Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Winde-kelken (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van Winde-kelken
Afbeelding van Winde-kelkenToon afbeelding van titelpagina van Winde-kelken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.69 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Winde-kelken

(1859)–J.P. Hasebroek–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

Aan de komeet van Donati.

 
Van waar, van waar zijt gij gekomen,
 
Doorluchte Vreemdeling, van waar?
 
Ik zie uw schijnsel nederstroomen,
 
Waarop ik met bewondring staar.
 
Gelijk een bron haar waterstralen,
 
Die in de zon als stofgoud pralen,
 
Omhoog werpt in verblindbre pracht,
 
En dus een pluim van louter vonken,
 
Een pijl van vloeijend vuur, laat pronken,
 
Vertoont ge uw staartbol in den nacht.
 
 
 
Van waar, o Ster, zijt ge ons verschenen?
 
Die breede vleugel, waar ge op zweeft,
 
Zeg ons, door welke sferen henen
 
U die reeds rond gedragen heeft?
[pagina 144]
[p. 144]
 
Wat werelden mogt gij aanschouwen?
 
Wat heemlen zaagt gij ginder blaauwen?
 
Wat zonnen op- en ondergaan?
 
Wil iets ons van uw togt verhalen!
 
Doe ons, die op deez' dwaalster dwalen,
 
Iets van uw weg en gang verstaan!
 
 
 
Vergeefs begeerd! Vergeefs gebeden!
 
Gij ziet ons rustig aan, en zwijgt.
 
Of we u al vragend tegentreden,
 
Niet één van ons, die 't antwoord krijgt.
 
Een Vreemdling zijt ge en wilt ge blijven.
 
Geen mensch mag uw geschiednis schrijven,
 
Geen, die uw naam ooit weten zal.
 
Zoo lang uw kort bezoek blijft duren,
 
Mag 't oog bewondrend op u turen, ....
 
En dan - vaarwel aan 't aardsche dal!
 
 
 
Vaarwel, tot wanneer? - Tot deze oogen,
 
Die thans u staren in 't gezigt,
 
Reeds sedert lang aan de aarde onttogen,
 
Geen straal meer zien van 't aardsche licht?
[pagina 145]
[p. 145]
 
Ja, als gij weêrkeert, vindt gij de aarde,
 
Die nu vol geestdrift op u staarde,
 
Wèl steeds van aardbewoners vol;
 
Maar zij, die thans uw luister prijzen,
 
Zien dan uw lichtzuil niet meer rijzen,
 
Noch 't schittren van uw gouden bol!
 
 
 
O ijdelheid! wat is het leven
 
Van 't wezen, dat men Stervling heet?
 
Één stip der baan, u voorgeschreven,
 
Meet heel zijn weg met lief en leed.
 
Gij ziet hem lagchen, ziet hem weenen,
 
Of klagend bij de graven stenen,
 
Verneemt zijn dank, of hoort zijn beê;
 
Gij wilt hem nog eens weêr ontmoeten,
 
Gij zoekt.... waar zwerft hij aan uw voeten?
 
Voorbijgegaan met vreugde en wee!
 
 
 
Maar dan, waar niets op aard' blijft duren,
 
Dwaas wie aan vreugde of droefheid hecht,
 
Alsof ons, kinderen der uren,
 
Een eeuwigheid waar' weggelegd.
[pagina 146]
[p. 146]
 
Wat is de Vreugde? Een lach der lippen.
 
De Smart? Een traan, die 't oog ontglippen,
 
Maar op de wang niet rusten mag.
 
Een lach, een traan, en 't korte leven
 
Heeft met een oogwenk ons begeven,
 
En 't nakroost weet van traan noch lach.
 
 
 
Maar hoe? Gaat alles dan verloren,
 
En blijft de vrucht van weelde of smart,
 
Die 't hart kan streelen of doorboren,
 
Niet langer dan 't geslingerd hart?
 
Blusch dan, o Hemel, 't licht dier oogen,
 
Die thans uw zon aanschouwen mogen,
 
En zeg dit harte stil te staan!
 
't Is beter, onder de aard' te rusten,
 
En daar van zorgen vrij en lusten,
 
Den vloed en eb des lots te ontgaan!
 
 
 
Maar neen! niet dus! Het menschlijk leven
 
Moog' kort zijn als een winterdag,
 
Die in de nevelen blijft zweven,
 
En 't licht niet regt aanschouwen mag,
[pagina 147]
[p. 147]
 
Wat we op dien korten dag beleefden,
 
Het goed, waarnaar we al worstlend streefden,
 
De strijd, volhardend doorgestaan,
 
De vrucht van lachjes en van tranen,
 
Steeds wisslend op die korte banen,
 
Ze zullen niet als zij vergaan!
 
 
 
Van waar, van waar zijt gij gekomen,
 
Doorluchte Vreemdeling, van waar?
 
Geen stervling heeft het ooit vernomen;
 
Geen mensch, die zeggen kan: van daar!
 
Maar wat het kleinste kind kan stamelen,
 
Hoe doet het ons weêr moed verzamelen,
 
Als ons uw lange vaart beschaamt:
 
Waarheen ge gaat, eens vindt gij 't ende!
 
Maar wij, hoe onze weg zich wende,
 
Geen rustpunt wordt zijn Grens genaamd!
 
 
 
Ja, al de heemlen, al de starren,
 
Ja, al de zonnen, klein en groot,
 
Die door hun aantal 't oog verwarren,
 
Zijn opgeschreven tot den dood!
[pagina 148]
[p. 148]
 
Eens ziet één Dag hun fakkels blusschen;
 
Zij vallen als de blaadren tusschen
 
Het licht en d' avond van dien Dag.
 
Des menschen oog ziet hen verdwijnen,
 
Maar blijft met d' eigen luister schijnen,
 
Waar 't op deez' stond meê blinken mag.
 
 
 
En daarom, gij doorluchte Sterre!
 
Uw licht, dat thans ons zwerk doorstreeft,
 
Het heeft bewonderaars van verre,
 
Meen niet, dat het benijders heeft!
 
Neen, zeg aan alle hemelbollen,
 
Die op uw baan u tegenrollen:
 
De mensch der nietigste planeet
 
Verheugt zich in den God zijns levens,
 
Hij, allerkleinste en grootste tevens,
 
Die in zijn God zich eeuwig weet!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken