimineel gezien en geëxamineerd hebbende den Inhoud van de voorgemelde Eischen tegens de gevangen Jeronimus Clifford, en in aanmerking genoomen hebbende de Debatten, Stukken, Beschuldigingen, en alles wat deeze Zaak concerneerd, bevind dat de Eisch van de Fiscaal Provinciaal in alle zyne deelen gegrond is; doch meerder genegen tot Genade dan Rigeur van Justitie, Recht doende in Naame van de Hoog Mogende Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, van zyne Majesteit den Koning van Engeland, als mede van de Heeren Directeuren van Suriname onze Heeren en Eigenaars van deeze Colonie, condemneeren de gevangen Jeronimus Clifford, om geduurende zeven eerstkomende achtereenvolgende Jaaren gevangen te zitten in het Fort Sommelsdyk, als mede in eene Boete van honderd vyftig duizend Ponden Suiker, te appliceeren als volgt, zestig duizend Ponden daar van ten behoeven van de Fiscaal Provinciaal, vyftig duizend Ponden voor den Armen, en veertig duizend Ponden tot het bouwen van een Gevangenis; als mede in de Kosten en Misen van den Processe.

 

Actum Paramaribo den 9den January 1692.

 

Schoon ik my, zo veel mogelyk, van Aanmerkingen zoek te onthouden, ben ik echter genoodzaakt den Lezer onder het oog te brengen of de Eischen van gemelden Clifford billyk, of eenigszins waarschynlyk zyn: is het te denken dat de Gouverneur hem zoude geweigerd hebben om de Colonie met zyne Effecten te verlaaten daar zulks van tyd tot tyd, aan de nog daar gebleevene Engelschen werd vergund (schoon de bepaalde tyd van beraad verloopen was)? dewyl de Gouverneur, zo als wy hier voor gezegd hebben, in den Jaare 1669. had doen publiceeren, dat alle Engel-

[pagina 863]
[p. 863]

schen die genegen mogten zyn van daar te vertrekken, zich binnen zes Maanden na den dag der afkondiging zoude moeten declareeren, en hen nog zes Maanden werden toegestaan tot het verkoopen van hunne Goederen; dat zelf by onverkoopbaarheid hunner Slaaven, de Gouverneur dezelven zoude moeten overneemen zo als die verkocht waren sedert het laatste inruimen van het Kasteel.

Waarop ook de Heeren Cranfield, Dukenfield en Brand naar Suriname werden afgevaardigd wegens de Kroon van Engeland, om de Engelsche Ingezetenen van Suriname naar Jamaica over te brengen: gelyk zy daar ook met twaalf honderd Zielen, zo Blanken als Negers, aankwamenGa naar voetnoot(a). Zo als ook nog, in 1678, eenige Joodsche Familiën van daar verzochten te vertrekken, bestaande in drie honderd twee en twintig Koppen.

Is het ook te denken dat de Raad van Politie, bestaande meest uit Planters, tegens een hunner Medeingezetenen, ten geliefte van den Gouverneur, een Vonnis zoude slaan waar door zy en hunne Goederen na welgevallen van den Fiscaal zoude kunnen werden mishandeld. Om nu van de echtheid van de begrooting der Schades, te mogen oordeelen is my bericht, dat zyn gantsche Eigendom in de Colonie, bestaande in de Plantagie Corcabo ter dier tyd verkocht is voor dertig duizend Guldens: als mede dat ten bewyze zyner wraakzucht tegens de Societeit, hy, by uitersten wille, getracht heeft, deeze zyne Pretensie aan verscheidene Mogendheden over te doen; die zulks allen van den hand hebben geweezen: ja de weldenkende Engelschen zyn zelf van de onrechtmaatigheid zyner Eischen overtuigd geweest; dewyl zyne Pretensiën voor weinige Ponden Sterlings zyn verkocht geworden.

Maar om weder tot het voorgevallene in Suriname overtegaan. Het gebeurde in den Jaare 1733. dat drie Fransche Deserteurs in deeze Colonie aankwamen, de wil hebbende zich verder naar de Berbice te begeeven; welke door drie Indiaanen werden overvallen en vermoort: de Fiscaal hier van bericht deed de Indiaanen in hechtenis neemen, en niettegenstaande zy uit de Gevangenisse ontsnapten, werden dezelve achterhaald en vervolgens onthoofd.

[pagina 864]
[p. 864]

De Stad Paramaribo werd, op den 18den April 1763, tegen middernacht, met een zwaaren Brand bezocht, waar door, in korten tyd, acht of tien schoone Huizen vernield werden, 't geen mogelyk zo ver niet zoude gegaan zyn, waren de noodige Gereedschappen, tot Brandblusschinge, by de hand geweest; dus men genoodzaakt was, om den voortgang der Vlamme te beletten, de naast gelegene Huizen omver te haalen.

Op den 24sten van Herfstmaand des Jaars 1764, werden 'er zeven Misdaadigers (welke zich mede schuldig hadden gemaakt aan het afloopen van het, in May 1763, uit Texel gevaaren Oostindisch Schip Nyenburg, gevoerd door Jacob Ketel, voor de Kamer Hoorn, met welke Bodem zy op de Reede van Cajenne aangekomen, aldaar, op de blyken van onraad, door den Franschen Gouverneur in verzekering genoomen, en vervolgens, op Verzoek van hunne Hoog Mogenden, weder uitgeleverd zynde, te Suriname gebragt werden) volgens uitdrukkelyk bevel van gemelde hunne Hoog Mogende van den 10den February 1764, voor den Hove van Politie en Justitie van Suriname te recht gesteld, en ter dood veroordeeld; hebbende de achtste, die een Smit van zyn handwerk was, zich zo ver weeten te ontschuldigen, dat hy slechts tot een Geesseling onder de Galg werd verweezen. Des morgens om zeven Uuren, werden zy door eenig Krygsvolk van het Fort afgehaald. De Secretaris, na dat hy een kort Verhaal van de gantsche Muitery gedaan had, las hunne Vonnissen voor, waar by zekere Ihle, die als Generaal Adjudant onder de Muitelingen geweest was, veroordeeld werd om onthoofd, en de zes anderen om gehangen te werden. De uitvoering is aan boord van het Schip Nyenburg, voor Paramaribo liggende, geschied op een Schavot, dat op zyde van het zelve gemaakt was, rustende op Balken, uit de Geschutpoorten gestooken; zynde op het zelve een Blok en een Galg geplaatst. Het Gebed, door den Lutherschen Predikant, hier toe verzocht, wyl de Gereformeerde Predikant Doesburg, uit weemoedigheid, zich verontschuldigd had, gedaan zynde, stond gemelde Ihle, met de grootste bedaardheid, op het boord leunende, ruim drie Minuuten lang, den toestel te beschouwen; vervolgens ter straffe geleid, werd hem het Hoofd met een Byl afgeslaagen, zynde de zes anderen aan de Fokke Raa gehangen; waarna de Smit ge-

[pagina 865]
[p. 865]

geesseld werd. De zes Lichaamen bleeven tot 's avonds zes Uuren hangen, wanneer zy afgenoomen, naar den Wal gebragt, en aldaar door den Scherprechter de Hoofden afgekapt, en met dat van Ihle op een Paal, met een Dwarsbalk, ter langte van ruim acht Voeten, als een soort van Kruis, op zeven Yzeren Pennen gezet werden: over die Koppen heeft men een Kooy van Traalie-Werk, ter langte van de Dwarsbalk gemaakt, om dezelven voor de Roofvogels te beschutten. Dit Kruis was aan den Rivierkant, dicht by de Scheepswerf, in 't gezicht der Reede, opgericht. De zeven Rompen zyn vervolgens in een Kuil onder de Galg begraaven.

Ik heb reeds voorheen aangehaald hoe de Cormantynsche Overloopers, die zo in Berbice als Demerary gevangen waren, van daar in Paramaribo overgebragt, en den 20sten July 1764. door den Krygsraad gevonnisd zyn.Ga naar voetnoot(a).

In den Jaare 1765. is te Suriname groote beweeging gemaakt, door een Vrye Negerin, Elisabeth Samson genaamd, die wel dertig of veertig duizend Guldens inkomen van haare Plantagie had. 't Geval was, dat zy zich aangeboden had om in Ondertrouw aangetekend te worden met eenen Blanken, het geen haar geweigerd werd: zy vervoegde zich aan de Heeren Directeuren van de Societeit; die wel begreepen, dat men het niet wel kon beletten, echter de zaak niet volkomen beslisten: dewyl Gouverneur en Raaden, de kwaade gevolgen der Huwelyken van Blanken met Zwarten in de Colonie breedvoerig hadden aangetoond: vervolgens vervoegde zich de gemelde Elisabeth Samson by Requeste aan Hun Hoog Mogenden, welke geen wettige redenen vonden dit Huwelyk te beletten, om dat zy een Christen en Vry was; waarop zy, de eerste overleeden zynde met eenen Zubli is getrouwt.

Op den 21sten October 1766, 's morgens omtrent quartier over vyf uuren voelde men hier, zo als in de beschryving onzer nabuurige Volkplantingen gemeld heb, een zwaare Aardbeving van een golvende beweeging, strekkende van het Oosten naar het Westen, voorgegaan van een sterk loeyend onderaards gedruisch, de Oosterkimmen ter halver Lucht wa-

[pagina 866]
[p. 866]

ren van een vuur roode kleur, hier door werd wel groote schrik, doch weinig schade veroorzaakt (alzo de meeste Gebouwen van Hout zyn) alleenig borsten eenige Kelders en gemetselde Sluysen op de Plantagiën: geduurende drie achter een volgende dagen voelde men van tyd tot tyd ligte schuddingen, doch welke niet by de eerstgenoemde kwamen. Op den 29sten daar aan volgende werd daar over een Dank en Bedendag gehouden.

Dewyl, gelyk wy reeds voorheen gezegd hebben, de laage Landen in deeze Volkplantinge meest bestaan uyt Veen en Moerige Gronden voor het grootste gedeelte met zwaare Bosschen bezet en eenige met zogenaamde Biribiri of Biesen bewassen, zynde door de groote hette de Bosschen met afgevallene en gedroogde blaaden vervult, welke door de minste vonken vuurvatten, is ligtelyk te begrypen welke schriklyke verwoestingen hier door somtyds kunnen aangerecht worden; deeze onheilen worden dikwils veroorzaakt door de Indiaanen en de Schuilders, welke van hunne Plantagiën gevlucht zich meesten tyds dicht by of achter dezelven ophouden, om daar hun kost te zoeken; en hun eeten gereedmaakende, het vuur niet wel uitdooven.

Dus gebeurde het weder in den Jaare 1769. in den droogen tyd, dat de Bosschen aan den Zeekant by de Kreek Metapica en in verscheide andere oorden van de Colonie in brand geraakten, deeze brand was zo sterk dat dezelve wel vier of vyf weeken duurde en de vlam woedde tot de Dammen van de Plantagiën toe, ja is zelfs op eenige tot in de Koffy Stukken overgeslaagen, niet tegenstaande de Negers van verscheidene Plantagiën dezelve met alle macht door het delven van trensen trachtten te keeren en eindelyk nog gelukkig de verdere beplantingen behielden: wanneer de Zeewind waaide, kon men door den zwaaren rook welke als een dikke Mist was, in Paramaribo geen roede verzien; ja verscheidene kleine Vaartuigen roeiden tegens malkanderen, en men wist op de Rivier niet werwaards men heen voer, des nachts kon men verre in Zee de vlam, zwaaren rook en stank gewaar worden, het geen een schrikkelyk gezicht veroorzaakte: deze brand sloeg over tot in de Bosschen van Canje en Berbice, en van daar tot boven aan de Rivier van Demerary; ja in Essequebo werd een groot gedeelte van het Leguaan Eiland en Wockenama door de vlam-

[pagina 867]
[p. 867]

men verteert het zy dat deeze brand door de Indiaanen of door de droogte veroorzaakt werd.

Tot voortzetting van den Scheepsbouw in het Vaderland, werd den 20sten February 1767. by de Algemeene Staaten goedgevonden en verstaan, dat van nu voortaan de Vaart na en van Suriname niet anders zal mogen gedaan worden, dan met Schepen en Vaartuigen gemaakt en gebouwd onder het Rechtsgebied van deezen Staat, binnen deeze Landen uitgerust en met inlandsche Victualy op haare uitreize voorzien; welke voorsz. Schepen en Vaartuigen, hier te Landen uit te vaaren, weder, zonder ergens anders in Europa te lossen, zouden moeten inkomen, op poene van zes duizend Guldens ten behoeven van het Militaire Hospitaal in Suriname. Doch deeze Resolutie werd, op den 11den April van dat Jaar, geampliëerd dat, naamelyk die Schepen welke voor dato van eerstgemelde Resolutie, op die Colonie hadden gevaaren, zouden worden gehouden als genaturaliseerd en in deeze Landen aangebouwd.

In deeze Volkplanting, heeft men doorgaands een zuivere Lucht; de Hitte is 'er ook zo onverdraaglyk niet, als in de Spaansche Westindiën, om dat de Lucht minder met Dampen is bezet, die door den Wind gestaadig worden verdreeven. De Winden hebben hier veelal deel aan den Oost-Passaad-Wind, die tusschen de Keerkringen regeert; 's morgens, om tien of elf Uuren, verheft zich meest derzelver kracht, en duurt tot tegen den Avond, maar is meestentyds gematigd. Ondertusschen ontstaat 'er somtyds, byzonderlyk in de Regen-Saizoenen, een soort van Rukwinden, aldaar Travado's genaamd, die dikwyls wel een klein half Uur duuren. De Land- en Zee-Winden zyn 'er niet regelmaatig, gelyk in de Oostindiën. Wanneer de Wind twee of drie Streeken van het Noorden heeft, zo als meest altoos gebeurt; kan men hem een Zee-Wind noemen, en dus ook een Landwind als hy merkelyk van 't Zuiden heeft. Deeze Landwind meest over Moerassig Land, met zwaare Bosschagiën bezet, heen komende, word op verre na zo warm niet bevonden dan die van over Zandige Vlaktes. De Nachten zyn 'er koel, door de menigte van Dampen, die zich dan verdikken, en in de Lucht blyven hangen, somtyds wel tot acht Uuren 's morgens, om dat aldaar de Zon nooit zo vroeg op-

[pagina 868]
[p. 868]

gaat, als in Europa: want de ligging van deeze Landstreek, zo naby den Evenaar tusschen de vyf en zes Graaden Noorder Breedte, maakt, dat 'er Nacht en Dag, het geheele Jaar door, omtrent even lang zyn.

Men heeft ook te Suriname, zo als in de overige Westindiën, een Regen-Saizoen, dat in 't voorste van het Jaar begint, en in Maart of April wel het sterkste is; na de Maand July volgt het Drooge Saizoen, tot aan December aanhoudende. Doorgaands rekent men, dat 'er een kleine Drooge tyd is, geduurende January en February; de groote Regentyd van Maart tot half Augustus, wanneer de groote Drooge tyd, dien men de Zomer noemt, aanvang neemt, zynde September en October de heetste Maanden van 't Jaar. Daarop volgt de kleine Regentyd, in November en December. Voorheen was meer staat op de Saizoenen te manken, dan nu; waar van men de oorzaak aan het uitroeijen der Bosschen toeschryft.

De zaaken der Societeit worden, hier te Lande, bestierd, door zo veel Directeuren als ieder der drie Leden goedvind ten zynen kosten aan te stellen; elk Lid benoemd doorgaands twee drie of vier Directeuren, welker Stemmen ('t zy 'er meêr of minder Representanten van ieder Lid gezonden worden) echter te samen voor een derde gerekend worden, zo dat 'er in 't geheel niet meer dan drie Stemmen zyn, uitmaakende het Collegie van Directeuren van de Geoctroyeerde Societeit van Suriname, waar in de Stad Amsterdam altoos Voorzitting heeftGa naar voetnoot(a). Schoon, volgens het XI. Articul der Conditien van Inlaating, was bedongen, dat de Gemagtigdens met volle magt alle zaaken der Societeit zouden bestieren en deswegen besluiten, zonder rugspraak te behoeven te houden met hunne Principaalen, schyut hier omtrent eenig Verschil ontstaan te zyn; wyl ik vind, dat Bewindhebberen van de Westindische Compagnie, volgens een Resolutie van de Vergadering van Tienen, van den 14den October 1730, in de Societeit cum plena zullen zitten.

Omtrent den eigendom deezer Colonie is in dit Jaar eenige verandering voorgevallen; dewyl het huis van Sommelsdyk voorsloeg haar aandeel in de Societeit aan de Stad van Amsterdam over te dragen; waarop Burge-

[pagina 869]
[p. 869]

meesteren, by Resolutie van de Vroedschap op den 15den Maart 1770. daar toe gemachtigt op den 19den April daar aan volgende het koop contract slooten en dat aandeel overnamen voor de somma van zevenmaal hondert duizend guldens in drie termynen te betaalen, het welk hen ook op den volgenden dag werd opgedragen, zynde ter dier tyd de eerste betaling gedaan: vervolgens is ingevolge het III Articul van de Conventie onder de Leden van de Societeit aan de Praesidiale kamer van de Westindische Compagnie in Zeeland de helft van deezen aankoop aangebooden; waar over zekerlyk by de eerst te houdene Vergadering van Tienen nader besluit zal genoomen worden.

Wy laaten hier volgen een Naamlyst der Heeren Directeuren, sedert de oprechting van het Genootschap van Suriname welke daarin uitdruklyk zyn gecommitteert schoon eertyds alle Bewindhebberen in die Vergadering werden toegelaaten.

Wegens de Stad Amsterdam.

1683.   Coenraad van Klenk, Schepen en Raad.
    Gilles Sautyn, -
    Cornelis Valkenier, -
1684. Mr. Jacob Boreel, Hoofd Officier.
1689.   Jan de Vries, Burgemeester.
    Daniel Bernard, Schepen en Raad.
1690. Mr. Adriaan Backer, -
    Jan van Oosterwyk, Raad.
1698.   François de Vicq, Burgemeester.
1700. Mr. Willem Buys, Pensionaris.
1701.   Cornelis Calkoen, Schepen en Raad.
1705.   Cornelis Graafland, Schepen.
1708. Mr. Wigbold Slicher, Schepen, Raad en Hoofd-Officier.
1711. Mr. Abraham van Haringcarspel, Schepen.
1712.   Egidius van den Bemden, Schepen, Burgemeester en Bewindhebber der O.I. Comp.
1726. Mr. Harmen Hendrik van de Poll, Schepen, Raad, Colonel en Burgemeester.

[pagina 870]
[p. 870]

1730. Mr. Jan Trip, Heer van Berkenrode. Burgemeester en Bewindhebber der O.I. Comp.
1733. Mr. Cornelis Trip, Heer van oud en nieuw Goudriaan, Langerak enz., Schepen en Burgemeester.
1738. Mr. Gerrit Corver, Heer van Velsen, Burgemeester.
  Mr. Andries Munter, Schepen.
  Mr. Lucas Trip Cornelisz., -
1750. Mr. Gerrit Hooofd Gerritsz., -
  Mr. Gerard Kuysten van Hoesen, -
  Mr. Cornelis Hop.  
1758. Mr. Joachim Rendorp, Schepen.
1763. Mr. Willem Ferdinand Mogge van Haamstede. -
1770. Mr. Jan van de Poll Pietersz.  

Wegens de Westindische Compagnie.

1683. Mr. Isaac van Heuvel.
  Mr. Cornelis Keizer.
    Paulus Godin.
1687. Mr. François de Vicq.
1689. Mr. Ferdinand van Collen.
  Mr. Albertus Geelvinck.
1692.   Hendrik van Baerle.
1694. Mr. Cornelis Bors van Waveren.
1695. Mr. Jacob Hinlopen de Jonge.
1699. Mr. Cornelis Munter.
1700. Mr. Jan Baptist Hochepied.
1706. Mr. Johan Althusius, Advocaat der W.I. Comp.
1708.   Willem Boreel.
1709. Mr. Gerrit Hoofd.

[pagina 871]
[p. 871]

1710. Mr. Ferdinand van Collen de Jonge.
1718. Mr. Jacob Karsseboom.
    Jan van Beuningen.
1721. Mr. Nicolaas Sautyn.
1722.   Philip Hack.
1728. Mr. Jan de la Bassecour, Advocaat der W.I. Comp.
1730.   Willem Backer Dirksz.
1733. Mr. Cornelis Hop.
1737. Mr. Jan van Loon.
1743.   Frederik Berewout.
1748. Mr. Gerrit de Graaf, Vryheer van Zuid Polsbroek, Purmerland en Ilpendam.
1753. Mr. Boudewyn van Collen.
  Mr. Salomon Dedel.
  Dr. Willem Roëll.
1761. Mr. Bernardus de Willem.
1764. Mr. Jacob de Petersen.
1769. Mr. Jacob Hop.

Wegens den Huize van Sommelsdyk.

1680. Mr. Cornelis van Aarssen van Sommelsdyk, Heer van Sommelsdyk, Platen, Bommel, Spyck enz.
    Philippo van Hulten.
1696. Mr. Harmanus Amya.
    George Clifford.
1700. Mr. Meynard Trooye.
1701. Mr. Godefrid Wessem de Sint Amant.
    Johan Tourton.
  Mr. Jeronimus Ranst.
1708. Mr. Paul van der Veen.
1723.   Pieter Willem van Gelder.
    Willem Hendrik Piek, Heer van Brakel en Soelen.
1733. Mr. Jan Casper Hartsinck.

[pagina 872]
[p. 872]

1744.   François Cornelis van Aarssen, Heer van Sommelsdyk enz.
1750. Mr. Jan Ploos van Amstel.
1761.   Daniel Adriaan le Leu de Wilhem, Heer van Besoyen.

Secretarissen.

1683.   Stephanus Pelgrom.
1700. Mr. Jan Willem van Meel, (aan zyn Schoonvader Pelgrom geadjungeerd).
1704.   Denzelven tot actueel Secretaris nevens zyn Schoonvader.
1713.   Denzelven alleen.
1726. Mr. Joan Hubert van Meel.
1769. Mr. Jan Cornelis van der Hoop.

Directeuren hebben éénen Secretaris, verscheidene Boekhouders en andere Bedienden in hunnen dienst, en houden hunne Vergaderingen, den eersten Woensdag in ieder maand, en 's Winters tweemaalen 's Maands, te Amsterdam, op het Westindische Binnenhuis; in een daar toe vervaardigd Vertrek, waar by een goede Secretary gevoegd is. Schoon die van Amsterdam op den 3den November 1688. aan booden, om de Besoignes te houden op het Stadhuis, en dat de aan te stellene Bedienden zoude zyn en blyven ten kosten van de Stad. De Boeken der Societeit moeten, alle Jaaren, ten minsten binnen de eerste zes Maanden na het einde van 't Jaar, geslooten wordenGa naar voetnoot(a). Gemelde Heeren Directeuren stellen aan de Gouverneurs, doch moeten deeze door de Algemeene Staaten van welke zy hunnen Lastbrief ontfangen goedgekeurd werden, in wier handen zy ook den Eed van getouwigheid, zo wel als in die der Societeit, moeten afleggen. In de Volkplanting zelve word de regeering waargenoomen door eenen Gouverneur en bygevoegde Raaden.

De Gouverneur is het Hoofd der Politique en Militaire Vergaderingen, en heeft zelfs magt van Pardon te geeven. In gewigtige zaaken, is hy gehouden den Raad van Politie by een te roepen, in welken hy voorzit,

[pagina 873]
[p. 873]

zo wel als in den Raad van Justitie. Ook beroept hy wanneer 't vereischt word, een Krygsraad, bestaande uit Militaire Officieren, over de zaaken van den dienst en overtredingen van de Militairen; doch over de gemeene of Communia delicta, dat is wanneerze buiten dienst zaaken begaan, of aan Burgers eenige ongelegenheid toebrengen, moeten de Militaire Officieren, zo wel als de Gemeenen, voor den gewoonlyken Rechter, dat is 't Hof van Politie en Crimineele Justitie, in Lyfstraffelyke, en voor 't Hof van Civiele Justitie in Civiele of Geldzaaken te recht staan: waar over echter nog al nu en dan twisten vallen; wyl de Militaire Officieren meenen, dat die onderwerping, en te rechtstellinge voor den Burger Rechter hen zeer benadeelt, en het Point d'honneur of 't Punt van eere, die hen dient te verheffen en tot den Dienst aan te moedigen, (wyl de Gagiën zeer klein zyn) zeer verkleint; willende zy liever door een Krygsraad van gedélégueerde of gestelde Rechters geoordeeld worden. De Gouverneur moet ook zorg draagen voor de beveiliging der Volkplanting; doch in geval dezelve vyandelyk word aangevallen, vergadert hy den grooten Krygsraad, die uit den Bevelhebber, alle de Opper-Officieren en zo veele Leden van den Politiken Raad, als 'er Officieren in den Krygsraad zyn, bestaat; waaromtrent gereguleerd is, dat een Politique en een Militair beurtelings zitten: in deeze Raadsvergadering zit de Gouverneur voor. Eindelyk is hy gehouden den Hervormden Godsdienst in Suriname te beschermen en voort te planten. De Gouverneur heeft eenen Geheimschryver, die door de Societeit betaald word, en, behalve eenen Klerk, nog Copiïsten.

Over de Magt van de Societeit, en van den Gouverneur vallen dikwyls veele twisten en zelden passeert 'er iets zonder tegenstand; de Raaden begrypen, dat aan hen de regeering met en nevens den Gouverneur toekomt; en deeze begrypt veeltyds, dat aan hem met 't hoogste gezag de regeering is toegelaaten, mids dat hy, in zaaken van aanbelang, van den Raad advis inneemt; ook dat hy in geval van nood en daar 't vertoeven schadelyk kan zyn, schoon van gewigt, wel order kan stellen.

De grootste Steen des aanstoots is de begeeving van de huishoudelyke Ampten, die (althans zedert de regeering van den Heer van Sommelsdyk

[pagina 874]
[p. 874]

als Gouverneur) ten minsten gedeeltelyk by Gouverneur en Raaden zyn begeeven, telkens op voorstelling van de Gouverneurs; schoon by derselver Instructie wel uitdrukkelyk gesteld was, dat de begeeving van alle Ampten by den Gouverneur by voorraad op goedkeuring van de Societeit moest gedaan worden, gelyk het zelve ook by voorgemelde punten van redres bleef vastgesteld: ook zyn de grootste ampten (het Vendumeesterschap uitgezondert) als het Fiscalaat de Secretariaaten en de Bedieningen van de Societeit zelve altoos door den Gouverneur zo lang begeeven tot dat de wil der Directeuren daar omtrent gebleeken was. 't Is zeker dat de verdere Ampten in den beginne van de Colonie van weinig belang waren, en dat de Gouverneurs met den Raad over de Ampten beschikkende geene andere aanstellingen ten principaale te wachten hadden, waar door zulks meest ongemerkt is doorgegaan; doch door den aangroei der Colonie de Ampten van meerder belang geworden zynde, hebben de Heeren Directeuren van de Societeit daar op zelve aanmerking genoomen.

Placaaten en Ordonnantien worden meest afgekondigd op Naam van den Gouverneur en de Raaden, ook somtyds van den Gouverneur alleen, en ook wel met advys van de Raaden, schoon daar over mede al vry veel naaryver en dikwyls krakeel valt, alzo de Raaden beweeren, dat alles op Naam van Gouverneur en Raaden moet gesteld worden, en niet door den Gouverneur alleen of afzonderlyk, noch ookzelfs niet door den Gouverneur op advys van de Raaden. Daar tegen aan de zyde van den Gouverneur beweerd word, dat dezelve, volgens het XX. Articul van den Octroye, alle konden en behoorden gesteld en gepubliceerd te worden door en op naam van den Gouverneur, en wanneer hy daar over met het Hof heeft beslooten by meerderheid van Stemmen, als dan, daar in alleen behoefd gesteld met Advis van 't Hof.

Ingevolge het voorheen gemelde Besluit van de Heeren Staaten Generaal is deswegens gereguleerd, dat aan den Gouverneur de magt gelaaten word, om afzonderlyk Placaaten te publiceeren conform de voorige Resolutien van hun Hoog Mogenden, van 8 Juny 1740. en 17 July 1747, waar by onder anderen gezegd word, dat alle Resolutien, Placaaten en Ordonnantien zo verre het Huishoudelyke aldaar aan gaan en verder niet, by voorraad ge-

[pagina 875]
[p. 875]

noomen en gemaakt zouden worden op toestemming van de Heeren Directeuren der Societeit, zo als 't zelve is spruitende uit het XXI. Articul van den Octroye.

Alle Ordonnantien en Placaaten die aldaar van tyd tot tyd gemaakt en vermenigvuldigd waren, zo dat daar uit eenige verwarring scheen te kunnen ontstaan, zyn in den Jaare 1761 naargezien, de noodige vernieuwd met Abrogatie, of vernietiging van alle anderen.

Het Hof van Politie en Crimineele Justitie bestaat in dertien Persoonen, te weeten den Gouverneur, en den Commandeur of Bevelhebber over de Sterktes en het Krygsvolk, die als eerste Raad by de Societeit aangesteld en by den Souverain bevestigd word, en negen Raaden, één Raad-Fiscaal, die geen Stem heeft maar zyn advys geeft zo 't gevraagd word, en één' Secretaris. Volgens het XVIII. Articul van meergemelde Octroy, moeten die Raadsheeren uit de aanzienlyksten, verstandigsten en moderaatsten onder de Coloniers, voor hun leeven lang beroepen, en by derzelver afsterving of vertrek tot vervulling weder anderen verkooren worden. By verscheide Resolutien aldaar genoomen, worden tot het benoemen der Raaden van Politie niet toegelaaten dan die gehuisd en gehoofd zyn, op een Verbeurte van drie honderd Guldens. Voor deezen, was, by Resolutie van Gouverneur en Raaden, van den 18den July 1719, vastgesteld, dat de Administrateurs en Directeurs van buitenlandsche Meesters mede konden benoemen, te weeten, de zodaanigen die gemagtigd waren op te brengen tot de buitengewoone Impositien die het Hof in voorvallende zaaken genoodzaakt zou zyn op te leggen en te heffen: maar nu werden zy daar toe niet toegelaaten. Schoon de Jooden aldaar neffens de andere bevoegde Ingezetenen het recht hebben hunne Stemmen tot die benoeming te geeven, wyl dezelve al mede in een redelyk groot getal van de eerste Bewooners der Colonie geweest zyn en onder de Engelsche Regeering veele Privilegien bekomen hebben, welke door den Generaal Lichtenberg en anderen daarop volgende Gouverneurs nog vermeerdert zyn (gelyk de vrye oefening hunner Godsdienst, verscheidene voorrechten hen vergunt in de Joodse Savaane, alwaar zy hunne woonin-

[pagina 876]
[p. 876]

gen en intrek op hunne Feestdagen en Hoogtyden hebben, vermogende als dan niet gerechtelyk aangesprooken nog geexsecuteert worden alwaar zy ook een afzonderlyke rechtbank hebben welke vonnis wyst tot ƒ600. toe: als mede het recht van uitzetting uit de Colonie over de Leden hunner Gemeente, ingeval onder hun oproerige Persoonen, of waar van vreeze voor Schandaal is, gevonden worden; zynde de Gouverneur gehouden het zelve op hun verzoek ter uitvoer te doen brengen) het welk sommigen tegens den borst stuit wylze gemeenlyk, (zo zy zeggen) de benoeming van den Heer Gouverneur volgen. De geene, die tot Raad van Politie benoemd en verkooren is, het Ampt niet willende aanvaarden, moet een Boete van vyf duizend Guldens Hollandsch aan de Cassa der Modique Lasten betaalen. Het Hof van Politie is, gelyk hier vooren reeds aangemerkt is, door den Heer van Sommelsdyk in den Jaare 1684. opgerecht. De Raaden, die door den Gouverneur uit een dubbel getal van Persoonen verkoozen worden, leggen den Eed af in handen van den Gouverneur, in byzyn van twee Leden en van den Secretaris van voorsz. Hof. Op het overlyden van Heeren Gouverneurs, werd voor deezen, in gevolge het Reglement van de Societeit, van den 4den October 1709, het Gouvernement ad Interim waargenoomen by den Commandeur en twee Raaden van Politie; doch op vertoon der Raaden, dat zulks hen lastig viel, hebben Directeuren van de Societeit by derzelver Resolutie van 23 February 1733, daar in anders voorzien, naamelyk, dat het Interims Gouvernement zou waargenoomen worden door den Commandeur, en by afsterven van denzelven, door den oudsten Hoofd-Officier van het Garnizoen tot Lieutenant toe; doch niet verder, en by overlyden van alle dezelven dat het Gouvernement als dan zoude moeten overgaan aan den Raad Fiscaal en vervolgens aan de wederzydsche Ontfangers de een den anderen opvolgende. Het geval gebeurde op 't overlyden van den Heer C.E.H. de Cheusses, als wanneer de voorsz. Resolutie van de Societeit, van 23 February 1733, in den Hove van Politie besloten is gebragt door den Commandeur J.F C. de Vries, en aldaar geopend, geleezen en in de Notulen van den Raad op 2den February 1734. gesteld: vervolgens het Gouvernement door gemelden Heer De Vries aanvaard, als Commandeur. Doch de

[pagina 877]
[p. 877]

Heer Gouverneur Alexander de Cheusses kort na zyn Edele komst aldaar overlydende in de maand February 1735, en weinig tyds daar na de Commandeur de Vries insgelyk gestorven zynde, weigerden de Raaden den Capitein Bley als oudsten Hoofd-Officier van de Societeits Militie in den Raad toe te laaten; welke Capitein aan den Hove protesteerde tegens alle zodaanige Vergaderingen, dewelken de Raaden van Politie wegens des Lands en der Ingezetenen belang en alle andere Zaaken, waar in hy als voorzittend Lid in denzelven Hove behoort gekend te zyn, buiten kennis van hem, zullen komen te beleggen en houden, protesteerende wyders tegens alle gevolgen welke in tyd en wyle uit deezen zullen komen te ontstaan; zynde gemelde Protest van den 10den Maart 1735. Hun Hoog Mogende, by derzelver Resolutie van den 2den Augustus 1735, hebben vervolgens de Societeit gerechtigd om ordre op de Interims Regeering te stellen. Volgens meergemelde Resolutie van de Societeit, van den 23sten February 1733, moest de Commandeur, of de oudste Officier van de Militie, tot zyn privaten Raad tot zich neemen den Raad-Fiscaal, den Ontvanger der inkomende en uitgaande Rechten, en den oudsten Hoofd-Officier van de Militie, en in dien privaten Raad alles overwogen werden, dat vervolgens in den Hove van Politie in beraad moest werden gebragt, blyvende het bestuur van het Gouvernement, zo in 't politique als huishoudelyke met betrekking tot de zaaken van de Societeit, byzonderlyk hem Commandeur met zyn privaten Raad aanbevoolen: doch in zaaken van Finantie en uitgaven van Penningen mogt hy Commandeur niets besluiten dan met eenpaarigheid van Stemmen, en speciaal met volkomen toestemming van gemelden Ontvanger, die daarenboven in zyn byzonder daar voor aanspraakelyk zou zyn. Ook werd daar by aan den Commandeur aldaar het gezag en magt gegeeven om Zitting te hebben en te presideeren in het Hof van Civiele Justitie, en de zaaken aldaar te schikken gelyk een Gouverneur zou doen; als mede, dat aan den Commandeur, geduurende het Interim, alle Eer, een Gouverneur verschuldigd, moest werden beweezen. De Commandeur van de Schepper, den Gouverneur Ray overleden zynde, wilde, in gevolge voorsz. Resolutie, in den Hove van Civiele Justitie voorzitten; doch de Raaden van dat Hof begeerden hem niet toetelaaten; dus hy, by een Notificatie van den eersten

[pagina 878]
[p. 878]

November 1737, aan de Gemeente bekend maakte, dat hy genoodzaakt was tegens gemelde Raaden, hunne Vergaderingen, midsgaders het uitgeeven van Citatien en 't verleenen van provisie van Justitie, uitdrukkelyk te protesteeren, als mede tegens de minachting door hen aan de bevelen van de Societeit, en voorts tegens alle zodaanige schade en verlies 't welk aan de Op- en Ingezetenen door deeze hunne Stremming van Justitie reeds was overgekomen, en nog mogte overkomen. Daar tegens lieten de Raaden van Civiele Justitie afgaan een Tegen-bekendmaaking, inhoudende reden waarom zy den Commandeur tot President niet hebben willen aanneemen, en erkennen: verklaarende dat zy nooit weigerig zyn geweest de Justitie te handhaaven en te administreeren, met protestatie tegens de Stremming der Justitie, en dat zy tot welzyn der Gemeente (zonder gevolg) met den Commandeur zitting zouden neemen, alles onder hooge betuiging, en zonder van hun gevoelen en recht af te stappen. Na den dood van den Baron Sporke reezen 'er ook groote twisten wie intusschen het Gouvernement op zich zoude neemen, volgens een geheim Besluit by de Societeit van Suriname genoomen, ingeval van overlyden van den Gouverneur, was daar in gedoodverwd de Commandeur in der tyd: waar tegens zich aanzette de Baron Verschuur tweede der Militie tot versterking gezonden, welke met geweld zich in het gezag indrong. De Directeuren hier van verwittigd bragten hunne klachten dieswegens in by de Princesse Gouvernante, welke onmidddelyk order stelde dat de Heer Verschuur zich van diergelyke zou onthouden, en dien geenen dien van Societeits wegen het Gouvernement was bevoolen zou ontzien: gelyk dienvolgens de Commandeur Wigbold Crommelin het interims Gouvernement op zich nam, wordende vervolgens in Maart 1754. de Heer Albert Pieter van der Meer tot Gouverneur der Colonie aangesteld. Na het overlyden van den gemelden Gouverneur van der Meer, in Augustus 1756. voorgevallen, en den Commandeur Crommelin een Rys naar het Vaderland zynde gaan doen, werd het Gouvernement pro interim volgens beslotene orders van de Societeit ten Hove geopend, opgedragen aan den Heer Fiscaal J. Nepveu, welke het Gouvernement overgaf aan den gemelden Heer Crommelin, die kort na die gebeurtenis en dat wel in December van dat Jaar aldaar te rug

[pagina 879]
[p. 879]

aankwam. Het Hof van Politie vond daar zwaarigheid in, en erkende den Commandeur Crommelin niet als Interims-Gouverneur voor den 21sten January 1757, als wanneer men Brieven en bevelen van de Heeren Directeuren ontving gedagtekend 18 November 1756, meldende dat zo de zaaken zo geschikt waren by de Heeren Crommelin en J. Nepveu, hun Edele Groot Achtbaare als dan die Schikking mede toestemden.

Het Hof van Civiele Justitie is, volgens het XXIV. Articul van 't Octroy, door den Gouverneur van Scherpenhuizen op den 18den April 1689. geformeerd, wordende uit een getal van twaalf Persoonen, door 't Hof van Politie benoemd, zes door den Gouverneur verkoozen. De Burgerlyke zaaken worden voor deezen Raad, daar de Gouverneur, en by zyn Edele onpasselykheid of afweezen, de oudste Raad voorzit, afgedaan; gelyk men aan dezelve appelleert van de Vonnissen van Commissarissen van Kleine Zaaken, hooger loopende dan de Somma van honderd tot twee honderd vyftig Guldens. De Raaden en Rechters, zo omtrent het Crimineel als Civiel, moeten in 't beslechten der zaaken opvolgen de Wetten en gebruiken van de Provincie van Holland. Van de Vonnissen van beide de Hoven kan men by de Algemeene Staaten Rivisie verzoeken. By een Notificatie van den 21sten Augustus 1744, is aan de Ingezetenen aldaar bekend gemaakt, dat het Hof aan hun Hoog Mogenden verzocht heeft derzelver beveelen omtrent den tyd om de Rivisie voorttezetten, en dat het zelve inmiddels goedgevonden heeft te willekeuren, dat van nu voortaan de Revident gehouden zal zyn binnen den tyd van twee Jaaren uiterlyk de Rivisie te vervolgen op poene van Desertie, tot tyd en wylen andere Rosolutien van hun Hoog Mogende daaromtrent mogten weezen ingekomen. Welke Resolutie of beveelen van den Souverain noch niet ontvangen zynde, gedraagd men zich by voorraad aan de Notificatie voorsz. Volgens de Mandamenten van Revisie van hun Hoog Mogende werden te Suriname de Stukken der Processen, volgens Inventaris, ten overstaan van twee Raadsheeren, geadsisteerd door den Secretaris, geëvangeliseerd, en door gemelde Secretaris aan hun Hoog Mogende overgezonden, die dezelven aan den Hoogen Raade ter onderzoek over geeven, en werden aldaar nog nader geinstrueerd en beschreeven, wor-

[pagina 880]
[p. 880]

dende by denzelven een Dictum van Sententie geformeerd, 't welk de Souverain in deszelfs Vonnis veranderdGa naar voetnoot(a).

De Raaden van Politie en Justitie moeten die Bedieningen waarneemen zonder daar voor eenige Weddes of Vergeldingen te genieten, maar alleen uit liefde ten beste van 't Gemeen. Zy moeten allen, by plegtigen Eede, verklaaren, dat zy het Octroy, door de Algemeene Staaten, aan de Volkplanting vergund, in alle opzigten zullen handhaaven, en zich, in alle andere zaaken, naar de beveelen schikken, die hen van tyd tot tyd door de Heeren Directeuren toegezonden wordenGa naar voetnoot(b).

Het getal der Raaden van het Hof van Civiele Justitie by 't XXIV. Articul van 't Octroy op zes bepaald, is by 't aangroeijen der Processen of Pleitzaaken, met den aanvang van 't Jaar 1744, op verzoek der Leden, en volgens aanschryvens van de Heeren Directeuren vermeerderd met vier Leden; dus voorsz. Hof nu bestaat uit den Gouverneur en tien Raaden, wordende de Raad-Fiscaal, even als in den Hove van Politie toegelaaten, en deszelfs advys somwylen gevraagd. Hier zit mede een Secretaris. In de beraadslaging van beide de Hoven werd met de meeste Stemmen beslooten; doch in geval de Stemmen steeken, werd het gevoelen van den Gouverneur gevolgd, die anders slechts met de anderen gelyk stemt. De Raaden van Justitie hebben de Bediening geduurende vier Jaaren, en gaan af naar maate hun tyd om is, als wanneer in de plaats der afgaanden, anderen by 't Hof van Politie benoemd en uit het dubbel getal door den Gouverneur verkooren werden; gelyk die benoeming en verkiezing mede geschied op het overlyden of vertrek der Raaden uit de Colonie: zynde in 't XXIV. Articul van 't Octroy door de gewoonte eenige verandering ingevoerd, zodaanig dat de verwisseling niet juist geschied van de helfte, maar dan van een, dan twee, en dan drie die dan afgaan, na dat zy ieder vier Jaaren uitgediend hebben; en zyn die aangesteld worden, zo wel als die in plaatse van die gestorven, of vertrokken zyn, alle verpligt de vier Jaaren uit te dienen. De Raaden moeten mede, volgens het XXIII. Arti-

[pagina 881]
[p. 881]

cul voorsz.: uit de aanzienlyksten en verstandigsten, 't zy uit het midden van den Politiquen Raad, 't zy uit de Coloniers of Planters verkooren werden. De Raaden van Politie zyn van meerder rang en aanzien dan de Raaden van Civiele Justitie, en in beide die Collegien hebben de Leden die eerst in bediening zyn gekomen de Voorzitting en Rang boven hunne Medeleden, met dit onderscheid echter, dat in 't Hof van Civiele Justitie de Raaden van Politie die daar toe mogten werden beroepen, altyd, uit achting, de Voorzitting en Voorrang zullen hebben, volgens het XXV. Articul van 't Octroy.

Tusschen beide de Hoven zyn 'er van tyd tot tyd eenige onlusten voorgevallen, beweerende onder anderen de Raaden van Civiele Justitie, dat de Politique Raad in hun Judicature of Rechterampt waren getreden, alzo de Politique Rechters vaceerden by de Verkoopingen, by 't verleenen van Transporten en Hypotheequen, by 't uitvoeren der Vonnissen van 't Hof van Civiele Justitie, en in 't verleenen van alle provisien van Justitie, en in meer anderen Burgerlyke zaaken. De Raaden van Politie bragten daar tegens in de oude gewoonte, en vonden, dat het Hof van Civiele Justitie zich te verre inliet omtrent het Gebied Politicq en Crimineel, en dat het zelve voor hunnen Rechtbank de Plyters of Practisyns opleide Straffen en zwaare Boeten, zonder kennis en toelaating van 't Hof Politicq. Hun Hoog Mogenden, in derzelver Resolutie van Juny 1740, hebben hun ongenoegen te kennen gegeeven nopens de Wanorde die zy hadden bespeurd ingesloopen te zyn, en hebben by die Resolutie verklaard hoe verre de Judicature van beide de Hoven konden gaan, en verstaan, dat ieder in 't zyne evenveel te zeggen hadden, en alleen den Rang, volgens Octroy, den Raad van Politie toekwam. Sedert zyn 'er eenige Punten van Verschil uit den weg geruimd. Het Hof van Politie stelt aan de Burger-Officieren, de Voogden en Curateurs over onbekwaame Luiden, de Commissarissen van Kleine Zaaken, de Weesmeesters, en andere kleine Bedienden. Het blyft nog behouden het staan over de Verkoopingen. De provisien van Justitie worden door den Gouverneur, als Voorzitter, getekend en verleend met Committimus of Dagbeteekening aan dat Hof daar de Zaak behoord. De Executie der Vonnissen word geschikt ten overstaan van de

[pagina 882]
[p. 882]

Raaden van 't Hof by 't welk de Vonnissen zyn geslagen. De Transporten en Hypotheecquen worden verleend ten overstaan van de Raaden van Civiele Justitie, die ook aanstellen de Sequesters in Insolventen en andere Boedels op verzoek van Crediteuren of Debiteuren. Nog zyn 'er verscheidene zaaken die tusschen de twee Hoven voor als nog niet zyn beslist.

Ik heb reeds gezegd, dat de Raad-Fiscaal, als een adviserend-Lid, in den Politicquen en Civielen Raad, Zitting neemd. Ten tyde der Zeeuwsche Regeering aldaar, was, zo ik wel verstaan heb, een Maarschalk, die als Officier der Justitie fungeerde. Waarschynelyk is de eerste Fiscaal die sedert de oprechting der Societeit benoemd is, geweest den Heer Glimmer, en na hem de Heer Pieter Muenix; welke laatste in functie was in den Jaare 1688; gelyk, in dien zelven tyd, de Heer Gilles Muenix Raad van Politie was: en dat wel in de omstandigheden van den Moord van den Heer Gouverneur van Sommelsdyk.

De Raad-Fiscaal moet, volgens zyn Instructie, naaukeurig letten, dat de beveelen van den Souverain, waar onder mede de generaale Articul-Brief van de Westindische Compagnie werd verstaan begreepen te zyn, midsgaders de orders van Gouverneur en Raaden worden in acht genoomen en opgevolgd. Hy is ook gehouden, in alle zaaken, daar in verzocht zal worden, den Gouverneur en de beide Hoven van Justitie van zyn advis te dienen, en in 't uiten van het zelve geen andere aanmerking te maaken dan op 't gunt recht en billyk is, en met de orders en den dienst van den Staat, van de Colonie en van de Societeit overeenkomt, omme waar aan te kunnen voldoen, hy niet zal vermogen in iemands zaaken, vallende voor de voorsz. Hoven, te consulteeren, adviseeren, of dienen. Voorts is hy verpligt 't Recht van de Hooge Overheid alomme waarteneemen, over de gantsche Colonie, zo te Water als te Land.

Voor eenige Jaaren hebben de Heeren Directeuren van de Societeit goedgevonden, een tweeden Raad-Fiscaal aan te stellen, met last omme in geval van ziekte of afweezen van den eersten Raad-Fiscaal te fungeeren; zynde daar toe aangesteld de Heer Jan Nepveu, toenmaals Secretaris. Na 't overlyden van den Raad-Fiscaal de Heer Mr. George Curtius, denzel-

[pagina 883]
[p. 883]

ven Heer Nepveu tot eerste Raad-Fiscaal bevorderd zynde, hebben opgemelde Heeren Directeuren, tot tweede Raad-Fiscaal gecommitteerd de Heer Bernard Texier, toen ter tyd reeds Fiscaal Militair. Doch over die Aanstelling hebben de Raaden van Politie en Crimineele Justitie zich al mede bezwaard gevonden, als zynde een Nieuwigheid, en alle vermeerdering van Ampten, voor den Raad, die de vergeeving niet heeft, onaangenaam, voornaamelyk de opgemelde; alzo die tweede Raad-Fiscaal, fungeerende in plaats van den eersten, ook de Zitting boven de Raaden heeft.

In vroeger tyd, had de Raad-Fiscaal geen vast Tractement, maar buiten de helft of derde der boeten en breuken die men ten zynen behoeven, volgens Placaaten, Ordonnantien enz:, verbeurde, was aan hem toegevoegd het Exploicteurs Comptoir der Colonie 't geen door twee, of drie Substituten werd waargenoomen, 't welk (toen het daar van gescheiden werd) al sedert veele Jaaren achttien of twintig duizend Guldens hadt opgebragt, en diende om dien geenen die het eerstgemelde aanzienlyk Ampt waarnam, in staat te stellen om naar zyn Rang te kunnen leeven. Doch alzo by verscheidene gelegenheden ondervonden werd, dat het Fiscalaat en het Exploicteurs-ampt niet wel samen voegden, en dat daaromtrent al meenigmaalen verschillen waren voorgevallen, is eindelyk, op overgifte van de Heeren Directeuren, in den Jaare 1745, dat Ampt van het Fiscalaat gescheiden, wordende de Voordeelen en Inkomen van dat Comptoir in de Cassa der Modique Lasten gebragt: waar uit Jaarlyks aan den Raad-Fiscaal, voor 't afstaan van 't Exploicteurs-ampt werd toegelegd een vast Tractement van zes duizend Guldens Surinaamsch of vyf duizend Guldens Hollandsch Courant Geld, ieder Maand een twaalfde te ontvangen: waar mede de Heer van Werve, toenmaals Raad-Fiscaal en Exploicteur, genoegen nam, zynde zyne Opvolgers sedert op die Voorwaardes, volgens derzelver Instructien, by de Societeit aangenoomen: waar door alle de onhebbelykheden die men van tyd tot tyd ontmoette in de samenvoeging van twee zulke verschillende Ampten, uit den weg geruimd werden. Den Raad-Fiscaal werd nog toegevoegd een Schout en twee Dienaars van de Justitie, welke mede uit 's Lands Cassa ten Comptoire van de Modique

[pagina 884]
[p. 884]

Lasten betaald worden. Tusschen de Raaden en den Raad-Fiscaal is 'er nog wegens den Rang een Verschil, begrypende de Raaden, dat de Raad-Fiscaal den Rang aan het jongste Lid moet afstaan, en naast den Secretaris in de Hoven zitten; doch alzo de Fiscaals al van ouds in 't Hof van Politie aan de Linkerhand, en in 't Hof van Civiele Justitie aan de Rechterhand van den Gouverneur geplaatst zyn geweest, beweeren zy, door een lang bezit tot de Voorzitting gerechtigd te zyn. Voor deezen werd, by het afsterven van een Fiscaal, dat Ampt, by voorraad, door Gouverneur en Raaden aan het oudste Lid van het Hof van Politie opgedraagen, welke dan zich zeer natuurlyk naast den Gouverneur geplaatst vond als oudsten Raad; waar uit men dan niet besluiten kan, dat alle de volgende Raad-Fiscaals by de Societeit aangesteld de Voorzitting zouden moeten hebben, gelyk by hunne Instructie zulks mede aan hen niet is toegestaan. De zaak nog onbeslist blyvende achtervolgen de Raad-Fiscaals in de voorzitting. De Raad-Fiscaal moet ook fungeeren in den Militairen Krygsraad, en aldaar Zitting hebben immediaat naast den Gouverneur, of deszelfs plaats bekleedende, zodaanig als de wederzydsche Raad-Fiscaalen gewoon zyn in het Hof van Politie Zitting te hebben; en schoon daar niet uitdrukkelyk gemeld word, neemt hy kennis over alle Militaire Misdryven en Misbruiken, en handelt omtrent dezelven gelyk hy doet omtrent alle zaaken en misdaaden betrekkelyk tot den Politiquen Raad, alleenlyk besluitende volgens het Militaire Recht.

De tweede Raad-Fiscaal trekt niets dan zyn Salarissen en Boetes in zaaken daar in hy ageert; doch de eersten Raad-Fiscaal keert, by Verdrag, zekere Somme uit voor 't waarneemen van 't Militaire Fiscaalaat.

De voorsz. Heeren Directeuren hebben ook den eersten Raad-Fiscaal Nepveu voornoemd, aangesteld gehad tot Contrarolleur, onder den naam van Boekhouder Generaal, om alle Boeken en Rekeningen der Beampten te onderzoeken, 't geen dezelve, op zyn verzoek, heeft afgestaan aan den tweeden Raad-Fiscaal, die daar voor twaalf honderd Guldens Jaarlyks geniet, behalve voor een Adsistent die hy moet gebruiken, vier honderd Guldens Hollandsch. Deeze Boekhouder Generaal heeft ook de Schouwing over de Societeits Kost- en Houtgronden.

[pagina 885]
[p. 885]

Na de voorsz. overgaave der Voordeelen van 't Exploicteurschap, is by de beide Hoven een Reglement ontworpen en toegestaan, naar het welk den Exploicteur zich moet gedraagen; gemelde Ampt word met den tytel van Eersten Exploicteur, gelyk alle andere Ampten, door den Gouverneur by voorraad begeeven, tot dat 'er, van wegen de Directeurs, ander bevel kome: hy trekt twee duizend Guldens, 's Jaars, Tractement, en heeft twee Substituten, die, op zyn voordraagen, by den Gouverneur worden aangesteld, genietende ieder een Wedde van vyf honderd Guldens Hollandsch, zynde de schikking over die Weddes aan Gouverneur en Raaden overgelaaten.

De Exploicteur is gehouden van de Inkomsten van 't zelve Ampt alle drie Maanden rekenschap aan 't Hof van Politie te doen, en aan dat van Civiele Justitie van de Penningen gesprooten van de Goederen by Executie verkocht; welke Collegien daar over toezicht hebben, en ook verscheidene Resolutien tot zekerheid van dien hebben genoomen.

De twee Secretarissen zyn ten dienste van beide Hoven, doch gemeenlyk zit de oudste in bediening in 't Hof van Politie, en neemt de zaaken in 't byzonder waar welke aan dat Hof betrekkelyk zyn; de andere fungeert in 't Hof van Civiele Justitie, en schynt het meeste aan de Civiele Zaaken te zyn verknocht. Zy verleenen alle Notariaale Instrumenten, en hebben in hunnen dienst eenen Boekhouder, twee actueele en drie provisioneele gezwoore Klerken, die in hunne afwezenheid of ziekte in de Hoven vaceeren en de Publicque Actes passeeren, met dit onderscheid echter dat de provisioneele Klerken niet anders passeeren dan zekere Actes van minder belang als Volmagten enz. De eerste of oudste Secretaris trekt drie, en de andere twee Vyfden der Voordeelen van de Secretary. Wy hebben reeds aangemerkt, dat de Gouverneur eenen byzonderen Geheimschryver heeft, die door de Directeurs betaald word.

Men heeft te Paramaribo ook eene Kamer van kleine Zaaken, of het Subalterne Collegie genaamd, het welk, op den 10den July 1691, by Gouverneur en Raaden is opgerecht, het zelve heeft ook opzicht over de Gemeene Weide, het aanplanten en aanvullen der Lemisjes Boomen, tot verversching der Zeevaarende; als mede het schoonmaaken der Straaten,

[pagina 886]
[p. 886]

en het onderhouden van de Kaay aan de Waterzyde van Paramaribo. Het heeft verscheide Reglementen waar naar zich te schikken, als onder anderen een van 30 Juny 1708, en een van 3 February 1736, by welke laatste ingetrokken werd de Resolutie van den gemelden Raad, van den 4den September 1684, waar by de Raaden, ieder in zyn Devisie, gemagtigd waren uitspraak te doen over Geschillen, ter Somme van vyf en twintig Guldens Hollandsch; gelyk mede alle voorgaande Reglementen, aan dat Collegie gegeeven, ingetrokken werden. Volgens voorsz. Reglement van 1736, was 't getal der Commissarissen bepaald op zes Leden, en eenen Oud-Raad van de Civiele Justitie, als Voorzitter; welke Oud-Raad voorzit in Pleitzaaken en Geschillen der Ingezetenen daar gehoorende: maar niet in zaaken raakende de Gemeene Weide, midsgaders Huis- en Vee-Lasten, welke aan Commissarissen, buiten hem, overgelaaten werden, aan wie dan ook toegestaan werd daar omtrent byzonder te vergaderen. By dit Collegie werd gevonnisd tot dertig Guldens toe, zonder form van Proces op verhoor van Partyën, 't zy in persoon, of by iemand die zy goedvinden van haarent wegen te zenden. Naderhand is het zelve vermeerderd van vyftig tot honderd Guldens; en zyn 'er vaste Soliciteurs aangesteld. Sedert zyn de zaaken van honderd tot twee honderd vyftig Guldens Hollandsch mede aan dat Collegie gebragt; maar wyzen by Arrest tot honderd Guldens, en is Appél aan 't Hof Civiel toegestaan, mids tusschen de honderd Guldens en honderd Ryksdaalers bepaald: doch om 's Lands-Secretary niet te benadeelen, wanneer over Geschillen, welke de Waarde van honderd Guldens te boven gaan, gehandeld word, zit in die Vergadering een gezwooren Klerk, die voor reekening van de Secretary alles aldaar waarneemt. In vervolg van tyd is verstaan, dat het Collegie zou bestaan uit een Oud-Raad Vice-President en tien Leden, die den tytel voeren van Edele Achtbaare Heeren; hebbende onder zich een Secretaris. Zy worden aangesteld, zo reeds gezegd is, by Gouverneur en Raaden, aan wie zy verantwoordelyk zyn, voor zo verre aangaat de Gemeene Weide, en 't Lastgeld van Huizen en Vee, en moeten afgaan vier Jaaren na hun aanstelling, even gelyk de Raaden van Justitie. Zy vergaderen over de Pleitzaaken wanneer het Hof van Politie zit, en

[pagina 887]
[p. 887]

dus viermaalen 's Jaars, als, in February, May, Augustus en December. Tusschen de Commissarissen van Kleine Zaaken en de Capiteinen der Burgerye is tot heden toe altoos verschil geweest wegens den Rang; 't geen noch niet is beslist.

De Commissarissen van de oude en nieuwe Wees- en onbeheerde Boedels-Kamer, zyn maar twee in getal, hebbende ook een Secretaris, Boekhouder en Cassier, benevens een gezwooren Klerk. De Ingezetenen moeten aan Weestmeesteren Extract of Afschrift overhandigen van alle de Uiterste Willen waar uit men dezelven uitgeslooten heeft. Een Weduwnaar of Weduwe Kinderen hebbende en willende ten tweeden Huwelyk treeden, moet alvoorens aan de Kinderen bewys doen, en het zelve ter goedkeuring van Weesmeesteren over leveren, en als dan vertoonen aan Heeren Commissarissen van 't Hof van Politie ten welkers overstaan de Huwelykse Aantekeningen geschieden. Een Bediende op een Plantagie zonder Testament overleden, moet deszelfs Boedeltje in een of meerder Kisten verzegeld ter Weeskamer bezorgd worden door de Planters of derzelver Representanten. De Weesmeesteren moeten voor den aanvang hunner Bediening Borg stellen ten genoegen van den Politiquen Raad, en fungeeren geduurende vier Jaaren.

Men heeft, in deeze Volkplanting, ook verscheidene publique Comptoiren, als dat van de inkomende en uitgaande Rechten op de Koopwaaren, en van de Hoofdgelden, voor de Societeit van Suriname; het Comptoir van de Verkoopingen, en dat van de Modique Lasten. De Societeit benoemd de Ontvangers der drie eersten, die door dezelve ook gesalarieerd zyn, maar de Ontvanger der Modique Lasten word door Gouverneur en Raaden aangesteld, gelyk hy ook aan 't Hof Jaarlyks Rekenschap moet geeven, als mede aan de Gemeente, in 't volle Hof.

Aan 't Comptoir der Inkomende en Uitgaande Rechten betaald men drie Guldens voor ieder last dat een Schip groot is, voor uitgaan, en gelyke drie Guldens voor inkomen, wegens het Lastgeld van de Schepen: en twee en een half ten honderd van alle Goederen, die uitgevoerd werden, volgens Articul IV. van 't Octroy. Om nu de twee en een half ten honderd op de Suikeren die verzonden werden te vinden, is by Gouverneur

[pagina 888]
[p. 888]

en Raaden, op den 6den Maart 1693, by Placaat, aan de Ingezetenen belast de Suiker-Vaten van Inlandsch Hout te maaken de Duigen lang twee en veertig en op den Bodem vier en twintig Duimen over 't kruis, met een bekwaame Buik, welgebonden, hegt en sterk; welke Vaten kunnen houden, wanneer de Suiker wel droog is, acht honderd Ponden, na aftrek der Tarra, gesteld op honderd Ponden. Welk Placaat op den 16den May 1760. is vernieuwd geworden. Men heeft in den beginne der Colonie de Suiker, waar mede de Ingezetenen malkander betaalden, bereekend op een Stuiver, dus het Vat of Oxhoofd op veertig Guldens, waar van, van dien tyd af, de Planters een Gulden per Vat of Oxhoofd voor uitgaande Recht hebben betaald.

Aan 't Comptoir der Societeits Hoofdgelden moet ieder Jaarlyks, in de Maand January, of uiterlyk in February, aan den Ontvanger, onder aanbieding van Eed, opgeeven het getal der Blanken in zyn dienst, en van alle de Slaaven die hy heeft, met onderscheid van zo veel boven twaalf, en zo veel tusschen de drie en twaalf Jaaren: volgens dien opgaaf betaalen de Suikerplanters, het Jaar daar na, voor ieder Hoofd boven de twaalf Jaaren vyftig Ponden Suiker, en voor de andere vyf en twintig Ponden, wordende de Kinderen onder de drie Jaaren niet gereekend. De andere Planters en Ingezetenen betaalen in plaats van de Suiker een Stuiver voor ieder Pond, dus de groote vyftig, en de kleine vyf en twintig Stuivers per Hoofd. Van deeze Belasting zyn de nieuwe Coloniers en hunne Slaaven vry voor de tien eerste Jaaren, ingevolge het III. Articul van den Octroye. De voorsz. Jaarlykse opgaaven moeten stiptelyk alle Jaaren geschieden, en het getal der Hoofden boven de twaalf Jaaren oud overeenkomen met het getal het welk ook alle Jaaren een iegelyk aan den Burger-Capitein van zyn Devisie moet opgeeven. De nalaatige Ingezetenen werden gestraft met dubbel te betaalen, ten voordeele van de Cassa der Modique Lasten.

Aan 't Comptoir der Verkoopingen betaalt men vyf ten honderd van de Goederen, die men koopt; doch wat betreft de Slaaven, die uit Africa in deeze Volkplanting aangebragt, en door den Ontvanger van de Verkoopingen, op verzoek der Schippers, by openbaare opveilinge, verkocht worden, daar van betaalen de Koopers niet meer dan twee en een half

[pagina 889]
[p. 889]

ten honderd, waar van een ten honderd voor de Modique Lasten afgaat, volgens Notificatie van Gouverneur en Raaden, van 22 July 1741. De Inkomsten van dit Comptoir, na aftrek der daar oploopende onkosten, daar onder gerekend het vast Tractement van den Ontvanger, strekken (ingevolge zekere Overeenkomst tusschen de Societeit en de Raaden van Politie, in Maart 1748, geslooten) om de Societeit te verligten in de onkosten die dezelve moet doen tot onderhoud der Fortificatien. Die Inkomsten zyn niet gering, want men zes Dagen in de Week Verkoopingen aldaar heeft, ja dikwyls twee Verkoopingen, de eene 's morgens de andere 's nademiddags. Wanneer dit Comptoir opgericht is, is my niet gebleeken, doch in January 1693. werd al by Placaat van Gouverneur en Raaden geordonneerd, dat de Vendumeester de Verkoopers prompt volgens conditien moet betaalen, en dat hy een Lyst van de Goederen, met conditien van de verkoopingen eenige dagen te vooren in de Rivieren moet zenden.

Het Comptoir der Cassa van de Modique Lasten, werd, ingevolge het XXIX. Articul van 't Octroy, opgerecht, tot ontvangst der kleine en modique Lasten, tot verval van de noodige kosten van de weder-zydsche Collegien van de Raaden en Rechters, midsgaders tot onderhoud van Kerkendienst, Schoolmeesters, en dergelyke. Het zelve moet al vroeg in den beginne der Colonie geformeerd zyn geweest: altoos werd 'er by een Placaat van 31 September 1688 gelast aan de Herbergiers, en die drooge gastery houden hunne Verlof-brieven te vertoonen, ten behoeve van de modique Lasten. De Schippers moeten vieren twintig Uuren na hun aankomst met hun Schip voor Paramaribo, aan den Ontvanger overleveren een Lyst der natte Waaren in hunne Schepen gelaaden, en zy benevens de Stuurlieden daar op den Eed afleggen, dat by hun weeten niets verzweegen is, volgens Notificatie van 11 May 1742. De Ingezetenen betaalen zekere Impost van die Waaren. Ook word door de Herbergiers betaald voor den grooten tap, aan den Waterkant, zes honderd Guldens, en voor de kleine, binnen Paramaribo, vier honder Guldens: waar van de helft aan 't Hospitaal en de weder helft aan de modique Lasten komt, wordende de Tap-brieven, of

[pagina 890]
[p. 890]

die Privelegien by den Gouverneur verleend; ook komt aan 't zelve Comptoir een derde van de meeste Boetes. Voorheen werd meest alle Jaaren daarenboven een Heffing gedaan over de gantsche Colonie tot bezorging van dat Comptoir, alzo de kosten der Tochten tegen de weggeloopene Slaaven, daar uit werden betaald; doch 't welk geen plaats meer heeft sedert de oprechting van de Cas tegen de Wegloopers. De Ontvanger, die een Adsistent heeft, moet Jaarlyks in den Raad van Politie met opene deuren zyne Verantwoording doen.

Tot betaalinge van de Militie, ten lasten van de Colonie, is ook een Comptoir opgerecht, onder den naam van Cassa tegen de Wegloopers, alwaar alle Amptenaaren, Winkeliers, Renteniers, Planters enz. verplicht zyn onder Eede te verklaaren de zuivere Winsten die zy het gantsche Jaar gemaakt hebben, en daar van vier ten honderd Jaarlyks te betaalen; zonder te reekenen nog een buitengewoon Hoofdgeld, zo van Blanken als van de Slaaven, boven de twaalf Jaaren oud. De Ontvanger van dit Comptoir, die een Bedienden onder zich heeft, geniet zes ten honderd van alle Ontvangsten. Hy doet Jaarlyks zyn Reekening in de Raadkamer met opene deuren; waarna nog twee Persoonen by Gouverneur en Raaden uit de aanzienlykste Coloniers worden gekooren om die Reekeningen nate zien en daar van bericht te doen.

Buiten die en meer andere Ontvangers zyn, in deeze Volkplanting, nog verscheidene publique Officianten, als een Klerk ter Secretary van 't Gouvernement, Commiesen van de Magazynen, enz, vier Keurmeesters der Suikeren en een Rooymeester van de Melassie-Vaten, als mede een Meeter van de Engelsche Vaartuigen. Men heeft 'er twee Afslagers der Verkoopingen. Ook zyn 'er twee Deurwaarders der Gerechtshoven; twee gezwoorene Landmeeters, drie Houtmeeters en een Keurmeester van het Beestiaal. Men vind 'er een beêedigden Weger op 's Lands Waage, en andere Bedienden. De Burger-Officieren zyn meest alle gezwooren Priseurs der Plantagien ieder in zyne Divisie.

In de gantsche Volkplanting van Suriname zyn drie Hervormde Kerken, de ééne te Paramaribo, die van de Nederduitschen en van de Franschen gebruikt word; de andere op de Hoek van Cottica en Perica, en de derde

[pagina 891]
[p. 891]

in de boven-Verdeeling van Commewine, welke Kerk als bouvallig afgebrooken is, zullende een andere werden opgebouwd: inmiddels werd 'er in 't Huis geschikt voor den Predikant van tyd tot tyd gepredikt. Daar zyn te Paramaribo drie Nederduitsche en een Fransche Predikanten. Zy formeeren onder hen een Kerkenraad, daar zy beurteling voorzitten. Zy laaten daar in toe de Ouderlingen en Diakenen van beide de Gemeentes, hebbende de Diakenen daar ook ieder zyn Stem. In de Rivieren heeft ieder Kerk zyn Kerkenraad. De Ingezetenen onderhouden op hunne kosten de Kerken, Predikanten, Voorleezers en Kosters. De Predikanten genieten, boven de vrye Wooning en eenige Slaaven tot hun dienst, eene Jaarlykse Wedde van twaalf honderd Guldens ieder. Hunne Weduwen werd Jaarlyks toegelegd vier honderd Guldens. Eens 's Jaars, in de Maand February, komen alle de Predikanten en Ouderlingen aan de Hoofdplaats Paramaribo byeen, om den Staat en de behoeften der Kerken en Gemeenten te overweegen. In deeze Byeenkomst, bekend onder den naam van Conventus Deputatorum, ingericht onder 't Gouvernement van den Heer Scherpenhuizen, zitten twee Raaden van Politie, als Commissarissen Politiecq. De Kerkenraaden en Conventus houden Correspondentie met de Classis van Amsterdam.

Wy hebben reeds aangemerkt, dat de Lutherschen, in den Jaare 1744, met toelaating van de Societeit en onder begunstiging van een Recognitie van vyf honderd Guldens, ten behoeve van 't Hospitaal Jaarlyks te betaalen, een Steene Kerk hebben opgebouwd, welke door een Predikant bediend werd. De Heer Joh. Phaff is de eerste Leeraar van de Luthersche Gemeente aldaar geweest.

De Gereformeerden onderhouden drie Schoolmeesters, die, buiten hun Tractement, vrye Wooning hebben.

De Ingezetenen van Suriname zyn verdeeld in elf Burger-Compagniën, die onderscheiden Divisiën uitmaaken, hebbende ieder Compagnie een Capitein, Lieutenant, Onder-Lieutenant en Vaandrig, benevens een Cassier en een Schryver. Te Paramaribo zyn 'er drie Compagniën. De andere behooren in de Rivieren en Kreeken daar onder liggende; daar is dan een Compagnie in de beneden- en een in de boven-Divisie der Rivier

[pagina 892]
[p. 892]

Commewine, een in de beneden- en een in de boven-Divisie der Rivier Cottica, een in de Matapika-Kreek, een in de Rivier Suriname, welke Divisie nog den naam draagt van Thorarica; een in de Para-Kreek, en de Joodsche Divisie. De Planters in de andere Kreeken en Spruiten, behooren onder den Capitein van de Rivier daar die Kreeken en Spruiten uitwateren, zo verre die Divisie zich uitstrekt.

De Divisiën zyn anders, om nog duidelyker te spreeken, op de volgende wyze geschikt. De beneden-Divisie van Commewine begint aan 't Fort Amsterdam, tot aan de doorsnyding dicht by 't Fort Sommelsdyk, waar onder dan behooren de Plantagiën gelegen aan de Rechterhand in 't opvaaren van die Rivier, en alle die van de Orelyne- en Commetuana -Kreeken. De boven-Divisie begint aan gemelde doorsnyding, tot heel boven, bevattende alle de Plantagiën aan beide zyden dier Rivier, en alle die liggen in de Kreeken Caramakka, Cassawinica, Peninika, Tempati, Sarva, enz. De beneden-Divisie van Cottica begint aan de Redout Leiden, tot aan de zamenvloeijing van Cottica en Perica, aan de Kerk, behelzende alle de Plantagiën die aan de Rivier Commewine, aan de Linkerhand in 't opvaaren, en voorts alle die aan beide de Oevers van Cottica gelegen zyn, als mede daar onder begreepen de Parmanka-Kreek. De boven-Divisie begint aan de Kerk, en daar onder behooren alle de Plantagiën gelegen in Cottica en Perica en onderhoorige Kreeken. De Divisie van Matapika behelst alle de Plantagiën die daar en in deszelfs Spruiten of mindere Kreeken liggen. De Divisie Suriname of Thorarica begint aan de Fortresse Amsterdam, en bevat alle Plantagiën die aan beide de Oevers van die Rivier, en voor de Kreeken daar in uitloopende als de Paulus-Kreek, Surino enz:, tot zo hoog de Rivier Suriname loopt of immers bebouwd werd, gelegen zyn. De Divisie van de Para-Kreek behelst de Plantagiën daarin gelegen, gelyk ook die liggen aan de Coropine-, Tawaricoeroe- en andere Spruiten, tot heel boven in dezelven.

De Burger-Officieren worden door Gouverneur en Raaden aangesteld. Men moet aan hen Jaarlyks, onder Eeds-aanbieding, opgeeven het getal der Blanken, en Slaaven boven de twaalf Jaaren die men in zyn dienst op de Plantagie heeft, als mede de Merken van de Slaaven, ten einde zy in

[pagina 893]
[p. 893]

de Rivieren zouden kennen de Meesters der Slaaven die, wegloopende, gevangen en by hen gebragt werden. Ieder Compagnie heeft een Krygsraad, genaamd de Laage Burger-Krygsraad, bestaande uit den Capitein, Lieutenants, Vaandrig en de Sergeanten. De Hooge Burger-Krygsraad bestaat uit den Gouverneur, de Raaden van Politie, de Capiteinen en Lieutenants der Burgeren deezer Colonie, en in afweezen van de Capiteinen en Lieutenants, de Vaandrigs der Compagniën, volgens een Resolutie van Gouverneur en Raaden, van den 3den Juny 1689. Van welken Hoogen Burger-Krygsraad, zo 't schynt, tegenswoordig geen gewag meer gemaakt word. De Burger-Capiteinen moeten in 't Hof van Politie, in 't begin van ieder Jaar, overleveren de Lysten der opgegeeven Blanken en Slaaven: waar naar het Hof en gemelde Capiteinen zich reguleeren in de uitschryving van gecommandeerde Blanken en Slaaven tot alle de te doene onderneemingen. De Burger-Officieren hebben hun Reglement waar naar zich te gedraagen, welke veranderd word of eenige Punten van dien, naar tydsomstandigheid.

De Krygsmagt die te Suriname gehouden werd, bestaat uit twee Bataillons ieder van zes Compagniën, ieder Compagnie van honderd Man. De Gouverneur is Colonel, en Capitein van de eerste Compagnie van het eerste Bataillon; de Bevelhebber der Bezettingen is Colonel Commandant, en Capitein van de eerste Compagnie van het tweede Bataillon. Buiten dien is 'er een Compagnie Artilleristen van zes en vyftig Koppen. Het onderhoud van het Krygsvolk bekostigen Directeuren van de Societeit voor de eene helft, en de Ingezetenen van de Colonie voor de andere helft.

De Commandant of Bevelhebber maakt, neffens de Lieutenants-Colonels, Majoors, en verdere Officieren tot de Vaandrigs ingeslooten, den Kleinen Militairen Krygsraad uit. De Raad-Fiscaal zit daar mede als Auditeur, volgens deszelfs Instructie. De Militairen zyn verspreid op verscheide Posten in de Rivieren, en op de Fortressen Amsterdam en Sommelsdyk als mede op de twee Redouten. Aan de Rivieren Marowine, Corentyn en Copename heeft men ook buiten-Posten. De Societeit onderhoud een Bark tot een Uitlegger, waar op een Capitein en mindere Bedienden gesteld zyn. Zy heeft te Paramaribo een Hospitaal voor de

[pagina 894]
[p. 894]

Militie: waar toe verscheide Bedienden, als een Boekhouder en Cassier, een Medicinae-Doctor, een Chirurgyn Major, en een Binnenvader, die door Directeuren betaald worden. De Societeit betaald nog een Boekhouder van 't Garnizoen.

Wy zullen nu als in de voorgaande beschryvingen onzer Coloniën laaten volgen een Lyst van de Gouverneurs die deeze Colonie sedert den Jaare 1683 achtervolgens geregeerd hebben; als mede de Naamen der geenen die aldaar als Commandeurs, Raad-Fiscaals en Secretarissen hebben gefungeerd.

Gouverneurs Generaal.

Cornelis van Aarssen van Sommelsdyk, aangesteld 20 July 1683, overleden 19 July 1688.
Jan van Scherpenhuizen, aangesteld 20 December 1688, Demissie bekomen 1695.
Mr. Paul van der Veen, aangesteld 20 October 1695, Demissie 1706.
Mr. Willem de Goyer, aangesteld 23 October 1706, overleden 1715.
Johan Mahony, aangesteld 22 January 1716, overleden 1717.
Jan Coetier, aangesteld 2 Maart 1718, overleden 1721.
Hendrik Temmink, aangesteld 1 October 1721, overleden 1727.
Carel Emilius Hendrik de Cheusses, aangesteld 26 July 1728, overleden 1734.
Jacob Alexander Henry de Cheusses, aangesteld 9 July 1734, overleden 1735.
Jan Ray, aangesteld 6 July 1735, overleden 1737.
Gerard van de Schepper, aangesteld 11 September 1737, Demissie 1 November 1741.
Mr. Jan Jacob Mauricius, aangesteld 7 February 1742, Demissie 1753.
Baron Spörke, provisioneel aangesteld 10 April 1751, overleden 7 September 1752.
Wigbold Crommelin (ad Interim.)
[pagina 895]
[p. 895]
Pieter Albregt van der Meer, aangesteld 6 Maart 1754, overleden September 1756.
Wigbold Crommelin, aangesteld 2 Maart 1757, Demissie 27 October 1769.
Jan Nepveu, aangesteld 27 October 1769.

Commandeurs.

Laurens Verboom, aangesteld 1684, overleden 25 July 1688.
Abraham van Vredenburg, aangesteld 3 September 1688, Repat. 1703.
Francois Anthony de Raineval, aangesteld 3 November 1703, Demissie 3 October 1725.
Johannes Bley, aangesteld 3 October 1725. Emeritus 16 September 1728. overleden 8 Maart 1731.
Johan Francois Cornelis de Vries, aangesteld 12 April 1730, overleden 4 Maart 1735.
Gerard van de Schepper, aangesteld 6 July 1735, Gouverneur geworden 11 September 1737.
Marcellus Brouwer, aangesteld 4 December 1737, overleden 13 December 1742.
Philippe Chambrier, aangesteld 30 Mey 1742, Demissie 30 December 1746.
Jan Louis Larcher van Kenenburg, aangesteld 22 October 1746, overleden 10 May 1748.
Wigbold Crommelin aangesteld 9 October 1748, Gouverneur geworden 2 Maart 1757.
Charles Egon de Langes de Beauvesen aangesteld 4 May 1757.

Raaden-Fiscaals.

1683.C. Glimmmer.
1683.P. Muenix.
1702.H. Muilman.

[pagina 896]
[p. 896]

1703.C. de Hubert.
1708.Samuel Althusius.
1727.Adriaan Wiltens.
1735.M. Willem Gerard van Meel.
1741.Mr. Jacobus Halewyn van Werven.
1746.Mr. Nicolaas Anthony Kohl.
1749.Jacob van Baerle.
Jan Bavius de Vries (provisioneel aangesteld.)
1749.Mr. Samuel Paulus Pichot, door Commissarissen van wylen zyn Doorluchtige Hoogheid aangesteld; doch nooit by de Societeit erkent.
1751.Mr. George Curtius.
1754.Jan Nepveu, Tweede Raad-Fiscaal en Fiscaal van de Krygsraad.
1761.Jan Nepveu, Eerste Raad-Fiscaal.
1764.Bernard Texier, Tweede Raad-Fiscaal.

Secretarissen.

1684.Marcus Broa.
1688.Adriaan de Graaf.
1703.Abraham Kinkhuizen.
1717.N. Strauch, en } beide aangesteld
Abraham Grommee. }
1717.Willem van der Waayen.
1726.Abraham Bols.
1726.Pieter Brandt.
1734.Willem Gerard van Meel (werd Raad-Fiscaal.)
1735.Ephraim Comans Scherping.
1737.Cornelis Graafland Jacobsz.
1746.Jacob van Baerle (werd Raad-Fiscaal).
1749.Mr. Jacob Frederik du Fay.
1751.Jan Nepveu, (werd Raad-Fiscaal).
1755.Mr. Willem van Stamhorst de Jonge.

[pagina 897]
[p. 897]

1757.Mr. Antony Voerst van Aversberg.
1759.Mr. Francois Ewoud Becker.
1764.Mr. Amadeus Constantinus Valencyn.
1768.Albert de Milly.

Ik zal my niet inlaaten in eene naaukeurige beschryving der Plantagiën, noch der wyze van aanleggen, noch der aanteeling van Suiker, Coffy, Cacao en Cottoen, zynde buiten het Schrynwerkers hout, de voornaamste voortbrengselen deezer Gewesten, wyl zulks zeer breedvoerig en met alle naaukeurigheid is beschreeven in den Tegenwoordigen Staat aller Volkeren waarom ik dit voorbygaande den Lezer liever nog een naaukeurig bericht der Slaaven op onze Colonien gebruikt wordende zal trachten mede te deelen.



illustratie

voetnoot(*)
Soccage, een Leen waar voor men den Leen-Heer met Ploeg en Kar ten dienste moet staan
voetnoot(a)
Tegenwoordige Staat aller Volken, XI. Deel, pag. 545.
voetnoot(b)
Idem, XI. Deel, pag. 545.
voetnoot(a)
Bellin, Discript. Geogr. de la Guiana, pag. 108 & 109.
voetnoot(a)
De Laat in deszelfs Beschryving, XV Boek, 14 Cap.
voetnoot(a)
Tegenwoordige Staat XI. Deel, pag. 546. van Berkel, Beschryving van Suriname pag. 110.
voetnoot(a)
Beschryving van de Westindiën, XV Boek, 14 Cap.
voetnoot(b)
Volgens particulier Bericht uit Suriname, 1742, van den Vaandrig Hendrik Smulders.
voetnoot(a)
Bellin, pag. 160.
voetnoot(b)
Bellin, pag. 161.
voetnoot(a)
Voyage de la France Equinoxiale, par Biet. pag. 261.
voetnoot(b)
Basnagc, II. Deel, pag. 75. Sylvius, vervolg op Aitzema, I. Deel, II Boek pag. 90.
voetnoot(c)
J. le Clercq. Nederlandsche Historie, III. Deel, pag. 337.
voetnoot(d)
Reizen van D.P. de Vries, pag. 123 & seqq.
voetnoot(a)
Le Clerq, in quarto, Amst. 1738, IV. Deel, XV Boek pag. 25. Bellin, pag. 16 & pag 112.
voetnoot(b)
Zie Voyage de la France Equinoct par Pere Biet, a Paris, chez Clouzier, 1664. pag. 260 & seqq.
voetnoot(a)
Bellin, Description de la Guiana, pag 14.
voetnoot(b)
George Warren, Beschryving van Suriname, Cap. 1.
voetnoot(c)
Idem, Cap. 7.
voetnoot(d)
Idem, Cap. 2.
voetnoot(a)
Van dit Verdrag in dato 6 Maart 1667, vindt men eene aanhaaling in den Tegenwoordigen Staat der Vereenigde Nederlanden, tit: van de Societeit van Suriname, pag. 535. Zie ook een korte Beschryving van Suriname in de Hollandsche Mercurius van 't Jaar 1670, bladzyde 55.
voetnoot(b)
Hollandsche Mercurius van 't Jaar 1667, bladzyde 41.
voetnoot(a)
M.S. Journaal van Westhuizen onder Commandeur Crynsen.
voetnoot(b)
Extract uit de Resolutien van Staten van Zeeland, dato 22 Sept. 1667.
voetnoot(c)
Romyn de Hooghe, Spiegel van Staat, in quarto 1707, te Amst. II. Deel. 5. Verd: 5. Tafereel pag 81. Vaderlandsche Historie, XIII. Deel, pag. 406 & seqq, Neerlandsche Jaarboeken van den Jaar 1750, pag. 1492 & seqq.
voetnoot(a)
Resol. Staaten Generaal, 27 December 1667.
voetnoot(b)
Zie de Witt, Brieven IV. Deel, bladzyde 642. 677.
voetnoot(a)
Labat, Paris 1730, Tome 3. pag. 113. Voyages du Chevalier des Marchais
voetnoot(b)
Zie de Witt, Brieven IV. Deel, bladzyde 642, 677.
voetnoot(a)
De Witt, Brieven IV. Deel, bladzyde 640. 663.
voetnoot(b)
Ibid. IV. Deel, bladzyde 673.
voetnoot(c)
Ibid. IV. Deel, bladzyde 709
voetnoot(d)
Aitzema, Zaaken van Staat en Oorlog VI. Deel, bladzyde 417. 425. 426.
voetnoot(e)
Ibid. VI. Deel, bladzyde 427.
voetnoot(a)
Algemeene Geschiedenissen door Suikers en Verbrug, in Folio, Amst. 1728, X Stuk, II. Deel, XXXV. Hoofdst pag. 413. 415 en 416.
voetnoot(b)
Resol: Staaten Generaal, 10, 20 en 22 December 1668.
voetnoot(c)
Idem. 21 Augustus 1668.
voetnoot(d)
Resolutien van Holland 23 February 1669, bladzyde 25.
voetnoot(a)
Resol. van Staaten Generaal.
voetnoot(a)
Resol. Holl: 28 May, 28 September, 28 November, 4 December 1669, 22 Maart 1670. Temple Briev. No. 30. 36 39. bladzyde 197. 242. 275.
voetnoot(b)
Harris's Voyages 2 vol. in fol. Lond. 1750.
voetnoot(a)
Resol. Staaten Generaal.
voetnoot(b)
Groot Placaat Boek, 3 Deel, folio 342.
voetnoot(c)
Resol. Staaten Generaal, 26 November 1668.
voetnoot(d)
Idem, 15 December 1668.
voetnoot(a)
Resol. Staaten Generaal, 30 Jannuary 1669.
voetnoot(b)
Vaderlandsche Historie, 13 Deel, pag. 406 & seqq.
voetnoot(c)
Resol. Staaten Generaal, 21 Augustus 1668 en 4 Augustus deszelven Jaars by Staaten van Holland.
voetnoot(d)
Resol. Staaten Generaal, 4 February 1669.
voetnoot(e)
Idem, 31 January 1670.
voetnoot(a)
Zie Notulen van de Admiraliteit.
voetnoot(b)
Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, XI Deel, pag. 535.
voetnoot(a)
Uit particuliere Aantekeningen.
voetnoot(b)
De plaatsen in die stukken welke door de Ongedierten opgevreeten, of door den Ouderdom niet leesbaar zyn, zyn opengelaaten met.......

voetnoot(*)
Zie de Prolongatie daar van in dato 30 November 1700, Groot Placaat Boek IV Deel, fol 1333, en nader Prolongatie 8 Angustus 1730, en het Reglement en Conditien op welke de vrye Vaart op Africa werd opengesteld, daar in begreepen zynde. Placaat Boek VI. Deel, fol. 1401.

voetnoot(a)
Zie Acte van Subsidie van ieder Provincie in het byzonder.
voetnoot(a)
Resol: St: Gener: 10 October 1684. Resol: van Holland 3 Aug: 1686. Tegenw: Staat der Vereenigde Nederl: pag: 536 en 537.
voetnoot(b)
Zyne Verdediging uit echte Handschriften.
voetnoot(a)
Handvesten van Amsterdam 2. D: pag. 578 en 579. Gr. Placaatb: 4. D. pag. 503. en 504.
voetnoot(a)
Beschryving van Suriname, pag. 55. te Leeuwaarden, by M. Injema.
voetnoot(a)
Deeze Omstandigheden en het verder Verhaal van den Aanval der Franschen, onder den Heer du Casse, tegen de Colonie vruchteloos gedaan, kan men vinden in zeker Raport aan de Hoog Mogende Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden door Jan van Scherpenhuizen, Oud Gouverneur der Colonie van Suriname, overgegeeven, door gemelde Heer, geteekend in den Hang den 11 den May 1697, en gedrukt te Amsterdam by Pieter Sceperus.
voetnoot(a)
Zie Vaderlandsche Historie XVI. Deel, pag. 49.
voetnoot(a)
Zie onze Beschryving van Berbice, pag. 298.
voetnoot(a)
Zie hetzelve breedvoerig in het meergemelde Raport van den Gouverneur van Scherpenhuizen.
voetnoot(b)
Gedrukt te Amsterdam, by de Weduwe Aart Dirkz. Oossaan, 1697.
voetnoot(c)
Idem.
voetnoot(a)
Zie Relation d'un voyage de la Mer du Sud, detroit de Magell: Brasil, Cajenne, & les Isles Antilles, par le Sieur Froger, in 12. Amsterdam. 1715.
voetnoot(*)
Men noemd Pontvoerders, die aldaar de Producten of Voortbrengselen der Plantagiën van derwaards naar Paramaribo in de Schepen aanvoeren in Ponten, zynde lompe Vaartuigen met een Strô Dak, die van verre zich vertoonen als Strôhuizen, en zeer langzaam voort gaan. 'Er zyn Ponten daar men honderd Oxhoofden Suiker in laden kan, doch meest zyn ze wat kleiner van caliber. De gemelde Pontvoerders zyn aangesteld en beëedigd, ook is 'er een Reglement of Instructie voor dezelven gemaakt, maar daar zyn 'er thans weinig en die 'er zyn kunnen daar van naaulyks of niet bestaan, om dat van langzamerhand ingevoerd is, dat de Schippers die daar in lading liggen, hun eigen Ponten hebben, die zy met orders van de Planters opzenden met hun Scheepsvolk om de Producten af te haalen, die in hun Schepen geladen werden, en dan ook teffens alles wat de Planters op hun Plantagiën te zenden hebben inladen en opbrengen, 't geen een zeer groote en zeer moeilyke last voor 't Scheepsvolk is, alzo dat Pontroeijen, zo wel in de ongemeene Hitte in de Drooge tyd, als in den Regentyd nacht en dag zo als het Ty komt, een onverdraaglyk ja een doodelyk werk voor de Matroozen is, zodaanig dat ook de Schepen daarom zich van ten minsten drie, vier of vyf Man, na datze groot zyn, meer moeten voorzien.
voetnoot(*)
Het naaste Huis van 't Fort Zeelandia, gelegen op den hoek aan den Waterkant, daar wyle de Heer Stube (laatste Bezitter) een aanzienlyk Huis daar na heeft laaten timmeren.

voetnoot(*)
Dat maakt omtrent zes honderd twee en twintig duizend acht honderd Guldens Hollandsch.

voetnoot(a)
Conditien tusschen de drie Leden. Art. VIII.
voetnoot(b)
Uit echte Berichten.
voetnoot(a)
Uit echte Berichten.

voetnoot(a)
Surinaamsch Placaat Boek. 7 July 1685.
voetnoot(b)
Idem. 10 July 1687.
voetnoot(c)
Idem. 8 Nov 1698.
voetnoot(d)
Idem. 20 Febr. 1717: 18 May 1718.
voetnoot(a)
Surinaamsch Placaat Boek. 24 April 1726: 7 December 1742.

voetnoot(*)
De Heer Louis Nepveu is van gevoeleu, dat dit breede Water Parima, moet zyn, wyl het Land van Parima, volgens de Kaart, zich die streek uitstrekt ten Oosten en Westen, en in de breedte ten Zuiden en Noorden.
voetnoot(a)
Zie Nederlandsche Jaarboeken, July 1762. bl 493. enz.
voetnoot(b)
Zie Nederlandsche Jaarboeken, April 1763. bladz 281. enz.
voetnoot(c)
Surinaams Placaatboek.
voetnoot(d)
Idem.
voetnoot(a)
Surinaams Placaatboek.
voetnoot(b)
Idem.
voetnoot(a)
The Dutch Displayed. London 1766.
voetnoot(a)
Harris 's Voyages.
voetnoot(a)
Vide bladz. 510.
voetnoot(a)
Volgens Resolutie van 24 Augustus 1683.

voetnoot(a)
Conditien tusschen de drie Leden, Art. XVI. p: m: 39.
voetnoot(a)
Zie van Zurk Cod: Bat: in voc: Appel § 86. in not.
voetnoot(b)
Art. XXI, van 't Octroy.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken