Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De pothoofdplant (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De pothoofdplant
Afbeelding van De pothoofdplantToon afbeelding van titelpagina van De pothoofdplant

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.31 MB)

Scans (1.78 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De pothoofdplant

(1936)–Jac. van Hattum–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

Ik dacht mij in....

 
Ik dacht mij in en droomde een Heel-Al,
 
- een Paradijs met licht- en waterval
 
het middenpunt - en weer, als in die dagen,
 
twee nieuwe mensen in een vruchtbaar dal.
 
 
 
En voor mijn oog gingen zij naakt en bloot.
 
Mijn hand wrong rond de polsen van de Dood,
 
want om de pracht van deze jonge mensen
 
was mijn ontroering bovenmate groot.
 
 
 
Zó blij keek geen naar mijne tekens uit:
 
zij achtten al': der voôglen blij gefluit
 
en het schitterspel der stom-gebleven vissen;
 
en nergens rijpte hun verboden fruit.
 
 
 
En eenmaal traden met een schaterlach
 
die twee gedrieën aan de jonge dag;
 
ik klemde vaster nog mijn sterke hand
 
Doods polsen rond, toen ik hun vreugde zag.
 
 
 
En op een ochtend klonk een zacht geschrei;
 
op kousevoeten slopen naderbij
 
de dieren al': beer, luipaard, tijger, los....;
 
toen maakte ik Doods harde polsen vrij.
 
 
 
Denkend: ‘Hoe is 't gedierte deze toegezind,
 
die ouders bei' en dit zo kleine kind;
 
't is onrechtvaardig, als ik langer nog,
 
uit vete en vrees, Doods maâgre polsen bind.’
 
 
[pagina 27]
[p. 27]
 
- De los, de tijger, 't luipaard en de beer
 
namen direct naar het kreupelhout hun keer;
 
het peppelblad hing roerloos aan zijn stelen;
 
en licht- noch waterval ruiste er meer.
 
 
 
Door mijne schepping klonk Doods hoongelach;
 
geen dier, dat niet vol vreze rond zich zag.
 
- waar was de Vrede, die dit Al doorvoer,
 
toen nog de Dood gebonden voor mij lag?
 
 
 
En waarom liet ik toch Doods polsen vrij,
 
toen alles toesloop op dat teer geschrei;
 
de dieren al': beer, luipaard, tijger, los....;
 
was van die drie 't Geluk te veel voor mij?
 
 
 
Nog lang, in droom, volgde ik dier scheps'len lot;
 
d'ontbonden Dood dreef met hun angst de spot;
 
dit was 't refrein in het wijste boek dier mensen:
 
 
 
‘DAN, ONZE GOD IS EEN NAIJV'RIG GOD...’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken