Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kopij en druk in de Nederlanden. Atlas bij de geschiedenis van de Nederlandse typografie (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kopij en druk in de Nederlanden. Atlas bij de geschiedenis van de Nederlandse typografie
Afbeelding van Kopij en druk in de Nederlanden. Atlas bij de geschiedenis van de Nederlandse typografieToon afbeelding van titelpagina van Kopij en druk in de Nederlanden. Atlas bij de geschiedenis van de Nederlandse typografie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19.71 MB)

XML (1.31 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/boekwetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kopij en druk in de Nederlanden. Atlas bij de geschiedenis van de Nederlandse typografie

(1962)–W.Gs. Hellinga–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 109]
[p. 109]

Het ontwerp

Inleiding

(a) Het is een nog vrij veel voorkomend misverstand dat de oudste drukken onder invloed staan van de codices en deze imiteren. Een opvatting als deze miskent het karakter van de uitvinding van de boekdrukkunst en leidt de aandacht af van de eigenaardigheid van de ontwikkeling der typografie. Wat de uitvinding tot een oplossing bracht en wat de eerste drukkers binnen het verloop van een halve eeuw vervolmaakten tot een volkomen bruikbare techniek, was het probleem dat sedert de dertiende eeuw ook de pecia-methode had trachten op te lossen: het snel vermenigvuldigen van een tekst.Ga naar voetnoot1 De druk maakte derhalve, zoals reeds werd opgemerkt, een boek langs mechanische weg, in plaats van met de hand, en wel op zulk een wijze dat er een groot aantal exemplaren tegelijkertijd ontstond. Deze doelstelling, het overwinnen van een techniek die een boek alleen exemplaar na exemplaar kon doen ontstaan, zodat nu het vervaardigen ook van zeer kostbare werken een grote winst zou kunnen opleveren, verklaart onder meer reeds, waarom Gutenberg c.s. na de eerste experimenten een zo grootse en kostbare onderneming begon als het drukken van een folio-bijbel. Uit de aard der zaak had derhalve na de oplossing van het technische probleem het product een karakter dat identiek was aan dat van het boek als zodanig, dus van het geschreven boek.Ga naar voetnoot2 Voor de geschiedenis van de typografie is daarom niet die gelijkheid een probleem: de eigenschappen van de oudste drukken moeten verklaard worden door de codicologie. De bibliologie echter heeft te maken met de veranderingen die al spoedig de afwijkingen veroorzaakten tussen het met de hand vervaardigde boek en het product van mechanische arbeid.

(b) Vergelijken wij de oudste kopij en het drukresultaat van Ketelaer & De Leempt: 11-16, dan treft ons naast een inderdaad opvallende overeenkomst menig verschil. Het belangrijkste verschil is, dat de codex op twee kolommen werd geschreven: 11, terwijl het boek met een regelbreedte over de gehele pagina werd gezet. Toch werd het ontwerp van het gedrukte boek in dit geval nog niet bepaald door de techniek van het zetten of door de eigenschappen van de pers. Er zijn in

[pagina 110]
[p. 110]

de incunabelperiode van het begin af aan boeken geweest die op twee kolommen werden geschreven of gezet: 4, 5. Wat nu ook de reden van de verandering geweest mag zijn, waar het om gaat is dit, dat het gedrukte werk in elk opzicht, dus ook waar het regellengte betreft, nog volkomen het karakter van een geschreven boek heeft. De letter heeft de ligaturen als bij een copiist, de technische details zijn die van een normale codex.Ga naar voetnoot3 Vooral moet hier gewezen worden op de typische eigenschap van voltooiing in fasen. De druk heeft alles weggelaten wat in de codex door de rubricator na het schrijven diende te worden aangebracht: 1, 2, en wel als gevolg van de grote technische moeilijkheden van een tweekleurendruk, die toch Gutenberg in beginsel reeds tot een oplossing had weten te brengen. Het vervaardigen van een grondtekst (in proeven: 3, 17, 34), verder uit te werken door toevoeging met de hand van letters en andere tekst-structurerende middelen in andere kleur, is vanzelfsprekend de eerste fase. Commerciële overwegingen maakten dat het in vele gevallen daarbij bleef: 4, 5, 6, 21, 36, 39, 40, 41, 42; de traditie van het boek in de boekhandel bracht mee, dat zulk een resultaat een normale verkoopbaarheid bezat. De boekhandelaar of de koper-bezitter liet daarna met de hand de rubricatie en desgewenst de decoratie aanbrengen: 37. Dat het laatste in deze drukken: 12, 14, 19, zo geheel het karakter van de kopij-codices heeft, behoeft niet eens op het afwerken in een drukkerij-atelier te wijzen, al zal dat hier wel het geval zijn geweest; de stijl van het drukresultaat bepaalde namelijk in hoge mate de stijl van het eindproduct.

(c) De eigen ontwikkeling van het gedrukte boek spreekt het duidelijkst uit de geschiedenis van het titelblad en de autonome toepassing van typografische middelen.

Vrij algemeen wordt aangenomen dat het titelblad: 23, 24, 30, 32, 46, 51, 69, 70, 71, 81, 83, 95, 100, 114, 148, 164, 165, 179, 180, 197, 214, door economisch-commerciële oorzaken ontstaan is uit de colofon: 20, 37, 49, die de codex kende. Beter is het misschien, te zeggen dat de eigenschappen van de colofon op den duur zijn overgedragen op het titelblad. In ieder geval is er ook verband tussen titelblad en incipit. Zo heeft bv. het boek van 32 een soort binnentitel welke als het ware een geïsoleerd incipit is, maar dan zonder impressum, dat in de colofon voorkomt. Een incipit kan door een illustratie reeds het karakter van een titelblad krijgen, zoals de Leeu-druk van 31, terwijl andere titels met de illustratie nog de vorm van een incipit kunnen behouden: 23, 24, 31. Daarentegen hangt de zg. staarttitel met het explicit samen: 36.

In ieder geval had de drukker-uitgever-boekhandelaar, daarna al spoedig de uitgever-boekhandelaar, en vanuit de zestiende eeuw de boekhandelaar, voor de aanbieding van het grote aantal exemplaren dat tegelijkertijd in de handel gebracht kon worden, reclame nodig. Daardoor komt parallel aan het uitgevers-

[pagina 111]
[p. 111]

prospectusGa naar voetnoot4 de voorpagina tot ontwikkeling met titel (al of niet met een uitvoerige omschrijving van de inhoud), naam van de drukker-uitgever, resp. uitgever en drukker, soms ook van de boekhandelaar, en met opgave van plaats en tijd van uitgave; bovendien komen van het begin af aan illustratieve toevoegingen voor (naam van de drukker-uitgever: 46, 51, 70, 71, 81, 95, 100, 148, 164, 165, 179, 180, 197, 212, 213, 214; plaats en tijd: alle genoemde afbeeldingen behalve 81 en 164, die alleen plaats vermelden; illustratieve toevoegingen: 24, 30, 46, 95, 148, 165, 179, 180, 197, 214). De geschiedenis van het titelblad weerspiegelt dan ook in hoge mate de geschiedenis van de distributie van het boek.

In deze atlas echter komt tot uitdrukking op welke wijze de titel als typografisch moment zich binnen het geheel van het boek gaat onderscheiden. In esthetisch opzicht krijgt deze pagina het eerst een eigen vorm met een eigen ontwikkelingsgeschiedenis, die een zelfstandig hoofdstuk wordt in de geschiedenis van de kunst. De samenwerking tussen Rubens en het huis Plantin-Moretus bevestigt dat in ontwerpen die, uitgaande van de typograaf, een voorbeeld zijn van integratie van het beeldend moment in een typografisch geheel: 64-71. De eigen ontwerpen van de grote boekminnaar Constantijn Huygens laten daarnaast zien, hoezeer het titelblad in de loop der tijden voor bijzondere experimenten ter beschikking kwam: 109-113; die van Marchand getuigen van het vermogen van de kunstenaar om merkwaardige aanwijzingen te volgen: 171, 178; zie verder nog 80, 147. Titelpagina: (1) in boekdruk: 23, 24, 30, 46, 51, 95, 148, 180, 212, 214; (2) gegraveerd: (a) gegraveerde titel waarop impressum: 68, 70, 71, 81, 100, 197; (b) gegraveerde titel zonder impressum: 83, 114; (c) gegraveerde titel met enkele elementen van een impressum: 164, gevolgd door titel in boekdruk: 165; (d) titelprent zonder verdere gegevens: 172, gevolgd door een titelblad in boekdruk; (3) combinatie van beide technieken op één titelblad: 165 en 179.

(d) Van typografisch standpunt is de pagina, de gewone tekstpagina, voor de ontwikkeling van de typografische vormgeving in wezen boeiender dan het verbijzonderde titelblad. Aanvankelijk berustte het ontwerp van de tekstpagina, zoals reeds werd opgemerkt, vanzelfsprekend op de traditie van het geschreven boek; later komen de ontwerpen van de boekdrukkers en hun medewerkers, komt dus in het algemeen het typografisch bepaalde ontwerp. Er vallen daarbij drie vormen te onderscheiden, namelijk: (a) geschreven ontwerp: 59, 91, 117, 126, 135, 137, 144, 149, 151, 154, 155, 174; (b) getekend ontwerp: 194; (c) gedrukt ontwerp: 79.

De vrijheid van een ontwerper op dit gebied beweegt zich tussen de grenzen die gesteld worden door de mogelijkheden van de typografische middelen en door de eisen die gesteld worden door de psychologie van het lezen. Het mini-

[pagina 112]
[p. 112]

mum kan men aldus formuleren: een typografisch middel moet dienen en mag nimmer zichzelf dienen zolang de tekst primair gelezen moet worden. Het ontwerp wordt bovendien steeds mede en dikwijls zelfs uitsluitend bepaald door een zich periode na periode hernieuwende traditie. Dat laatste bepaalt dan een vormgeving die niet expliciet in de bewerkte kopij is aangegeven en daar dan ook niet ter wille van de zetter behoeft te worden aangegeven.

Het typografisch materiaal bood, door zijn specifiek karakter, aan een ontwerp voor een druk meer mogelijkheden dan voordien voor de copiist bestonden. Belangrijk was de constantheid van de vormonderscheiding tussen kapitaal en onderkast, iets dat de schrijvende hand niet consequent onderscheidde, maar dat, eenmaal systematisch toegepast, nog meer spreekt dan het onderscheid tussen verschillende lettertypen, welke ook de copiist uitbuitte,Ga naar voetnoot5 al neemt ook de toepassing van deze laatste mogelijkheid in één en hetzelfde boek snel toe in de zetterij. Kenmerkend is bv. als de cursief is ingevoerd, dat reeds spoedig het onderscheid tot de romein tot een eigen toepassing leidt: 51, 52, 53, 56, 58, 60, 62, 78, 79, 84, 87, 89, 90, 92, 94, 108, 115, 119, etc. Niet minder kenmerkend is het, dat het gebonden zijn aan de vaste maten van de letter (het corps), waardoor de variabiliteit der verhoudingen in constanten uitgedrukt kon worden, een eigen esthetiek opriep. Die heeft, gedragen door de harmonie van een lettertype, gevoerd tot de pagina met het volmaakte evenwicht. De proefnemingen van Plantin-Moretus tonen het: 79. Vandaag wordt het bewezen door het levenswerk van een groot typograaf als Jan van Krimpen.Ga naar voetnoot6

(e) De techniek van het zetten en wel de mogelijkheid om door middel van spaties uit te drijven en in te winnen, maakte bovendien een harmonische verhouding tussen het woord als taalkundige en de regel als typografische eenheid mogelijk. De, nog niet verklaarde, gewoonte om vaak zelfs in boekjes met een zeer kleine pagina op twee kolommen te schrijven, bracht als het prozateksten betrof een wijze van afbreken mee die een grammatologisch probleem betekent. Er blijkt uit, hoezeer de visuele taalbeelden in de Middeleeuwen, anders gezegd: hoezeer de letters op papier en perkament, een partituur vormden. Enkele voorbeelden zijn: ... mijn vrie|nt woenende ... (UB Amsterdam, Hs. IG44, Cat. Hss.2, nr 512, Ao. 1406, f.4 verso); ... ende dies go|eds gemaecx ... (Koninklijke Akademie van Wetenschappen, bruikleen Den Haag KB, Ak. xxxv, f.40 recto). In de Maastrichtse proefdrukken van de Heilichdomme ende reliquien van O.L.V. te Wavere (c. 1483)Ga naar voetnoot7 komt dit type van afbreken nog voor: o|ns heeren; m|et synen bloede; verb|orgentheit; w|ant nieman;

[pagina 113]
[p. 113]

w|el desulc hem; de maeg|t marien (Maastricht, Rijksarchief, geen signatuur). De techniek van het zetten maakt hieraan al spoedig definitief een einde, afgezien van enkele zeer recente, zg. zuiver typografische experimenten.

(f) De ontwikkeling van een eigen esthetiek blijkt duidelijk bij de beperkingen die voor het opmaken gelden. Wij gaan uit van de aanwijzingen van P.M. van Cleef Jzn in zijn voortreffelijk Handboek ter beoefening der boekdrukkunst in Nederland:

‘Men moet vooral zorgen de pagina's geenen regel te lang of te kort te maken, zoo er geen hoofd of tabel op volgt. Dit mag slechts in zeer enkele gevallen plaats hebben, en dan moet de pagina, welke er bij het drukken tegenaan komt, ook op dezelfde lengte gebracht worden. Ook mag er geen uitgang boven aan de pagina komen, maar wel eene pagina met eenen nieuwen regel eindigen; mits hij door geen hoofdstuk, artikel of iets dergelijks worde voorafgegaan, want in dit geval is men verpligt, op zijn minst drie regels tekst te bezigen.’

‘Men mag geen staartpagina van drie regels zetten, of dit moet volstrekt niet anders kunnen gevonden worden.’

Het voorschrift dat er geen uitgang bovenaan de pagina mag komen, demonstreert de verandering die zich voltrok tussen de codex en het gedrukte boek. Met enige verbazing kunnen wij in de evenwichtige drukken van Gerard Leeu de overtreding van deze regel constateren: 22, 29; of liever, als wij daar een dergelijke uitgang aantreffen, dan vragen wij ons af, hoe zoiets mogelijk was. De codex geeft daarop het antwoord. Zolang bij de productie van het boek de copiist en de rubricator als een twee-eenheid voor het maken van het eindproduct samenwerkten, vulde de tweede met kleine decoratieve vormen aan wat de eerste openliet: 13. Toen nu de taak van de schrijvende hand door de zetter-drukker werd overgenomen, bleef dit aanvankelijk zo. Maar al spoedig werd de mechanische vervaardiging als geheel autonoom, en eerst dat bracht noodzakelijkerwijze het beperkende beginsel.

(g) In menig opzicht valt voor de typografie de illustratie binnen het hoofdstuk van het ontwerp. Een essentiële vraag is dan, op welke wijze de drukker het beeld ten opzichte van de tekst in het geheel van het boek weet te integreren. Vanuit de traditie die de mogelijkheid voor illustratie openliet door ruimte voor miniaturen beschikbaar te houden,Ga naar voetnoot8. komt het bij Gerard Leeu reeds tot een inpassen van het gedrukte beeld binnen de pagina, waarbij de typograaf zich naar de illustratie kon richten: 25, 26. De verhouding tussen tekst en beeld is daarbij echter niet in eerste instantie een vraag van typografisch-bibliografische aard.

De ontwikkeling van de techniek, gestimuleerd door de hogere eisen welke men aan het beeld ging stellen en wel naarmate beeld en tekst meer op elkaar betrokken

[pagina 114]
[p. 114]

raakten, leidde in de loop van de zestiende eeuw tot het nieuwe procédé van de gravure. De vereniging van hoogdruk met diepdruk: 161, 165, 175, 179, die daardoor ontstond, stelde een technisch-organisatorisch probleem dat om een eigen oplossing vroeg. Minder geslaagde resultaten laten zien van welke aard de technische problemen waren: 161; in de kleinere oplagen van op deze wijze geillustreerde boeken komt dat eveneens tot uiting. Daarnaast tonen echter de Nederlandse kaartdrukkers wat men op dit bijzondere gebied wist te bereiken: 82.

De houtsnede bleef echter ook in de periode van de triomf van de gravure een eigen plaats behouden en dat dan niet alleen als goedkoop procédé, maar vooral ook voor het inpassen van kleine, functionele en dus onmisbare illustraties in de tekst: 102.

Bibliografische notitie

In Nederland bestaat vóór het jaar 1800 geen literatuur over ontwerpen. De technische handboeken geven daarna enig inzicht in de eisen die de negentiende-eeuwse typografie aan de ontwerper stelde.

[pagina 115]
[p. 115]

Ontwerpen van uitgaven tot 1800

De * voor het jaar van uitgave geeft aan dat het stuk geheel of gedeeltelijk is afgebeeld.

1584. C. Plantijn, Antwerpen. Callimachus Cyrenaeus, Hymni, epigrammata et fragmenta, quoe exstant; et separatim Moschi Syracusii et Bionis Smirnaei idyllia; Bonaventura Vulcanii Brugensi interprete; cum annotationibus eiusdem & indice copioso. Leiden UB, Cod.Vulc.8. Op f.2v drie titelontwerpen, waarvan twee zijn doorgehaald en het derde is gebruikt. Op f.27r titelontwerp voor het deel van Moschus Syracusius. Zie ook de opgave van kopij p.104.
1591. F. Raphelengius, Leiden. Aristoteles, De mundo, Groece: cum duplici interpretatione Latinâ; priore quidem L. Apulei; alterâ verò Guilielmi Budoei; cum scholiis & castigationibus Bonaventuroe Vulcanii tam in Aristotelem, quàm in utrunque eius interpretem; accessit seorsim Gregorii Cypri, Econonium maris, Graecè nunquam antea excusum et Pauli Silentiarii lambica. Leiden UB, Cod.Vulc.106.II. Op f.2v het ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.104.
*1614. Plantijn, Antwerpen. Breviarium Romanum. Antwerpen MPM, Arch.118;1150a. Geschreven ontwerpen voor het gegraveerde titelblad op f.437 en 439 van het eerste stuk en op f.73 van het tweede. De tekening voor het gegraveerde titelblad door P.P. Rubens in Londen, British Museum. Zie 64, 65, 66, 67.
*1616. Plantijn, Antwerpen. B. Bauhusius, Epigrammatum selectorum libri V. Antwerpen MPM, Arch.118,500-503. Gedrukte ontwerpen. Zie 79.
*1622. P. van Waesberge, Rotterdam. G.A. Bredero, Alle de spelen. Leiden Prentenkabinet Rijksuniversiteit, portef.nr 2,2-3, inv.137. Tekening van W. Buytewech voor het gegraveerde titelblad. Zie 80.
1637. P.A. van Ravensteyn, Leiden. Biblia (Statenvertaling). Den Haag Oud Synodaal Archief, 18.I. Geschreven ontwerp voor de tekst op het gegraveerde titelblad. Zie ook de opgaven van kopij p.105 en drukproeven p. 151.
*1644. B. & A. Elzevier, Leiden. C. Huygens, Momenta desultoria. Den Haag KB, Ak.XLVIII. Schetsen voor het gegraveerde titelblad en het titelblad in boekdruk op f.206, 207, 208, 209v en 210; op f.204 het ontwerp voor de titel in boekdruk. Zie 109, 110, 111, 112, 113.
1679. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, L'aveuglement des hommes de maintenant ... etc. Amsterdam UB, Hs. VG7e, f. Ontwerp voor de twee titelpagina's. Zie ook de opgave van kopij p. 105.
1679. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Bijvoeghsel tot het tractaet Getuigenis der waarheit; behelsende 30 getuigenissen waarvan 26 notarialijk met eede bevestigt zijn ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG4a. Ontwerp voor de titelpagina. Zie ook de opgave van kopij p. 105.
1679-81. P. Arents (& J. Rieuwerts), Amsterdam. A. Bourignon, Het licht des weerelds, in een seer waerachtig verhael van eene pellegrimme, ... na 't eeuwig land reisende; aen den dagh gebragt door Christiaen de Cort, 3 dln. Amsterdam UB, Hs.IIIA28 en VG5a. Ontwerpen voor de titelbladen van de delen 2 en 3. Zie ook de opgave van kopij p.105.
1679. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, La pierre de touche; pour conoîstre l'or de la vraye charité ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG10b. Ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.105.
*1679-81-82. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Le renouvellement de l'esprit évangelique ... etc., drie dln. Amsterdam UB, Hs.VG9b. Ontwerpen voor de titelbladen van de drie delen. Zie ook de opgave van kopij p.105. Zie 147.
1679. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, De vernieuwing van den evangelischen geest, 3 dln. Amsterdam UB, Hs.VG7a-c. Ontwerpen voor de drie titelpagina's respectievelijk van 1679, 1681 en 1682. Zie ook de opgave van kopij op deze jaartallen p. 105, 106.
1679. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Wunderwehrtes Tractat; der wahren krafft-Tugend; welche nicht bekant ist bey den itzigen Menschen; ... aus dem Originalfrantzösischem übergesetzt, 2 dln. Amsterdam UB, Hs.IIIA27c en VG2a. Ontwerpen voor de titelpagina's. Zie ook de opgave van kopij p. 105-106.
1680. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Den Anti-Christ ontdekt; het welk vertoont den gevaarlijken tijd waar in wy leven; en hoe dat den duivel de heerschappye heeft over de geesten der menschen; ... etc. 3 dln. Amsterdam UB, Hs.VG6b. Ontwerp voor het titelblad van het tweede deel. Zie ook de opgave van kopij p.106.
1680. J. Rieuwerts, Amsterdam. A. Bourignon, Het getuigenis der waarheit, tot vernietiging der leugens en valsche beschuldigingen, dewelke uitgestrooyt zijn onder den naam van Johan Berckendael, ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG4a. Ontwerp voor het titelblad in een voorgevoegd briefje. Zie ook de opgave van kopij p.106.
1680. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Der neue Himmel und die neue Erde; darin verfasset seyn unerhörte Wunder ... usw.; erster Theil; aus dem französischem Manuscripto verteuscht. Amsterdam UB, Hs.VG2e. Ontwerp voor de titelpagina. Zie ook de opgave van kopij p.106.
1681. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, L'antechrist découvert; qui montre le temps dangereux auquel nous vivons maintenant; & comment le Diable a le domaine sur les esprits des hommes; qu'il se fait adorer comme s'il étoit Dieu, & gaigne à soy les bien-intentionnés sous apparence de vertu & devotion; ... etc. Amsterdam UB, Hs. VG10a. Ontwerpen voor de titelbladen der drie delen. Zie ook de opgave van kopij p.106.
1681. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Die Erneuerung des evangelischen Geistes, 3 dln. Amsterdam UB, Hs.VG1b en c en Hs.IIIA27a. Ontwerpen voor de titelbladen. Zie ook de opgave van kopij p.106.
1681. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Das Liecht der Welt, in unterschiedlichen wahrhaftigen Erzehlungen, die wohl würdig seind, von allen denen die noch einiger massen ihre Säligkeit zu befördern trachten, nachgelesen, ja recht verstanden und begriffen zu werden, ... usw.; in drei Teilen an dieses Tagelicht gebracht durch Christian de Cort. Amsterdam UB, Hs.VG2d. Ontwerp voor de titelpagina. Zie ook de opgave van kopij p.106.
1681. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, De heilige verrekyker; waar door men kan sien, in wat stant dat alle menschen in 't gemeen ten aansien harer eeuwige zaligheit zijn ... etc.; getrouwelijk uit het Franse eigenhandig schrift, in Nederduits vertaalt. Amsterdam UB, Hs.IIIA31d. Ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.106.
[pagina 116]
[p. 116]
1682. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, L'appel de Dieu et le refus des hommes. Eerste deel. Amsterdam UB, Hs.VG8a. Ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.106.
1682. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Das Grab der falschen Theologie, ausgerottet durch die wahre so von dem H. Geist hergekommen ist, 4 dln. Amsterdam UB, Hs.IIIA30. Ontwerpen voor de titelpagina's. Zie ook de opgave van kopij p.106.
1682. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Le témoignage de vérité, opposé aux faussetés & aux mensonges publiés pour détourner les hommes des lumières salutaires par deux libelles ... etc. 2 dln. Deel 2 is in 1684 uitgegeven. Amsterdam UB, Hs.VG5b en c. Ontwerpen voor de titelpagina's. Zie ook de opgave van kopij p.106.
1682. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, La sainte visière; avec laquelle on peut voir en quel état sont tous les hommes en général au regard de leur salut éternel ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG8d. Ontwerp voor de titelpagina. Zie ook de opgave van kopij p.106.
1683. H. Wetstein, Amsterdam. (P. Poiret), Kempis commun ou les quatres livres de l'imitation de Jesus-Christ, partie traduits, partie paraphrases, selon le sens intérieur & mistique, pour l'édification commune de tous les Chrêtiens qui désirent de s'avancer dans le solide de la pitié. Amsterdam UB, Hs.IIIG13. Ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.107.
1684. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon. L'appel de Dieu et le refus des hommes; seconde partie. Amsterdam UB, Hs.VG8b. Ontwerp voor de titelpagina. Zie ook de opgave van kopij p.107.
1684. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Avis et instructions salutaires; à toutes sortes de personnes, & sur toutes sortes matières, divines, morales, de théorie, de pratique & de conscience, recoeuillis de lettres de feu Mad.lle Antoinette Bourignon. Amsterdam UB, Hs.VG11. Ontwerp voor de titelpagina. Zie ook de opgave van kopij p.107.
1684. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, L'étoile du matin ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG8f. Ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.107.
1684. P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Les persécutions du Juste ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG9c. Ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.107.
1684. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Das heilige Perspectiv, dadurch man sehen kan in welchem Zustande sich alle Menschen ins gemein, was ihre ewige Säligkeit betrift, befinden ... etc. Amsterdam UB, Hs.VG1a. Geschreven ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.107.
1684. J. Rieuwerts & P. Arents, Amsterdam. A. Bourignon, Der entdeckte Widerkrist, 3 dln; uit het Frans vert. Amsterdam UB, Hs.VG2b, c. Ontwerpen voor de titelpagina's van delen 2 en 3. Zie ook de opgave van kopij p.107.
1735. J. Néaulme, Den Haag. P. Bergeron, Voyages faits principalement en Asie dans les xii, xiii, xiv, et xv siècles, par Benjamin Tudele, Jean du Plan-Carpin, ... etc. Leiden UB, Cod.March.28. Stuk 92 is het ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.107.
1738. P. Paupie, Den Haag. Histoire des révolutions, de l'île de Corse, et de l'élévation de Théodore I sur le trône de cet état, tirée de mémoires tant secrets que publics. Leiden UB, Cod.March.52, nr 138. Ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.107.
1738. Wed. C. le Vier, Den Haag. Dissertations historiques concernant l'état et le rang des fils naturels des rois de France, sous leurs trois diverses races: avec une lettre curieuse touchant l'origine des ducs et pairs de France. Leiden UB, Cod. March.28. Stuk 40 is het ontwerp voor het titelblad.
*1740. Wed. C. le Vier & P. Paupie, Den Haag. (P. Marchand), Histoire de l'origine et des prémiers progrès de l'imprimerie. Leiden UB, Cod.March.24b. Stuk 83 is het ontwerp voor het gegraveerde titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.107. Zie 171 en 173.
1740. Wed. C. le Vier, Den Haag. Histoire universelle des systèmes de philosophie, tant anciens que modernes, touchant l'origine et la création du monde: traduite de l'Anglois. Leiden UB, Cod.March.28. Stuk 43 is het ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.107-108.
1740. Wed. C. le Vier, Den Haag. Matanasiana ou mémoires littéraires, historiques, et critiques, du docteur Matanasius, S.D.L.R.G.; tome premier. Leiden UB, Cod.March.28, nr 47. Ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgaven van kopij p.108 en proefdrukken p.143.
1742. A. Moetjens, Den Haag. F. Villon, Oeuvres, avec les remarques de diverses personnes. Leiden UB, Cod. March.31. Ontwerp voor de binnentitel van het eerste deel. Zie ook de opgaven van kopij p.108, proefdrukken p. 144 en drukproeven p.151.
1743. A. Moetjens, Den Haag. (F.X.) D'Oliveyra, Mémoires historiques, politiques, et litéraires, concernant le Portugal. et toutes ses dépendances; avec la bibliothèque des écrivains et des historiens de ces états. Leiden UB, Cod.March.28. Stuk 27 is het ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.108.
1747. J. Néaulme, Den Haag, M. de Béthune, Histoire de Henri le Grand, roi de France et de Navarre; composée sous le titre de mémoires d'oeconomies, d'état &c.; mais, réduite en corps d'histoire; traduite, pour ainsi dire, en François; & accompagnée de remarques historiques et politiques, également importantes & nécessaires; par M.L.D.L.D.L. en II volumes in quarto. Leiden UB, Cod.March.52.Stuk 49 is een schetsje van het ontwerp, 44 het uitgewerkte ontwerp voor het titelblad van het Projet de souscription. Zie ook de opgaven van kopij p.108 en proefdrukken p.144.
1747. J. Néaulme, Den Haag. Fénélon, Directions pour la conscience d'un roi, composées pour l'instruction de Louis de France, duc de Bourgogne, par messire François de Salignac de la Mothe-Fénélon. Leiden UB, Cod.March.64. Ontwerp voor het titelblad. Zie ook de opgave van kopij p.108.
*1779. Plantijn, Antwerpen. Canones, et decreta sacrosancti oecomenici et generalis concilii Tridentini; sub Paulo iii, Iulio iii, Pio iii, pontificibus max. celebrati, iuxta exemplar authenticum Romae M.D.LXIIII. editum. Antwerpen MPM, M.33. Ontwerp voor een pagina. Zie ook de opgave van kopij p.108. Zie 194.
voetnoot1
Zie de studie met bibliografie: G. Fink-Errara & J. Destrez, ‘Jean Destrez et son oeuvre; la pecia dans les manuscrits universitaires du treizième et quatorzième siècle’, in: Scriptorium 2, 1957, p. 264-280.
voetnoot2
Dit is prachtig geformuleerd door Lucien Febvre: ‘Vers 1450, un peu partout en Occident, mais surtout, semble-t-il, dans les pays du Nord, on voit apparaître des ‘manuscrits’ assez singuliers. Pas très différents, par l'aspect, des manuscrits traditionnels, mais dont on apprend bien vite qu'ils ont été ‘imprimés’ sur du papier ou, parfois, sur une peau rare et fine, le vélin-à l'aide de caractères mobiles et d'une presse. Procédé assez simple. Un vif mouvement de curiosité prend naissance à ce sujet.’ In: Lucien Febvre et Henri-Jean Martin, L'apparition du livre, Paris 1958, p. xxiii. (L'évolution de l'humanité; synthèse collective XLIX; deuxième section VIII; le passage du monde antique aux temps modernes III).
voetnoot3
Zie G.I. Lieftinck, Codicum in finibus belgarum ante annum 1550 conscriptorum qui in Bibliotheca Universitatis asservantur; I, codices 168-360 societatis cui nomen Maatschappijder Nederlandsche letterkunde, Lugdunum Batavorum 1948 (Bibliotheca Universitatis Leidensis; codices manuscripti V).
voetnoot4
CA1445a, een prospectus van Een hystorie van Meluzyne, Gerard Leeu, Antwerpen 1491, vóór 9 februari (zie CA975). Zie Kronenberg, Contributions, chap. 1, 1445a, en de daar genoemde literatuur, en K. Schorbach, ‘Eine Buchanzeige des Antwerpener Druckers Geraert Leeu in niederländischer Sprache 1491’, in: Zeitschrift für Bücherfreunde 9, 1905-06, 1, p. 139-148.
voetnoot5
B. Kruitwagen OFM, ‘Twee reclamebladen van den schrijfmeester Herman Strepel (Münster 1447)’, in: Het Boek 22, 1933-34, p. 209-230; herdrukt in: Laat-middeleeuwsche paleografica etc., 1942, p. 1-22.
voetnoot6
J. Dreyfus, The work of Jan van Krimpen; a record in honour of his sixtieth birthday, with a foreword by Stanley Morison, illustrated by reproductions of drawings, specimens of types, lettering and bookwork, Haarlem and Utrecht 1952. En: J. van Krimpen on designing and devising type, New York and Heemstede 1957.
voetnoot7
Zie: M.E. Kronenberg, ‘Incunabel-bijdragen’, in: Het Boek 20, 1931, p. 5-16; Kronenberg, Contributions 909e.
voetnoot8.
Bijvoorbeeld in: Boethius, De consolatione philosophiae, Arend de Keysere, Gent 1485, (CA322). Reproductie in: J. Alblas, ‘De Nederlandsche incunabelen der Universiteitsbibliotheek te Utrecht’, in Het Boek 3, 1914, p. 145-148, afb. tegenover p. 148 (afzonderlijke uitgave, extra nummer ter ere van: J.F. van Someren, bibliothecaris der Rijksuniversiteit te Utrecht 1889-1914, tegenover p. 36).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken