Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde gedichten (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde gedichten
Afbeelding van Verzamelde gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.45 MB)

ebook (3.20 MB)

XML (0.65 MB)

tekstbestand






Editeurs

Cees van der Pluijm

Anneke van der Putte

Paul Sars

Rob van de Schoor



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde gedichten

(1988)–Pé Hawinkels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 221]
[p. 221]

aant.

Paideia psychopompè

 
Mijn kinderen wonen op het dikke trommelvel,
 
dat nimmer wordt beroerd; luizig en zich in de oksel
 
krabbend, - alsof daar de uiteindelijke, de smakeloze
 
en briljante oplossing lag verborgen, die
 
hen van alles zou ontslaan: van 't luierend bivakkeren
 
op dit verwaarloosd vlak van ontucht en verveling,
 
van 't groeien en 't bloeien zonder meer, maar bovenal
 
van 't krabben, en 't daarna onvermijdelijke
 
spreiden van hun paarlemoeren nageltjes,
 
tegen 't zonlicht; als 'n stok speelkaarten, 't spreiden,
 
als - 'n muntbiljet, om 't watermerk, 't onderzoek
 
naar de sporen van de opdracht, die is meegegeven
 
aan deze kleinen, - een kwijtgeraakt boodschappenbriefje.
 
 
 
En hunne hersentjes, niet groter dan 'n pinda, en tot de rand
 
met somnolente vergetelheid - alsof dat niets is! - toegerust,
 
kwijten zich van hun taak, zeker, trekken
 
een zucht rimpeltjes in deze snuitjes, die óok onbeschreven
 
zijn geweest, eens, en -
 
niets ervan, dat dit iets uit zou halen,
 
dat er luchten aan het trillen slaan,
 
al was 't zo summier en geruchtmakend als 'n klubje
 
kolibri's, dat opvliegt, niets ervan:
 
mijn kinderen, ze zitten op het trommelvel,
 
als op een schitterende blaar, die door geen vingertop
 
mag worden aangeraakt: ach, werp ze uit de verte maar
 
wat mondvoorraad toe, de schurken.
 
 
 
Een derde partij zal zeggen: ‘De vader,
 
zo beminnelijk van postuur als hij geweest
 
moge wezen, - in z'n knieholten, z'n gewrichten überhaupt,
 
was 't niet pluis: op zekere dag zakte hij,
 
ongemerkt en geruisloos in elkander, een pudding,
 
die zijn kinderen bedekte en verstikt zou hebben,
 
ware 't niet dat zij, lui en goedgemutst als steeds,
 
zonder 't zich bewust te zijn, gaatjes in de substantie
 
van dat ouderlichaam gegraven en gesanctioneerd
[pagina 222]
[p. 222]
 
hadden.’ Hier lig ik nu, geperforeerd, bloemgeel
 
en doorkropen als exquise kaas, - aas,
 
voor mijn kroost, waarvoor ik, ach, ik lucht ben.
 
 
 
De vuilnisterreinen, want dat zijn 't: hopen puin
 
en lijken, geel als pauken, waarop zij, als druppels
 
op gifzwarte grammofoonplaten te gast zijn, dit stel kleuters,
 
ze trekken bekijks:
 
met de tong uit de bek komen, links en rechts,
 
op hiëratisch knetterende stoomwalsjes, in zeepkisten,
 
toeristen aangestoven, ongelooflijk, -
 
daar stappen ze af, steken zich als missionarissen
 
in een gewetenloos wit, drinken 'n stuk of wat kratten
 
sterk gezoet bruin bier leeg, voordat zij, verhit,
 
wuivende kringen tegen 't zenit formeren,
 
en 't - Heer God Zebaoth! -
 
op een zingen zetten waar geen mens meer van op-
 
fleurt: ‘Wij zijn gekomen om U op te beuren. Hoor
 
hoe de deuren slaan, wanneer de Here nadert!...’
 
 
 
SANCTUS, SANCTUS!! (Wie anders zou hun Here zijn,
 
dan ik, hun heer en vader, benevens wel - hun atmosfeer?)
 
'n Knal, een explosie, en aan de splits van vuurpijlen flopt
 
al 't bekijks van deze dolle datum, - van kometen
 
hebben zij iets weg - als staartsterren terug de ruimte in,
 
terug in haar keuze de moederschoot, dan wel de vaalt der sterrenhemel;
 
nu, nu zijn mijn kinderen, de vruchten van mijn schoot,
 
van mijn zweet, mijn zaad en mijn gedachten, mijn gedaante
 
sine paribus, alleen, en zonder ziel.
 
Laat de sterren, simpel en margarinegeel pinkelend
 
als engelentestjes, dan desnoods maar toezien, mij
 
als een sukkelig fluïdum hen omademen:
 
voor steeds zijn zij alleen, alleen om aan
 
het werk te gaan, op zichzelf om ooit te sterven,
 
tussen soortgenoten om zich te krabben
 
als een god of als een kelderrat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken