Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens
Afbeelding van Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levensToon afbeelding van titelpagina van Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

ebook (3.14 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens

(1888)–J.P. Hasebroek–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 236]
[p. 236]

De tamboer van Lucern.
Aan mijne medebestuurders der Hollandsche Maatschappij van fraaie Kunsten en Wetenschappen. (1836-1886.)

 
Kan 't mooglijk zijn? Reeds vijftig jaar!...
 
Is 't waarlijk reeds zoo lang geleden,
 
Dat 'k, Hollands Kunsten-Maatschappij,
 
Uw nobel gild ben ingetreden?
 
Zoo lang, dat ik in d'ommering
 
Van Leiden 't eerst uw feestvreugd deelde,
 
Waar 't eerst de lichtglans van 't genie
 
Van zoo nabij mijn oogen streelde?
 
Nog zie 'k daar Tollens, van der Palm,
 
Van Lennep, Bogaers, andre lichten,
 
Voor wie de dankbre tijdgenoot
 
Een eerzuil stichtte, of eens zal stichten.
 
Poëten rechts, poëten links,
 
En ik als dichtergroen in 't midden!
 
Een eere, die 'k mij nauw als knaap,
 
Zelfs droomend, toe had durven bidden!
 
Maar ach! waar zijn die lichten thans?
 
De dood kwam al die sterren dooven,
 
En onzen letterhemel van
 
Zijn eens zoo rijken glans berooven.
 
Ook de onberoemden gingen heen.
 
Of, neen! niet allen: enklen bleven.
[pagina 237]
[p. 237]
 
Ook ik, ontzwommen bij geluk,
 
Mocht nog de schipbreuk overleven.
 
Waar 'k hier een keur van vrienden zie
 
Der letteren, in 't best der jaren,
 
Ik kom met grijsheids sneeuw op 't hoofd,
 
Als veteraan mij bij u scharen.
 
Ja, 't beeld, waar 'k tegenover u
 
Mij in hervind, zal ik 't u malen?
 
Ik zie 't als reisherinnering
 
Uit 't Alpenland mij tegenstralen.
 
 
 
'k Sta in Lucern bij 't denkgesticht,
 
Eens in Thorwaldsens brein geboren,
 
Waarin 'k, o Zwitserland! me uw trouw,
 
In steen verzinlijkt, toe zie gloren.
 
'k Zie weer zijn Leeuw het lelieschild
 
Met purper uit zijn borst besproeien,
 
Symbool der Zwitserwacht, wier bloed,
 
Den lelietroon ten schuts, moest vloeien.
 
En, als der helden overschot,
 
Uit droeve dagen nagebleven,
 
Zie 'k weer dien grijzen staftamboer,
 
Die 't moordtooneel mocht overleven.
 
't Verouderd kleed, 't verlept gelaat,
 
Verhalen, die bij beide passen, -
 
't Is of me een geestverschijning in
 
Dien Cicerone kwam verrassen;
 
't Is of uit 't graf van vroeger tijd
 
Mij een gestorven wereld daagde,
 
Die mij een blik van sympathie
 
Voor haar gevallen dooden vraagde!
 
 
 
Mijn vrienden, 'k draag geen wapenrok,
[pagina 238]
[p. 238]
 
Geen schootsvel met twee trommelstokken,
 
En waagde ik van een koningsmoord
 
Als ooggetuige, 'k moest dan jokken.
 
Maar toch, die trommelslager uit
 
Parijs, dat trouwe beeld der trouwe, -
 
't Is of ik in dien grijs mij zelv',
 
Als in een spieglend glas, aanschouwe.
 
Als die tamboer herroep ik hier
 
Door mijn verschijning vroeger dagen:
 
Een standaard, gansch omfloerst, ziet gij
 
Me, als hem zijn lelievendel, dragen.
 
Niet dat 'k om Louis Seize rouw:
 
Zoo 'k treur, het is om andre koningen;
 
'k Betreur de vorsten van de kunst,
 
Mij voorgegaan naar de eeuwge woningen.
 
Toch ging 't hun beter dan Capet:
 
Hun troon kwam aan hun wettige erven;
 
Niet als in Frankrijk moesten zij
 
Het koningschap met hen zien sterven,
 
't Ging hier als eens aan 't Fransche hof:
 
Le Roi est mort. Soit! Le Roi vive!
 
't Genie verdween niet, zonder dat
 
Voor hem een ander zich verhieve.
 
Steeg zingende als een zwaan omhoog
 
Een Bilderdijk, reeds lag in 't Sparen
 
Vóórlang een zwanenei in 't nest,
 
Dat onzen Beets als jong zou baren;
 
En deed straks van Da Costa's harp
 
De gramme dood de snaren springen,
 
Ten Kate hield zijn luit gereed
 
Om Nieuwpoorts zanger na te zingen.
 
't Ontbrak ons lieve vaderland
 
Dus nooit aan zangers of gezangen;
 
In 't land der wilgen werd de harp
[pagina 239]
[p. 239]
 
Voor goed nooit aan den wilg gehangen.
 
'k Weet wel, dat dit niet elk beaamt:
 
Er zijn, die de ouden minder achten,
 
En in hun plaats van Nieuwe kunst,
 
En Nieuwe mannen heil verwachten;
 
Maar ik blijf de oude liefde trouw,
 
Ja, 'k sloeg, zoo ik de trom kon roeren,
 
Voor de oude garde een hoogtijdsmarsch,
 
Als ware ik 't 't puikje der tamboeren.
 
Nog meer. 'k Bezong eens Bilderdijk;
 
'k Vlocht voor Da Costa's hoofd laurieren;
 
'k Blijf Tollens, Staring, Ledeganck,
 
Ter Haar en Loots als dichters vieren;
 
Toch ben 'k daarom geen ci-devant,
 
Alsof ik enkel pruiken krone;
 
'k Strijd, als de Gal, voor een idee:
 
Ik strijd voor 't koningsrecht van 't Schoone.
 
In 't rijk der kunst kosmopoliet,
 
Ben ik de man van alle tijden,
 
Die hulde aan Hooft tot Genestet,
 
Aan Maerlant tot van Beers blijf wijden.
 
Van Tesselschade tot Toussaint
 
Eer ik Oud-Hollands dichteressen;
 
Van Anna Bijns tot Loveling
 
Vier ik de Vlaamsche poëtessen.
 
Misschien zou 'k, in een andre sfeer,
 
Geen kind der eeuw mij willen noemen;
 
Maar dat 'k de kunst, ook van deze eeuw,
 
Waardeer en liefheb, 'k mag dat roemen.
 
En daarom kom 'k, als mijn tamboer,
 
In de uniform van vroeger dagen,
 
Mijn vrienden, voor den veteraan
 
Een plaatsje in uw gezelschap vragen:
 
Een plaatsje als dichter in uw kring,
[pagina 240]
[p. 240]
 
Een plaatsje als gast bij 't feestmaalhouden,
 
Een plaatsje als hoorder bij uw speech,
 
Vooral een plaatsje in 't hart voor d'ouden;
 
Een plaats, tot de tamboer in 't zwart,
 
De trom omfloerst, mijn doodmarsch slaan zal;
 
Maar wat hij tromm'lend grafwaarts leid',
 
Niet 't vriendenhart, dat niet vergaan zal!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken