Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geluidsfilm (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geluidsfilm
Afbeelding van De geluidsfilmToon afbeelding van titelpagina van De geluidsfilm

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.34 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geluidsfilm

(1933)–Albert Helman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 76]
[p. 76]

Slotbeschouwing

Blijft er nu nog reden over om ons af te vragen of de zwijgende film toch nog een toekomst heeft? Wanneer men alleen op de productie afgaat, op de bioscoop-programma's welke vrij zuiver het vraag-en-aanbod weerspiegelen, dan schijnt het van niet. Ook de geschiedenis der filmkunst schijnt een voortduren van de stomme film niet te rechtvaardigen. Volkomen geluidloosheid is er nooit in de bioscoop geweest, en menige exploitant meende reeds in de kinderjaren van de film er verstandig aan te doen, wanneer hij bij spannende scènes èn de explicateur, èn de pianist of het strijkje het zwijgen oplegde, om bij het afgaan van het noodlottige pistoolschot werkelijk in de zaal te laten schieten, en bij het woeden van een orkaan werkelijk met een blikken plaat te laten rammelen. Uit behoefte aan veel ‘thrill’, overbehoefte aan realisme is dit alles ontstaan, maar beide behoeften zijn uitvloeisels van het instinctieve besef, dat een visueele waarneming alleen het niet dòet. Dat deze, geïsoleerd, in een sfeer van onnatuur en onechtheid geraakt, welke alle emotie en alle levendige ‘thrill’ belet.

Het publiek bekommert zich niet om aesthetische principes, het reageert alleen op grovere effecten; maar met zijn dikwijls onberedeneerbare sympathieën en antipathieën beheerscht het de industrie. Wil men niet in onvruchtbaar utopisme vervallen, dan heeft men dus met deze machtige factor rekening te houden. Massapsychologie vormt de grondslag van alle ‘groote’ filmkunst; en de ‘kleine’, die der avant-garde kan niet eens bestaan zonder de groote. Een theorie van de film zou dan ook onvolledig zijn, zonder een verwijzing naar dit element, dat ook het geluid van de klankfilm in zoo hooge mate beïnvloedt.

Er is een gansche reeks van alledaagsche dingen en alledaagsche geluiden, die zelden of nooit iets zeggen, en die heel moeilijk met een emotioneele kracht te verbinden zijn. Uit noodzakelijk effectbejag begint men het eerst te werken met het ongewone. Niet voor niets waren zooveel van de eerste geluidsfilms oorlogsfilms of verbeeldingen van scheepsrampen. Niet zonder reden zijn de actueele geluidsjournalen, in het bizonder wat hun geluid betreft, zoo weinigzeggend.

En omdat alle technische problemen onontknoopbaar aan het practische leven vastzitten, vraagt men zich af: Wat is op het oogenblik de sociale beteekenis van de geluidsfilm? En hoe moet deze beteekenis zijn? Op het tijdstip dat alle groote opera-instellingen voor hun faillissement staan, dat de schouwburgen leeg zijn omdat de verrottingslucht

[pagina 77]
[p. 77]

van het tooneel niet langer te harden is, en dat men allerwege symphonie-orkesten opdoekt, - terwijl de bioscopen floreeren, en zelfs de meest conservatieve kunstliefhebbers openlijk of verholen naar de film deserteeren, - op zulk een tijdstip is een vraag naar de beteekenis van de geluidsfilm gewichtiger dan ooit.

Men heeft altijd en overal, hetzij in het Grieksche drama, hetzij in de Middeleeuwsche paaschspelen, de ‘incomsten’ der rederijkers of de opera's der Italiaansche renaissance, in de balletten van het Fransche hof of het ‘Gesamtkunstwerk’ van Wagner, in de Japansche Nō of in de Spaansche Zarzuela, steeds gezocht naar de artistieke synthese van zeer verschillende zintuiglijke indrukken. Naar een kunst waarin gezicht, gehoor, bewegingsgevoel, hart en verstand, interval-bewustzijn en kleurenwellust, feitelijk alle faculteiten waarmede wij het leven ervaren, waren geïnteresseerd.

Men heeft er steeds naar gestreefd deze synthetische vormen aan te passen en te veranderen volgens de eischen van een veranderde tijd. Want men wilde een kunst waarvoor men ‘sans phrases’ geheel en al capituleerde. Zoo zijn er in de historie verschillende vormen van het wajangspel na en naast elkander ontstaan; zoo hebben de mysteriespelen hun mooi-versierde hemels en hun gedrochtelijke poorten der hel gekend, hebben de rederijkers en de ballet-ingenieurs van Louis XIV niet geschuwd voor het ingewikkeldste const- en vliegh-werck, heeft zelfs de zachtzinnige romantiek van Bayreuth geen schrik gehad voor mechanische apparatuur.

En nu, aan het voorloopige eindpunt van een zoo duidelijke ontwikkelingsgang, wat heeft de film anders te zijn dan het synthetische kunstwerk van déze tijd, het kunstwerk dat wijzen en zotten, vooruitstrevenden en achterlijken evenzeer interesseert, omdat het ons geheele leven weerspiegelt, en de geheele mensch bezighoudt! Kon er één kunst sneller en vollediger in dienst worden gesteld van de klassenstrijd? En door welke kunst werd beter dan door de film, - monstrueuze Passie-, Franciscus- of Theresia-films, - de leege sentimentaliteit en de zinloosheid van veler orthodoxe religie bewezen? Alleen Dreyer's volkomen vermenschelijkte Jeanne d'Arc, die evengoed boeddhiste of bolsjewiste kon zijn, werd ontroerend en overtuigend.

Geen wonder dus dat de jonge filmkunst zooveel andere kunstvormen heeft geabsorbeerd, in zich muziek en tooneel, opera en operette, en wie-weet welk een goed deel van de literatuur heeft opgenomen. Juister wellicht: zij is als vorm ontstaan uit het contact van al deze kun-

[pagina 78]
[p. 78]

sten. Wat daarvan nog zelfstandig blijft leven, zal terdege door de film beïnvloed worden en geheel van aanzijn moeten veranderen.

Het groote publiek dat niet redeneert, alleen maar bruut ondergaat, het is het eerst uit opera en schouwburg gedeserteerd, en aan concertzaal of bibliotheek niet toe geweest. Maar het heeft onmiddellijk de bioscoopzalen gevuld; het heeft met dat poliepachtige instinct dat men massa-psyche noemt, iets vastgegrepen wat kunstkenners en theoretici pas veel later begrepen. Men kan niet verlangen dat hun invloed ophoudt nu de theoretici tot rede zijn gekomen. Tenslotte gaan er iedere week 250 millioen menschen naar de 55 duizend bioscopen op deze aardbol; men heeft daar in ieder opzicht rekening mee te houden.

De dingen waardoor al deze menschen aangetrokken en geboeid worden, zijn zeer waardevolle elementen, en geen aesthetica ter wereld kan ze wraken. Maar alles hangt er van af hòe die elementen gebruikt worden, wàt men met al dat bruikbaars uitricht. Omdat men voor een groote massa te spreken heeft, moet men ook zorgen voor een zoo groot mogelijke verstaanbaarheid. Zooveel gelijktijdige uitdrukkingsvormen als zijn samen te brengen, moeten gebruikt worden om de elementaire begrijpbaarheid van de uitgedruke idee te bevorderen.

Men weet thans op welke wijze bepaalde emoties en reacties door de film kunnen worden opgewekt. Het komt er nog alleen op aan te weten waarvoor men ze opwekt, in welke richting men ze leiden moet. Veel kon bij de zwijgende film vaag en onuitgesproken blijven; men kon inderdaad veel verzwijgen. De geluidsfilm dwingt echter tot grootere openhartigheid, meer duidelijkheid, een scherper stellingnemen tegenover de ideeën die men behandelt.

Om nu op de technische vraag terug te komen, of de zwijgende film al dan geen toekomst heeft: men dient te overwegen dat er van een eigenlijk voortbestaan van de zwijgende film geen sprake kan zijn, daar deze er nooit geweest is. De zwijgende film zal dus alleen nog kunnen optreden als isolatievorm van de film, die geen andere is dan de geluidsfilm. Een incidenteele vorm van de film, met een gespecialiseerde geluidsexpressie, die van de stilte! De zwijgende film kàn een soort van geluidsfilm zijn, - er is geen antithese tusschen beide begrippen, - zij kan door een speciale constellatie van beelden uitdrukking geven aan dat wonderlijke en mysterieuze geluiden-vacuum dat wij ‘stilte’ noemen. Geen zwijgende film heeft dat nog uitgedrukt, geen zwijgende film kòn dat nog uitdrukken, omdat men eerst door de chaos van gelui-

[pagina 79]
[p. 79]

den héén moet, orde daarin moet kunnen scheppen, voordat men belandt in de stratosfeer der geluidloosheid.

De geluidsfilm zal haar hoogste graad van volmaaktheid bereikt hebben, wanneer zij de massa heeft leeren luisteren naar de stilte, dat is: naar de geluiden die zoo hoog en ver en ijl zijn, dat ze vallen buiten ons gehoor, dat ze alleen te ervaren zijn door de stil-gloeiende ontvanglamp in ons binnenste. Een lange evolutie heeft de filmkunst door te maken voor ze in dit stadium zal gekomen zijn. Wij hebben met nauwelijks twee decenniën film-überhaupt, en slechts met een paar jaren geluidsfilm te maken gehad, terwijl in de ontwikkelingsgeschiedenis van een kunstvorm een eeuw nauwelijks telt.

Dat stemt hoopvol en stemt tot voorzichtigheid in ons oordeel. Wij mogen latere geslachten benijden om de veel volmaaktere filmkunst die zij zullen kennen, het is echter niet onwaarschijnlijk dat zij op hùn beurt ons zullen benijden om het feit, dat wij tegenwoordig zijn geweest bij de geboorte van iets zoo belangrijks als de geluidsfilm.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken