Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Orkaan bij nacht (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Orkaan bij nacht
Afbeelding van Orkaan bij nachtToon afbeelding van titelpagina van Orkaan bij nacht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.26 MB)

Scans (13.00 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Orkaan bij nacht

(1934)–Albert Helman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 368]
[p. 368]

II

Ik tel de maanden niet meer, dat ik weer in Holland terug ben. Een jaar.... veel meer dan een jaar? Eerst sinds gisteren? Waarschijnlijk gaat hij zeer snel voorbij, onze tijd. Maar ik let er niet op. Hier is mijn plaats, en het kleine komen en gaan van iedere dag is mijn werk. Een plicht die niet weegt, een taak die geen plicht is.

De hollandsche herfst heeft geuren die soms aan een bijna-vergeten lente herinneren. Alleen de wolkenstapelingen zijn zwaarder en gaan gejaagder voorbij. Maar er is haast evenveel verwachting in de lucht als toen het vroeger in het jaar was. De boomen voor ons huis zijn echter door de zomer bruin-gebrand; hun roodbruin loover ritselt luider tegen de avond.

Eens heb ik zoo'n dag beleefd, met zooveel roodbruin goud. Roodbruine haren en de licht-grijsgroene zee.... Grijsgroene oogen en de streeling van twee handen.... Het is de eerste koele herfstwind die mij huiveren doet. Een zuidenwind die nog iets van de zwoelte der woestijnen in zich heeft. Die heeft geritseld in de groenig-grijze palmentoppen rondom Marrakech.... Hoe zou 't Sam Hopkins gaan? Ach, het kan niet anders zijn dan goed.... Hij weet wat ‘luck’ is, hij heeft zich tijdig tegen alle wisselvalligheid beveiligd. Daar waar geen plaats is voor verbazing, want je weet dat alles evenzeer een wonder is.

[pagina 369]
[p. 369]

O goede zuidenwind.... een bries van over zee gekomen, over Mogador, het strand, de heuvels en een zeer wit huis. Er waren vlinders in de tuin, de gentiaan en munt van Allal stond te geuren.... Goede Allal....

In het ritselen van de boomen hoor je nog een kinderlach; de hobo van een moorsche herder speelt in de nabije verte. Dichterbij nog is het zachte praten van een welbekende stem. Het is zoo goed daarmee alleen te zijn onder de boomen, met daartusschendoor het uitzicht op de gelig-af gemaaide velden. Er is geen melancholie meer in deze herfst; hij heeft iets van een lente.

Menigmaal sinds ik terug ben, dacht ik: waarom schrijf ik eigenlijk niet? Het zou toch moeten.... Waarom denk ik er niet aan weer eens op reis te gaan? 't Zou toch vanzelfsprekend zijn....

Maar Claire schrijft ook niet, en ik voel een wonderlijke rem, het is alsof haar hand weer, als zoo dikwijls, op mijn voorhoofd rust, en wij elkaar vertellen: ‘Waarom eigenlijk? Woorden kunnen toch niet zeggen hoeveel innigheid er is. Wanneer je zwijgt ben je nog dichterbij. Zelfs de afstand waarin woorden zich bewegen, bestaat niet langer tusschen ons. Het is niet mogelijk elkaar nog méér nabij te komen, jij bent ik en ik ben jou, wij zijn geheel doordrongen van elkander.’ Ik onderscheid niet-eens meer welke stem de hare is en welke die van mij.

[pagina 370]
[p. 370]

Waarom zou ik dan nog schrijven? Beiden weten wij dat er niets anders mogelijk is dan trouw; wij zijn volkomen met elkaar vergroeid. En daarom is het, dat de herfst wel lente lijkt; ik heb haar jeugd in mij, en weet dat die zal blijven tot het laatst.

Het schrikt mij niet meer af, te denken aan het laatste. Ook dat zal rust zijn, trouw aan haar, en innigheid.

Voor enkele weken maakte ik een kleine zomerreis naar mijn geboortedorp. Het oude huis waar ik als kind gewoond heb, stond er nog bruin en ernstig in de straat. Ik ging de wegen die ik honderdmaal gegaan was, toen ik niet grooter was dan Marc.... de wilgendijken over, waar wij als jongens wandelden, de groene strakke horizonten tegemoet. Ik heb urenlang geloopen, tot ik kwam aan een gehucht, waar ik mij niet herinnerde ooit tevoren te zijn geweest. Er waren slechts een paar boerenhofsteden nabij een groepje oude boomen; witte wolken spiegelden zich in de slooten. Al het overige was groene vlakte, hier en daar met kleine donkere vlekken van koeien, en een hooge wolkenrijke lucht. Het rook naar aarde en er was een groote stilte. Achter deze huizen, waar sinds eeuwen een gelijkmatig leven in de groote stilte van veel lange, rustige seizoenen moet geleefd zijn, zag ik ook een kerkhof.... niets dan een stuk weiland, groen als al het andere, slechts omgeven door een laag wit muurtje. Een verzamelplaats van

[pagina 371]
[p. 371]

rust, het middelpunt van alle rust in de omgeving. Ik ging het hek door, naar de graven, lage klingen, heel veel kleiner dan een mensch, en ook begroeid. Er stonden enkele heesters, en een wipstaart hipte rond van graf tot graf.

Ik dacht opeens: als dit het einde is, deze stilte, deze rust, is dat dan niet de hoogste trouw, is dat dan geen voldoende prijs voor alle zorgen, alle pijn.... niet de vervulling van de hoogste hoop? Eens heb ik naar de dood verlangd, het storten in een donkere kloof.... dat was mijn wanhoop, en ik wist nog niet dat doodgaan iets zeer goeds kon zijn, de diepste, mooiste liefdedaad. Hier op dit landelijke kerkhofje wist ik het opeens. De klaver en de gele paardenbloemen op de graven vormden een gemeenzaam dek voor allen die hier bij elkander lagen.

Een lieflijke gedachte: nu reeds te bezinnen hoe je later hier zult zijn.... zeer stil en zeer gemeenzaam met de andere onbekenden. En niets je meer het wonder en de liefde en de stilte rooven kan.

En thans, in deze herfst, denk ik nog menigmaal terug aan al de groene stilte van dat hofje. Telkens wanneer ik aan Claire moet denken. Haar oogenlicht glanst over deze plek, waar ik alvast mijn plaatsje heb gekocht, de ruimte voor een kleine, kinderlijke kling aan alle andere daar gelijk. Haar oogenlicht is het volkomene van deze herfst, - haar roodbruin haar is uitgewaaid in al de geurige wolkenluchten, is

[pagina 372]
[p. 372]

de tint der laatste bladeren. Is verzadiging. En haar nabijheid is mijn rust die niets meer vreest. Is vrede.

Mijn rijpe herfst.... mijn zonneroode avond.... liefste die in alles wijlt en overal.... Mijn goede rust.... mijn kleine tuin van zachte groene terpjes, Esclarmonde....


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken