Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Te laat (1838)

Informatie terzijde

Titelpagina van Te laat
Afbeelding van Te laatToon afbeelding van titelpagina van Te laat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.90 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Te laat

(1838)–Betsy Hasebroek–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 10]
[p. 10]

Tweede hoofdstuk.

Toen zij de eetzaal binnentraden, kwam hun een jong mensch van een allerbelangwekkendst voorkomen en in eene elegante kleeding te gemoet, die door Mevrouw aan eugenius werd voorgesteld als de Ritmeester van stralenheim. De Heeren maakten wederzijds eene buiging, waarin beide nog iets meer dan de gedwongen beleefdheid van een stijf ceremoniëel legden. Inmiddels was de Baron bezig met eenige verschikking in de hoofdschotels te maken, en riep zijne vrouw toe: ‘Die onnoozele johan! Ik zal hem moeten wegjagen. Heeft hij nu weder de geheele symmetrie van mijn tafel niet bedorven! Hoe het zij, Neef!’ zeide hij, zich naar eugenius wendende, ‘ik bid u, neem plaats. Bij schotels en glazen maakt men het best kennis. Gij moet dadelijk eens een proef nemen, of de Hollandsche tafel u bevalt. Zeg het anders gul, verstaat gij? Ik weet te wel, dat men, om ergens met genoegen te zijn, naar zijn smaak moet eten, om iemand zijne vrijmoedigheid op dit punt ten kwade te duiden. En Mevrouw van lindau heeft uitmuntende

[pagina 11]
[p. 11]

recepten van uw plumpuddings. Ik verzeker u, ik heb ze niet weinig lief, al zijn ze buitenlanders. Ja, ja, ik zou zelfs niet weinig te vrede zijn, als uwe tante in plaats van ons tweede ontbijt ulieder Luncheon had willen invoeren; maar gij zult thans uw verzoek met het mijne vereenigen, om dit van haar te verkrijgen.’

Zoo snapte de lekkerbek al voort, terwijl Mevrouw van lindau de plaatsen regelde. Zij plaatste eugenius tusschen zich en den Baron; tegenover haar zat de Ritmeester tusschen de beide jonge Dames; twee lieve kleine knapen, die inmiddels waren binnengekomen, namen aan het benedeneinde der tafel plaats. Eene plaats was echter nog ledig, en dat wel een armstoel naast Mevrouw van lindau.

‘Mevrouw,’ zeide de Ritmeester met de oogen op den stoel wijzende, ‘zal ik ....’

‘Neen, neen, willem! Er wordt niet langer gewacht,’ mompelde de Baron, ‘alles is toch reeds half koud. Zij zal liever verkiezen niet beneden te komen.’

‘Heeft men de bel geluid?’ vroeg Mevrouw aan den bediende. Hij boog zich toestemmend.

‘In dat geval,’ zeide zij, den Ritmeester antwoordende, ‘zou ik u raden geene verdere moeite te doen. Zeker zal zij,’ en hierbij sloeg zij een zijdelingschen blik op eugenius, ‘hare redenen hebben.’

‘Misschien ..... wilt gij mij vergunnen te gaan zien?’

‘Neen, neen! de soep wordt rondgediend, blijf zitten!’ herhaalde de Baron.

[pagina 12]
[p. 12]

Een naauwelijks merkbare zucht ontsnapte de Barones.

De Ritmeester bleef; maar het kwam eugenius voor, dat zijn kleur nog bleeker werd, en de glans van zijne zwarte oogen somberder schitterde. Dit was zeker, dat hij in verstrooijing telkens tegen een of ander tafelgebruik zondigde, en zijn bord aan den lakkei teruggaf, zoo als hij het ontvangen had, zonder er iets van te hebben gebruikt.

Het is eene algemeene opmerking, dat geene plaats zoo geschikt is, om over den aard van ons onbekende personen te oordeelen, als aan de speeltafel; maar misschien zou iemand, die zelf met het tafelgenot weinig ophad, bij die gelegenheid geene minder gegronde waarnemingen kunnen doen. Althans zijn er menschen, die men slechts eens behoeft te zien eten, om overtuigd te zijn, dat nooit eene gedachte aan betere dingen, dan de spijze die vergaat, hun hart deed kloppen; menschen, die de heerlijke natuur alleen verrukt, omdat zij de rijkste voorraadschuur is; die in de zon niet anders of meer zien, dan den grooten kok, die groenten en vruchten rijp stooft.

Eer men van de tafel opstond wist eugenius, dat zijn oom zulk een mensch was, en - dat stralenheim zoo voortgaande binnen weinige dagen van honger zou sterven. Verder - dat er nog een wezen moest zijn, waarvan hij nog niet meer wist, dan dat diens behoeften niet veel grooter waren dan die des Ritmeesters, althans indien hij oordeelde naar het luttele voedsel, dat door Mevrouw van lindau met groote zorgvuldig-

[pagina 13]
[p. 13]

heid uitgekozen en op een porseleinen schoteltje uit de kamer was gezonden.

Het dessert was nog niet afgeloopen, toen de knecht binnentrad met het berigt aan de Barones: ‘Mevrouw wordt gewacht; het is zes ure.’

‘Zoo laat reeds? ik zal komen. Met uwe vergunning?’ vroeg zij zich buigende aan eugenius, die opmerkte, dat haar gelaat strak en pijnlijk stond, en toen hij oprees, om haar uit het vertrek te leiden, was de hand, die hij aanvatte, koud en klam.

Na haar vertrek heerschte eene diepe stilte. wilhelmine's vrolijk gezigtje was ernstig geworden, en zij scheen met aandacht te luisteren naar een geluid, dat zeker alleen haar oor trof. eugenius althans vernam niets dan het krassen van het mes, waarmede stralenheim figuren op zijn bord trok.

Plotseling drong een zachte klaagtoon in de kamer, en joeg stralenheim eene huivering door de leden; hij stond met een bleek gelaat op, wandelde de kamer eenige malen met groote stappen op en neder, en vloog eindelijk het vertrek uit, zonder dat het vreemde van dit gedrag iemand scheen te verwonderen. Zelfs droegen de trekken der meisjes geen spoor van ergernis over deze onbeleefdheid. wilhelmine zat met neêrgeslagen oogen, en toen elisabeth haar over den ledigen stoel heen de hand reikte, rolden heldere tranen over het aanvallige gezigtje, even als of zij gewacht hadden naar dit bewijs van liefde, dat, even als de zon op een lentedag, dezen watervloed uitgelokt had.

[pagina 14]
[p. 14]

‘Neef,’ begon nu plotseling de Baron, ‘ik weet niet hoe men hierover ten uwent denkt; maar hier te lande houdt men het voor zeer gezond na een tamelijk middagmaal een uurtje te slapen, ten einde de spijsvertering te bevorderen, en nieuwe krachten voor het souper te verzamelen. Ik zal mij dus tot dat einde verwijderen, terwijl ik u uitnoodig buiten eens te gaan rondzien, tot dat de meisjes met het koffijblad zullen gereed zijn.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken