Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Sneeuwklokjes (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Sneeuwklokjes
Afbeelding van SneeuwklokjesToon afbeelding van titelpagina van Sneeuwklokjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Sneeuwklokjes

(1878)–J.P. Hasebroek–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 2]
[p. 2]

De denneboom.

 
In zijn donkre en sombre wade
 
Eenzaam treurend in den hof,
 
Sla 'k het Denneboompje gade,
 
Dat aldaar mijn blikken trof.
 
 
 
Eenvouds beeld is mij verschenen!
 
Bloem noch blad versiert zijn hout;
 
Rijpt het boomooft om hem henen,
 
Aan zijn twijg geen vrucht van goud.
 
 
 
Neen! voor blaadren enkel naalden,
 
Dennen-appelen voor vrucht.....
 
Wie ooit schoonheidsprijs behaalden,
 
Hij doet afstand met een zucht.
 
 
 
Erger nog! Al de andre boomen
 
Schimpen, arme Den! vol trots:
 
Hoe gij in den hof durft komen,
 
Gij, nauw goed genoeg voor 't bosch?
 
 
 
Is het lente in 't land, de meien
 
Spotten, daar ze u, met een lach,
 
Met hun zilver overspreien:
 
Waar uw bloesem blijven mag?
 
 
[pagina 3]
[p. 3]
 
Als de zomer komt, de rozen,
 
Bladers strooiende om u heen,
 
Zeggen: ‘wilt gij ook eens blozen?
 
Neem van mij een blad te leen!’
 
 
 
In den herfst, als de appels dragen,
 
't Valt de spar wel hard en zuur,
 
Komt hem 't rijpe boomfruit vragen:
 
‘Rijpt uw appel haast - voor 't vuur?’
 
 
 
Maar geduld! uw tijd zal komen.
 
Spoedig komt het najaar aan.
 
Winden gieren, regens stroomen,
 
En de bloeitijd heeft gedaan.
 
 
 
Meitak, roos en vruchtboom welken;
 
Kaal als staken staan ze daar,
 
Zonder blaân of bloemenkelken, -
 
Dooden, wachtende op de baar.
 
 
 
Maar mijn Den staat frisch te prijken
 
Met zijn onverganklijk groen,
 
Als een levende onder lijken,
 
Eenig sieraad van 't plantsoen.
 
 
 
Sneeuw en rijm en ijzel tooien
 
't Groene kleed met dons en kant;
 
Komt de zon dan vonken strooien,
 
't Boordsel blinkt als diamant.
 
 
 
En nog kwam de kroon der dagen
 
Voor mijn Denneboompje niet.
 
Rijker sieraad zal hij dragen,
 
Als hem de opperste eer geschiedt.
 
 
[pagina 4]
[p. 4]
 
Hoort gij ginds de Kerstklok luiden?
 
't Is der feesten keur en roem,
 
Waar haar trillingen op duiden;
 
Maar ook, Den! uw eer en roem.
 
 
 
Zie! daar dragen blanke vingeren
 
Uit den hof u heen ter zaal,
 
Waar u looveren omslingeren,
 
Rijk aan goud en zilverpraal.
 
 
 
Aan uw takken gloeien vruchten,
 
Bloeien bloemen, rood en goud,
 
Of der zwoele Zuiderluchten
 
Zomerkus u had bedauwd!
 
 
 
In uw donkre twijgen vonkelen,
 
Als een sprankelende stroom,
 
Die door 't groen zijn nat laat kronkelen,
 
Honderd lichtjes aan uw boom.
 
 
 
En aan 's boompjes voet beneden
 
Prijkt het eerste menschenpaar,
 
Zalig in den hof van Eden,
 
Of diens heil herboren waar'.
 
 
 
En die heilstaat is herboren!
 
Daarvan spreekt in gindschen stal
 
't Godlijk kind, dat ligt te gloren
 
Onder 't Englen-vreugdgeschal.
 
 
 
En o, zie! rondom die lichtjes
 
Heel een menschlijke englenstoet
 
In die kindren-aangezichtjes,
 
Blinkend van den blijdsten gloed.
 
 
[pagina 5]
[p. 5]
 
Zie hen stralen! hoor hen juichen!
 
Kindekens bij 't godlijk wicht,
 
Wien ook zij hun dank betuigen
 
Voor het heil, ook hun gesticht!
 
 
 
En al wijder rond, in kringen,
 
Ouders, vrienden, 't gansche Huis.
 
Die den kerstboom blijde omringen.
 
Middelpunt van 't feestgedruisch!
 
 
 
O mijn kleine Den! Wat zegen
 
In dees Kerstdags-heerlijkheid!
 
Wat geldt daar de vreugde tegen,
 
's Zomers 't bloeiend hout bereid?
 
 
 
Knoppen, bloesems, bloemen, vruchten,
 
Waar zijn ze allen nu? - Vergaan!
 
Maar de lente uit hooger luchten,
 
Vreugde in God, blijft steeds bestaan.
 
 
 
't Schoon symbool dier vreugd te wezen, -
 
Voorrecht boven maat en peil -
 
Dat is 't deel u toegewezen,
 
Groenend beeld van 't hoogste heil!
 
 
 
En dies, boompje, wil 't mij leeren:
 
Zomerbloemen - één seizoen!
 
Kerstnachtvreugde in 't licht des Heeren -
 
Eeuwig voorjaar, immer groen!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken