Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Waarom niet (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Waarom niet
Afbeelding van Waarom nietToon afbeelding van titelpagina van Waarom niet

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.73 MB)

Scans (39.10 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Waarom niet

(1933)–Albert Helman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 1039]
[p. 1039]

VII

Ik heb er op gestaan mijn verhaal zelf voor te lezen, om te zien of het werkelijk mijn uitgever kan overtuigen. Ik weet dat het zooveel intiems raakt... maar daar ben je schrijver voor; iedere schaamte en iedere neiging jezelf te sauveeren, dien je te onderdrukken. Je bent exhibitionist van beroep, mannequin van je schoonste creaties. Je moet jezelf maar vergeten. Het is trouwens dom, iets om je reputatie te geven; de mijne is nooit veel zaaks geweest.

Mijn uitgever fronst het voorhoofd, denkt even nog na, en zegt spijtig: ‘Het is een liefdesgeschiedenis, een van het goede soort, en op je oude toon. Het is jammer dat je boek niet zoo is, dat het zelfs een behoorlijke liefdesgeschiedenis mist, terwijl je ze toch schrijven kunt. De menschen zijn altijd nog verzot daarop.’

Ik: ‘Weet je wat we dan doen? Ik voeg het erbij, met alles wat verder gezegd is. Ik hoor zelf ook tot een levensroman, en een betere dan ik ooit schrijven kan. Daarenboven, ik hou zelf het meest van korte verhalen. En vind je ook niet dat ik na de creatie van zulk een lieve persoonlijkheid stellig de apotheose van een mooi avontuur met haar verdiend heb?’

Uitgever: ‘Neem me niet kwalijk, maar je lijkt wel gek geworden, als je dat doen wilt. Wie richt zooiets uit? En de compositie? Zoo schaad je de vorm, maak je er iets bizars van en breek je de eenheid van het kunstwerk. Tegelijk met het diner wil je ook de schillenbak op tafel brengen.’

[pagina 1040]
[p. 1040]

Ik: ‘En als het beste juist in de schillenbak zit? Zoo kan iedereen tenminste zien wat voor zuivere stoffen ik gebruik. Ik voeg alles erbij, ook wat jij ervan zegt.’

Uitgever: ‘Eerst heb je zoowat alles ontheiligd wat in de gauwigheid te ontheiligen viel: ouderliefde, kinderplicht, moederschap, godsdienst, sociale orde, en wat al niet meer. En nu wil je nog daarenboven iets doen wat zeker gelijkstaat met spuwen op de literatuur. Dat gáát toch niet. Je maakt hiermee immers alles kapot wat je eerst zorgvuldig hebt opgebouwd.’

Ik: ‘Dat kan ik ook beter zelf doen, dan het over te laten aan de horde van critiseerende beunhazen, die straks als het boek gedrukt is, erop af zullen vliegen om het uit elkander te trekken, volgens hun eigen ikjes te interpreteeren en te verdoemen. Geloof me, dat kan ik zelf veel beter, en laat me het plezier om zelf te verwoesten wat ik gemaakt heb. Ik gun het geen ander; ik heb het daarvoor misschien te lief. Ook hierin wil ik conform zijn aan de universeele schepping.’

Uitgever: ‘Natuurlijk, je weet argumenten genoeg aan te voeren. Maar het is iets ongehoords. Luister voor deze keer naar mijn raad, je hebt al zooveel met prologen en epilogen bedorven. Als je dit slot eraan toevoegt, maak je het boek veel te lang. Wat heeft dat voor nut?’

Ik: ‘Het is me een behoefte geworden, sinds het publiek geen korte verhalen meer wil. Op de een of andere manier zullen ze tòch mijn waarheden moeten slikken. En dan, laat ik je nògmaals herinneren aan Robinson Crusoë. Toen Daniel Defoe het boek had gemaakt, was

[pagina 1041]
[p. 1041]

hij zoo verliefd op het onderwerp, dat hij niet meer van uitscheiden wist. Hij schreef een vervolg, en daarna nog een. Beschouw maar dit slot als mijn Serious reflections; en ik ben wat de omvang en alles betreft, binnen heel wat bescheidener proporties gebleven.’

Uitgever: ‘De lezers van nu zijn ook niet dezelfde meer van toen.’

Ik: ‘Zou je denken? En hoe zit het met de liefdesgeschiedenissen? Altijd nog is dit hèt thema, mijn waarde. Je zei het straks zelf.’

Uitgever: ‘Ja, maar niet zoo als jij ze te pas brengt hier. Zoo verwarrend. Als bewijs voor een andere werkelijkheid.’

Ik: ‘Maar ik heb het heusch beleefd...’

Uitgever: ‘Dat geloof ik, je kennende, graag. Had het anders, in derde persoon, door het overige verhaal heengevlochten, dat was best geweest.’

Ik: ‘Dat mag ik niet. Deze liefdesgeschiedenis is maar een fictie. Het àndere is werkelijkheid!’

Uitgever: ‘Nu ben je bezig de heele zaak hopeloos te verwarren. Je komt er zelf niet meer uit. En geen lezer, geen sterveling.’

Ik: ‘Dan is het net precies goed. We kunnen de werkelijkheid niet genoeg door elkander karnen, om eindelijk al de boter der waarheid te winnen.’

Uitgever: ‘Maar het publiek, de critiek, de literatuur... Er is al verwarring genoeg, er wordt al door anderen voldoende geëxperimenteerd, en als je gewóón tracht te doen, dan maak je het werkelijk al bont genoeg. Nu ga je heusch veel te ver.’

[pagina 1042]
[p. 1042]

Ik: ‘Kom, jij als een sportsman, wees niet te zakelijk, laat mij begaan. Is het niet aardig een boek te schrijven waarvan geen maatschappij van nederlandsche lettersokken de eerste vijfentwintig jaar zal weten of ze daarmee voor de mal gehouden wordt of niet? Er is zóóveel dat ik ernstig bedoel, dat ik mij waarlijk gerechtigd voel, altijd te lachen wanneer ik er zin in heb.’

Uitgever: ‘Omdat je zelf niet met bommen kunt gooien, wil je tenminste hier op papier revolutie maken. Je eigen roman met dynamiet laten springen.’

Ik: ‘Al was het alleen maar om deze droevige wereld een beetje op te vroolijken met wat vuurwerk.’

Uitgever: ‘Je wilt je met alle geweld dus opstandig toonen?’

Ik: ‘Ja, want wáár zijn. Geloof me, waar zijn vóór alles. En de waarheid is steeds opstandig in deze leugenachtige wereld.’

 

Als het geoorloofd was, zou ik gelijk de voorreden van wetenschappelijke turven moeten eindigen met de gebruikelijke hulde aan mijn uitgever, die in alles ter wille is geweest, zelfs in het spelen voor figurant. Hij is voor mijn wenschen tenslotte gezwicht, ik mag mijn dwaasheid begaan, zèlf destrueeren wat ik met moeite gewrocht heb, voortgaan de brokstukken werkelijkheid die ik hier en daar vind, door elkaar te hutselen; eerzame lezers verwarrend, en eerzamer critici (die natuurlijk te slim zijn zich door een auteurtje te laten begoochelen) ergerend voor wieweet hoelang...

Laat dan in 's hemelsnaam nu maar gebeuren wat wil.

[pagina 1043]
[p. 1043]

Een paar dingetjes moesten gezegd zijn. Enkele wachtwoorden doorgegeven. En als de schildwachten op hun verspreide en eenzame posten ze hebben verstaan, dan is dat voldoende.

De rest mag hoonen, of lachen, of dom naar mij gapen; zelfs applaudisseeren. Waarom niet? Het is om het even.

Vaarwel dan, kameraden.

einde

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken