Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Waarheid en droomen (onder pseudoniem Jonathan) (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Waarheid en droomen (onder pseudoniem Jonathan)
Afbeelding van Waarheid en droomen (onder pseudoniem Jonathan)Toon afbeelding van titelpagina van Waarheid en droomen (onder pseudoniem Jonathan)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.38 MB)

Scans (5.06 MB)

ebook (3.71 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Waarheid en droomen (onder pseudoniem Jonathan)

(1896)–J.P. Hasebroek–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 324]
[p. 324]

VI. De Schaatsenrijder.

Hoe een duimbreed ijzer iemand veranderen kan!

Geen volk ter wereld is ongevoeliger voor den zedelijken invloed van het schoeisel op den geheelen mensch dan de Nederlander. Trek den Nederlander dansschoenen aan; gesp hem sporen aan de hielen; rust hem uit met jachtstevels; schoei hem met de treurspellaars of de blijspelmuil; gij verandert daarmede den man niet. Hij wordt daarom nog geen ware danser, ruiter, jager of komediant. Hij blijft een Nederlander, die danst, die rijdt, jaagt of komedie speelt. Maar geef den Nederlander een paar schaatsen onder de voeten - en hij is geen Nederlander meer. Hij is schaatsenrijder, zoo geheel schaatsenrijder, als ooit een Spanjaard danser, een Engelschman ruiter, of een Franschman komediant was. Hij is een man-schaats - un homme patin, zouden de Franschen zeggen - geworden. De laarzen van zeven-mijlen, die van klein Duimpje een Gerrit Langbeen maakten, veranderden den houthakkersknaap niet meer dan de schaats den Nederlander, die haar aandoet. Het schijnt eene betoovering, eene spokerij, eene gedaanteverwisseling als uit de metamorfosen van Ovidius.

Nauwelijks raakt de geheele natuur in rust, nauwelijks legt de stroom zich in zijn bed te slapen, of de Nederlander

[pagina *11]
[p. *11]


illustratie
De Schaatsenrijder.


[pagina 325]
[p. 325]

ontdooit, de Nederlander verandert in de omgekeerde orde van temperament. Hij brandt en kookt, als de Hekla onder de sneeuw. Eindelijk is het tijd! Het is waar, het ijs is nog zwak en nauwelijks twee guldens dik: men spreekt zelfs van gevaar. Maar daar vraagt de schaatsenrijder niet naar. Anders is de Nederlander de voorzichtigste der menschen: hij zal zich tienmaal bedenken, eer hij op een schommel, vijftigmaal eer hij in een bootje, honderdmaal eer hij in een stoomrijtuig stapt. Maar op het ijs is hij een waaghals. Daar ontwikkelt hij een moed en vermetelheid, die een gemzenjager zouden doen beven. Daar lijkt hij ‘de logge eend’ een meeuw, die met haar vleugelen langs het water scheert.

Mij dunkt, men kan het een schaatsenrijder aanzien, waar hij heengaat. Niet alleen aan zijne uitrusting, aan den toegeknoopten duffel, aan de roode bouffante om den hals, aan het groen geschilderde haakje op den schouder, aan de gladgewreven schaatsen in de hand, maar aan zijn geheele voorkomen, aan den blos op zijn gezicht, aan zijn luchtigen gang, aan het vuur en ongeduld die uit zijne geheele houding spreken. Zoo komt hij aan de baan. Met van koude en drift bevende vingers worden de schaatsen aangebonden. Hij is klaar. Een - twee! drie - vier! vijf - zes! Daar drijft hij heen, als een vogel op zijn wieken. Even vlug, even licht, even vroolijk. Hij heeft al het gemakkelijke van gedragen te worden, met al het aangename van zich zelven te dragen. Zijn gevoel is eene benijdenswaardige mengeling van bewustheid van kracht en genot van beweging. Zoo lang hij de schaatsen onder de voeten heeft, is een schaatsenrijder de gelukkigste der menschen.

Maar het is den mensen niet genoeg, gelukkig te wezen. Ook op het ijs niet. De schaatsenrijder haakt ook naar bewondering. Vandaar dat hij spoedig niet meer alleen rijdt om te rijden. Hij wil ook kunstig rijden. Hij moet leeren beentje-over te slaan. Hij moet ten minste als een arend aan beide zijden drie ellen vlucht hebben. Hij moet zijn meisjes naam in 't ijs kunnen snijden. Na eenigen tijd in die school geoefend te zijn, en niet zonder van tijd tot tijd

[pagina 326]
[p. 326]

duur leergeld betaald te hebben, is hij eindelijk de bol van de baan. Welk eenweelde! Niemand, die hem kan bijhouden. Niemand vooral, die in zwierigheid van rijden met hem kan wedijveren. Hij beschrijft met zijn schaatsen de golvende lijn der schoonheid. Even als een danseres in het cirque, geeft hij zich beurtelings schilderachtig aan beide zijden over, en beweegt zich met de bevallige krommingen der zwaan. Ieder bewondert hem. De heeren benijden hem. De dames zien hem met welgevallen na. Overal waar hij komt, gaat er een gemompel van toejuiching rondom hem op.

Maar niet ieder begeert die toejuiching. Sommigen kiezen stiller genoegens. De liefde op het ijs is een liedje van Tollens, maar het is tegelijk een Hollandsch spreekwoord. Nergens is de vrijerij bij ons meer thuis dan op 't ijs. Wat wonder? Nergens geeft de gelegenheid meer recht tot onschuldige vrijheden. De minnaar en het meisje vormen een paar: zij rijden hand aan hand: misschien draaien zij hier of daar een eenzame vliet in en bevinden zich alleen. Als men even rusten zal, moet hij haar met zijn arm tegenhouden: als zij valt, vangt hij haar aan zijn borst op: hij moet de schaatsen aan het kleine voetje aan- en afbinden. Op het ijs is alles zonder erg. De luchtigheid der beweging schijnt zich aan de harten mede te deelen. Men vraagt en vergunt, wat men op het land niet zou durven nemen en geven. Wat elders de jeugd op het dansperk onder de groene boomen vindt, vindt de jeugd hier op het ijs. Bij ons is het ijs, als Hooft zou zeggen, de sullebaan der liefde.

Anderen evenwel doen aan het ijs weder andere eischen. Zij maken het tot een strijdperk. De kastelein kondigt eene hardrijderij aan. Hardrijderijen zijn voor ons, wat de hardrennerijen te Epsom voor Engeland zijn. De meesters bieden zich tot den kamp aan. De overigen komen als toeschouwers. De baan wordt gemeten en afgepaald. De strijd begint. Vogelvlug ijlen de wedijverende paren langs de baan. Met ingehouden adem volgen hen duizend hoofden. Hoe lang de kamp duurt, hoe hard de koude nijpt, hoe fel de honger prangt, de deelneming verflauwt niet. Eindelijk is de laatste rit ge-

[pagina 327]
[p. 327]

daan, het vaantje waait, de vlag klappert, de muziek klinkt, het hoera gaat op, en de geheele menigte stroomt toe om den prijs te zien uitreiken. Somtijds nemen ook Atalante's deel aan dezen strijd, waarin zij gouden appelen rapen, in plaats van ze te strooien. Misschien is het om dit verschil, dat die vrouwenkamp mij niét bevallen wil. Wie zou het afkeuren, dat een meisje op het ijs mede een zedig schaatsje slaat? Maar in de renbaan, om het hardst, om het wildst.... dit gaat al te ver buiten ons volkskarakter.

Zeker zou ik nu in staat zijn tegenover dit tafereel een akelig tegenstuk van de nadeelen en gevaren van het ijsver-maak op te hangen. Gij verstaat mij. Reeds ziet gij in uwe verbeelding gebroken armen, bloedige neuzen, blauwe oogen, natte pakken en ontvelde voeten dooreenwemelen: misschien ook wel in 't verschiet eene bleeke gedaante; koud als het ijs, waaruit zij werd opgetogen - een bevrozen bloem!... Maar ik wil de moeders die dit lezen geen angst aanjagen, en de jongens die er bij staan geen ondienst doen. Ik voor mij hoop, dat er in Nederland schaatsenrijders zijn mogen, zoo lang er in Nederland ijs zijn zal. Het is een gezonde, eigenaardige en nationale uitspanning. En wanneer dan de vreemdelingen schimpen, dat wij niet weten wat een fiksche beweging is, brengen wij hen op het ijs en laten hen staroogen op onze schaatsenrijders.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken