Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Orkaan bij nacht (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Orkaan bij nacht
Afbeelding van Orkaan bij nachtToon afbeelding van titelpagina van Orkaan bij nacht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.12 MB)

Scans (10.82 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Orkaan bij nacht

(1976)–Albert Helman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 40]
[p. 40]

VII

Ook dát is dus voorbij, wég in de kolk die niets teruggeeft. En mij rest niets anders dan zo snel mogelijk van hier te vertrekken; nooit meer terug te komen. Een begin van walg is bij mij altijd de zékere aanduiding dat ik zwenken moet, dat ik bezig ben geweest mijzelf te beliegen.

Wat baat het om te zeggen dat ik het vooruit had kunnen weten? Is dat niet het prikkelendste bij ieder avontuur, te handelen tegen beter weten in? Maar des te meedogenlozer wreekt zich het weten dan achteraf.

Ik ontmoette Maria buiten, in het park, waar reeds donkerte hing tussen de bomen. Ze schijnt liever te vermijden dat men ons samen ziet; ze aanvaardt niet onvoorwaardelijk de kwalificatie die men in zulk een stadje aanstonds geeft aan een vrouw, die met vreemdelingen verkeert. Haar onverholen schichtigheid maakte, dat ik vroeg of wij weer naar mijn hotel zouden gaan.

‘Ik wil liever naar huis,’ zei ze. ‘Dat is beter. Kom je over tien minuten?’

Nogmaals ging ik al de trappen op van die woonkazerne; nogmaals betrad ik het trieste vertrek waar ze sliep, en onmiddellijk al had ik de gedachte: hier moet ik nooit meer terugkomen. ‘Het gaat slecht met mijn vader; ik geloof dat hij gaat sterven,’ zei ze. Maar ze weende niet, en ik had er haar liever om. Ik dacht aan Monica, en vroeg mij af, op welke wijze zij ooit tegen iemand zou zeggen: Het gaat slecht met mijn vader, ik geloof dat hij gaat sterven. Ik kon het mij niet voorstellen.

Welk een perverse zelfkwelling is het toch, om op zo vreemdsoortige wijze Monica en Maria in mijn gedachten te verbinden. Maria is een volkskind, en dan een Spaanse van wie ik waarschijnlijk het belangrijkste niet begrijp. Toch waren het meer vaderlijke gevoelens dan gewone mannelijk-erotische die ik voor haar koesterde, dat is zeker.

Wij bleven beiden overeind staan; het was als durfde ze niet te gaan zitten, en ik evenmin. Er ontstond een pijnlijke stilte waarin ik niets beters wist te doen dan vragen: ‘Wat ga je beginnen als je vader niet meer terugkomt?’ Ze antwoordde met de wedervraag: ‘Wat moet ik beginnen?’ En ze bedoelde: wát anders dan dit, wat ik nu met jou begonnen ben.

[pagina 41]
[p. 41]

‘Je hoeft daarom niet te wanhopen,’ zei ik. ‘Er zijn zoveel jonge vrouwen, die zich alléén door het leven moeten slaan. Het zijn de beste, de sterkste; misschien de enige ware vrouwen.’

‘Ik weet het niet,’ sprak ze met een vermoeid gebaar. Dan ging ze toch zitten op de rand van het bed en zei, terwijl ze mij aandachtig aankeek: ‘Je bent eigenaardig. Je bent zeer vreemd voor me.’

‘Dat is te begrijpen, Maria. Je weet niet wat voor mens ik ben, goed of slecht, waar ik vandaan kom, of waar ik naar toe ga. Je hebt gelijk.’

‘Maar ik heb een groot vertrouwen in je.’ Dat zei ze met nadruk.

‘Vertrouwen om wat?’

‘Er zullen meer mensen zoals jij in de wereld zijn. Daarom.’

‘Ongetwijfeld. Veel denk ik.’

‘Ik geloof niet veel. Maar de enkelen, ze geven je moed; ze maken het leven de zonde waard.’

Heftig schudde ik van neen. ‘Waarom noem je het zonde? Het is geen zonde. Het is misschien onverstandig; maar zonde niet; zonde is een dwaas begrip.’

Ze vatte het niet. Ze is vastgegroeid met de denkbeelden: zonde, boete, schuld, verdoeming; zoals alle mensen in dit katholieke land, zoals alle christenen en joden misschien. Dat is nooit meer te verhelpen. Ik zie bij mijzelf hoe weinig de tucht van het verstand mij baat. Maria meende slechts: ‘Het komt er nog niet op aan voorlopig.’

‘Je hebt gelijk. Het is nutteloos je te verzetten. Het leven vangt je toch op de een of andere manier, hoe je het ook ontvlucht.

En daarom...’

Ik ging op haar toe; ik gaf mij ook ditmaal gewonnen. En ditmaal was er bij haar ook meer vanzelfsprekendheid. Het precedent van gisteren maakte dat zij thans natuurlijk durfde zijn. En ik, ik hoopte dat ik niet meer de loerende toeschouwer zou behoeven te blijven, die ik zo onbeschaamd geweest was.

Opeens werd aan de buitendeur geklopt.

‘Hoor’ zei ik onmiddellijk gealarmeerd en driftig. Maar Maria beduidde mij stil te zijn en fluisterde: ‘Er is niemand thuis; hij gaat wel weg.’

‘Weet je dan wie het is?’ vroeg ik zacht. Ze antwoordde ech-

[pagina 42]
[p. 42]

ter niet, beduidde alleen nogmaals dat ik stil moest zijn.

Het kloppen werd herhaald; een mannenstem riep:

‘Maria!’

Daarna gaf de bezoeker kwaad een schop tegen de deur en hoorde ik hem de trap afgaan.

‘Weg,’ constateerde Maria zakelijk. Al liet zij er een zucht op volgen.

‘Weet je wie het is?’ informeerde ik opnieuw.

Ze knikte, zonder een verdere verklaring te geven. Maar daarom juist wilde ik precies weten wat er aan de hand was met haar, en vroeg ik verder: ‘Een vriend?’

‘Geen vriend; ik heb geen vrienden,’ zei ze zacht.

Ik hield aan: ‘Wie was het dan?’ Het ergerde mij dat ze geen rechtstreeks antwoord wilde geven. ‘Een klant?’ vroeg ik tenslotte ruw, door ik-weet-niet-welke demon verleid tot deze harteloosheid.

Maria boog het hoofd en fluisterde: ‘Ja...’

Dus toch. Nu had ik zekerheid; nu wist a... Maar wat wist ik anders dan dat ik precies zo hier zat als die andere man hier gezeten zou hebben, die zichzelf misschien ook van alles wijsmaakte. Net als ik mijn mooipraterij. Hoe was ik in deze beschamende situatie geraakt. Beschamend door de dingen die ik mijzelf daarbij voorloog.

Het meisje scheen er iets van te voelen. ‘Het hindert je,’ zei ze spijtig. ‘Ik wou dat hij nooit gekomen was.’

‘Meen je dat?’ hoonde ik.

‘Ik wou dat ik hem nooit gezien had; ik zweer het je...’ begon ze pathetisch.

Toen ben ik maar opgestaan. ‘Ik moet vroeg weg,’ zei ik.

‘Morgen vertrek ik.’ Die woorden ontsnapten mij, ofschoon ik nog geen vast plan gemaakt had om te vertrekken.

Het scheen dat Maria schrok, maar ze zei niets daarop. Ik begon weer haar zelfbeheersing en moed te bewonderen; de tact waarmee ze een sentimentele scène vermeed. Maar ik dacht tegelijk: nu ga ik morgen zeker weg, nu kan ik het niet meer uitstellen. Ook bedacht ik, dat ik haar wel nooit meer terug zou zien; en dit maakte mij week, ondanks alles.

Ik nam haar enkele ogenblikken in mijn armen, en het was toen eerst dat ze vroeg: ‘Ga je nu weer naar je huis terug?’

‘Neen, ik ga verder weg. Ik heb geen huis. Dat wil zeggen,’

[pagina 43]
[p. 43]

verbeterde ik mijzelf, ‘voorlopig nog niet.’

‘Je hébt er een,’ zei ze; en toen ik vroeg: ‘Hoe weet je dat?’ antwoordde ze eenvoudig: ‘Hier.’ Het is een gewone beleefdheidsfrase in deze streken, maar ze zei het anders, met een vanzelfsprekendheid die mij ontroerde. Zou ik werkelijk ergens ter wereld ‘thuis’ zijn?

Toen, nadat ik haar vaarwel gezegd had, gebeurde het erge.

Terwijl ik de spaarzaam verlichte trappen van de muffe woonkazerne omlaagging, werd ik op de voorlaatste étage staande gehouden door een jonge werkman, die halflachend zijn pet een beetje opzij schoof, half gemelijk zei: ‘Een paar woorden, caballero. Maria...’ Ik stiet hem opzij en snelde de overige trappen af, de straat op. Met een gevoel van walging en besmetting over mij, dat mij geen seconde meer heeft verlaten.

Nu staat het vast. Ik moet weg, en vér, vér weg. Ik raak steeds meer verstrikt in mijzelf en bega dwaasheden terwijl ik ze verfoei. Ik kan in deze staat niet terug, ik denk er niet over. Het zou catastrofale gevolgen hebben; en hoe zou ik mijn kinderen zó, in deze toestand van overspanning en morele verwardheid onder ogen durven komen? Wat zou ik nog terecht kunnen brengen van het samenleven met Béa?

Ik moet vergetelheid zoeken, niets dan vergetelheid. En daarvoor moet ik ver weg gaan. Naar Afrika of Klein Azië, naar streken waar ál onze waarden ongeldig zijn. Waar je gedwongen bent ook met je zieleleven ‘opnieuw’ te beginnen.

Vooral niet in Europa blijven. Ik weiger te geloven dat ik een uitzonderingsgeval ben in deze samenleving. De ziekte waaraan ik lijd, is die van de veertigjarige Europeeër die met teveel bewustzijn, teveel twijfels leeft. En die daardoor juist te sterk zijn sentimenten gewaarwordt, te geremd daarop reageert. Ik moet ergens zijn waar niets meer er op aankomt. Was ik twintig en alleen, dan zou het de Wild West of Canada moeten zijn. Niet voor niets trekt het hart van ons allen naar de Wild West, zolang we nog jong genoeg zijn.

Doch nu ik gedwongen ben voortdurend te denken aan ‘de weg terug’ - ach, ik ben al hopeloos op mijn terugweg - nu moet ik iets anders verzinnen. Maar in ieder geval weg gaan, vér weg. En als ook dát niet helpt? Het móet helpen. En als het toch niet helpt, dan zal het mij daarginds, in verre barre wildernis, gemakkelijker vallen een Bind te maken aan al mijn ellende,

[pagina 44]
[p. 44]

dan hier, waar al het omringende mij zwakker maakt dan een kind. O, oude wereld van veel te vroeg verouderde mensen...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken