Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Don Juan (1855)

Informatie terzijde

Titelpagina van Don Juan
Afbeelding van Don JuanToon afbeelding van titelpagina van Don Juan

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

toneeltekst (modern)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Don Juan

(1855)–Petrus Joseph Norbert Hendrickx–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

Voorspel.

[pagina 14]
[p. 14]

Persoonagen
van het voorspel.

DON CAESAR D'OVIÉDO, prins der Asturiën, eenige zoon des Konings van Spanje.
ANTONIO D'ALICANTE. } Edellieden vervallen tot roovers, makkers van den kroonprins.
HERNANDEZ. } Edellieden vervallen tot roovers, makkers van den kroonprins.

[pagina 15]
[p. 15]
Eene spelonk op den top eens bergs, nabij Madrid. - Storm en diepe nacht. - Op den achtergrond, de ingang: tamelijk breede opening, langs waar de toeschouwer, later, bij het stillen van het tempeest, in 't doorgebroken Maanlicht, de verre woud- en rotsenkruinen van een woest en somber landschap gadeslaat. Telkens dit verdiep helder wordt, is het tooneel licht, in den schemerglans der manestraalen die, alsdan, langs den ingang, schuins in de krochte dalen. - Bij duisternis, de handelende Persoonagen, onzichtbaar.
DON CAESAR, ANTONIO, HERNANDEZ. (Op het voorplan).
don caesar. (aan Antonio en Hernandez).
Maar hoort ge niets?
 
antonio.
 
De stormwind huilt vervaarlijk.
 
hernandez.
 
Voorwaar - 'k heb veel zien moorden, veel zien sterven,
 
Doch nooit heb ik de klaagstem van de dood
 
Zoo pijnlijk-treurig hooren kermen. Dat is
 
Regt akelig.
[pagina 16]
[p. 16]
 
don caesar.
 
't Is mooglijk, dat, wat ik
 
Daar even dacht te hooren, anders niet
 
Dan der orkanen weeklagt zij... nogtans...
 
antonio.
 
Nogtans?... En wat dan zou het anders wezen?
 
Laat zien?...
 
don caesar.
(Op geheimvollen toon).
 
De kerel dien Don Juan tot zich
 
Getrokken heeft om hem een meester in
 
Zijn studie en een mededweeper voor
 
Zijne ingebeelde zielesmart te zijn -
 
Dien kerel die hem, niet een meester, niet
 
Een vriend, maar wel een beul geworden is -
 
Dien kerel heeft Don Juan voor de eerste maal
 
Gezien, hier, in dees hol, daár, in dien hoek
 
Waar ik iets dacht te hooren en - spot nu
 
Met mij..... die kerel is een Toovenaar.
 
antonio.
 
Die zwarte Tabberd met zijn zwarten Knecht
 
Door wien ge beiden, gij en Senor Juan
 
Zoo laatst besloot, der Koningin, die niet
 
Onaard'ge poets te spelen?...
 
don caesar.
 
Spreek dan stiller....
 
Gonzalvo....ja.
 
antonio.
 
Dan zeg ik amen op
 
Uw vrees en 'k sla een kruis, tot naadre hoede.
 
hernandez
(ter zijde).
 
Dit alles schijnt mij hier in het gesprek
[pagina 17]
[p. 17]
 
Te vallen, als de bliksem in een kruidmijn.
(Aan zijne makkers).
 
Laat af met dweepen en komt meê.
(Gaat ten achtergrond, naar den ingang, waar hij verder toeft.)
 
antonio,
van zijne standplaats, op het voorplan, aan Hernandez.
 
Komt meê?...
 
Dwingt mij de schrik tot kruisenslaan, hij mag
 
Er vrij, me dunkt, met saamgevouwen hand,
 
Hier op de knien doen kruipen.
(Aan Don Caesar.)
 
Senor - hebt
 
Ge soms geen lust, gij, om eens op het heusch
 
Verzoek des makkers, u, van rots tot rots,
 
Met de afgestormde steenbrok, d'afgrond in
 
Te laten donderen?... Wat mij betreft,
 
Ofschoon een beulshand ligt me eens opknoopt zal me
 
Die wandling nu toch van de galg niet redden.
(Ontstopt de kruik die hem aan den gordel hangt).
 
Dat borgt mij dees kalbas... Zoo lang die vloeit -
 
Vertoef ik - en verhaal tot vaakverdrijf,
 
Van spookerij. Daerover stofs genoeg: -
 
Gedankt den Toovenaar met zijn Kabouter.
(Zet zich de kruik tot drinkens aan den mond en laat ze ijlings, by moedelooze teleurstelling, zijgen.)
 
Ellende..... tot den bodem ledig!.....
(Pooze. - Na ze plotseling, bij vreveligen gebare, herstopt te hebben.)
 
Dan maar
 
Gespookt tot ik den dorst er bij vergete en
 
Hernandez 't langer hier, van schrik, niet uit
 
Meer houdt! - Welnu!... Doch zegt my eerst of zulks
 
De waarheid is. - Nog laatst werd mij gezworen
 
Dat hij - diezelfde zwarte, stomme Dwerg
 
Die slechts bij ja- of neengeknik zich uit, -
[pagina 18]
[p. 18]
 
Gonzalvo als zijn schaduw volgt, - hem tabberd
 
En pij zoo handig oppoetst, als hij hem,
 
Bij lijf en ziel, verdoemt - niet anders is
 
Dan de eigen vleeschgeworden Satan die,
 
Ten loon voor 't afgedane knechtenwerk,
 
Der Heerschap, eerlang nog, den nek zal breken?
 
don caesar.
 
Antonio - wie u zulks heeft gezworen
 
Is de eene of andere oude kroegbes wier
 
Gelaster gij, hier in mijn bijzijn, niet
 
Herhalen zult. Gonzalvo's page ken
 
Ik voor een eerlijk man, 'nen deftigen
 
Lakkei en, daar hij somtijds allerhoflijkst
 
Den kroonprins wou van dienst staan, duld ik nimmer
 
Dat men hem iets te kort doe in die eer
 
En achting, waar hij, zoo van uwent- als
 
Van mijnentwege, in zal gehouden worden.
(Ter zijde.)
 
Zou thans die dronkerd helsche magt hier niet
 
Gaan tergen?...
 
antonio.
 
Ja?... kan wijn of schrik dus 't brein
 
Begoochelen, dan zwijg ik best, te meer,
 
Daar 't mij, by 't hooren zulker wondertaal,
 
Nu is - of sliep en droomde ik daar ik sta
 
En wake. ‘In Eer gehouden en in Achting...!’
 
Dat Wangedrocht, op sabbath-nacht geteeld
 
Uit heks en bok?...
(Stilte.)
Welnu - 't zij zoo... 'k vereere
 
Het vorstelijk bevel en lijk nog gistren,
 
Dat hellekind bij u in eer stond en
 
In achting, Prins, kan hij, voorwaar, bij ons
 
Er ook in treden. Onder uw welnemen,
[pagina 19]
[p. 19]
 
Nog gistren scholdt gij hem, en voor zoo een
 
Gedrochtlijk iets uit, dat 'k toen, inderdaad,
 
Bij twijfel, had geloofd of zoo een zwart
 
Gerooste vel, die nare spraak door teekens,
 
Dat uiterlijke eens wilden Baviaans -
 
Verborgen toch de vuigste helgeheimnis.
 
don caesar,
mijmerend.
 
Voor wat zij zoo al eerloos doet bestaan
 
Moet slechts de wijnvaas verantwoordlijk blijven.
 
En daarom nam ik het niet gansch ten euvel,
 
Verstondt ge dus mijn woorden, gistren, mis...
 
Ik schold hem uit?... Wel ja! wou ik mij vreken -
 
Ik kon 't toch maar op wat ge, alstoen ook, zoo
 
Alleen, en tot den bodem ledig brastet.
 
antonio,
aan Don Caesar.
 
Wanneer ge dus den rol, door u gespeeld,
 
Met dien der andren zoekt te wislen, ruil
 
Dan ook, met een, uw titels en uw borze.
 
Wij dronken niets - hij kon niet staan.
 
don caesar.
 
Heb ik...?
 
antonio,
invallend.
 
't Gelag verteerd, ja, en gezegd nog erger
 
Dan wat me een oude kroegbes zwoer en ik
 
Op 't eerlijk man, den deftigen lakkei,
 
Hier niet herhalen mag.
 
don caesar.
 
Hernandez, spreek
 
Gij, heb ik...?
 
hernandez,
invallend.
 
Ja, Monsenor, ja, ten ergste
 
Den Zwarten, gistren, uitgescholden.... Doch
[pagina 20]
[p. 20]
 
Wat geeft nu zulks dat gij er zoo belachlijk
 
Om twisten zoudt?...
(Komt van den ingang eenige stappen voorwaarts en geraakt, allengs, tot waar Antonio, op de linkerzijde des voorplans, van den beginne des tooneels, tegen de rotsenwanden leunt.)
 
Als of die Hooggeduchte,
 
In 't eind, toch wel iets anders zijn kon dan
 
Een mensch, een Moor, een doodeenvoudig knecht
 
Die, - lijk er algemeen, en niet ten onregt,
 
't Gerucht van loopt - zyn Heer slechts dient, uit hoop
 
Dat later dezes kunst, hem eens, ten loon,
 
't Genot der spraak terug zal schenken.
 
antonio,
immer geleund tegen de rotsen op het voorplan; aan Hernandez.
 
En
 
Alzulken sprookjes kleeft gij aan?
 
hernandez.
 
Daar ze als
 
Uwe opgaaf geen gezonde rede lastren?
 
antonio.
 
In dien gevalle, ofschoon zijns knechten kwaal
 
Voortreflijk d'uitvoer zijner plannen diene,
 
Ontbindt hij, eerlang nog, den armen bloed
 
Zijn tong, om hem uw lof van kenner in
 
Geneeskunst, op de daken te doen schreeuwen. -
 
Wat men dien vriende al diets maakt!... Stomheid is
 
Onheelbaar, Goede.
 
hernandez,
aan Antonio.
 
Uit zenuwziekte ontstaan
 
Kan stomheid, Heerschap, door 'nen zenuwschok
 
Genezen worden.
 
antonio.
 
Oude wijven praat.
 
Ik hou 't bij mijn gezegde. Delrio
[pagina 21]
[p. 21]
 
Verhaalt nog meer van dergelijke kluchten...
 
Gonzalvo, op zyn laatste reize door
 
De wildernis, ontmoette den kabouter
 
Daar zittend, stom als 't Noodlot, en alleen
 
Te midden der...
(Stilte. - Aan Don Caesar.)
 
Waart gij het die daar spraakt,
 
Monsenor?...
 
don caesar.
 
Ik?... Op Gods genade... doch -
 
Wij staan hier niet gedrieën: 'k hoorde iets zoo
 
Als hij...
 
antonio.
 
Begoocheling. Het dacht me... of noemde
 
Men mij bij naam.
 
hernandez,
stapt eensklaps naar den ingang.
 
Heisa! het weder stilt,
 
De maan breekt door, genoeg gedweept: - komt henen.
 
antonio.
 
Dien God behoedt is wel behoed en hoeft,
 
Uit schrik, den stortstroom van omlaag niet in
 
Te wandelen. - Ik lach met Hel en Duivel:
 
'k Voer heiligdom op mij...
(Pooze.)
Ter neer Gonzalvo!
 
Ik duld dien naam zoo min 'k me er aan vertrouw.
 
don caesar,
met diepen zucht; half luid.
 
En ik dan, Hemel!...
 
hernandez,
treedt ijlings, ongeduldig, weder de grot in.
 
Neen - dat gaat nu toch
 
Te ver.
(Aan Don Caesar.)
 
Monsenor, zeg mij, is die Man
 
Dezelfde niet met wien, - om het bezit te
[pagina 22]
[p. 22]
 
Heroveren der u onterfde Rijkskroon, -
 
Ge in een verbond tradt dat u beiden, morgen
 
Nog, eens moet maken in den uitslag van...
 
Welnu... van wat ge samen zoo al vreemds
 
Staat uit te voeren?...
 
don caesar.
 
Waar wil dát nu heen!
(Aan Hernandez.)
 
En dan?
 
hernandez.
 
Hewel - 'k begrijp niet, hoe ge, als 't kind
 
Voor 't duister, nu voor 't enkel hierzijn siddert
 
Van wien ge uw gansche toekomst hebt vertrouwd,
 
Met wien ge zulk verdrag hebt aangegaan
 
En door wiens toedoen het zoo verre kwam
 
Of gij - soms ook die arme Senor Juan -
 
Zijt beiden thans hem tot een werktuig dat
 
Hij kan naar lust doen spelen of aan stuk
 
Slaan, 't Schrift waardoor ge u tot het slagten van
 
De Koningin verbindt, bestempeld met
 
Uw naam en zegel, is toch immers, lijk
 
Ge zegdet, in zijn magt? - Uit zulk een vrees
 
En dergelijk vertrouwen vloeit nu, ten
 
Gevolge, iets wat 'k naar echte weerde schat
 
Wen ik 't, kort af, maar kluchtgen onzin noeme.
(Staat weder nevens Antonio die immer, links, op het voorplan, tegen de rotsen is geleunde.)
 
don caesar,
aan Hernandez.
 
Is nu de litanie ten einde?
 
hernandez.
 
Ja.
[pagina 23]
[p. 23]
 
don caesar,
aan Hernandez.
 
Dus wel; 'k had anders door een brave rossing
 
Er ‘amen’ op geantwoord.
 
hernandez,
aan Don Caesar.
 
En mijn dolk
 
Dan ligt den zegen toegereikt.
 
antonio,
immer in liggende houding, aan Don Caesar.
 
Laat hem
 
Maar zeggen, jongen, hij is bang; om niet
 
Te hooren wat gij hoordet, zoekt hij slechts
 
Gedruisch te maken.
 
don caesar.
 
Neen, de vlegel is
 
Bij drank.
 
antonio,
fluistert Hernandez in 't oor.
 
Geen woord. Zijn beurs is dát toch weerd.
(Stilte.)
 
don caesar.
 
Nu hale mij de nikker zoo...
 
antonio.
 
Zoo 't hier
 
Niet spookt. - Thans heb ik 't ook gehoord.
 
hernandez.
 
Ik ook...
 
't Was als een menschenzucht.
 
don caesar,
half luid aan Antonio.
 
Ge zijt gewapend,
 
Dan zie gij eens?
 
antonio,
leunt steeds tegen de rotsen.
 
Och! 't kan soms iemand zijn...
 
Een dronken schurk, bij voorbeeld, die zijn roes
 
In gindsche holtens uitronkt en, als wij,
[pagina 24]
[p. 24]
 
In 't droog, zoo 't nuchterworden opwacht... Eerst
 
Geroepen...
(Schreeuwen te gelijk: niets antwoordt.)
 
'k Wil toch eens...
(Begeeft zich, regts, naar de dieptens der spelonk. - Poos stilte. - Komt terug op het voorplan.)
 
Geen ziel.
(Herneemt zijne vorige standplaats.)
 
hernandez,
gaat naar den ingang.
 
En ik -
 
Heb hooren zuchten.
(Ziet buiten de grot. - Op korzelen toon, aan Don Caesar en Antonio.)
 
Licht de maan thans nog
 
Niet hel genoeg dan dat ons, langer, om
 
'nen Ingebeelden storm, en dús, hier zal
 
Te schuilen vallen?..
(Stilte.)
 
don caesar,
schreeuwt.
 
Zeg! komt nu eens hier!
 
Komt nu eens gauw! en trekt uw degens, gauw!...
 
Mij dunkt - ik zie twee oogen glinstren als
 
Twee gloênde kolen...
 
hernandez,
van uit den ingang.
 
Wat dan schort hem toch,
 
Den dweeper?...
 
don caesar,
aan Antonio die hem is genaderd om te zien.
 
En nu is het weêr verdwenen!
 
antonio,
aan Don Caesar.
 
Hoor, Vriendjen, wen 't u lust met anderen,
 
Den gek te scheren, doe gij 't met die Dona's
 
Die aan de Zwarte Kunst gelooven moeten
 
Daar gij ze eens, uit huns bruigoms armen, in
 
Een kloostercel te toovren wist.
(Wandelt).
 
Senora
 
Josepha, zou voor 't smaken van uw grillen
[pagina 25]
[p. 25]
 
Soms beter vatbaar zijn dan wij.
(Houdt stil bij den ingang, op den achtergrond, nevens Hernandez. - Steekt het hoofd buiten de spelonk.)
 
Dan ja...
 
Het weêr wordt helder...
(Aan zijne makkers.)
 
Zoo we dus maar gingen?...
 
Ofschoon 't al over middernacht zij, konden
 
Wij ergens den bokaal er nog eens op
 
Doen klinken.
 
don caesar,
van zijne plaats op het voorplan.
 
'k Zweer u dat ik het gezien heb!
 
Twee barnende oogen, dáár, in gindschen hoek
 
Waar iets daar straks gezucht heeft.
 
hernandez,
van uit den ingang.
 
't Kan misschien
 
Een wilde kat zijn?
 
antonio,
wandelt.
 
Juist! dat moet het zijn! -
 
Koom, gaan wij nu. - Het is een kat, een kat
 
Zeg ik.
 
don caesar,
staat immer op het voorplan.
(Ter zijde.)
 
Bij gansch de Hel! ik durf er niet
 
Voorbij te treden.
(Luid).
 
'k Wil nog luistren en
 
Eens zien... Ook - 't zal nog stormen.
(Stil).
 
Dorde ik hier
 
Maar uit te gaan. - Neen - 't is geen kat.
 
antonio,
wikkelt zich in zijnen mantel en komt op den voorgrond, naar Don Caesar.
 
Dan maar
[pagina 26]
[p. 26]
 
Geluisterd en gezien, tot morgen toe.
(Vlijt zich tegen de rotsen, als tot slapens.)
 
Wat men zoo al moet doen om zich, bij tijds,
 
Den dorst een weinig aangenaam te lesschen!...
 
hernandez,
treedt terug in de krocht.
 
Toch wonder!
(Aan Antonio).
 
Zie! hij spot met Hel en Duivel,
 
Aan niets hecht hij geloof - en thans gelooft
 
Hij alles. Toeft hij nog een enkel uur hier,
 
Is hij zoo dapper Katholiek, dat hij
 
Zijn purpren vorstenbed, uit zijn paleis,
 
Zal ruilen voor 'nen ruigen stroozak in
 
Een kloosterhol... O wonderteelend duister!
 
Ik maak u morgen een Sonnet.
(Gaat terug tot den ingang.)
 
antonio,
in zijnen mantel gewikkeld en tegen de rotsen geleund.
 
Hij wil
 
Niet luistren, Prins?...
 
hernandez,
van uit den ingang.
 
Is het geen waarheid wat
 
Ik zeide?
 
antonio,
dezelfde houding; aan Hernandez.
 
Dat hij voor 'nen cellenstroozak
 
Het vorstlijk dons zou laten, wen hij zich
 
Nog lang hier ophield?
 
hernandez.
 
Ja.
(Vangt aan het tooneel op en neder te wandelen, langs henen de rotsen, links.)
 
antonio.
 
Dat denk ik ook -
 
Doch voor zoo veel gewaande stroozak lag
 
In zeker sticht van Karmelieten-Nonnen.
[pagina 27]
[p. 27]
 
don caesar,
uitvarend.
 
Dat gaat te ver! Daar straks nog schimptet gij...
 
Wat is er tusschen mij en zeekre...
 
hernandez,
invallend; hij wandelt immer in vorige rigting.
 
Deftig!
 
Slechts over een paar uren legt hij ons
 
Die heele liefdesavontuur voor oogen
 
En 't is hem of hij niet gesproken had.
(Staat stil. - Aan Don Caesar.)
 
Het dunkt me, Senor, of uw leven hecht ge
 
Toch aan een draadjen, waarlijk, al te broos.
 
Wilt gij dit draadjen eens zien breken - neem
 
Dan maar 'nen roomer wijns te veel.
(Wandelt voort.)
 
En dan -
 
Vaarwel de jeugdge Prins der Asturiën...
 
De gansche hoop van gansch een halve wereld,
 
Verdorven en gevloekt - tot in den grave.....
 
Dat kan een roomer wijn.
(Gaat op het voorplan leunen, nevens Antonio, tegen de rotsen, links).
 
antonio;
aan Hernandez.
 
Kan zulks één roomer,
 
Dan drink gij 't nat bij potten, 'wijl Monsenor
 
Zich aan het water zet.
(Aan Don Caesar.)
 
Hoor, tusschen u,
 
Mijn Waarde, en zeekre Dona die ge soms
 
Josepha heet en wij, de Senorita
 
Tenorio, lag er voorheen - en ligt
 
Er nog - een heim en nauw betrek, waarbij
 
Het lieve kind, - 't is nog niet lang geleden, -
 
Den schoonen naam verwierf van moeder, dien zij
 
Helaas! voor eenen min bevalligen,
 
In zeker treflijk Nonnensticht moest ruilen.
[pagina 28]
[p. 28]
 
Het is ten minste zoó, dat het haar stiefvader
 
Gewild heeft - daár, die vrome Senor José
 
Del Guasco, dien men 's avonds, wen de Koning
 
Zich ver van 't Hof, in bosch en dal, op jagt
 
Vermaakt, soms met des Konings Ega, in
 
Des Konings lustwaranden, onder 't loover,
 
Gevaarvolle avondluchtjes scheppen ziet. -
 
Wanneer ge, buiten weet haars vaders en
 
Haars broeders, met die adelijke Dona
 
Uw heime kennis aangingt, vondt gij ze aan
 
'nen Andren uitverloofd. - Wie haar gemaal
 
Zou worden, was diezelfste Hertogszoon,
 
Don Henriquez De San Salvador, tot
 
Wiens laste, ik u, ten slotte, verder iets
 
Verhaal. - Wen gij uw Dona zocht te naadren,
 
Was 't nimmer dan bij nacht - de zwartste liefst -
 
En meest, langs 't zijden eerdief-laddertjen,
 
Door 't venster. - Telkens haar de tweede vriend
 
Bezocht, was 't slechts, bij vollen, klaren dage
 
En deftig toegelaten langs de deur.
 
En thans - daar niemand ooit u, over heg
 
En hage, tot de Dona klautren zag,
 
Terwijl elk wist, hoe voor uw medevrijer,
 
Zelfs de eerepoort, steeds hoflijk werd ontsloten,
 
Moest stellig, wat uit d'omgang met de Dona
 
Langs 't koorden-laddertjen werd voortgeteeld,
 
Het schuldeloos bezoeken langs de deur,
 
Ter grieve worden en ten nadeel.
(Aan Don Caesar die spreken wil.)
 
Nog
 
Geen woord! het spel ontknoopt - ik ben aan 't ende.
 
Op zeekren morgend zou Don Henriquez
 
De lieve eens gaan begroeten: Dona was
[pagina 29]
[p. 29]
 
Verdwenen. Op 'nen andren morgend miste
 
De San Salvador zijnen zoon: de jongen
 
Werd nimmermeer terug gevonden. Nog
 
Zoekt Vader voort en - bij mijn dolk - 'k geloof
 
Dat hij veel beter doen zou, met 't zich maar
 
Al spoedig optegeven en een zielmis,
 
Voor d'armen Senor Henriquez, in 't een
 
Of ander klooster aan te zeggen.
 
don caesar,
ter zijde.
 
Gaan
 
Die met den duivel om?... Ik heb hun zulks
 
Toch niet verhaald....?
 
antonio,
aan Don Caesar.
 
Welnu?... de bloote waarheid
 
Is 't niet?
 
don caesar.
 
Wie heeft u zulk een nieuws ter hand
 
Gesteld?
 
antonio,
lacht luid.
 
Bravissimo! de wijnkalbas
 
Is hem, in 't eind, de Léthé-vloed geworden!
(aan Hernandez.)
 
O! werd zij ons zoo eenmaal de Pactool,
 
Hernandez, liet gij 't stieltjen ook niet varen?...
 
Wij wonnen aan, in goud, bij 't bekerleêdgen,
 
Wat hij daar in geheugen heeft verloren.
 
don caesar.
 
Zoudt ge gelooven dat uw spotternijen
 
Den makker van twee roovers, uit den Prins
 
Der Asturiën niet meer onderscheiden?...
 
antonio,
lacht immer.
 
Wie ons dit nieuws heeft aangebragt? Wel gij
[pagina 30]
[p. 30]
 
Mijn Beste, gij, gij zelf: 't is pas een uur
 
Of twee geleden?
 
hernandez,
aan Don Caesar.
 
Weet ge dan niet meer
 
Dat, toen ge uit wantrouw voor u stappen, op
 
De baan, onze armen tot geleiders naamt,
 
Ge ons heel dit feit hebt uitgelegd tot in
 
Zijn minste deelen?
 
don caesar,
aan Antonio en Hernandez.
 
Sprak ik stil?
 
ANTONIO en HERNANDEZ,
te gelijk.
 
Ja, ja! -
 
O zeker, zeker!
 
don caesar,
aan Antonio en Hernandez.
 
Moet ik u nu bidden
 
Mij, voor 't bewaren van dit nieuw geheim,
 
Uw riddereer als onderpand te schenken?...
 
antonio.
 
Die hebt ge.
(Stilte.)
't Schijnt mij of het spooken heeft
 
Thans Uit?...
(Aan Don Caesar.)
 
Hebt gij nog een gezucht vernomen?...
 
don caesar,
wandelt en spreekt tot zich zelven.
 
Nu zij de wijn gedoemd en ik - gegalgd
 
Wen 'k nog iets anders drink - dan wijn.
 
hernandez.
 
Zoo waar
 
Ik leef, er grimmen mij niet twee, maar wel
 
Vier oogen aan. - Laat zien wat dit bediedt....
(Heeft plotseling zijnen degen getrokken en is schermend naar de diepte der spelonk geijld. - Nachtvogels vliegen krassend door het hol.)
 
't Zijn uilen! uilen!...
[pagina 31]
[p. 31]
 
don caesar.
 
Hoe is 't mooglijk!... wat
 
Vermaledijd gebroed!
 
antonio.
 
Wie weet nu of
 
Het geen daar vliegt de Meester van Don Juan
 
Niet is: de Toovenaar Gonzalvo.
 
hernandez.
 
Juist!
 
Een toovenaar is een Proteus die van
 
Gedaant, lijk wij van kleêren, kan verandren
 
En zich, soms ook, in zijnen echten vorm
 
Vertoont. Kom aan - wij kennen nu den man.
(Af, langs den ingang op den achtergrond.)
 
antonio,
volgt Hernandez.
 
Ja, ja, het duurde ruim... Waar blijft de Hospes?...
 
don caesar,
aan Antonio, achter wien hij aanstapt.
 
Ik volg, ik volg..
 
antonio,
treedt de spelonk uit.
 
Ha goed, want 'k stik van dorst.
(Don Caesar, na Antonio, af.)
EINDE VAN HET VOORSPEL.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken