Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonst (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonst
Afbeelding van Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonstToon afbeelding van titelpagina van Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.17 MB)

Scans (67.51 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonst

(1978)–Joan Baptista van Helmont–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina XV]
[p. XV]

Aen de Oeffenaers der Geneeskonst.

illustratieCk heb voorgenomen te beschrijven de onverwinlijckste der sieckten, den Steen, en de koninginne der kranckheden, de Pest, mitsgaeders oock een kennisse te geven van veel andere seckten, ongehoorde dingen, en verborgen waerheden. Een saecke noyt voor desen behoorlijcken gehandelt, noyt genoeghsaem geseydt, noch gekent: mits sy noch heden niet volkomentlijck, soo in 't gemeyn als in 't besonder, gekent noch genesen en worden: ick noem een saecke volkomen, soo als de timmer-konst, het smeden, en bynae alle andere handt-wercken. Want ten zy dat wy dusdaenigh met de sieckten omgaen, en sonder twijffel beloven der sieckten uytgang, en der siecken wensch, soo als de werck-lieden in haeren handel, soo is 't een gewis teecken, dat 'et middel en het eynde het geval bevolen zijn, daer d'onwetentheydt is de leydtsvrouw, de wegh, de baen der onseeckerheyt, en waer langs de duysternis d' onbekende paden bevangt. Ick schrijve dit in mijn vaderlandtsche tael, op dat mijnen naesten in 't gemeyn daer af geniete, verstaende dat de waerheyt nergens naeckter en verschijnt, dan daer sy van alle cier aet ontbloot is. Andersins schrijvende alleen voor de Geleerden, staet te beduchten, dat naedemael de letter opblaest, mijnen arbeydt mocht gedyen als in menige andere, alwaer de strijdt-reden alles verstroyt. Andere der Geleerde niet goet vindende, 't welck by haeren toedoen niet en is ter werelt gekomen, veroorsaecken dat groote verbor-
[pagina XVI]
[p. XVI]

gentheden, hooge noot saeckelijckheden, en veel wetentheden vereyscht, ten welstandt en welvaert, blijven ten onderen verdruckt. Maer de wijl dese sieckten voor den meesten bandt der gemeynte eygen zjjn, soo heeft het my goet gedacht te schrijven in een spraecke, waer in de gemeynte my ten besten verstonde. Haer mits desen verseeckerende, dat hoewel ontallijcke boecken deser stoffe ter baene zijn gekomen, jae sulcks dat de menighte, op den naem alleen, de walgh maeckt: nochtans die onaengesien, schrijvende tot noch toe ongehoorde dingen, heb ick hier willen toonen mijnen yver ten gemeynen beste, mijn ontsangen pont tot woecker leggen, en openbaeren hoe verre my d'ervarentheyt, en geschoncken genaede nut geweest zijn, en den wegh aengewesen te hebben, door de welcke een ander met rijcker gaven, naemaels het gemeyne beste behulpsaemer mocht wesen. 't Is waer dat' et een groot behulp is alle vorige boecken gelesen te hebben: 't is oock soo, dat' et voordeelig is aen 't oordeelige verstandt, sijne vonden te voegen aen 't gene alreede is gevonden. Doch is het seer nuchter en swack, in de stoffe, waer in ick handele, der Ouden raedt te gebruycken, overmits men tot den huydigen dagh toe met groot beklagh bevindt, dat alle het schrijven in dese steckten selve seer kranck is, met weynigh baet bevestight, en op wanckelbaere gront gestelt. Dus heb ick voorgenomen te schrijven, niet 't gene, tot walgens toe, de Geleerde soo dickwils hebben herschreven: noch en wil andere lieden gepeynsen niet uytleggen, (ick en ben daer toe niet verkoren,) maer wel die gaven, voor de welcke ick den Almogenden in 't schult-boeck stae, begeer ick mede te deelen. En soo die ergens geschreven stonden, ick spaerde geerne desen arbeyt, en

[pagina XVII]
[p. XVII]

verwierp desen mijnen yver voor onnut, en als eenen onbedachtenwaerom. Ick scheyde dit boeck met paelen, en afheyningen betuynt, niet door capittelen, oft hoofden, want dit boeck en heeft maer een hooft, 't welk is het mijne. Veel hoofden hebben twistige sinnen, en in een dier betuygen een mis-gewas. Ick schrijf dan nieuwe dingen, want de konsten groeyen daegelijcks, en alle wetentheyts afgront en is in den anderen niet uytgeput. Indien den Vaeder der lichten belieft heeft 't onsen, en t' onser vaderen dagen 't getal der sieckten te vermeerderen, en hare boosheyt te verargeren, om sijner ongrondelijcke oordeelen voldoeninge; ick geloove dat' et niet onbillick en is te verhopen, dat sijne goetheyt haren schat oock sal geopent hebben, om stracks weder te salven, 't gene hy heeft als Vader geslaegen; mits hy den Geneser t' allen tijden tot eenen versoender tusschen Godt en den mensch heeft gestelt. Ia (eygentlijck Sprekende) hy heeft sijn welbehagen in overwonnen te worden door den Geneser, dien hy verkoren, en dien hy seyd sonderlijck geschapen te hebben. Sulcks dat nauwelijks soo haest hy den mensch wil sieckte toesenden oft dooden, hy stracks begeert dat den Geneser hem daer tegen stel; op dat hy den Almogenden (immers in 't rechtveerdigh straffen) overwinne met sijner barmhartigheyts eygen vergunde gaven. Dit is een liefde des Alderhooghsten, schatbaer boven alle sterffelijcke gaven, die hy de verkoren Genesers heeft gegunt; welcke zijn, die haren plicht quyten, ooghmerck nemende niet op 't gewin, dan alleen naecktelijck op den wille des genen, die alleen barmhartigh zijnde, ons gebiedt dat wy sijns gelijck souden wesen. Ick en vereysche niet dat den Leser gelieve dit boecxken recht uyt te leggen, te beschermen tegen sijne vyanden, oft

[pagina XVIII]
[p. XVIII]

in danck neme, neen; mijn opsicht en was noyt vleyen, noch menschen te behagen. Ick vreese dat dit in my meer door hoverdye is geweest, dan door wijsheydt; hoewel den 52 Psalm my somtijdts voor oogen is gekomen: Godt heeft verstroyt 't gebeente der gener die de menschen behaegen: sy zijn beschaemt geworden, want Godt heeftse veracht. Mijn ooghmerck is hier mijn pont niet te begraeven; wel wetende, indien het sijn beliefte is, die het my heeft gegeven, hy sal't oock bedouwen, en sijnen wasdom geven, en hy sal't der gemeynte laeten voorspoeden, soo de volheyt des tijdts voorhanden is. Maer indien niet: hy kent mijne meyninge, hy sal my loonen nae sijn genaede; mijnent halven, ick sal voor 't pont voldaen hebben. Ick stel Hem tusschen my en de werelt, wien Hy sal oordeelen; sijnen Naem zy geheylight, en sijnen salighmaeckenden wil alleen geschiede.

 

J.B. VAN HELMONT.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken