Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mijn aap lacht (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mijn aap lacht
Afbeelding van Mijn aap lachtToon afbeelding van titelpagina van Mijn aap lacht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.38 MB)

Scans (12.62 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mijn aap lacht

(1991)–Albert Helman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XV

Als ooit hoog aan de hemel een rivier zou stromen en opeens zijn bedding breken, zodat al het water in een machtig brede guts omlaag kwam storten, zou de stortvloed niet erger kunnen zijn dan de onafgebroken regenbui die mij de leden striemde. Nergens was beschutting. Alles droop met lange stralen en de bomen, glimmend in de duisternis, leken volbehangen met een lang en harig mos van water. Dwars door alles heen zwiepte de wind de harde droppels dat ze staken en als vliegen prikten. Op de grond, daar waar ik voortkroop, zwalpte het als een moeras; de dorre bladeren waren glibberig en dreven op een onderlaag van drassigheid. Maar op de takken die vervaarlijk zwiepten, was de regenstorm zo wild, dat ik wel langs de natte bodem kruipen moest, verkleumd en lamgeslagen, zonder doel

[pagina 69]
[p. 69]

of maar een flauw besef van richting.

Een gedruis als van een eindeloos wijde waterval doortrilde heel het woud; een dof en donker loeien onder het veel hogere gezingzang van de wind. Beangstigend. En nergens was een hol, een schuilplaats op mijn weg. Toch moest ik voort, voort van het Dodenbos, waarvan alleen de herinnering mij vol ontzetting sloeg. Geen ster, geen geur, geen omtrek die mij lokte of leidde; ik was geheel verbijsterd, liep slechts om te lopen en niet in de stortvloed om te komen, in het onzekere of ik niet net de verkeerde kant uit ging. Het grijzige gordijn van regen sneed mij ieder uitzicht af; geen staartver kon ik voor of achter mij uitzien, slechts op de tast, de onderstammen langs, half struikelend over wortels, stronken, neergestorte takken, vervolgde ik mijn tocht.

Zelfs toen het onderhout een weinig ruimer werd en ik wat sneller voort kon gaan, wist ik niet wat mij enkele ogenblikken later wachten zou. Alleen dat ik weg van hier moest zien te komen, op een plaats waar andere, heel gewone wezens net als ik verbleven, en ik kon bekomen van mijn avonturen in een alledaagse sfeer en een gerust bestaan. Hoe ver kan soms in onze angst en opgejaagdheid het standvastig kalm van vroegere tijd verwijderd lijken. Even onbereikbaar als de maan in zulk een donkere nacht.

Hoe gemakkelijk kon je niet de prooi zijn van een groot en loerend beest, een tijger tussen wortelstronken weggedoken, of een slang, afhangend van een lage tak. Je bent verloren in een wereld zonder licht en waterig van regenvloeden. Het scheen alsof het nooit meer dag zou worden. En toen eindelijk het eerste licht aanbrak, gebeurde juist het ongeluk: Een felle scherpe beet van kaken, die zich eensklaps sloten waar ik - al te onbedachtzaam - juist mijn hand had neergezet. De gil van pijn die mij ontsnapte, klonk boven de stormwind uit, en tevergeefs probeerde ik mij te weren tegen het verschrikkelijke ondier, dat mij vasthield, een spookachtig ondier, dat geen lijf en geen gestalte had, alleen maar kaak was, een onwrikbaar hard gebit, gekluisterd aan de grond.

Pas later leerde ik, dat op deze wijze mensen klemmen zetten in het bos, bedoeld voor vossen en voor wilde zwijnen, maar gevaarlijk ook voor elk onschuldig dier dat er zijn poot in plaatst. Ik zat

[pagina 70]
[p. 70]

gevangen. Iedere poging om mij los te rukken gaf een nieuwe pijn die mij dolzinnig maakte. En de krachten van mijn vrije hand en benen, van mijn staart zelfs, waren ontoereikend om ook maar de kleinste ruimte in de kaak te wrikken, dat ik mij bevrijden kon. Ik zat gevangen en zou moeten sterven, sidderend van angst voor het onkennelijke wezen dat mij onbeweeglijk vastgebeten hield en dood scheen in zijn beet; dat mij niet verslinden wilde en ook niet losliet.

Bleek en druilerig brak de dag aan. Als met onwil, telkens nog met kleine, vinnig harde vlagen wederkerend, was de regen eindelijk opgehouden. Doornat en meer dood dan levend lag ik met mijn voorarm in de ijzeren klem. Als ik niet van honger stierf, dan zouden mieren of vogels die van verre al het stervend wild en het verwaterend aas bemerken, wel een einde aan mijn leven maken. Daarvoor was ik in onwetendheid en haast hierheen gesneld! Gelaten, door de pijn verdoofd en eindelijk willoos sloot ik maar mijn ogen, bracht ik om mij heen de duisternis, die altoos duren zou.

Door een plotselinge onbekende, doordringende geur werd ik opgeschrikt, terwijl ik onmiddellijk daarop vreemde, ongehoorde keelgeluiden opving. Ze kwamen naderbij, veelvuldige en ondierlijke klanken, brommende en hogere als kleine kreten, die mijn angst deden groeien naarmate zij dichterbij kwamen, recht op mij af. Daar was het!

Een hoog opgericht vierbenig wezen, op het eerste gezicht niet ongelijk aan een enorme aap, dat echter slechts op de uiterste onderkant van zijn achterpoten, in zonderling wankel evenwicht vooruitstapte, vergezeld door twee veel kleinere soortgenoten, vlak achter hem. Alle drie waren zij gestoken in een onnatuurlijke omhulling, die een goed deel van de romp en ledematen, maar niet de bleke, slechts heel licht gebruinde snoeten of de bijna als katoenvlokken zo lichte haren bedekte. Zo zij al staarten hadden, hielden zij deze ook onder het omhangsel verborgen. Apen en toch geen apen waren zij in hun afschuwelijkheid. Zij doemden voor mij op als angstwekkende monsters uit een gedroomde wereld, en weggedoken als ik al lag, hield ik mij volkomen dood toen ze zich over mij heen bogen met hun stinkende adem en de nog walgelijker geluiden die zij uitstieten. De oudere bevoelde mij, trok de klem uit elkaar en bevrijdde mij zo

[pagina 71]
[p. 71]

van de scherpe stekels, zonder mij echter uit zijn greep los te laten, die mij niet minder stevig dan de klem omvat hield. Zodat ik begreep dat ik hem toch niet ontvluchten kon en het geen zin had mij nog langer schijndood te houden. Ik opende dus mijn ogen weer, slaakte een kleine gil om hem te bedreigen en liet hem mijn tanden zien. Alle drie vertrokken hun gezichten en stieten een luide, hakkelende klank uit, waarvan ik later geleerd heb dat het lachen was - een merkwaardige uiting van vrolijkheid en amusement, evenzeer als van wreedheid en leedvermaak. Ik had het bij geen dier ooit waargenomen en vermoedde met een vrees die mij verstijven deed, dat ik in een geheel bijzondere, ongehoorde omgeving was terechtgekomen.

Ik had veel beter dood kunnen zijn, maar leefde helaas nog. Daarom moest ik waakzaam blijven. Zou ik nog kunnen ontvluchten? Ik gaf mijzelf weinig kans, want de grootste der drie monsters hief mij op aan mijn staart, en stiet opnieuw andere, rauwe klanken uit, aangevuld met die van de twee kleineren. Daarop keerden ze met mij voor hen uit hangend, op hun voetsporen terug. Een nieuw leven, waar ik nog geen flauw idee van had, was voor mij begonnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken