Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonst (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonst
Afbeelding van Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonstToon afbeelding van titelpagina van Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.17 MB)

Scans (67.51 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonst

(1978)–Joan Baptista van Helmont–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Seste Pael.
Van verscheyde teeringen des lijfs.

TEn is niet genoegh gesproocken van den inwendigen werck-meester, en oorsaecke: maer dewijl wy voor de gemeynte spreecken, soo moeten wy oock bewijsen verscheyde teeringen, verduwingen, oft digestien onses lijfs, souden wy onse nieuwe leere op vasten grondt stichten. Soo dan leeren ons de Schoolen, dat de spijs en dranck in onse maegh wordt verandert van wesen tot een sap, het welck d'aderen aenhecht langs den wegh der maegen, en darmen allengskens insuygen, laetende het grof in de darmen. Dese noemen sy d'eerste verduwinge, kokinge, teeringe, als oock het eerste rijck des lijfs, beginnende van den mondt, eyndende aen het eynde der darmen over d'eene sijde, en aen het holle der lever ter ander sijde, waer in het wonderwerck Godts sich vertoont, dat het meestendeel der spijsen hier in korte stonden wordt verandert in een sap. Als wederom, dat eyndende d'aderen op de darmen, sy daer door suygen soo veel en soo snellijcken den ganschen dranck, en

[pagina 49]
[p. 49]

ontdaene spijsen, en dat men nochtans niet en bevindt dat de darmen souden doorgatet wesen, mits soo in 't leven, als daer nae, sy opgeblaesen worden, sonder dat de wint die voorschreven gaetjens vindt: soo dan alle dit sap treckt door de aderen nae de lever, alwaer het korts weder wordt gescheyden, het waterigh tot pisse, en het dicker tot bloedt. Dit is het tweede rijck des lijfs, en d'andere verduwinge, en even wonderlijck. Overmits de lever hier inblaesende haer leven in het voorschreven sap, het wordt stracks oogsienelijck root, en weder verwandelt. Dit bloedt treckt van daer door het gansche lijf, wordende voor de derde reys, soo wel in de lever, en aderen selfs, als alom elders, verkeert tot een levendt slijm, douwe, en geest, om de leden te doen groeyen tot seeckeren bekenden standt, wiens opsicht is den wasdom: welcken geeyndight zijnde, dient het alleen tot voedtsel, wiens eynde is de drooghte te verhoeden. Dit is het derde rijck, en verduwinge des lijfs, aldus eenstemmigh geleert. Waer toe wy naemaels noch iet sonderlings moeten byvoegen, mits het ons niet al ten besten en behaeght. Andere voor-reden,

 
Liefde doet bidden,
 
Begeerte doet soecken,
 
En den noodt uyt barmhertigheyt klopt.
 
By dese drie middelen 't verstandt wordt gesont.

Ick schaemde my van jongs af dat eenen handtwercker geroepen tot een werck, 't selfde beloofde, en voldede sijne belofte; en dat ick geroepen tot eenen siecken, terwijl hy noch sterck is, den selven soude lacten sterven; ick bedocht wel dat het niet genoegh en is te seggen, ick hebbe mijn best gedaen, waer 't dat mijn beste min dan goet was, en mijn weten gebreckelijck: mits d'onwetentheyt hier bynae hooftschuldigh is, en by Godt niet ongestraft en blijft. Ick stelde de wetentheydt van mijne kintsche beenen af boven alle rijckdommen: de vermaertste der Doctoren verwondert zijnde, vraeghden my waerom ick niet

[pagina 50]
[p. 50]

en genas volgens Galenum, seggende dat ick meer gewin soude doen, als sy. Ick wenschte vast te gaen, ick woude liever weten, dan winnen; doch niet suyverlijck om Gode, maer als eenen Heyden, enckelijck om de geneughte des wetens. Ick sagh de Pest aen voor de ellendighste der sieckten, dat een ieder verliet den siecken, dat de Geleerden, hen mis-trouwende op de konst, meerder vloden dan slechte Celle-broeders, Nonnen, oft ongeleerde Pest-meesters. Het verdroot my des arbeydts, en verdriet in 't leeren geleden: in de menighte der boecken vondt ick geen troost, noch vaste grondt; dus hield ick een lange wijl de Geneeskonst voor een konstigh bedrogh der Geleerden; ter tijdt toe dat de Schriftuer my beter onderwees: ick nam aen drie jaeren te besoecken d'arme pest-siecken; ick en wiste anders niet, dan my te verhoeden met de gemeyne middelen, en Godt bewaerde mijne onnoselheyt voor soo sellen vyandt. Ick ging meer om te sien, en leeren, dan om te troosten, en helpen: gebreek mijnder onwetentheyt; ick hoopte altijdt dat Godt my eens soude wetentheydt geven. Ick verliet alle boecken, alle strijdt-reden, en liet my vastelijck voorstaen, dat alle goede gaven moesten van boven komen, 't zy sonder middel, oft by eenige menschen: ick besocht vremde volcken, landen, en boecken, alom bespiedende nae eenen vasteren grondt, ick bekende doen gewisselijck dat de Geneeskonst verre te boven gaet alle andere wetentheden deser wereldt. In het jaer 1609 vertrock ick my mismoedigh nae Vilvoorden voor seven jaeren, yverende om wetentheydt, op dat ick onbekommert mochte alle gewas en bergh-werck in 't diepste scheyden, openen, ondersoecken, en onderkennen; waer door geleert hebbende, dat de lichaemelijcke krachten verborgen en verbonden, in de lichaeemen niet en mogen te recht gekent worden, sonder het onsluyten der selve, soo dancke ick Godt, dat mijnen tijdt, arbeydt, onkosten, en versuymde winsten my niet en rouwen; den Heere gunne my de vruchten mijnder meyningen. Ondertusschen

[pagina 51]
[p. 51]

my is leedt dat ick niet en mach met vrydom mijn gevoelen openbaeren, sonder der oude Schrijvers goeden naem schijnen te verkorten. 't Is immers Galeno toegelaeten geweest, dat hy Asclepiaden, Protagoram, Erasistratum, Herophilum, sijne meesters, dickwils berispt, en sijnen meester Quintium in het meestendeel heeft gevolght, den welcken hy self bekendt eenen Quacksalver, oft Empiricum geweest te zijn. Maer wat sal het hen schaeden, die ons hebben den gebaenden wegh aengewesen, niet wetende het naeste voetpadt? wie heeft 'er iet goedts uyt sich selven, dat hy niet ontfangen en heeft? oft daer over hy sich mach verheffen. Ten is haer onverstandts schult niet; maer de gaven volgen den wille des gevers ter bestelder rijpheydt der daegen. Siet Hippocrates konde den overgang der Pest volkomentlijck en gewisselijck genesen, maer t'sedert is die wetenschap met hem ontslaepen, sulcks is den wille des Alderhooghsten. Eyndelijck, 't en is den willende, noch des loopende niet, dan alleen des erbarmenden Godts.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken