Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonst (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonst
Afbeelding van Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonstToon afbeelding van titelpagina van Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.17 MB)

Scans (67.51 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dageraed, ofte nieuwe opkomst der geneeskonst

(1978)–Joan Baptista van Helmont–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 267]
[p. 267]

Het Tweede Deel.
Van de Pest.

Eerste Pael.
De Pest wesende in haer jonckheydt.

illustratieY lesen dat Artaxerxes door eenen brief aen Paetus begeert, dat hy de pest wilde komen genesen, die sijne ondersaten vernielde, overmits hy door ontfangen weldaeden daer toe verplicht was. Paetus schrijft, dat de siekten, die ordentelijck uyt de natuer voortkomen, worden door de konst en door de natuere geheelt: maer dat Hippocrates, uyt den geslachte AEsculapii, de sieckten, die met eenen overganck dooden, alleen konde genesen, door dien hy, soo van Vaders als van Moeders zijden, van goddelijcken geslachte was, en hadde de Genees-konst van kleyne tot hoogen prijs verheven. Artaxerxes schrijft dan aen Hystanes, Oversten van Hellespont, dat hy hem Hippocrates soude senden, gevende hem soo veel gout als hy wenschen mocht, met noch beloften, dat hy in eere en rijck-dommen den grootsten en eersten der Persen soude gelijck worden; waer op Hippocrates Hystani antwoorde; dat hy alle sijne noodtdruften genoegsaem had, des het hem onbillick was, het gout der Persen t'ontfangen; oock niet en wilde genesen de sieckten der Barbaren, vyanden der Grieken. Artaxerxes dreygde d'eylanden Cos, dat sy hem Hippocrates souden senden, of andersins hy soude haer stad en eylant slachten, scheuren, en soo onder de zee verdrincken, dat de toekomende tijden niet we-
[pagina 268]
[p. 268]

ten en souden waer het gestaen hadde. Maer die van Cos hebben Hippocrates geweygert, verhopende dat de Goden haer landt niet en souden veronachtsamen. De pest was noch luttel bekont, in alle dese brieven wort sy naeuwelijcks genoemt, dan eene behaelijcke sieckte. Immers blijckt het hier by, dat Hippocrates volkomentlijk, konstelijck, en ongetwijffelt den overganck der pest wist te genesen, 't welck sedert tot heden toe men niet gepleeght en bevint, noch oock, hoewel Hippocrates den eersten schrijver zy, dat hy ons geschreven heeft gelaten dese sijne wetentheyt, 't zy dat hy het heeft gelaten door vreese der Barbaren, oft dat hy daer door yverigh was, om te behouden d'achtinge van Goddelijcke geboorte, oft dat sijne schriften ten onderen zijn gegaen: doch uyt het voorgaende en mach men niet wel gelooven, dat de boecken de Epidemicis sijne geschriften zijn, een ware in sijn onervarene jaren. Immers wy weten, dat een sijnen tijden de beste tegenmiddelen aller sieckten noch niet bekent en waren: men genas oock met simpel gewas, daer en was noch geen bereydinge gepeyst. Galenus, meer dan vijf eeuwen jonger, en heeft noyt rosen-water noch quicksilver gesien, men bevindt dat alle sijn Historie der kruyden, byna van woort tot woort, getogen is uyt Dioscorides, die een krijghsman was. Dit niet tegenstaende zijn de genesingen der sieckten Hippocrates spoedelijk geluckt; en het heeft den Heere belieft, dat de konst der pest-genesinge met hem is ontslapen. Immers van de tijden Noe, tot de boete der sonden Davids, en leeftmen van geen volcklijcke pest onder de Joden, noch lange eeuwen daer na niet weder, 't en ware seer dun gefaeyt en seltsaem. David koos pest voor honger en oorlogh; sy moest hem wel bekent wesen. Onder de Persen en Griecken, behalven die ten tijde Hippocrates was, heeft den vyant der menschen eenige pesten verweckt, die hy met menschen-bloedt heeft laeten boeten; het zy dat Godt hem dat verleende uyt sijne verborgen oordeelen, als aen den Prince der werelt; oft het zy dat den vyant een voor-

[pagina 269]
[p. 269]

weten hadde van de toekomende natuerelijcke sterfte, wiens maecksel, en macht van ophouden, hy sich selven toeschreef. By de Romeynen is de pest seer selsaem geweest. t'Sedert in de voorgaende eeuwen en heeft de pest naeuwelijcks alle hondert jaeren, en daer nae alle 60 oft 50 jaren geweest; nu is sy alle drie jaeren seer gruwelijck in Alkairo, Constantinopelen, en elders; korteling herwaerts over, en is 'er noyt jaer-gang sonder pest, noch ondergang der selve. In onse voor-ouders tijden sprak men van de pest, als van een selsaem dier. Tot Brussel zijn onlangs de Pest-huysen gemaeckt, men heeftse lang konnen derven. My heeft eertijdts geschroomt, overpeynsende dat een van de teeckenen des ondergangs is, daer sullen pesten wesen. Ick dachte dat 'er niemant meer opstaen en soude, die als Hippocrates een landt met den overgang der pest gewisselijck mocht genesen, en voorkomen. Maer dewijl wy seer geerne hopen, 't gene dat wy seer wenschen; ick trooste my, oft dat dese gewisse konst weder opstaen soude, doch weder vergeten worden ontrent den jongsten dagh: oft dat 'er dan schromiger pesten sullen opkomen, dan oyt te voren, voor de welcke onse tegen-middelen te swack sullen wesen. 't Gene my dit doet verwachten, is, dat 'er eygentlijck geschreven staet: daer sullen pesten wesen; dat is, vele, veelderhande, en niet een gewoonelijcke. Oock denck ick, dat dusdaenigh teecken niet gewis, noch een vaste aenwysinge des aenstaenden ondergangs en is, indien de pest alsdan soude wesen, als hedensdaeghs. Ick troost my dan, dat het daer by schijnt, dat de pest eenige eeuwen te voren wel sal mogen geneesbaer wesen door eenige gewisse konst; maer dat sy in de leste tijden, tot een teecken des ondergangs der werelt, sal seer sel met ongehoorde boosheden weder komen, en sonder baet, het getal dooden dat by het boeck der Openbaeringe is begrepen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken