Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland) (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (13.48 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland)

(1906)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 174]
[p. 174]

De stoel.

De soep was opgedaan.

Oom Frits, president van het collation, had met z'n mes tegen 'n bord getikt, stilte verzocht en 'n ieder smaaklijk eten gewenscht. De lepels hoorde je al zilvren tegen de borden. Toen, in de plotsling dempende eetzwijgenis, klonk tante Jet's verwonderde stem:

‘Waar is Agnès? - d'r soep wordt kóúd....’

‘Hé - waar is Agnès?’, herhaalde Frits en de bruigom nu ook opkijkend, vroeg nòg eens over de feesttafel heen:

‘Is Agnès 'r niet?’....

‘'k Zal 'r even waarschuwen,’ zei Truus, de jongste zuster der bruid.

De twééde stoel kwam leeg.

Overigens zaten ze precies met d'r twintigen. Want al had de bruigom willen dejeuneeren en famille - mèt de getuigen èn met degeen die je wel inviteeren móést, die je positief niet weigeren kòn - 't was toch 'n tafel geworden.

Truus wipte de trap op, roepend omhoog.

‘Agnèèèèès!’ echoode haar buiten-ademe-stem langs de deftige marmerwanden.

Geen geluid. Vreemd. Waar Agnès gekropen was? Zat ze daar niet? Waaratje ja!

[pagina 175]
[p. 175]

‘Agnès! Waar blijf je? Je soep wordt koud! Wat dóé je, kind?’

Betraand meisjesgelaat in kuiving van wolblond kroes keek triestig op.

‘Ik kòm niet eten...’

‘Kom je niet eten?’ zei Truus gebluft.

Diè was goed! Niet kommen eten als je vader troúwde.

‘Nee,’ zei Agnès bot; beraden vouwde ze de handen om de knieën.

‘Is 'r iets gebeurd?’ - vroeg Truusje vrindlijk.

‘Nee,’ klaagde 't meisje: ‘maar 'k doe 'r niét an mee...’

‘Kind - je ben niet wijs,’ snauwde Truus vinnig: ‘wat heb jij 'n kùren...’

‘'k Vraag je raad niet,’ zei Agnès snibbig - dan overspannen, viel ze met 't hoofd op den kozijnrand, zachtjes snikkend.

‘Toe,’ troostte Truus - die 'n jaar ouder was, nou tànte van Agnès werd: ‘zeg nou of 'r iets voorgevallen is?’...

‘Laat me met rùst,’ schreide de ander: ‘èten en drinken jullie maar!’...

‘Nou, ik zeg je,’ viel Truus uit: ‘dat je 'n màl figuur slaat! Je lijkt wel getikt!’...

En na die venijnigheid liep ze de kamer uit, de trap af en uit 'r humeur - 't nèst dat zich anstelde! - kwam ze de feestkamer binnen, waar aan de lange tafel met de bloemen, pièces, zilver en glazen de familieleden lunchten...

‘Komt Agnès?’ -, schreeuwde oom Frits, die 'n weinig luidruchtig deed - zóó kwam 'r in elk geval 'n beetje stemming in.

Truus haalde gepiqueerd de schouders op.

‘Ze doet màllig,’ zei ze, in-eens in den toon haar nijdigheid luchtend. D'r soep was koud geworden

[pagina 176]
[p. 176]

en oom Karel, die stokdoof was, had ze voor tafelbuur.

Bruigom keek op, kregel.

‘Nou, nou, nou,’ zei hij, z'n mooien snor vegend: ‘je kon je wel aardiger uitlaten...’

‘'t Is zoo,’ hield Truus aan: ‘ze wil niet, zegt ze.’

Haastig lepelde de jonge schoonzus haar soep.

En het heele gezelschap luisterde een oogenblik naar het niet beschaafd slurpen dat door de kamer klonk.

Oom Frits keek naar z'n glas en tante Jet kauwde langzaam de stukjes die ze van 't Weener broodje brokte.

Zelfs Arnold, die bezig was geweest moppen te vertellen, zweeg, speelde met z'n vork.

Als Agnès nièt aan tafel wou komen, dachten ze zoowat allemaal, dan was 't hatelijk voor de twééde moeder. Zoo iets beloofde.

De ledige stoel tusschen tante Jet en meneer Van der Does - die getuige was - stond hard en verstorend voor het soepbord. Netjes piekte de servet met de roos er naast - de éénige roos die nog in 'n servet stak.

Driftig sloeg bruigom z'n glas wijn om, schoof z'n stoel achteruit.

‘Wil ik niet liever,’ vroeg de jonge vrouw: ‘misschien voelt ze zich niet goed...’

‘Nee, kind,’ zei hij stug: ‘'k ben in tien seconden terug...’

 

Over den looper tipten z'n gelakte schoentjes. Twee, drie treden oversprong hij gelijk. Nee, hij zou nièt oploopend, nièt driftig zijn. Maar toegeven in géén geval.

In dezelfde houding hurkte ze bij 't raam.

‘Agnès!’

Ze bewoog niet, snikte stilletjes.

[pagina 177]
[p. 177]

‘Waarom huil je?’

Geen antwoord.

‘Wil je me zeggen wàt je scheelt?’

Nòg was-ie kalm, moeite doend om z'n drift te bedwingen.

‘'k Hinder hier niemand,’ zei ze harder-snikkend.

‘'k Verzoek je dàdelijk an tafel te komen!’...

‘Nee papa,’ schreide ze: ‘'k heb geen eetlust...’

‘Ben je klaar met je fràtsen!’, barstte hij los, maar zich inhoudend, wetend dat hij zóó niets van haar gedaan kreeg - ze had den aard van haar moeder - hurkte hij bij haar op een taboeret:

‘Kom nou, kinnie...’

Als hij kinnie zei, was hij in z'n weekste stemming, hield ze van hem. Zachtjes pakte hij een der handen, wond de andere van het beschreid gelaat.

‘... Heeft iemand iets onaangenaams gezegd...’

Ze knikte van nee en mèt begreep hij volkomen.

Haar medaillon dat aan een dun-gouden-kettinkje hing, bengelde òpen met 'n klein vervaald portretje en 'n streepje zwart haar - de tweede vrouw was blònd.

En terwijl hij die dingen zag in de dofgouden randsels, wist hij wáárom ze huilde, wáarom ze niet wou, wáarom ze koppig was.

Jammer dat hij haar niet op de kostschool had gelaten.

Domheid om 'n meisje van dien leeftijd bij zulk een gelegenheid te doen overkomen.

‘Agnès,’ zei hij, de handen van z'n dochter stevig drukkend: ‘ik dàcht dat je gelukkig zou zijn met 'n twééde moeder.’

‘Nee,’ toornde ze: ‘ik kom niet beneden!’

‘Ik wìl 't!’ zei hij beslist.

Het portretje en de haarvlok slingerden heftig aan 't fijn-geciseleerd kettinkje.

[pagina 178]
[p. 178]

‘Ik kan 'r niet uitstaan, niet uitstaan!’

‘Agnès!’...

‘Moeder is nog geen jáar dood...’

‘Hou je mond!’ viel hij driftig uit, haar handen knijpend.

‘'t Portret uit de huiskamer is wèg,’ snikte ze luid.

‘Agnès, ik vèrzòek je,’ zei hij dreigend.

‘Niks, niks meer in 't heele huis - 'k wou da'k óók dood was...’

Zachter begon hij weer, haar liefkoozend.

‘Wees nou verstandig, kinnie... Lúister nou eens kinnie.... Je heb van dat alles vróeger toch niets gezegd, kinnie... Waarom kom je daar vandaag, juist vàndàag over los?... Toe, kinnie!...’

‘Je heb me geschreven dat je wéér trouwen ging.... 'k Heb 't gekropt... Maar nou 'k die vreemde menschen zoo vroolijk beneden zie in dezelfde kamer waar de rouwvisite was - nou kan 'k niet, nou kàn 'k niet...’

Beneden klonk de stem van Frits, vroolijk-galmend langs de marmeren wenteltrap.

‘... Eduard!... Agnès!... Blijven jullie bòven!...’

‘Ik kom!’, riep de bruigom over de trapleuning en snel-beslist terugkeerend, het meisje met vlammende oogen beheerschend:

‘Nu uit! Je maakt mij en jezelf ridikuul, rìdìkùul, versta je?... En je nieuwe moeder, die 't beste met je voorheeft geef je 'n klap in 't gezicht!... Sta op!’...

Zwijgend knipte zij het medaillon dicht, stond van haar stoel.

‘Naar beneden! Onmiddellijk!’

Z'n gelaat was rood van drift boven het vlekloosgesteven overhemd.

[pagina 179]
[p. 179]

‘Ik kàn zoo niet,’ snikte ze zacht: ‘ik moet me eerst wasschen,..’

‘Bet je oogen met eau-de-cologne,’ commandeerde hij: ‘en geen nièuwe kuren!’...

‘Ga u maar vast... dan kom ik dadelijk...’

‘Nee,’ zei hij driftig opnieuw: ‘ik wàcht. En haast je!’...

Voor de waschtafel bewoog zij zich, ordende het verward haar, bette de oogen.

Hij voor den voetspiegel, bekeek z'n rok, trok norsch z'n vest glad, het wit dasje recht.

‘Later zul je dànkbaar zijn,’ sprak hij: ‘je tweede moeder is een engel!’...

Zij zweeg.

‘En over je eigen moeder had je vandaag niet behooren te spreken - als je begrip van kieschheid had...’

Ze zweeg.

‘Ben je klaar?’...

‘Ja papa.’

‘Vooruit dan...’

‘Mag 'k mòrgen weer naar de kostschool terug?’

‘Voor mijn part je heele leven,’ viel hij driftig uit.

De trap kraakte - de looper had timiede kreukgeluidjes. Zij liep voor, de rose blouse om het slanke lijf, de blonde haren hoog-op gewrongen met rozen er in.

Bij de deur stak hij zijn arm door den hare. Zoo kwamen ze binnen, intiem, vader en dochter.

‘Hoera! Bravo!’, riep oom Frits met 'n half croquetje in z'n mond.

‘Ze had wat hoofdpijn,’ zei de bruigom.

‘Hoofdpijn,’ herhaalde tante Jet lijzig: ‘hoe komt mèn aan hoofdpijn in dit weer?’

En neef Arnold, beweeglijk, het vijftienjarig bak-

[pagina 180]
[p. 180]

vischje charmant vindend - ze zag 'r uit om te stélen - schoof beleefd den ledigen stoel op zij.

Nu waren ze compleet.

Met d'r één-en-twintigen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken