Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 7 (onder ps. Samuel Falkland) (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 7 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 7 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 7 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

Scans (14.96 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 7 (onder ps. Samuel Falkland)

(1912)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 154]
[p. 154]

Domme dienstmeid.

Zonder omwegen gezegd, hare domheid was ziek te worden - ziek in Amsterdam.

Het geschiedde nòch in Buiksloot, nòch in Kampen, nòch in Aarlanderveen.

Het geschiedde zéér beslist in Amsterdam, wat Falkland met overmatige intonatie herhaalt a) omdat een Amsterdamsch Schetsboek naar men beweert, ook wel eens iets speciaal-Amsterdamsch mag bevatten, b) omdat in 1899 bij Van Holkema en Warendorf eene excellente Gids der Nederlandsche Weldadigheid, elf honderd twintig bladzijden dik, prijs gebonden in half-lederen band f 6.50, is verschenen, welke gids zóó plechtig en glanzend van Holland's teeder, zoet-kloppend hart voor bedeelde armen (burgerlijke, kerkelijke, bijzondere), oude lieden, verwaarloosden, gevallenen, zieken, werkloozen, behoeftige vreemdelingen verhaalt, dat 't zonde en pertinente schande zoude zijn het liefdadig Nederland eene smet aan te wrijven welke blijkbaar uitsluitend achterlijk Amsterdam bewreven moet worden - elf honderd twintig folio-bladzijden wel-, mild-, liefdadigheid behoort men niet voor het hoofd te stooten - c) omdat: en dit had ook wel a kunnen zijn zònder franje-achtig b of c - òmdat

[pagina 155]
[p. 155]

de enkele verklaring dat een domheid in Amsterdam geschiedde, als eenvoudige eenheid-van-plaatsaanduiding noch excuus, noch commentaar behoeft. Onze dienstmaagd dan werd positief ziek, niet slapjes of voorbijgaand, niet gefingeerd of ingebeeld, maar zéér ernstig.

Daar Falkland geen medische verhandeling schrijft en het gros zijner lezers geen medische explicaties wacht, zullen wij gemakshalve èn voor de generaliseering van een geval dat mogelijk en waarschijnlijk eens per maand in deze stad voorkomt, voorkomen kan of zal, de domme ziekte X noemen. Onze dienstmaagd leed dus hevig aan X, lei onder de balken van haar zolderkamertje.

‘Geertje,’ zeide mevrouw belangstellend-binnentredend en zich buigend over de bedsteeplank: ‘Geertje, kind - 't zal voor ons àllen het beste zijn, als je in een ziekenhuis behandeld wordt - vind je niet?’....

‘Ja mevrouw,’ knikte de dienstmaagd.

Ze knikte moe, lusteloos, volkomen begrijpend dat ze een làst was.

In het algemeen is elke zieke meid een last.

De mevrouw weet het, de meid weet het.

In ons geval was de mevrouw búitengewoon lief geweest, had een dokter besteld, had een lekker soepje getrokken.

Dàn nog driemaal per dag drie trappen opsjouwen - heusch je kunt al haast niet meer doen, als jezelf je handen vol hebt met heeren op kamers.

De mevrouw was een weduwe. De beneden-étage had een advocaat in huur, een-hoog vóor woonde een ambtenaar, een-hoog achter een onderwijzeres, twee-hoog vóor een student.

Die allemaal bedienen, narijjen, op de bel letten, laarzen poetsen, koken - twéé vrouwen konden 't

[pagina 156]
[p. 156]

amper an en nou de meid al tien dagen hàrd ziek: je vijanden zou je minder toewenschen. De schoonmaakster viel wel 'n vrij uurtje in, wiesch 's avonds de vaten - maar op den duur kòn 't niet. Gister had de onderwijzeres 'r thee op 't nippertje gekregen - vanmorgen was de ambtenaar met òngepoetste laarzen naar z'n bureau gegaan.

'r Móést 'n stokje voor gestoken worden.

Geertje was 'n beste meid, 'n bijzondere handige meid, maar alles alleen doen ging niet langer.

Mevrouw's houding was dus noch ongevoelig, noch onlogisch. Zittend naast de bedstee praatte zij vriendelijk.

‘Heb je hier familie, Geertje?’

‘Nee,’ zei de meid loom van stem.

‘Dan zal ik is telefoneeren,’ zei mevrouw.

En goedig, zachtjes hoofdschuddend - 't ging haar aan 't hart - stapte ze de trappen af.

De advocaat was uit, de advocaat had 'n telefoon.

Eerst schelde ze 't Binnengasthuis op, verhaalde van de zieke meid, die volgens den dokter wel drie maanden noodig had om te beteren, die geopereerd zou moeten worden enz., vroeg beleefd om 'r op te nemen. Zij zou wel voor een rijtuig zorgen.

De gasthuis-telefoonstem zei dat 't zoo maar niet ging, dat alleen als mevrouw zich verbond volgens tarief een daalder per dag verpleegkosten te betalen, de deuren van het ziekenhuis openstonden.

Drie maanden lang een daalder per dag is Honderd vijf en dertig gulden. Met zooveel geld smijt geen weduwe die leeft van kamersverhuren, ook al is haar hart excellent.

Mevrouw bepleitte dringend het geval: de gasthuistelefoonstem expliceerde dat geen gasthuis meer gratis verpleegde, tenzij de politie de zieke ergens op een stoep vond. In zóó 'n geval kwam de politie

[pagina 157]
[p. 157]

met een brancard en wat met een brancard werd aangebracht werd liefderijk opgenomen. Mevrouw schelde af, peinsde een oogenblik, vroeg opnieuw aansluiting met het Wilhelmina-gasthuis. Maar de andere gasthuis-telefoonstem zei in hoffelijke bewoordingen hetzelfde. Vroeger was er zooveel misbruik van de gasthuizen gemaakt, dat àlle gasthuizen dezelfde gedragslijn volgden en geen gratis-patiënten opnamen, tenzij alweer met de brancard aangebracht.

Mevrouw schelde af, keek bedrukt, rekende de som nòg eens na, vroeg ten derdemale aansluiting met het Roomsch-Katholieke Ziekenhuis: 't zelfde antwoord. 't Bleef om en om honderdvijftig gulden. Die had ze niet. Misschien had ze wél 'n Amsterdamsch lootje liggen of 'n sommetje van geen zware beteekenis. Maar dan nòg in deze onrustige tijden spendeer je je laatste centen niet aan je zieke dienstmaagd, die, hóé je 't ook rekent dienstmaagd blijft en misschien morgen, als ze gezond is, voor 'n kleine kwestie d'r dienst opzegt.

Mevrouw beklom voor de vierde maal, dien dag, de lange nauwe trappen.

Geertje sliep.

‘Geertje,’ riep mevrouw haar vriendlijk op den arm tikkend -: ‘Geertje 'k heb getelefoneerd’....

‘Ja mevrouw,’ antwoordde de meid suffig.

‘.... En 't kost 'n daalder per dag’....

‘Zoo,’ soesde de meid die liever maar liggen bleef - te moe om te spreken.

‘En 'n daalder kan ik niet bekostigen,’ praatte mevrouw vriendelijk: ‘je weet op wat voor kosten ik zit’....

‘Ja, ja,’ knikte de meid in de bedstee, dof kijkend naar mevrouw's lieve gezicht.

‘.... Maar nu geven ze den raad,’ zei mevrouw

[pagina 158]
[p. 158]

met lichte aarzelingen: ‘nou geven ze den raad - wil je niet is wat drinken? - nee? - om - om je in 'n brancard te laten vervoeren’....

‘In 'n brancard’.... schrikte de meid nu òpstuttend en de elbogen in het kussen borend - ‘in 'n brancard?’ - d'r bleek gelaat puilde het bedsteedonker uit - d'r haren slierden om d'r hoofd zóo als ze koortsbeefde òf zóo als ze schrikte.

‘Ik zèg 't niet,’ sprak mevrouw: ‘de menschen van 't gásthuis zeggen 't - en dan zou de politie’....

‘De politie,’ herhaalde de meid - en genoeg wetend zakte ze huilend in d'r bed terug.

‘In elk geval háást heeft 't niet - maak je maar niet bezorgd - we zullen nog wel 'n poosje de kat uit den boom kijken,’ trooste mevrouw.

Láng werd de kat niét uit den boom gekeken. U begrijpt dat. En we willen hiermee de weduwe die kamers verhuurde niet blameeren.

De advocaat mopperde dat er niet behoorlijk op de brievenbus gelet werd, de ambtenaar beliefde geen aardappelen die 'n kwartier hadden afgestaan, de onderwijzeres bedankte er voor twee-, driemaal te moeten schellen voor er iemand kwam.

Het was heel onpleizierig dat Geertje ziek lei - daar had de advocaat geen rekening mee te houden. Er waren meer meiden op de wereld. Kortom - Falkland behoeft dit niet nader uit te spinnen - al deze zaken zijn gewoon en banaal tot in het hinderlijke - op een dag bleef de weduwe nog wel tien minuten aan het telefoneeren - de telefoon zei beslist een daalder per dag en geen cent minder. Vervolgens zei de telefoon - van een ànder nummer wel te verstaan - dat er een rechercheur zou komen. Vervolgens onderhield de weduwe zich in het spreekkamertje met dien rechercheur, die haar wees op het onvermijdelijk schandaal van een

[pagina 159]
[p. 159]

brancard, dat daarenboven de politie géén brancard zond of er moest éérst bericht komen dat de meid dáar en dáar op de stoep zat of lag. Uit het huis haalde de politie haar niet. Mevrouw moest dus éérst de meid ontslaan en op de stoep plaatsen. Voor de rest zorgde de brancard.

 

Het werd mevrouw thans te benauwd. Ze móést de meid kwijt - u ziet Falkland bekijkt logisch de kwestie van verschillende kanten - ze móést een nieuwe meid huren om 'morgens en 's avonds het werk te doen en ze kòn geen schandaal voor haar deur hebben vanwege den advocaat, den ambtenaar, de onderwijzeres, den student (ofschoon de laatste héél makkelijk was). Mevrouw wikte de zaak een tweeden dag.

Toen sprak zij lang en ernstig met de schoonmaakster, liet die een rijtuig halen, steeg zelf naar den zolder, hielp vriendelijk pratend Geertje, die gekleed moest worden, troostte haar, wees haar op de uitstekende verpleging in het gasthuis, beloofde haar dadelijk terug te nemen als ze genezen ontslagen werd.

Persoonlijk steunde zij haar de trappen af, charmant geholpen door de onderwijzeres en de schoonmaakster, hielp 'r in de vigelant.

De schoonmaakster stapte mede in, schoof náast de rillende, zwaar-hangende meid.

De koetsier flapte het deurtje toe.

En voort ging het éerst naar Binnen-gasthuis toen naar het Wilhelmina-, toen naar het Elisabeth-gasthuis. Doch overal werden ze afgewezen, omdat het niet gratis gaat zònder politie en zònder brancard.

 

Het eindigde op de stoep, zooals het behoort.

Er kwàm een brancard.

[pagina 160]
[p. 160]

Want tèrùgbrengen mocht de schoonmaakster haar niet.

En de koetsier bedankte 'r voor - terecht.

Zoodat ten slotte de puzzle goed eindigde - de domme dienstmaagd kon uitzieken zònder betaling en alleen maar wat onnoozele ellende in 'n brancard doormaken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken