Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Te laat (1838)

Informatie terzijde

Titelpagina van Te laat
Afbeelding van Te laatToon afbeelding van titelpagina van Te laat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.90 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Te laat

(1838)–Betsy Hasebroek–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 55]
[p. 55]

Negende hoofdstuk.

Een naauwe vriendschap was ontstaan tusschen stralenheim en den veld-medicus hugo von friedhof. Deze, een jonge Duitscher, had vroeger in de badplaats A. zijn praktijk uitgeoefend; doch bij den uitgebarsten opstand had hij met geestdrift voor Holland partij getrokken; zoo zelfs, dat hij zijn voordeelige betrekking verlaten had, om deel te nemen aan den heiligen strijd voor regt en orde, welke aldaar gestreden werd. In de nabijheid van stralenheim gekantonneerd zijnde, leerden de jonge lieden elkander kennen en werden al spoedig vrienden; beide deelden bij dezelfde wijze van zien ook dezelfde wijze van gevoelen. Het was dus genoeg, dat zij voor elkander hunne wederzijdsche geloofsbelijdenis aflegden, om zich aan elkander te verbinden. Sedert waren zij onafscheidelijk; gedurig zag men hen arm in arm, in drok gesprek, het nabijgelegen bosch doorkruisen, of met de hun gelijkelijk eigen ijdelheid het dorp door wandelen, om hier of daar den groet van een Noordbrabandsche schoonheid op te vangen.

[pagina 56]
[p. 56]

Wat friedhof aangaat, hij was een volslagen twijfelaar op het punt van liefde; het schoone geslacht in het algemeen was het voorwerp zijner warme hulde: maar van een uitsluitend gevoel voor een der lieve schepselen had hij geen begrip. Hij beschouwde ze gezamenlijk als een schoon bouquet, waarin de eene bloem de waarde der andere verhoogt, zoo als de purperen granaatbloesem het wit der camelia beter doet uitkomen, en de mosroos er bij wint, als zij op de donkerglanzende bladeren van den zoetgeurenden oranjeboom rust.

Uit dit oogpunt ziende, was het in hem niet meer dan natuurlijk, dat hij haar niet hooger telde, dan de bloemen, waarmede hij ze vergeleek, noch haar een hoogere roeping toekende dan om het leven des mans te veraangenamen. Hij achtte diensvolgens hare met ijdelheid vervulde harten geen onregt te doen noch hinder toe te brengen, als hij zich telkens met eene andere bezig hield; zoo als hij zich van daag met de blaauwe korenbloem versierde, om morgen de bonte anjer te dragen.

Zoodra hij dus de vertrouwelijke mededeeling van stralenheim's betrekking met angelique ontvangen had, liet hij geen gelegenheid voorbijgaan, om dien knoop los te maken. Telkens kwam hij terug op zijne stelling, dat het een dwaasheid is, aan een enkele vrouw zijne liefde voor allen op te offeren, uit hoofde van de weinige sympathie, welke het slechts met beuzelingen vervulde hart voor den trotschen, verhevenen, hoogstijgenden geest des mans kan gevoelen,

[pagina 57]
[p. 57]

evenzeer als wegens de geringe diepte van liefde en standvastigheid, waarvoor zulke ligtbewogen gemoederen vatbaar zijn. Als hij begon met zijn: ‘Glauben sie mir, mein Freund!’ dan volgde er altijd een schrikbarende lijst van drangredenen tot ontrouw.

‘Neen, willem!’ indiervoege eindigde hij gewoonlijk: ‘Geef uw geheele ziel aan het groote hart des vaderlands: alles, wat er groots en goddelijks in den mensch is, behoort aan hetzelve! Hier behoeft gij voor geen ontrouw, geen ondank te vreezen; hier is alles nog ruimer, nog grooter dan in uw eigen volle borst. De genietingen, waarmede het beloont, zijn alles wat een verheven hart in beweging kan brengen, en al sterft gij er voor, welk een dood! Gij voelt niets dan het geluk om voor de geliefde te sterven, en uw laatste zucht is een triomfkreet.’

Met schitterende oogen en ineengestrengelde armen gingen zoo beide dweepende naast elkander, niet begrijpende dat de vaderlandsliefde, even als het cosmopolitisme, van het middelpunt der liefde voor de zijnen moet uitgaan en zich naar buiten uitbreiden, maar haar schoonste karaktertrekken mist, als zij zich in een onbestemd gevoel voor een idealisch geheel verliest. Zij breidden de armen wijd uit, om de onmetelijkheid te omvatten, en bemerkten niet, dat zij slechts lucht aan hun borst drukten.

Langzamerhand begon nu de band, die stralenheim aan angelique verbond, hem te kwellen. Zoo deze vereeniging hem nooit aangenaam geweest was, zij werd hem nu lastig. Het lange afzijn verflaauwde

[pagina 58]
[p. 58]

een beeld, dat altijd slechts in luchtige omtrekken in zijn ziel bestaan had; en hij gaf zich geen moeite om een gevoel levendig te houden, waaraan hem geen enkele zoete herinnering verbond. Te spoedig was de dunne draad hunner pas begonnen verkeering afgebroken; anders spint daarom de innigheid van een vertrouwelijken omgang, het deelen in hetzelfde lief en leed, en niet het minst de kracht der gewoonte, telkens nieuwe weefsels; en zoo wordt eindelijk zelfs het vroeger afkeerige hart door dit fijne, maar hechte net omstrengeld. Geheel anders ging het stralenheim. Eer hij de streelende gewaarwordingen kende, waarmede het bewustzijn van het leven eens onschuldigen en liefdevollen wezens uit te maken het mannelijke hart vervult, moest hij die reeds missen; hij had nooit gevoeld, welk een zaligheid het zijn kan, het buigzame door zijn eigen kracht vastheid te geven, man te zijn tegenover de vrouw, wier eenige bestemming het immers is, het sterkere geslacht aan te hangen?

Indien ze dat wat meer bedachten, zeker zouden de mannen hun oordeel over vrouwelijke zwakheid verzachten; zij zouden vreezen, die overhelling tot liefde in de vrouwelijke borst of te veroordeelen of te misbruiken; zij zouden haar, die op gevorderden leeftijd alleen staat, zonder vooruitzigt, zonder toekomst, in de eenzame borst veelal, helaas! een verloren paradijs met zich ronddragende, niet nog dieper nederbuigen door onvriendelijke bejegening of nog beleedigender eerbewijzen.

stralenheim deed het eerste; angelique werd hem las-

[pagina 59]
[p. 59]

tig met hare onwankelbare trouw - was zij dan zelfs door de grootste koelheid niet te beleedigen? Hij gevoelde zich even als de vogel, waar sterne van vertelt, in een kooi opgesloten, en sloeg met het hoofd tegen de tralien. ‘Ik kan er niet uit! Ik kan er niet uit!’ riep de spreeuw.

Van lieverlede maakte zich moedeloosheid van zijn levendigen geest meester. Hij kreeg een afkeer van allen omgang met vrouwen, dewijl hem hierbij de gedachte aan zijn verloren vrijheid dubbel hatelijk en tergend werd; en zonder om een der hem omringende meisjes in het bijzonder die vrijheid terug te wenschen, herinnerde hem toch ieder van haar, dat zij zijne lieve niet zijn mogt.

De schijnbare onschuldigheid, ja zelfs het uiterlijknatuurlijke van dit gevoel maakte, dat hij zich daaraan veeleer toegaf, dan het tegenging; had hij slechts een spoor van liefde voor eene andere in zijn borst ontdekt, hij zou zich zelven schuldig geacht en de verleiding ontvlugt hebben: thans echter hield hij zich voor het ongelukkig slagtoffer, voor de groote ziel, die zich zelve verloochende, en een doodelijke onverschilligheid, het gevaarlijke laisser aller, dat alle veerkracht verlamt, sloop in zijn borst; hij las en schreef brieven, hij nam zijn dienstzaken waar, hij trok hier en ginds heen als een machine.

Allen merkten het op, maar niemand wist, welke last het was, die op deze fiere borst drukte, dan alleen friedhof: en daar alle diens pogingen mislukt

[pagina 60]
[p. 60]

waren, om den Ritmeester tot het afwerpen zijner boeijen te bewegen, gaf hij het eindelijk schijnbaar op, ofschoon hij niet ophield bij zich zelven nacht en dag op een middel te peinzen, om de, in zijn oog kinderachtige, bezwaren zijns vriends te overwinnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken