Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzorgd Nederlands (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzorgd Nederlands
Afbeelding van Verzorgd NederlandsToon afbeelding van titelpagina van Verzorgd Nederlands

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzorgd Nederlands

(1974)–H.M. Hermkens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

2. Het juiste woord

2. 1. Gesignaleerde fouten

Een van de opvallende euvels in het taalgebruik van onervaren stilisten is de lexicologische armoede.

2. 1. 1. Ze kiezen het verkeerde woord

voorbeelden: Hij heeft de tocht voltooid met behulp (= de hulp) van zijn vrienden. Hij heeft die mislukking te danken (= te wijten) aan zijn luiheidGa naar eind10a. De vreugde straalde hem letterlijk (= duidelijkGa naar eind11) van het gelaat. De impasse is afgeweerd. (Men is uit de impasseGa naar eind12 geraakt.) Hij is gister op zijn scooter verongelukt; nu ligt hij in het ziekenhuis. (Hij heeft een aanrijding gehad, hij heeft een val gemaakt.) Het tijdig opsturen van het aangiftebiljet voorkomt ambtshalve aanslagen. (Ambtshalve is een bijwoord.) Hij maakte een dergelijk (= zodanig) lawaai dat we gingen lopenGa naar eind13. In 1940 brak de oorlog uit; indertijd (= destijds) zat hij in EngelandGa naar eind14. Dat had je feitelijk (= eigenlijk) niet moeten doen. Zij krijgt regelmatig (= geregeld, indien bedoeld is: veelvuldig) bezoekGa naar eind14a. Schijnbaar (= blijkbaar) zijn we te laatGa naar eind15. Moeder is (= heeft) vergeten me te wekkenGa naar eind16. Dat is genoeg om een man bewusteloos te maken, laat staan (= dus zeker genoeg voor) een vogelGa naar eind17.

Allerlei factoren (= elementen) ontbraken in het stuk. (Factor = medebepalende omstandigheid, iets oorzakelijks dus.) Je kunt rustig (beter: gerust) hier blijven eten. Onze school herbergt 360 studenten (= leerlingen); ze studeren (= leren) ijverig. Hij hamerde daar alsmaar (= almaar, steeds maar) op. De kopie (of nog erger: copy) (= kopij) moet morgen bij de drukker zijn.

Dikwijls is er een grammaticale ontsporing: We hebben de wedstrijd moeten aflassen (= afgelasten). De agent heeft me verbaliseerd (= geverbaliseerd). De deur is vernist (= gevernist). De politionele (= politiële) actie; het justitionele (= justitiële) onderzoek. Dat heb ik georven (= geërfd). De moeilijkheid schrok (= schrikte) hem af. Hij schepte (= schiep) ruimte op het middenveld. Hij scheerde (= schoor) ons allemaal over één kam. Een behartenswaardig (= behartigenswaardig) woordGa naar eind18. Men diene (= dient) daar rekening mee te houden. Hij weigerde het bewijsmateriaal te overleggen (= over te leggen)Ga naar eind19. Meulenhoff is de uitgeefster (= uitgever)Ga naar eind20 van dat boek. Het was een

[pagina 21]
[p. 21]

tevergeefse (= vergeefse) strijdGa naar eind21. Een onverwachts (= onverwacht) bezoekGa naar eind21. Hij was niet het minst (= niet in het minst, volstrekt niet) geschrokken. (Niet het minst = niet in de laatste plaats, vooral ook.) Het is daar een dermate chaos, dat niemand eruit komt (= zo'n chaos).

2. 1. 2. Ze herhalen steeds hetzelfde woord

voorbeelden: Als we ons gaan bezinnen op de vraag wat een zin is, dan blijkt dat een zin kan bestaan uit een of meer woorden. Zoals ieder schoolboek heeft ook dit schoolboek zijn voor- en nadelen.

Er zijn twee middelen om deze fout te vermijden:

a.Afwisseling door het gebruik van synoniemen.
b.De vervanging van het substantief door een verwijswoord. Maar ook hier dreigt het gevaar van eentonigheid: juist de naïefste scribenten beginnen iedere zin met een voornaamwoord of bijwoord, slordig verwijzend naar een woord of mededeling uit de vorige zinGa naar eind22.

2. 1. 3. Ze kiezen vage (generieke) termen waar rake (specifieke) termen vereist zijn

voorbeelden: We hebben een ehbo-cursus gevolgd; het waren fijne lessen. De prachtige schilderijen van Rembrandt maakten een grote indruk op de leerlingen. Ze schrokken van het harde lawaai. Ze hadden een nogal grote belangstelling voor mooie boeken.

2. 2. Didactische hulpmiddelen

Een algemeen middel ter verbetering is de lectuur van voorbeeldige boeken.

Daarnaast is er de bewuste oefening: de verrijking van de woordenschat, occasioneel of systematisch.

De occasionele methode wordt in bijna alle stijlboekjes beoefendGa naar eind23; de systematische vindt steeds meer toepassingGa naar eind24. Het kwalitatieve verschil tussen de verschillende methodes is gering: ze hebben hun verdiensten en tekortkomingen. De meeste schoolboekjes besteden veel aandacht aan de synoniemenGa naar eind25. Ze zijn het meest voor de hand liggende middel om variatie te brengen in de aanduiding van een begripGa naar eind26. De leerlingen moeten geoefend worden in het waarnemen van nuances. Ze moeten ontdekken dat er generieke begrippen en termen bestaan (kind; gaan), die dikwijls vervangen dienen te worden door specifieke namen (baby, kleuter, jongetje, meisje; drentelen, kuieren, slenteren, stappen, lopen, wankelen, snellen enz.). Van stilistische, graduele of emotionele verschillen moeten ze zich bewust worden.

Het lijkt me niet zinloos, een aantal zinnen ter verbetering aan hen

[pagina 22]
[p. 22]

voor te leggen. We drukken hun daarbij op het hart, dat ze dezelfde kritische houding moeten aannemen bij het nalezen van hun eigen werk.

 

Een onmisbaar hulpmiddel bij de jacht op het rake woord is het woordenboek. Naast de ‘gewone’ lexica bestaan er speciale woordenboeken voor het juiste woord.

Uit de 19de eeuw dateren een aantal synoniemenwoordenboeken die ernstige gevaren inhouden. Het Woordenboek der Nederduitsche synonimen van P. Weiland en G.N. Landré (1821-1825) is de bron voor alle latere synoniemenstudie geworden; de schrijvers brengen echter betekenisverschillen aan, die niet berusten op taalwaarneming. Vooral J.V. Hendriks' Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen (1891, 19085) heeft een funeste invloed gehad op de schoolpraktijk. P. Hendriks, kleinzoon van J.V., heeft de familietraditie voortgezet: Nederlandse synomiemen, Amsterdam (1958). ‘Voor puzzelaars en alle anderen’ beschrijft hij subtiele betekenisverschillen; daarbij is hij niet vrij van schoolmeesterij.

In onze eeuw zijn er verschillende woordenboeken samengesteld, die bij ieder lemma een serie synoniemen vermelden maar die aan de gebruiker de keuze van het gezochte woord overlaten:

L. Brouwers, Het juiste woord, Turnhout 19281; 19654 (besproken N. Tg. 59).

G.A. Mesters, Taalschat, Prismaboek.

Deze twee werken bevatten een systematische indeling van de woordenschat: substantieven, adjectieven, bijwoorden, werkwoorden, uitdrukkingen (met hun tegenstellingen) gegroepeerd om een begrip. Een register maakt het opzoeken mogelijk. Van de gebruiker wordt verondersteld dat hij de betekenis kent: die wordt niet vermeld.

Charivarius, Een ander woord, Den Haag 19502.

J.A. Meijers, Kies uw woord, Amsterdam (1959)3.

Beide boeken bevatten een alfabetische rangschikking; voor oppervlakkige en snelle oriëntering zijn ze zeer geschikt.

eind10a
Wijten aan, toeschrijven aan, danken aan, Nu Nog 21 (1973) pag. 88 e.v.
eind11
N. Tg. 50 (1957) pag. 104.
eind12
Een impasse is letterlijk een doodlopende straat.
eind13
Dominicus, Schrijft u ook zulk Nederlands? pag. 28 e.v.
eind14
Indertijd is een vage tijdsaanduiding; destijds slaat terug op een zojuist genoemde tijd.
eind14a
Geregeld-regelmatig, Nu Nog 17 (1969) pag. 89.
eind15
C.A. Zaalberg, De taalleraar als taalpoliticus, Groningen 1960, pag. 16 e.v.: De stijlboekjes leren: schijnbaar = alleen in schijn zo, niet in werkelijkheid; ogenschijnlijk = volgens de oppervlakkige indruk zo, misschien wel misschien niet zo in werkelijkheid; blijkbaar = op grond van de beschikbare gegevens hoogstwaarschijnlijk zo.
De werkelijkheid is genuanceerder. Schijnbaar kan betekenen: naar het schijnt, met een onzekerder modaliteit dan blijkbaar. Zaalberg durft dit gebruik niet absoluut af te keuren.
Voor het onderscheid: schijnen = alleen in schijn zo zijn, blijken = werkelijk zo zijn, geldt hetzelfde: schijnen kan een modaal hulpwerkwoord zijn met de betekenis: misschien, vermoedelijk zijn.
eind16
Ik ben dat vergeten bevat een naamwoordelijk gezegde, te vergelijken met: ik ben dat kwijt. Zie ook Onze Taal 39 (1970) pag. 35: Hebben en zijn (bij volgen, vergeten e.a.).
eind17
De uitdrukking laat staan wordt gebruikt in de betekenis: dus zeker niet. Er is een negatieve mededeling voorafgegaan. Oorspronkelijk: ik laat staan (= ik spreek niet van). voorbeelden: Dit is niet genoeg om een vogel bewusteloos te maken, laat staan een mens. Ik fop een vriend niet, laat staan dat ik hem bedrieg. Hij is niet van plan je te schrijven, laat staan je te ontvangen.
Ook na een beperking of impliciete negatie: Om eerlijk te zijn moet ik u zeggen dat ik slechts weinig dagbladen lees, laat staan de Europese kranten. Ik ontdekte dat in de politieke programma's maar weinig te vinden is dat op een welzijnsbeleid lijkt, laat staan dat ik iets tegenkwam over het probleem van het gemotoriseerd verkeer in de stad.
eind18
Zie N. Tg. 47 (1954) pag. 316.
eind19
Het substantief óverleg wordt steeds meer gehoord i.p.v. overlég.
eind20
Meijers, Allerlei taalkwesties pag. 126; G. Royen, Taalpanoptikum pag. 56.
eind21
Tevergeefs en onverwachts zijn bijwoorden.
eind21
Tevergeefs en onverwachts zijn bijwoorden.

eind22
C.F.P. Stutterheim, Voornaamwoordelijke misstappen en misverstanden inaug. rede Leiden; Groningen 1956.

eind23
De traditionele stijlboekjes (bv. Rijpma-Schuringa, Nieuwe Stijloefeningen, herzien door J.v.d. Schaar, Groningen 1961-1962; of W. Kramer, Taalstudie en stijloefening, Groningen 1934 (verantwoording in Kramers Grondlijnen voor de methodiek en didactiek van het voortgezet moedertaalonderwijs, Groningen 1941) blijken nog steeds bruikbaar te zijn. De ‘synthetische methode’ (bv. Van Dis-Jansonius-Naarding, Taalbegrip en Taalbeheersing, Meulenhoff Amsterdam) brengt alle taaloefeningen onder bij een samenhangende tekst.
eind24
A.G.I. Erftemijer heeft in zijn dissertatie, Stijloefening op de middelbare school, Nijmegen 1958, de systematische werkwijze verdedigd. Inmiddels is van zijn hand een serie schoolboekjes verschenen: De Taalschat, 3 dln. met Bijlage voor de docent, Malmberg, Den Bosch. In Levende Talen 1960 had hij de weg daartoe bereid door zijn artikel: Systematische lexicologie voor de middelbare school. Anderen hebben een groot aantal moeilijke woorden verzameld in losse zinnen, bv. F.C. Dominicus, Woordkennis en woordgebruik, 's-Gravenhage, 19563. Alfabetisch gerangschikte termen uit de leerboeken aardrijkskunde, biologie, Nederlands en wiskunde zijn te vinden in: Van der Keuken-Minderhout, Het moeilijke woord, Thieme Zutphen (1965). Weer anderen hebben lexicologische oefeningen in losse zinnen gegroepeerd om bepaalde verschijnselen, bv. H.G. de Bont, De Stijlles, Dieben, Den Haag.
Moeilijke Nederlandse en ontleende woorden in samenhangende stukken (voor de drie laagste klassen): W. Drop en J. Hoogteijling. Tot beter begrip; drie werkschriften, Wolters Groningen. Vgl. Hoogteijling, Gewenste woordenkennis, Paed. Studiën, mei 1964 en Lev. Talen, juni 1964.
eind25
Didactische handleiding voor de leraar in de Moedertaal, Amsterdam-Purmerend -Groningen 1962, pag. 53 e.v.; C.G.N. de Vooys, Kritiek van de gangbare synoniemenbehandeling, N. Tg. 2; V.T.O. 11 215; Zie over de gevoelswaarde: C.G.N. de Vooys, De gevoelswaarde van het woord, N. Tg. 1907 (V.T.O.11); idem, Ned. Spraakkunst, Groningen 19636 pag. 265 e.v.; Acket-Stutterheim, Stijlstudie en stijloefening, Haarlem 196011 pag. 56 e.v.; A.A. Verdenius, In de Nederlandse Taaltuin, Amsterdam 1946, pag. 91 e.v.; R.H. Thouless, Logica voor iedereen (vertaling door Th.v.d. Berg), Prismaboek, hst. 1: Emotionele betekenis; A.G.I. Erftemeijer, De taalschat, 's-Hertogenbosch 1961.
Literatuur met geschikte oefenstof: G.A. Mesters, Schrijf, spreek zuiver Nederlands, Prismaboek pag. 22 e.v.; J.M. Acket-C.F.P. Stutterheim, Stijlstudie en stijloefening, Haarlem 196011, hst. x; P. Dezaire, Ons Nederlands, Prismaboek pag. 147 e.v.
eind26
In een zakelijk verslag kan het nodig zijn, een eenmaal gekozen term te handhaven (H. de Boer e.a., Schriftelijk rapporteren, Aulaboek, pag. 109). De retorische repetitio heeft een duidelijke stilistische functie; zie H.J.M.F. Lodewick, Literaire kunst, 's-Hertogenbosch 197035, § 106.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken