Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het dorp der goudmakers (1845)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het dorp der goudmakers
Afbeelding van Het dorp der goudmakersToon afbeelding van titelpagina van Het dorp der goudmakers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.60 MB)

ebook (7.31 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het dorp der goudmakers

(1845)–André van Hasselt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 128]
[p. 128]

Zeventiende hoofdstuk.
Hoe de bliksem in den kerktoren inslaet.



illustratie

Ter zelfder tyd was, midden in eene nacht, een verschrikkelyk onweder losgebroken. De gansche hemel stond in vuer en vlam. De donder rolde en kraekte zoodanig, dat de huizen beefden en dat de vensters klaterden. Bleven de boeren het gansche jaer zonder aen God of aen zyn

[pagina 129]
[p. 129]

gebod te denken, zoo baden zy toch altemael regt luid gedurende het onweder, en zy hadden zoo lang berouw over hunne zonden tot dat het onweder over was. Dan begonnen zy weder hun vorig leven.

Plotselyk schoot de bliksem met een ontzettend gekraek en geraes in het dorp in. Er viel als een meer van vuer op den kerktoren neder. Doch gelukkiglyk stak hetzelve geenen brand aen, en verongelukte er niemand by. Enkel zag men den volgenden dag, dat de bliksem het geheele schaliedak in stukken geslagen had.

Toen schimpten de Goudendalers op het hooger bestuer en zy zegden:

- Het bestuer staet geheel aen dit ongeluk schuldig; want, had hetzelve niet verboden, de klok, by onweder, te luiden, zoo zou dit niet gebeurd zyn. Voortyds was ons toch toegestaen het aenkomend onweder wegteluiden; thans is ons zulks verboden. Die groote heeren hebben geene religie meer in hun lyf. En nu hebben wy het ongeluk daer.

Aldus spraken de Goudendalers.

Maer Pieter antwoordde:

- Hoe kunt gy toch in uwe herten zoo onzinnig denken en met uwe monden zoo lasterlyk spreken? Het hooger bestuer heeft niet den bliksem op het dak van de

[pagina 130]
[p. 130]

kerktoren afgetrokken, maer de koperen knop met den yzeren weêrhaen heeft het gedaen. Want God heeft de natuer van den bliksem zoodanig ingerigt, dat dezelve altyd naer het water of naer de metalen op de aerde trekt, en byzonder naer metalen punten. Dit heeft God gedaen, opdat de mensch zoude weten, op welke wyze hy zich voor de magt van den bliksem kan behoeden. Want, zoodra de bliksem metalen ontmoet, langs dewelke by in den grond dringen kan, is hy geheel onschadelyk.

In dezer voege sprak Pieter en hy voerde de boeren op den klokkentoren. Daer zagen zy allen, dat de vergulde bol met kleine gesmoltene gaetjes doorboord was, en hoe de bliksem de regtuitstekende nagels, die de schalien vastgehouden hadden, nageloopen was tot onder het dak, en zoo langs eenen yzeren anker was afgeschoten. Daer hy alzoo eenen yzeren weg had gevonden, die hem naer den grond had geleid, had hy de kerk verschoond en was hy een koude slag gebleven, zoo als de boeren zegden. Had hy, in tegendeel, dien yzeren lydweg niet ontmoet, zoo had hy welligt een gansch heete slag kunnen worden.

- Daer de kerktorens, zegde Pieter verder, dikwyls hooge spitsen en van binnen veel yzerwerk hebben, gebeurt het dikwyls, dat zy door den bliksem getroffen worden. En, dewyl daerdoor reeds menig arme mensch by het onweder luiden doodgeslagen geworden

[pagina 131]
[p. 131]

is, heeft het hooger bestuer dat onnuttig en bygeloovig luiden verboden.



illustratie

Aldus sprak Pieter; en, daer hy merkte, dat, sedert dien tyd, vele lieden banger dan voorheen voor den bliksem waren, deed het hem leed. Daerom zegde hy:

- Het is ongelukkig angst en schrik by een onweder te gevoelen; want de onweders zyn eigenlyk zegeningen van den bermhertigen God voor de velden, wier lucht Hy

[pagina 132]
[p. 132]

reinigen en wier bodem Hy bevruchten wil. Daerom legt uwen kommer ter zyde. Gaet heen, vestigt op den gevel van uw huis eene yzeren spits van eenen voet hoog, knoopt er eenen yzeren draed aen, die niet dikker zy dan eene schryfpen, en leidt denzelven langs uw dak af, tot op den grond in eenen waterpoel. Zoo zult gy den bliksem eenen weg gebaend hebben en hem onschadelyk ter aerde kunnen nedervoeren, mits dat de draed uit een stuk van boven tot beneden zy, en gy denzelven van allen roest en vuiligheid zuiver houdet. Een bliksemafleider is een vreesafleider, en behoudt ter gelyker tyd huis en dorp van ongeluk en brand, die door den bliksem zouden kunnen veroorzaekt worden.

Aldus sprak de schoolmeester en hy plaetste op zyn eigen huis eene yzeren spits, met eenen draed er aen vastgemaekt, dien hy tot op den grond in eenen waterput afleidde; want Elisabeth was voor onweders zeer vervaerd. De molenaer had dergelyke spitsen meermalen in de stad gezien, en hy plaetste er ook eene op zynen molen. Vele boeren volgden dit voorbeeld na, want het kostte niet veel en het stelde hun huisgezin gerust.

Nogtans waren er anderen, die zich, in hunne domheid, grootelyks daerover ergden.

- Is dat niet, zegden zy, God onzen Heer in de oogen steken en hem de wet voorschryven? Kan Hy niet met

[pagina 133]
[p. 133]

zyne bliksems treffen wien Hy wil? Zullen al die bliksemafleiders niet de vruchtbrengende onweders verhinderen en ons slecht weder verschaffen?

Toen antwoordde Pieter en hy zegde:

- O! dwaze menschen daer gy zyt. De weders die God geeft, strekken zich over de duizend toppen der boomen van het woud, zoo wel als over de vlakke velden uit, en zyne bliksems bevruchten den aerdbodem, hoe zy ook nedervallen, op de toppen der eiken of op de yzeren spitsen, in de meren of in de stroomen en in de zeeën. Maer God zelf heeft ons een middel aengewezen, om ons te behoeden voor de schade, dewelke door de heerlykste zaek op eene onbehoorlyke plaets zou kunnen gesticht worden. Het vuer is zekerlyk met zyn licht en zyne warmte iets overheerlyks, maer niet wanneer hetzelve ons huis en goed verbrandt. Daerom gaf ons God het water om het vuer uit te blusschen. Welnu, indien gy het water gebruikt om den brand te blusschen, waerom aerzelt gy dan, het yzer te gebruiken om den bliksem gevaerloos te maken? Er is geen kwaed in de wereld of God heeft ons een middel gegeven om hetzelve te bestryden of voor te komen. Maer de mensch moet die middelen kennen en dezelve met dank aennemen. Zoo is degene die dezelve met blinde verstoktheid versmaedt, een verachter van Gods dierbaerste gaven, en hy ondergaet eene geregtige straf,

[pagina 134]
[p. 134]

wanneer zyn huis door de vlam des vuers verslonden, of wanneer hy zelf door eenen bliksemstrael getroffen wordt.

Velen namen deze verstandige rede aen. Maer anderen, de vreesachtige en de hoogmoedige lieden, verachteden deze woorden in hunne herten, en wilden niet toegeven dat het de schoolmeester beter verstond dan zy zelve. Want zy schaemden zich dom te zyn, en zy wilden hun onverstand onder het aenzien van onbevreesdheid doen doorgaen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken