Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Woeringen van het jaer 1288 (1836)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Woeringen van het jaer 1288
Afbeelding van Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Woeringen van het jaer 1288Toon afbeelding van titelpagina van Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Woeringen van het jaer 1288

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (1.55 MB)

tekstbestand






Editeur

J.F. Willems



Genre

poëzie

Subgenre

kroniek
ridderroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Woeringen van het jaer 1288

(1836)–Jan van Heelu–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 346]
[p. 346]

B. Dit es vanden yersten Hertoge Jan van Brabant, maer die Cornike en houdens nietGa naar voetnoot1.

 
Als van Woeronc quam hertoghe JanGa naar voetnoot2,
 
Daer hi menigen prince verwan,
 
Soe quam hem eene niemare,
 
Die hem te hooren was herde zware,
 
Van sijnder suster der coninghinne,
 
Die men onverdient ter doot woude bringen;
 
Want vander Broetsen her Peter, die heere,
 
Seide haer op loghene ende onneere.
 
Soe deetse die coninc vaen,
 
Ende sij dedet haren broeder verstaen,
 
Den edelen hertoge, die groeten noot,
 
Bescreven met haren bloede root
 
In een scale, dair sy uut dranc,
 
Soe dat hertoge Jan van Brabant
 
Reet, doe hi verstaet die mere;
 
Op twee dage reet die edel heere
 
Ende omtrent op eenen nacht,
 
Te Parijs, dair menne sach
 
Den verrader, valsch van doen,
 
Verworgen aen Monfacoen,
 
Ende bracht in vreden, wilt versinnen,
 
Sijnder suster der vranscher coninghinnen.
 
Met hem liep oic zekerlike
 
Een knecht, ende was van Meerbeke
 
Uuter meyerien van Kempenhont:
[pagina 347]
[p. 347]
 
Dese liep metten hertoge stout,
 
Encle een haeswinde, die Vlieger hiet;
 
In ware dinc, en liege u niet,
 
Hanct den stegereep des hertogen
 
Te Parijs voir die zale hoghe.
 
Ende die coninc van Vranckerijc
 
Quam metten hertoge te dier tijt
 
Tot sinte Quintijns in Vermendois:
 
Daer hoofden ende feesten die heren cortois,
 
Deen metten anderen in vriendelicheiden,
 
Ende alst soude comen teenen scheidenGa naar voetnoot1
 
Vraeghde die vransche coninc
 
Sijnen zwager, in clare dinc,
 
‘Wie metten anderen eten soude? ’
 
Doen soe seyde die hertoge boude:
 
‘Wie yerst bereet hadde sijn spijse. ’
 
Het consenteerde die coninc wise.
 
Hi dede verbieden dat men colen noch haut
 
En vercochte den hertoge stout.
 
Ende als die hertoghe verstout dat
 
Dede hi alle die planen nappen van der stat
 
Coepen, ende alle die scotèlen mede,
 
Ende dede sijn spise bereeden ter stede.
 
Ende doen dedi den coninc halen;
 
Ende als sij saten tien malen
 
Over maeltijt, ende hadden gheten,
 
Dedi bringhen sekerlike ten eten
 
Dweermoes, dat hi hadde doen bereiden,
 
Met plaen nappen heetheiden,
 
Ende dus diendemen voir den coninc,
 
Diet vremde had, ende vraechde of selc dinc
 
Die zede ware in Duytsche lantGa naar voetnoot2?
 
Doen seide die hertoge van Brabant:
 
‘Neent, her coninc, maer waendi,
[pagina 348]
[p. 348]
 
Dat ic niet zoe rijke en si,
 
Dat ic mijn spise niet en bereide
 
Voir die uwe? dat heeft my vriheide!
 
Al en condic vinden colen no hout,
 
Dit wermoes is costeliker, coninc stout,
 
Dan alle die spise; die ghi hebt geten;
 
Want andere bernynge, suldi weten,
 
En wasser toe dan nappen van pladen. ’
 
Doe seide die coninc, hooch van daden:
 
‘ Dit comt uuten hoochsten moede
 
Die ic noyt hoorde, zwager goede;
 
Ende om datmen dit eeuwelike
 
Weten sal in eerterijke,
 
Soe ghevic u, in uwer gewelt,
 
In vryer erve dat velt. ’
 
Noch heetet le terre de Brabant.
 
Ende die coninc van Vranckelant
 
Nam oirloff, ende voer te Parijs,
 
Ende die hertoge thuys, zijts wijs.
 
 
 
explicit.
voetnoot1
Tiré du manuscrit des Brabantsche Yeesten, ayant appartenu à l'abbayo de Tongerloo, et écrit au XVme siècle, sur parchemin, fol. 6, recto.
voetnoot2
Le poète se trompe de 10 années. Voyez Van Heelu, vs. 1375 et sqq.
voetnoot1
Ce qui suit me parait de l'invention du poète. Il est vrai cependant, et Butkens le dit (Trophées, I p. 351) que le duc Jean acheta une terre aux environs de St-Quentin, pour y donner des tournois et des joutes. Voyez aussi Die excell. Cronike van Brabant, Antw. 1530, p, y.y.ij. verso.
voetnoot2
Ce nom de Duytschland, donné à notre pays, est assez remarquable.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Duitsland


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Brabantsche yeesten. Les gestes des ducs-de-Brabant par Jean de Klerk d'Anvers (3 delen)