Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Nederduytsche poëmata

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,55 MB)

ebook (3,27 MB)

XML (0,21 MB)

tekstbestand






Genre
poëzie

Subgenre
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Nederduytsche poëmata

(1619)–Jan David Heemssen

Vorige Volgende
[p. 35]

Tvvee Sonetten.
Op den Sinxen-dach.

 
WAt licht verschijnt ons daer? 'tsijn Goddelijcke stralen!
 
Ia seker! 'tis Godt selfs! Het is Godts hooghen Gheest,
 
Sijn liefd', en leuendt vier, waer door wy onbevreest,
 
Ten hemel vlieghende, verlaten 'swerelds palen.
 
Maer wat gheluydt is dit van alderhande talen?
 
Ick sie, 'tis al verheught, de minste, met de meest'.
 
Floecks aen, maeckt u ghereedt, helpt vieren dese feest',
 
Soo mach Godts wonder werck oock in u siele dalen.
 
Roept den Vertrooster aen, ghy siet hem nu bereydt;
 
Ghy siet hoe hy sijn ionst aen ieghelijck verbreydt;
 
Ghy siet hoe hy ons schenckt sijn seuen rijcke gauen.
 
Hy is der menschen hulp', verlichtingh', vred', en rust';
 
Hy can ons' siel versa'en met Goddelijcken lust;
 
Hy brenght door sijnen windt ons schip ter goeder hauen.

Sonet.

 
GHeest, van wie alle gheest ontfanght verroer, en leuen;
 
Gheest, die, om ouer al te spreyden uwen naem,
 
Maeckt' uwer boden tongh' tot alle tael bequaem,
 
Waer door 'tlicht des gheloofs de wereldt is ghegheuen.
 
O! Goddelijcken Gheest, van eeuw' tot eeuw' verheuen,
 
Wt wie den vrede spruyt, met alle deught lof-saem,
 
Waer sonder niemandt u can wesen aenghenaem:
 
Gheest, die u mildigheydt ons toont in gauen seuen.
 
Stort u doorstraligh licht in ons verblindt verstandt;
 
Ontsteekt ons' herten coudt met uwer liefden brandt;
 
En ons' lichamen cranck wilt door u cracht verstercken:
 
Den Vader laet door u ons weten, bidden wy;
 
Den Soon ons kennen doet: gheloouen oock, dat ghy
 
Sijt haerder beyder Gheest: en ons gheloof bewercken.


Vorige Volgende