Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wederkerige portretten (1985)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wederkerige portretten
Afbeelding van Wederkerige portrettenToon afbeelding van titelpagina van Wederkerige portretten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.89 MB)

ebook (7.39 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wederkerige portretten

(1985)–Albert Helman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

1. ‘Moment Pictural’

Van jongsaf heb ik mij onder de beeldende kunstenaars beter thuis gevoeld dan onder mijn vroegere collega's musici en mijn iets latere vakgenoten, de zogenaamde ‘literatoren’. Hoe dat komt, wil ik liever buiten beschouwing laten en alleen opmerken dat ik van de schilders en beeldhouwers heel veel, van de twee laatstgenoemde categorieën kunstenaars weinig of niets geleerd heb. Er waren natuurlijk heel wat meer en aantrekkelijker redenen voor onze omgang, dan om iets van elkaar te leren; zeker wat betreft mijn verkeer met de paar dozijn beeldende kunstenaars die ik van nabij leerde kennen. Het ‘leren’ was een eenvoudig bijverschijnsel, een gevolg van mijn ontvankelijkheid voor hun opvattingen en realisatie van die opvattingen in de materie.

[pagina 26]
[p. 26]

Zulk een ontvankelijkheid heeft mij blijkbaar veelal ontbroken ten opzichte van kunstenaars op andere gebieden, die ik bovendien niet zo vaak ontmoet heb. Op het terrein van de enkele musici met wie ik nauwere betrekkingen aanknoopte omdat ik hen bovenal waardeerde om hun menselijke eigenschappen, of op dat van de nog schaarsere schrijvers en dichters die meestal door toevallige omstandigheden en niet in de eerste plaats door enigerlei affiniteit met hun produkten mijn vrienden werden, ben ik altijd min of meer een buitenbeentje, een eenling geweest en gebleven. Met mijn relatie tot bevriende schilders, grafici en beeldhouwers is het echter volkomen anders gesteld.

Mijn werkzaamheden waren zo totaal verschillend van de hunne, dat het eigenlijk hoogst verwonderlijk is, dat zij mij zo sterk beïnvloed hebben en dit nog steeds doen. Omgekeerd betwijfel ik op tal van gronden, dat er van enige beïnvloeding mijnerzijds ooit sprake geweest is. Als aficionado, passieve liefhebber, deed ik nooit aan ‘kunstkritiek’. Tegenover beeldende kunstenaars heeft mijn ontvankelijkheid het eerste en het laatste woord, en mijn ‘verstand’ speelt daarbij nauwelijks een rol. Hoe zou ik hen dan ooit kunnen beïnvloeden (zoals zij mij)? Behalve dan op één punt. Over dit éne punt handelt dit geschrift, of liever: hieraan dankt het zijn ontstaan, daar het mij een goed uitgangspunt leek om zowel over sommigen van hen, als over mijzelf in relatie tot hun kunst iets te zeggen. En hoe onbelangrijk dit ‘iets’ in kunsthistorisch opzicht ook moge zijn, mij geeft het de gelegenheid de herinnering aan een aantal ‘doorleefde uren’ nog eens op te halen. Heel bijzondere uren overigens, waarin de beschouwer de beschouwde, het model terzelfdertijd de ‘portretterende’ geweest is. Waarin twee mensen dus in een uitzonderlijk intieme verhouding met elkaar verkeerden, al was het in de meeste gevallen maar zeer tijdelijk. Immers in die luttele uren of minuten hielden zij zich intensief met elkaars uiterlijk bezig, in de hoop ook elkaars innerlijk enigszins te benaderen. Een boeiend proces op zichzelf, en het ligt voor de hand dat deze ‘wederkerigheid’ de ene keer beter gelukte dan de andere; dat de verhoopte ‘communicatie’ tussen de beide partners soms heel groot was, maar soms slechts tot ‘het oppervlakkige’ beperkt bleef.

Mijn opzet om hier iets weer te geven van hetgeen ik als ‘model’ zag en onderging tijdens het poseren voor een ongevraagd ‘portret’-karikatuur, schilderij, tekening of sculptuur, het zijn er bij elkaar een paar dozijn geweest - maakt het noodzakelijk om niet uitsluitend te spreken over het arbeidsproces en uiterlijk voorkomen van degene die ik observeerde zoals hij of zij het mij ook deed, maar tevens over het werkstuk dat zij maakten: de ‘afbeelding’ of ‘uitbeelding’ van hun model, waarin hun ‘visie’ op de poserende werd vastgelegd. Die ‘kijk’ is immers in dit verband mede een onthulling van hun eigen persoonlijkheid. In elk ‘portret’ schildert de kunstenaar ook zichzelf. Helaas heb ik mij hierbij een grote moeilijkheid op de hals gehaald. Want het is voor een geportretteerde ondoenlijk om in alle eerlijkheid een ander dan puur-technisch waarde-oordeel uit te spreken over zijn conterfeitsel. Of noem het een abstract-esthetisch oordeel, - abstract omdat hij feitelijk moet afzien van elke ‘gelijkenis’. En dit kàn men eenvoudigweg niet. Wie zelf geen beeldende kunstenaar is, wordt hij niet vervolgd door zijn eigen onrealiseerbaar zelfportret? Schilders en beeldhouwers hebben waar het hunzelf betreft, weinig met deze moeilijkheid te kampen; geportretteerde ‘leken’ wel. Toch doemt voor hen steeds de vraag op naar de gelijkenis, - in

[pagina 27]
[p. 27]

hoeverre men zichzelf herkent in de uitbeelding.

Niemand heeft zijn eigen tronie ooit anders gezien dan hetzij in spiegelbeeld, hetzij in de vervorming die een foto, tekening of schilderij onherroepelijk moet aanbrengen bij het weergeven van zijn uiterlijk. Bij spiegelbeeld en foto gebeurt dit in een ‘momentane’ situatie, bij het geschilderde of plastische portret als synthese van een lange reeks opeenvolgende feiten, een in tijdsverloop ontstane ‘indruk’. In al deze gevallen vertoont het resultaat op zijn gunstigst iets ‘herkenbaars’; maar wie zichzelf zo ziet afgebeeld, blijft zich afvragen in hoever er van ‘werkelijke’ gelijkenis sprake kan zijn. Op zijn best dan toch van een gedeeltelijke zelfherkenning. Ik heb hierover dan ook nooit een oordeel durven uitspreken en dit steeds rustig aan anderen overgelaten. Haast even ondoenlijk blijkt het, te komen tot een abstract-esthetisch, ‘artistiek’ waarde-oordeel over een portret waarvoor men zelf ‘model’ geweest is. Het vormen van zulk een oordeel, dat ten dele gegrond moet zijn op de ‘picturale’ relatie tussen de afgebeelde en zijn uitbeelder, is in de onderhavige situatie waarin de afgebeelde ‘partij’ is (en dus partijdig) iets onmogelijks. Het extreme geval van een karikatuur adstrueert dit overduidelijk. Het samenvallen van subject (het ‘zelf’ dat tot model diende) en object (het voltooide werkstuk) sluit zelfs de kleinste mate van onbevangenheid (men noemt dit veelal ‘objectiviteit’) ten enen male uit bij deze specifieke beoordeler (het model). Het is dan ook om deze reden dat ik in de hiernavolgende bladzijden bijna altijd afzie van enige directe uitspraak over de artistieke mérites der besproken portretten. Dit des te gereder, waar het mij in de eerste plaats te doen is om op mijn beurt de portretterenden te portretteren, bij voorkeur zoals ik hen waarnam tijdens mijn poseren en hun bezigzijn.

Tegenover hen past geen verontschuldiging. Integendeel, ik vind deze wederkerigheid achteraf ‘een daad van eenvoudige rechtvaardigheid’, van distributieve gerechtigheid. Wat zij mij aandeden, doe ik hen nu aan; wat zij in mij ‘zagen’ of niet zagen, wordt nu even willekeurig - want de herinnering is behept met willekeur - gecompenseerd door dat wat ik van mijn kant al of niet bij hen vermocht waar te nemen. Dit moeten zij mij maar ten goede houden, voor zover zij nog in leven zijn. Geen van hun portretten maakten zij op mijn verzoek, maar voor een ander en voor de openbaarheid. Ook dat gebeurt nu wederkerig.

Mijn twintig portrettisten - ik schrok er zelf van toen ik merkte hoeveel het er waren - vormen samen een in ieder opzicht heterogeen gezelschap. Niet alleen omdat tussen mijn eerste ‘pose’ en mijn jongste een periode van ongeveer zestig jaar ligt, waarin zowel in ons individueel leven en bestaan, als op picturaal gebied ontzaglijk veel gebeurd en veranderd is, maar ook omdat levensomstandigheden of ‘toeval’ het zo gewild hebben en de voorstellen ‘om een portret te maken’ mij van de meest uiteenlopende richtingen bereikten.

Dit laatste schrijf ik toe aan mijn al in de eerste regels aangeduide ‘keuzeverwantschap’, en mede aan het feit dat ik mij zelden met de bezigheid die ‘kunstkritiek’ genoemd wordt, heb ingelaten. Ofschoon het mij veel gemakkelijker voorkomt zinnig te schrijven over beeldende kunst dan over literatuur, laat staan muziek, omdat door de beeldende kunstenaar altijd wel iets omschrijfbaars wordt geproduceerd, altijd iets ‘materieels’ dat binnen een ruimte-wereld geplaatst kan worden zonder dat men er, zoals bij de literatuur, enige ‘bedoeling’ bij behoeft te halen, of zoals bij de

[pagina 28]
[p. 28]

muziek gedwongen is om uitsluitend in al of niet verkapte metaforen er over te spreken, heb ik mij altijd nogal beschroomd gevoeld, mijn zegje over ‘kunst’ te doen. Waarom weet ik zelf niet. Mogelijk mede door mijn aversie voor esthetische waardeoordelen, die doorgaans meer te kennen geven over degene van wie zij afkomstig zijn, dan over datgene waarover het oordeel geveld wordt. Wat kan het een derde eigenlijk schelen, die er ten hoogste een bevestiging of ontkenning van zijn eigen kunstopvattingen in vindt. Terwijl argumentatie in deze nooit steekhoudend kan zijn; te minder, wanneer men zelf op de een of andere manier aan het object van zijn beoordeling gekoppeld wordt.

Vandaar dat de paar dozijn ter sprake komende portretten in dit boekje als ‘gelijkwaardig’ bijeen zijn gebracht, ofschoon ik best weet dat zij dit als kunstuitingen allerminst zijn. Ze hebben hier trouwens maar een ondergeschikte plaats, nu het mij niet zozeer te doen is om de resultaten van mijn braaf poseren, als om dat wat zich tijdens en rondom het ‘even’ of soms langdurig stilzitten tegenover de beeldende kunstenaar afspeelde; om datgene wat ik tijdens zijn of haar ‘waarnemen en vastleggen’ zèlf, op mijn beurt waarnam en - helaas minder definitief - in mijn geheugen vastlegde. Niet helemaal ‘vast’, want jammer genoeg blijkt op den duur, soms al heel snel, het geheugen minder betrouwbaar dan brons, olieverf, oostindische inkt of zelfs crayon. Wat die oncontroleerbare camera obscura in het brein meent vast te houden, blijkt vooral na vele jaren soms hier en daar erg verbleekt, vervaagd, misschien - wie zal het zeggen? - zelfs totaal vergaan.

Toch heeft de onbetrouwbaarheid van het geheugen ook haar voordeel bij het oproepen van herinneringen. Het geheugen synthetiseert namelijk; het houdt alleen vast wat voor het na-beeld, de herinnering, essentieel gebleven is. Het laat alle onnodige details schieten, geeft veel bijkomstigheden van lieverlede prijs, om alleen die nog te laten spreken, welke relevant zijn voor de oproeper. In dit opzicht doet het geheugen dus op de lange duur precies hetzelfde als wat de beeldende kunstenaar meteen, tijdens zijn arbeid aan een portret, een landschap of wat dan ook probeert te doen: door te dringen tot het wezenlijke, met afzien van alles wat niet echt ‘ter zake’ dient. Dàt kan geen enkel fototoestel (al tracht een goed fotograaf met behulp van allerlei kunstgrepen zijn domme apparaat te corrigeren), maar het herinneringsvermogen kan en doet dit wel degelijk, en kan het zelfs niet nalaten, evenmin als de beeldende kunstenaar, die met opzet geen ‘plaatjes’ maakt. Wie het hebben over een ‘fotografisch geheugen’ praten dan ook baarlijke onzin. Het geheugen werkt selectief, het kunstenaarsoog eveneens.

Wanneer schilders of beeldhouwers of (zoals veelal) karikaturisten gebruikmaken van fotografisch materiaal - Breitner en Willink zijn hier twee sterk-uiteenlopende voorbeelden van - dan doen zij dit niet alleen bij wijze van geheugen-steun, net zoals een schrijver wel eens bijna ‘ter plaatse’ wat korte notities maakt. Het komt er alleen op aan, wàt een kunstenaar met zulke ‘vaststaande gegevens’ doet. Bij Breitner kan men goed zien, hoe uit de directe aanschouwing plus de fotografisch vastgelegde werkelijkheid eerst een tekening ontstaat, waarin alleen de compositie en de hoofdzaken van het fotografische gegeven zijn overgenomen, onder weglating van alle bijkomstigheden. Pas daarna kwam zijn definitieve ‘visie’ op het gegeven, de samenvatting van het ‘met kunstzin doorleefde’ in het uiteindelijke schilderij. Bij Willinks

[pagina 29]
[p. 29]

portretten - als bij menig ander portrettist - wordt het fotografisch materiaal ‘achteraf’ nog gebruikt voor een zekere contrôle inzake de ‘gelijkenis’ (waaraan van geval tot geval wisselend gewicht wordt toegekend) en tevens om het model veel dagen of weken van vermoeiend poseren te besparen. De ‘kilte’ van het portret is dan gewoonlijk het resultaat van deze werkwijze.

Voor de portretten die in dit boek ter sprake komen, hebben echter nooit foto's dienst behoeven te doen. Vermoedelijk omdat het treffen van een oppervlakkige gelijkenis de betrokken kunstenaars niet als hoofddoel voor ogen stond. Zij waren blij als ook dit element tenslotte in hun werk aanwezig was, - ‘Dat is mooi meegenomen’, zei een van hen uit de grond van zijn hart - maar het was hun, zoals uit hun meestal snelle werkwijze bleek, er veeleer om te doen, iets weer te geven van hun persoonlijke visie op de aard en het wezen van hun model. Zij kenden hun ‘onderwerp’ min of meer, elk op eigen manier, en vroegen mij steeds spontaan om ‘even te zitten’, of het nodige geduld op te brengen, ‘want ik wil graag iets van je maken’. Met uitzondering van één schilder, werkten geen van allen ‘op bestelling’ aan mijn portret. Zulk kort of lang geduld bracht ik zonder morren op, want het poseren gaf mij behalve de gelegen heid om zo'n beoefenaar van een ander kunstambacht aan het werk te zien, ook nog een kans om ongemerkt iets meer van de verborgen persoonlijkheid van de portretterende te observeren, - datgene van hun innerlijk wat zij in het vuur van hun werk, bij de concentratie die zij moesten opbrengen, onwillekeurig prijsgaven.

Het creatieve ‘doen’ gadeslaan, kan men alleen bij kunstenaars die iets uit grondstoffen maken, en de beste gelegenheid daartoe heeft het model van een schilder of beeldhouwer, wanneer deze hem en face heeft uit te beelden. Niemand zit ooit van nabij een ‘bezige’ dichter, schrijver of componerende musicus te observeren, zeker niet als gelijktijdige inspirator van hun werkzaamheden. Bij het bewust poseren voor een beeldende kunstenaar gebeurt dit echter vanzelf, in meerdere of mindere mate, al naar de aard van het model. Men valt er niet bij in slaap, en zelfs wie ‘wegzakt’ wordt prompt genoeg tot de orde geroepen.

Ik neem aan dat mijn actieve ‘waarnemers’ nooit vermoedden dat het zelf ook observeren mijn grootste genoegen en soelaas geweest is bij onze ‘samenwerking’, en dat mijn grif ingaan op hun voorstellen minder voortsproot uit welwillendheid of ijdelheid of toegeven aan hun professionele zelfzucht, dan uit doodgewone nieuwsgierigheid. Dat was maar goed ook; zij zijn er allen, zonder uitzondering erg onbevangen bij gebleven. Trouwens, een van de dingen die mij steeds hebben aangetrokken bij beeldende kunstenaars is hun onbevangenheid en het feit dat zij over het algemeen weinig of niet theoretiseren. Niet leuteren over ‘kunst’ en liefst over concrete zaken betreffende hun ‘ambacht’ spreken. Zoals mijn oude vriend Henri Jonas over een prachtig naakt dat hij zojuist voltooid had, alleen maar met een welvend handgebaar zei: ‘n Schoon kadee, hè?’. Dat was alles.

Toen het eerste schilderij waarvoor ik model stond, gemaakt werd, was ik amper een-en-twintig jaar oud. Het laatste van de reeks die hier ter sprake komt, werd pas omstreeks mijn tachtigste geboortedag voltooid. Misschien vertellen al die ‘afbeeldingen’ en mijn daarmee verbonden veranderingen van uiterlijk, gezien door ‘scherpe’ waarnemers, ook iets van mijn levensloop. Dáár is het mij evenwel niet om

[pagina 30]
[p. 30]

begonnen. Wel om het mededelen van een aantal los van elkaar staande ervaringen, nu eens enkel prettige, dan weer eens indrukwekkende of zelfs ‘onvergetelijke’. Sommige met een kleine glimlach herinnerd, andere met een nauwelijks terug te dringen beetje vocht in de ogen.

Het is niet zonder weemoed dat ik mij de beelden van hun protagonisten, het een na het ander voor de geest halend, moet constateren dat de helft van deze twintig personen - om niet te spreken van de andere kunstenaars die mij niet portretteerden maar minstens evenveel vreugde en ‘lering’ gaven door hun vriendschap en hun werk - al niet meer tot de aardbewoners behoren, al leven zij nog wel onder ons voort door ‘de dingen die zij maakten’.

Dit boek waarin ik vanwege zijn opzet de verbindende figuur ben die deze vrij heterogene groep van kunstenaars onder één noemer (de mijne) breng, zou ik ook met ‘De spiegels weerspiegeld’ kunnen betitelen. Het zou evenwel een iets te pretentieus etiket zijn, want enerzijds zou ik daarmee erkennen dat de portretten inderdaad echte ‘afspiegelingen’ van het model waren - iets wat op zijn gunstigst maar ten dele waar zou zijn - anderzijds pretenderen zelf in staat te zijn tot een ‘onbeslagen’ weerspiegeling, - wat geenszins het geval is. Het stof der jaren heeft alteveel bedekt.

Laat het dus maar ‘Wederkerige portretten’ blijven. Het werk om hetgeen hiervan al te zeer verbleekt is of te retoucheren valt, alsnog aan te vullen of te verbeteren, laat ik in alle berusting over aan de enkele ‘kenners’ die deze bladzijden misschien ooit zullen lezen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken