Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 8 (onder ps. Samuel Falkland) (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 8 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 8 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 8 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (15.27 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 8 (onder ps. Samuel Falkland)

(1912)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]

Tentoonstellings-Nocturne.

Met heesche buldringen stoof de Zee naar 't strand.

Het was een wàrme dag geweest.

De menschen van 't dorp hadden gepuft en geblazen.

Maar tegen den avondschemer begon de wind te morren en de vlaggen en wimpels op het tentoonstellingsterrein, waar muzikantjes roodhoofdig toeterden, spichtten en floepten.

 

Zacht-violet bewaasde den horizon.

'n Stoomboot gulpte een roetstreep en 'n bom glee op zwarte vlerkjes.

Bei in 't rossig gekwijn van den dag, boorden ze silhouetten, snijdend en traag van beweeg.

Er waren méer schepen op zee, doch de verdere einder, grauw en vergroeid met de wolken, slokte ze op.

Langzaam-invretend kroop de zwarte eindloosheid naar 't schuchter violet, met het roet-slierend bootje en de drenzende bom.

Dichter bij de kust kluwden domp-stuwend de golven.

Met groen-dreigende zwieping sloeg het brandinggewoel, grimmig van opstand, vlijmend van kuifstoot en val.

[pagina 57]
[p. 57]

Log gromde het aan, log overplompte het de banken, log smeet het z'n bolheid naar de kolking en wijking van 't strand - dan, murf-gestooten, als tot splinters gegruizeld, berste het hijgend, en gedraaf van nijdig-joelende sneeuw-klonters besmakte het schuimige zandvlak.

En omdat zoo herhaaldlijk, mateloos, 't ruige zeelichaam 't land overschokte, z'n kleed aan flarden wreef, z'n wrokkig gedreig de kust dee wijken, groeide een zang van water en land, een zang die er was bij ochtendgrauwen, een zang die klaagde te noen, een zang die deinde als bladergesuis te avond, een zang die nu bij 't stouwend geweld van de zee en 't kalme verweer van het strand òpdaverde als galmden klaroenen heur roep, als gromde de strijdgong, als flitsten de speren, als dreunde 't geschok geel-warrlende stof uit den grond.

Golf drong op golf en bij 't krijschen en stooten, 't knersen en botsen kermde heesch-klagend gerucht.

Daar waren waterbeukingen, steigrend als schrikkende rossen met bleek-schuddende manen en siddrende staarten - die rauwden neer en sloegen dof-trappend de hoeven tegen den loeienden grond.

Daar waren ruiters, de vleezige nekken en harige borsten be-vacht in gemze- en geitenvel.

Woest omklemden hun beenen de flanken en de zwaaiende knotsen be-klonken het krullende pantser dat vonken op-spetten en klinkklank van aambeeldechoën het aanval-rumoer overketste.

Daar waren lijven getrapt en gesmeten, weejammerend in het gedwerrel van stof.

Eén, grijsaard, met sleependen baard en haren als trossen, hield nog z'n spierige hand af-werend gestrekt. Maar de borst van het tuimlende ros dompte, brijzlend den arm, en het bloed, wonderlijk stuivend als meibloesemgevlucht in den wind, spoot

[pagina 58]
[p. 58]

verdwaasd, wit en aarzlend, gegrepen door het gekolk en gewarrel omlaag.

Dan vèrder aanrennend uit d'horizon-donkerte, snelden vaste geleedren, krijgers met zwaneveerglans in het staalgrauw der haren, de gemzevacht wapprend op windebeweeg, de naakte armen beschuimd, de bekken verwrongen in haat.

Op 't gestuif van hun snuivende rossen, zwaar den rotsgrond behaamrend, als in nadreun van donderslag joegen ze voort, paardeborst naast paardeborst, maan in maan verward en de strijdkreten gonsden paarszwart van dreiging, donker van joeling, zwellend tot gesmoorde vloeken en zuchten bij de knarsende botsing die paarden en ruiters dee klompen en klitten...

De kust stond in trotsch, koel-bewust verweer.

Hoog grijsden de duinen, bergen en dalen, en 't geluid van den strijd, de naklinking van botsing en slag stierf in de mulle gevaarten.

Zong alleen het helmen-gewir, bogen onrustig de helm-biezen, schudden de krekelkopjes driftig de hoofden, slierden de takjes met knorge cadans over den bodem, als windstooten en buldring rustten een wijle.

En diep in de groene dalen, waar de avondschemer naar het krimpend zonviolet starde, krasten de kreten van meeuwen en kraaien.

 

Op het tentoonstellingsterrein met z'n wimpelgespicht en vlaggen-geklepper was een cementen bak twee meter van middellijn.

Die bak was de reclame eener cementfabriek, een ronde bak, voor regen of faecaliën.

Daarin lei een zeehond.

Als een attractie werd-ie geëxposeerd.

Ze hadden een schuin plankier in den bak gelegd,

[pagina 59]
[p. 59]

waarop-ie kon glijden als 't cement 'm verveelde en als-ie drinken wou kon-ie slurpen uit een roodaarden pan, een kleine roodaarden pan met zééwater.

's Morgens om àcht kwam de man die 'm oppaste, smeet twee emmers water over z'n lichaam, nièt over z'n kop.

Als 'r wàter over z'n kop gesmeten werd had de exposant gezeid, kreeg de zeehond zeere oogen.

En 'n zeehond met zeere oogen is geen appetijtlijk gezicht.

's Middags om een uur kwam de man nog eens met de twee emmers en zoo nog wel eens tegen den avond.

Telkens het lijf nàt geworpen en de kop dróóg.

Twéémaal per dag kreeg de zeehond 'n portie dooie pietermannen in de roodaarden pan, pietermannen die-die gùlzig slikte.

De menschen die de tentoonstelling bezochten, liepen trouw naar den cementen bak, den bak van twee meter middellijn, keken over den rand. En spraken dingskes van verbazing en verwondring.

‘Wat 'n raar beest.’

‘Wat 'n kemieke kop.’

‘Pa - hij heit ooge as 'n mènsch.’

‘Kijk 'm is knabbele’ ....

‘Jessis - wat stinkt-ie’....

En de kinderen hadden pret.

Die smeten ulevellen in den cementen bak en loerden of-die 't vràt.

En eindjes sigaar.

En gebrande amandlen uit een automaat.

En 'r waren ook gróote menschen die is probeerden of-ie zin had in 'n pruim tabak of 'n stuk oudbakken brood.

Hij, ònbeweeglijk, enkel rondkijkend met de zwarte, denkende oogen, liet ze begaan.

[pagina 60]
[p. 60]

De vinnen hield-ie onder z'n haren lichaam, de staart lei op de geschenken.

Zoo deed-ie hééle dagen, niets ziend dan den cementen cirkel, de wolken en luchten, de hoofden der menschen die grinnekten en lachten en 'm als de oppasser 'r nièt was, porden met d'r wandelstokken en parapluies en gièrden als-ie wou toehappen.

 

Toen de muzikantjes in de houten tent begonnen te spelen, werd-ie onrustig.

Het waren twaalf duitsche straatmuzikanten, die Wagner speelden Lorelei en marschen en Lieb Vaterland en beleefdlijk 't Wien-Neerlandsch.

Ze toeterden fel en schel, met neusgeluiden en kwakken.

Ze bliezen in tegen den wind, hadden steenen gelegd op de bladen muziek.

Ze rommelden, trommelden en de tuba jankte melankoliek, de pistons en trombonnes overkeffend.

Ze spanden hun koonen en verpaarsten van schettergeweld.

Ze zaten met duffelsche jekkers, de petten diep op de ooren, bang voor 'n kou na de zweeting des dags.

In den bak kromde de zeehond z'n buik en z'n kop wreef langs den wand, pogend den rand te bereiken.

Maar z'n vinnen hadden geen vat, konden niet helpen, telkens kwakte-die neer op 't eindje sigaar, de tabakspruim, de ulevel, de gebrande amandlen.

Z'n oogen, wijd-open, diep van oneindig fluweelzwart, oogen met glazige glanzing en spiegling van ernste gedachten, zochten gedwee, vragendverwondrend.

De koperen toeters schreeuwden, kermden. De hobo repte z'n bas, de klarinet jenkte falset, de trom bomde met stevigen deun.

[pagina 61]
[p. 61]

Het gulpte op den cementen bak toe, om den kop van den zeehond.

En als 't pauze was, knerpten dichtbij stukgetreden schulpen, joeg de zee z'n gerucht over 't land, daverde zachtkens, gesmoord door den duinwand het beuken der branding, suisde 't uit snikkende kelen.

‘Pa - late we de zeehond gaan kijke’...

‘Waar is dan de zeehond?’

‘In die bak, pa.’

‘As je maar voorzichtig ben. - Nee, an me hand blijve en òppasse - die bijte’ ...

‘Bijte ze pa?’

‘Ja, ze bijte.’

‘Ach wel nee, pa. Hè ja - strijk u 'n lucifer af, dan zien we 'm beter’...

‘Mis - je houdt geen lucifer an met die wind’ ...

‘Sta je niet op de tocht, Marietje?’

‘Kisch! Kisch! - Wat 'n saaie!’

‘Wat eet-ie, pa?’

‘Visch’...

‘En wat krijgt-ie voor koffiedrinke?’

‘Water’...

‘Hè - Jan, wat 'n fláuwe mop’...

‘Flauw! Nee - die's héél goed - die ken je oververtelle. Als ze thee drinke, drinke ze water. Als ze koffie drinke, drinke ze wàter!...’

‘Jan - hou op - je maakt me draaierig met je flauwiteiten’...

 

Om halfelf was 't donker op 't terrein, waren de lantaarns gedoofd, waren de muzikanten vertrokken, zaten de menschen in d'r kamertjes, met lampen achter gele gordijnen.

Schaduwhoofdjes bewogen, schaduwruggen leunden in schaduwstoelen. In de straatjes was 't slaapstil.

[pagina 62]
[p. 62]

Alleen de Zee.

Die blies z'n ouwe geraas.

Die stuwde de golven en wierp ze stug op 't strand.

Die schudde z'n schuim.

Die smeet de zandkuilen toe.

Die mokte als een woud, wen kruinen in windgeruk wreevlen.

Die beet z'n norsche geluiden, gonsde, grommelde.

Die braakte wit-plassend strijdrumoer van grijze paarden, splintrende speren, beukende schilden, hijgende krijgers.

Die donderde z'n marmeren-stortingen door 't nachtzwart dat de duinen kreunden, de helmen àngstig klaagden.

 

De zeehond lee veilig en lekker.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken