Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nederduytsche spraec-konst ofte tael-beschrijvinghe (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nederduytsche spraec-konst ofte tael-beschrijvinghe
Afbeelding van De Nederduytsche spraec-konst ofte tael-beschrijvingheToon afbeelding van titelpagina van De Nederduytsche spraec-konst ofte tael-beschrijvinghe

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (18.28 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nederduytsche spraec-konst ofte tael-beschrijvinghe

(1953)–Christiaan van Heule–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Ga naar margenoot+Vande Oorspronkelikheyt.Ga naar voetnoot3)

Ga naar margenoot+De oorspronkelikheyt of (beter) veranderlikheyt / vervaetGa naar voetnoot4) en wijst aen / allerleyen aert deGa naar voetnoot5) veranderingen / die in de woorden onstaet.

Hoe menigerleye woorden zijnder?

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Alle de woorden worden in zesderleye (14) soorten gedeelt / en worden genaemt ledekens, Namen, of Naem-woorden, voor-namen, werk-woorden, deel-woorden en Help-woorden, welke benamingen den woorden gegeven worden / om van elc onderscheydelic te konnen spreken: gelijc als het zelve geschiet in het onderscheyt der waren / werk-tuygen / munte en gewicht / etc.

Merc.

De genaemde zes soorten van woorden zijn alle veranderlic / behalven Ga naar margenoot+de HelpwoordenGa naar voetnoot6) / welke meest onveranderlic zijn / het welc vervolgens breder te zijner plaetse zal aengewezen worden.

Ga naar margenoot+Van de Ledekens.Ga naar voetnoot7)

Deze woorden / als de, het ende een, worden Ledekens genaemt / om datse veeltijts onscheydelic / hangen aen die dingen daer wy van spreken / als

[pagina 16]
[p. 16]

gevraegt zijnde / wat is dat? men antwoort een mensch, een man, een boom, Ga naar margenoot+een beest, hier en kan men het woordeken Een niet naelaten / en zeggen Ga naar margenoot+Het is mensch, het is man, het is boom, het is beest.

Ziet hier af vorder in de Samenvouginge.Ga naar voetnoot1)

Dit gebruyc der Ledekens / is mede den Grieken gemeyn / welke ooc volgens onze wijze zeggen ὁ ἄνϑρωπος, ὁ άνὴρ, τὸ δενδρὸν τὸ ζώον,

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Van Naemen.Ga naar voetnoot2)

De Namen of Naem-woorden worden bequamelic ontleed / na de uyt-beeldinge der volgende Tafel / worden ooc vervolgensGa naar voetnoot3) zulken order verklaert en beschreven.



illustratie

Ga naar margenoot+Verklaringe.

De NamenGa naar voetnoot4) zijn woorden / waer mede men alle lichamelicke / en onlichamelicke / zichtbare en onzichtbare dingen benaemt / als God, Geest, mensch, dier, Hemel, aerde, Lucht, water, vier, wint.

Ga naar margenoot+De verdelinge der Namen.Ga naar voetnoot5)

De Namen worden aengemerkt in hare hoedanicheyt, vergelijkinge, geslacht, aert, getal, figuyre en buyginge.

[pagina 17]
[p. 17]

Van de hoedanicheyt.Ga naar voetnoot1)

De Namen zijn eygen of gemeyn.

Ga naar margenoot+Een eygen Naem is / welke alleenelic een dinc toekomt / als Petrus, Keulen, Rijn.

Ga naar margenoot+Een gemeyne Naem / is velen dingen gemeyn / als Mensch, Stat, Revier.

Een gemeyne Naem is Zelfstandich of By-vougelic.

Ga naar margenoot+Zelf-standige Namen zijn / die alleen staende / volkomelic bedieden / het gene datmen naemt / als Man, Vrouwe, Wijf, Berg, Stat, Hof, etc.

Ga naar margenoot+By-vougelicke Namen zijnGa naar voetnoot2) / die de gedaente of het ghestalt / eenes dinx / maer geen dinc zelve en uytbeelden / als goed, schoon, sterc, deze konnen altijt den zelf-standigen woorden toegevoucht worden / als Goet Ga naar margenoot+lant, Schone stat, Sterc huys.

Opmerkinge om de By-woorden van Zelfstandige te onderscheyden.

Ga naar margenoot+Alle namen der dingen die wezen hebben / zijn zelf-standige woorden.

Ooc konnen de woorden op eene andere wijzeGa naar voetnoot3) onderscheyden worden / als tot voorbeelt / men begeert te weten of Goet een zelf-standich of een By-woort is / stelt nu het woordeken Goet, by eenich bekent zelf standich woort / genomen Man, zo is het te zamen Goet man, deze woorden nu eenigen stant van redenGa naar voetnoot5) makende / geven te kennen dat Goet een By-woort is / want twee zelf-standighe woorden / en konnen malkander / in eene Reden niet lijden / ten zy datter een woort van gemaakt werde.Ga naar voetnoot6)

Van de Vergelijkinge.Ga naar voetnoot7)

Ga naar margenoot+

illustratie

De By-woorden zijn vergrotelic of onvergrotelic.

Een vergrotelic woort is / welc in vergelijkinge der eerste stellinge / groter en uytnemenderGa naar voetnoot8) kan worden als.

Ga naar margenoot+Stellende Rijc, Arm, Jong, out, bequaem, moedich, is

[pagina 18]
[p. 18]

Ga naar margenoot+Vergroot / Rijker, Armer, Jonger, ouder, bequamer, moediger, ende deze zijn

Ga naar margenoot+Wtnemende / als Rijcxt, armst, Jong,Ga naar voetnoot1) outst, bequaemst en moedigst, Dusdanige vergrotinge / worden ooc trappen der vergelijkingeGa naar voetnoot2) of vergrotinge genaemt /

Deze vergrotelicke woorden nemen gemeynelic vergrotende / eene R op het eynde / en in de grootste vergelijkinge / nemen zy St aen / als

Sterc, sterker, sterkst. Zoet, zoeter, zoetst.
Kranc, kranker, krankst. Wijs, wijzer, wijst.

Ga naar margenoot+De By-woorden welke volgens deze order niet vergroot en worden / die worden byzondere vergrotende genaemt / als

Ga naar margenoot+

illustratie

Alle By-woorden die in L, N en R eyndigen / nemen in de vergrotinge Der op het eynde / als Snel, snelder, Schoon, schoonder, Swaer, swaerder, dit is ooc buyten den Regel der gemeyne vergrotinge.

Ga naar margenoot+De onvergrotelicke By-woorden / zijn genaempt Deelwoorden, die in En eyndigen / als Gehouden, gekomen, geroepen, etc.

Ga naar margenoot+Ooc zijn alle de namen der getallen on-(19)vergrotelic / als Een, Twee Drie, Vier, etc.

Ga naar margenoot+Van het Geslacht der woorden.Ga naar voetnoot4)

Alle Namen worden in drie geslachten onderscheyden.

De benaminge der geslachten is Mannelic / Vrouwelic en generley / of derde geslacht.

Ga naar margenoot+Volgen eenige Regelen, tot kennisse van de
geslachten der zelfstandige woorden.Ga naar voetnoot5)

1.

Alle namen die den mannen Goden, Engelen en Geesten, gegeven worden / die behoren tot het Mannelic geslacht / als Petrus, Paulus, Timmerman, werker, Jupiter, Gabriel, Beelzebub.

[pagina 19]
[p. 19]

2.

Alle namen die alleenelic den Vrouwen toekomen / behoren tot het vrouwelic geslacht / als Maria, Moeder, Venus, Zuster, NaesterGa naar voetnoot1), Breyster.

Behalven.

Ga naar margenoot+Het woordeken Wijf, welc tot het generley geslacht behoort.

3.

Ga naar margenoot+Alle werc-woorden der onbepaelde wijze / wanneer zy voor zelf-standige Ga naar margenoot+genomen worden / behoren tot het Generley geslacht / als Het werken, het lopen, het rusten, het lijden. Hier in volgen wy de Grieken welke zeggen τὸ εργάζεσϑαι, τὸ τρέχειν, τὸ(20)λοφεῖνGa naar voetnoot2). τὸ παϑεῖν. De Francoyzen gebruyken mede / die zelve Tael-wijze / zeggende le labourer, le courir, le roposerGa naar voetnoot3), le souffrir.

4.

Ga naar margenoot+Alle Werc-achtige woorden / die met Ge, be of ver beginnen / behoren tot het Generley geslacht / als het gewerc, het begrijp, het verloop, het verhael.

5.

Ga naar margenoot+Tot het Generley geslacht behooren ooc de By-woorden / als die voor zelf-standige gebruykt worden / als Het recht, het ront, het gelijc, alzo zeggen mede de Grieken τὸ ἀγαϑὸν, τὸ περιφερὲς, τὸ ὀμαλὸν.Ga naar voetnoot4)

6.

Ga naar margenoot+Tot het Generley geslacht / behoren alle Verkleynde woorden / als Het manneken, het wijfken, het boomken, het huysken.

7.

Ooc behooren tot het Generley geslacht / deze woorden der tellinge / als Het paer, Het dozijn, Het twintich, Het hondert, Het duyzent.

8.

Ga naar margenoot+Ooc behoren tot het Generley geslacht de Help-woorden / welke voor zelf-standige woorden gebruykt worden / als het buyten, τὸ ἔξω, het binnen, τὸ ἐντὸς, het ja, τὸ ναι, Het neen, τὸ οὔ, Het onder, τὸ νέρϑεν, Het boven τὸ ὑπὲρ.

9.

De namen der Revieren / behoren tot het Vrouwelic geslachtGa naar voetnoot5) / als De Maze, De Jordaen, De Schelde, De Isel.

[pagina 20]
[p. 20]

Behalven.Ga naar margenoot+

De Rijn, welc tot het Mannelic geslacht behoort.

Om de zelf-standige woorden na hare geslachten te
onderscheyden, uyt de eyndinge der woorden.Ga naar voetnoot1)

1.

Ga naar margenoot+Alle Naem-achtige woorden / die in heyt eyndigen / behoren tot het Vrouwelic geslacht / als Wijsheyt, Schoonheyt, goetheyt.

2.

Ga naar margenoot+Ooc behoren tot het Vroulic geslacht / alle Werk-achtige woorden die in inge, isse ende ije eyndigen / als De gevinge, de lijdinge, de gevangenisse, de visscherijeGa naar voetnoot2), de hoverdije 2), de galeije.Ga naar voetnoot3)

Behalven.

Getuygenisse, welc tot het Generley geslacht behoort.

3.

Ga naar margenoot+Ooc behoren tot het Vrouwelic geslacht / alle WerkachtigeGa naar voetnoot5) woorden / die op het eynde in plaetse van Heyt, hebben Te als de sterkte, de grote, de dikte, in plaetse van Sterkheyt, grootheyt, dikheyt.

4.

Ooc behoren tot het Vrouwelic geslacht / de Latijnsche of Francoysche woorden / welke in ie of ijGa naar voetnoot6), eyndigen / als de gratie, de blamatie, de executie, de harmonije, de valeye.

5.

Ga naar margenoot+Tot het Generley geslacht behoren / de (22) Naem-achtige woorden / die Ga naar margenoot+in Dom eyndigen / als het Bisdom, Het Hertochdom, Het Pausdom.

Behalven.

Rijcdom welc tot het Mannelic geslacht behoort / gelijc ooc mede het woordeken Dom, de name eener Kerke.

6.

Ga naar margenoot+Ooc behoren tot het Generley geslacht / alle Werk-achtige woorden / welke in ment eyndigen als Het Testament, Het Tractement, Het presentGa naar voetnoot7), deze zijn alle vreemt.

[pagina 21]
[p. 21]

7.

Ga naar margenoot+Ooc behoren tot het Generley geslacht / alle Naem-achtige woorden die in Schap, eyndigenGa naar voetnoot1) / als Het Lantschap, het Graefschap, Het Maegschap.

Behalven.

Blijschap en vrienschapGa naar voetnoot2), welke tot het Vroulic geslacht behoren.

8.

Ooc behoren tot het Generley geslacht / de namen der Steden / als het Jeruzalem, Het Romen, Het Athenen, doch weynige namen der Steden Ga naar margenoot+mogen de Ledekens by haer lijden.

9.

Ooc behoren tot het Generley geslacht / de Griexsche en Latijnsche woorden / die in UsGa naar voetnoot3), um of on eyndigen / als Het Hymnus, Het Articulus 3), Het Genitivus, Het Dativus, Het Euangelium, Het Encomion.

Merc.

Ga naar margenoot+Een zelf-standich samen-gevoucht (23) woort / behoort tot het geslacht van het laetste woort / als Koop-stat, mis-daet, en on-geneuchtGa naar voetnoot4), zijn woorden van het Vrouwelic geslacht / om dat Stat, daet en geneucht, Vrouwelicke woorden zijn.

Behalven.

DemoetGa naar voetnoot5), welc behoort tot het Vroulic / en moet behoort tot het Mannelic geslacht alzo is.

Booswicht Mannelic / en Wicht Generley Kleynoot, geenerley / en Noot Mann.

Lit-maet geenerley / en Maet Vroulic.

Vrou-persoon geenerley / en Persoon Mannelic.

Vrou-mensch geenerley / en Mensch Mannelic.

Ga naar margenoot+Ooc worden hier uytgenomen / alle werc-achtige / die met ge, be, of ver, beginnen / als geval, bedwang, verstant, welke tot het generley geslacht behoren / alhoewel val, stant en dwang, tot het Mannelic geslacht behoort.

[pagina 22]
[p. 22]

Merc.

Ga naar margenoot+Tot de kennisse van het onderscheyt der geslachten / zo is deze opmerkinge vorderlic / doch geen zekere wet / Dat de woorden des Vrouwelicken geslachts / gemeynelic in E, eyndigen / als Hope, Kerke, Lere, Heyde, etc.

Doch / Deucht, hant, Jeucht, kracht, etc. verwerpen de E.

Ga naar margenoot+De woorden des Mannelicken en Generleyen geslachts / verwerpen Ga naar margenoot+gemeynelic de E op het eynde / als Man, Boom (24) Berg, etc. doch deze Mannelicke woorden / behouden eene E, op het eynde / als name, zone, reuze, neuze.

Deze woorden des Generleyen geslachts behouden de E, bequamelic / op het eynde / als Eynde, geloove, herte, bedde.

Dit zy nu gezeyt van de geslachten der zelf-standige / volcht nu

Ga naar margenoot+Het onderscheyt der By-woorden, volgens
de drie geslachten.Ga naar voetnoot1)

Alle By-woorden worden na de drie geslachten onderscheyden / welke onderscheydinge wy hier met exempelen / (in plaetse van regelen) voor ogen stellen.

Het natuyrelic eenvoudichGa naar voetnoot3) onderscheyt der geslachten onzer Bywoorden / Ga naar margenoot+eyndicht in het Mannelic geslacht in N, de Vrouwelicke woorden eyndigen in E, de woorden des Generleyen geslachts / verworpen beyde de N, ende de E, als hier vervolgens gezien wort /

Ga naar margenoot+Mann. Vrouw. Gener.
Sterken, Sterke Sterc.
Heyligen, Heylige, Heylich,
Hogen, Hoge, Hooch,
Goeden, Goede, Goet.
Schonen Schone, Schoon,
Eenen Eene Een

Merc.

Alhoewel dit onderscheyt der geslachten / zich aldus uytter nature van Ga naar margenoot+een scheyt (25) zo is het nochtans in spreken en schrijven gebruykelic / de N op het eynde der Mannelicke woorden naer te laten / om de dienstbaerheytGa naar voetnoot5) des zelven gebruyx / en ooc de zoetvloeyentheyt der Tale.

[pagina 23]
[p. 23]

De volgende exempelen / stellen wy dan volgens de meeste volkomenheyt des gebruyx / ende dezeGa naar voetnoot1) hebben wy tot aenwijzinge des onbesnoeyden naturelicken stants / aengewezen.

Ga naar margenoot+Zo dat dan / de gemeyne By-woorden / in het Mannelic en Vrouwelic geslacht / eene E, op het eynde hebben / welke E, van het generley geslacht verworpen wort.

Ga naar margenoot+Daer zijn ooc eenige woorden / die Deel-woorden genaemt wordenGa naar voetnoot2) / die zonder veranderinge by de drie geslachten / konnen gebruykt worden / als

  De lopende Man, Currens vir.
  De lopende Vrouwe, Currens foemina.
  Het lopende Dier, Currens animal.
Ooc De minnende Man, Amans vir.
  De minnende Vrouwe, Amans mulier.
  Het minnende Dier, Amans animal.

Merc.

Als de Ledekens De of HetGa naar voetnoot3) voor de Deel-woorden komen / zo vallen die zoeter in het Generley geslacht met eene E, op het eynde / als het Ga naar margenoot+minnende Dier, is wel zo cierlic gezeyt / als het minnend Dier, maer wederom Ga naar margenoot+is een lopend Wilt, zoeter / dan een lopende Wilt, daerom zoude ic (26) achten / dat wy van zulke woorden in het Generley geslacht / de E beter zouden mogen naer-laten / als-er het Ledeken Een voorstaet / (dit wort ooc by de Hoogduytschen voor eenen regel gehouden) zo dat wy dan achten / datmen na de meeste bevallikheyt des gehoors / zoude behoren te zeggen Het groeyende Boomken, ende een groeyent Boomken, Het knagende Muysken ende een knagent Muysken.

Ga naar margenoot+Jacop van der Schure / oordeelt de laetste E, in de Deel-woorden des generleyen geslachts heel overtollich / ic en zoude het zelve niet wel durven tegen-spreken.

Ooc en veranderen de op tellende woorden in de geslachten niet / als de eerste Man Primus vir. De eerste Vrouwe, Prima foemina. het eerste Dier, Primum animal.

Alzo ooc De tweede Man.
  De tweede Vrouwe.
  Het tweede Dier, etc.

Ga naar margenoot+Ooc en veranderen de vergrote wordenGa naar voetnoot5) / na de geslachten niet / als

Een wijzer Man, Sapientior vir.
Eene wijzer Vrouwe, Foemina sapientior.
Een wijzer Dier, Animal sapientius.

[pagina 24]
[p. 24]

Alzo ooc De wijste Man,
  De wijste Vrouwe,
  Het wijste Dier.

Ga naar margenoot+Van de Geslachten der Deel-woordenGa naar voetnoot1) / die in En, eyndigen / wort de N, Ga naar margenoot+in de (27) Vrouwelicke woorden naergelaten / en het Mannelic en Generley geslacht behout eene N, op het eynde / als

man. Gebonden vinctus.
vrou. Gebonde of Gebondene vincta.
gene. Gebonden vinctum
man. Bedwongen Coactus.
vrou. Bedwonge of Bedwongene Coacta.
gene. Bedwongen Coactum.
man. Verscheyden diversus.
vrou. Verscheyde of Verscheydene diversa.
gene. Verscheyden diversum

Daer zijn ooc eenige materiale By-woordenGa naar voetnoot2) / welke in het Mannelic en Generley geslacht / eene N, behouden / als

man. Aerden terrenus VochtenGa naar voetnoot3) Humidus, Tinnen stanneus
vrou. Aerde terrena Vochte Humida, Tinne stannea
gene. Aerden terrenum Vochten Humidum, Tinnen stanneum
man. Gulden Aureus, Koperen AEreus Wollen Laneus,
vrou. Gulde Aurea, Kopere AErea Wolle Lanea,
gene. Gulden Aureum, Koperen AEreum Wollen Laneum.

Ga naar margenoot+Deze opmerkingen heeft zeer wel waer genomen / onze Tael-bezorger Kilianus, worden ooc zeer zuyverlic van Cats in het Houwelic / tot vele plaetsen ingebrocht.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+De verscheydenheyt van het geslacht der VoornamenGa naar voetnoot5) is hier wat breder gestelt om dat die scheydinge / door het gemeyn gebruyc zeer bedorven en vermengelt is

man. Onze noster Mijn meus,
vrou. Onze nostra Mijne mea,
gene. Ons nostrum Mijn meum,

[pagina 25]
[p. 25]

man. Deze Hic Die iste,
vrou. Deze haec Die ista,
gene. Dit hoc Dat istud,
man. Wie quis Welke qui,
vrou. Wie quae Welke quae,
gene. Wat quod Welk quod,
man. Gene iste Uw tuus,
vrou. Gene ista Uwe tua,
gene. Geen istud Uw tuum,
man. ZulkenGa naar voetnoot1)   Zodanigen1) talis,
vrou. Zulken of Zodanigen talis,
gene. Zulken   Zodanigen tale.

Opmerkinge op eenige byzondere woorden
des Mannelicken Geslachts.Ga naar voetnoot2)

Ga naar margenoot+Daer zijn eenige mannelicke woorden als Man en mensch, welke twederleye By-woorden / by haer konnen lijden / want als men zegt een goet Man, ende goede Man, dit is beyde wel gezeyt / alzo mede een goet Mensch, ende een goede Mensch.

Ooc zo zijnder noch eenige weynige als Meester, Koning, Knecht, Dienaer, Ga naar margenoot+Propheet, Navolger, Priester, en Vrient die de-(29)zen aert schijnen te hebben / doch niet zo volkomelic / zo dat men zeggen mach.

  { Ga naar margenoot+Meester   { Meester,
  { Koninc,   { Koninc,
Een goet { Knecht, of Een goede { Knecht,
  { Dienaer,   { Dienaer,
  { Vrient.   { Vrient.

De oorzake van dezer woorden eygenschap / schijnt te wezen / om dat het van de gemeynste woorden zijn / die wy gebruyken / en het meeste gebruyc / veroorzaekt de meeste inwickelingeGa naar voetnoot3) / van de verkortinge der woorden.

Merc.

Daer zijn ooc eenige Vrouwelicke by-woorden / die op het eynde eene R, aennemen / als De zuyder Zee, de rechterhant, de slinkerhant, de rechter zijde, Eene enkhuyser Vrouwe. Ziet hier af vorder.Ga naar voetnoot4)

[pagina 26]
[p. 26]

Aenmerkinge op de Mannelicke en
Vrouwelicke ampt-namen.

Eenige Mannelicke woorden / worden in Vrouwelicke verandert / nemende op het eynde (int gemeyn) Inne, of Ster, zo komt van Koninc, Koninginne, van Keyzer, Keyzerinne, van Graef komt Gravinne, van Boer, Vryer, Loper, Leeu, Wolf, Ezel, komt Boerinne, Vryster, Loopster, Leewinne, Wolvinne, en Ezelinne.

Daer zijn ooc eenige Vrouwelicke woorden / welke in esse eyndigen / als Ga naar margenoot+Princesse, (30) Meestresse, Toveresse, deze wordenGa naar voetnoot1) schijnen vreemt te wezen / (alhoewel niet verwerpelic /) Dewijle wy geen woordenGa naar voetnoot2) en hebben / die in Esse eyndigen.

Van dezeGa naar voetnoot3) Ampt-namen / zo der Mannen als der Vrouwen / en konnen niet wel niewe woorden in het gebruyc gebrocht worden / daeromGa naar voetnoot4) in dezen dele / een scherp oordeel van node is.

Ga naar margenoot+Opmerkinge van het gebruyc der By-woorden.

Ga naar margenoot+Eenige geleerde achten dat de By-woorden van het Mannelic geslachtGa naar voetnoot5) / in N behoren te eyndigen / als daer woorden naer volgen / die met eene H R D of eenige Vocael beginnen / stellende in plaetse van de Hemel, de Dach, de Raet, de Avont, de Oven, den Hemel, den Dach, den Raet, den Avont, den Oven.Ga naar voetnoot6)

Ga naar margenoot+En als-er verscheyde By-woorden voor de zelf-standige staen / zo heeft het laetste By-woort eene N op het eynde / als de Hoge en heyligen Outaer, de schone helderen Hemel, deze maniere is den Grieken in vele woorden / eene zekere wet / verzoet ooc zeer bevallic / veler woorden uytsprake / maer overmits deze order het onderscheyt der geslachten / in onze sprake zeer vermengt / zo achten wy voor nodichst datmen eerst het onderscheyt der geslachten / met eene zekere order lere gebruyken.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Hier af zegt Ampsingius, het Ledeken (31) De, wort in den Noemer vant eenvoudt des Mannelicken en Vrouwelicken geslachts / voor alle Letteren zonder onderscheyt / ooc voor de Klinkers / ende de letter H gestelt / om dat onze Tale van de ontmoetinge der Klinc-letteren geen afkeer en heeft / of schoon zommige geleerde / zich dat zonder reden inbeelden / zo spelle ic / de Arent, de Autaer, de Hemel, zo wel als de Man, de Vrouwe, want zo mosten wy anders / na dezen Regel deze ontmoetinge der Klink-letteren over al mijden / zeggende / den Aerde, den Eewe, den Olije, en diergelijke.

[pagina 27]
[p. 27]

Dit zy van het onderscheyt der geslachten gezeyt / Doch dit onderscheyt / en behouft in den RijmGa naar voetnoot1) / altijt niet nagevolgt te worden / om dat de Rijmers al te nau / zouden gebonden zijn / in het waernemen der veirzen / maer dewijle dat zulke benoude wetten / de Rijm-konste meer zoude verbreken Ga naar margenoot+dan verbeteren / zo wort den Rijmers toegelaten / de By-woorden in het geslacht / te verkorten of te verlangen / om de zoetvloeyentheytGa naar voetnoot2) des te beter te bekomen.

Ga naar margenoot+Redenen tot bevestinge, van het aengewezen
onderscheyt der Geslachten.

Hier voren is gezeyt dat alle Mannelicke en Vrouwelicke By-woorden / eene E, op het eynde hebben / als Goede, Schone, Vrome, Wijze, zijn Bywoorden Ga naar margenoot+van het (32) Mannelic en Vrouwelic geslacht / maer de E op het eynde geweirt zijnde / zo heeftmen woorden van het Generley geslacht namelic / Goet, Schoon, Vroom, Wijs.

Deze order der geslacht-scheydinge / is wel van de geachtste Schrijvers onzer Eewe naer-gevolcht / maer zomwijlen ooc overtreden / misschien wel te meer / overmits alle onze geachtste Auteuren Rijmers zijn / welken de vermeerderinge of verminderinge der Silben / zeer groten dienst doet: Ga naar margenoot+Daerom men in hare Schriften menichmael zal vinden / Het kleyne kint, voor het kleyn kint, ooc het hetGa naar voetnoot3) zoete Dier, voor het zoet Dier, in welke Tael-spreukenGa naar voetnoot4) het mis-bruyc / boven de naturelicke wetten / schijnt lief-tallich te wezen.

Alzo valt het mede onzen oren bevallicker / als men zegt Het gantsche volc, dan het gansch volc, ooc het gemeyne beste, schijnt zoeter te wezen Ga naar margenoot+dan / Het gemeyn beste. De oorzake waerom deze onvolmaekte Tael-spreuken / ons bevallic schijnen in hare onvolkomenheyt / achten wy / het gemeyn Spreec-gebruyc / welc alle hardicheyt zeer kan verzoeten / ooc zooGa naar voetnoot5) scheyt het de ontmoetinge der ConsonantenGa naar voetnoot6) / twelc de uytsprake der woorden / mede grotelicx verzacht:

Hier uyt hebben verscheyde Tael-kenders geoordeelt / dat de E, op Ga naar margenoot+het eynde der By-woorden des generleyen geslachts / eene vaste plaetse Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+behoort te hebben / (33) ende dat noch te meer /dewijle ooc volgens onze beschrijvinge / vele Deel-woordrnGa naar voetnoot7) in het generley geslacht eene E op het eynde mogen hebben / als Het lopende wilt, Het groeyende kint.

[pagina 28]
[p. 28]

Dewijle noch daerenboven / de optellende woorden / in alle geslachten / eene E op het eynde hebben / als Het eerste, Het tweede, Het honderste.

Ooc zo hebben de woorden des Generleyen geslachtGa naar voetnoot1) eene E op het Ga naar margenoot+eynde / als de By-woorden zelf-standichlic gestelt worden / als Het hemelsche coelestia, Het geestelicke Spiritualia, Het begeerde Desiderata, deze manieren van spreken / zijn volmaekter / en van meerder uytbeeldinge / dan of men zeyde / Het hemelsch, Het geestelic, Het begeert: doch die voorgaende manieren van sprekenGa naar voetnoot2) oordelen wy / byzondere Tael-spreukenGa naar voetnoot3) te zijn / die het onderscheyt der geslachten niet en raken.

Ende deze bedenkingenGa naar voetnoot4) achten wy / het onderscheyt der geslachten zeer verduystert te hebben.

Om welke twijfelachticheyt te weren / stellen wy deze redenenGa naar voetnoot5) tot eene zekereGa naar voetnoot6) betoninge / des generleyen geslachts.

Het is by de Grieken en Latijnen / gelijc ooc in onze Tale gebruykelic / als Ga naar margenoot+men By-woorden voor Help-woorden ghebruykt / dat-men die in het Generley gheslacht stelt / als Hy heeft daer eerst gheweest, ille fuit illic Ga naar margenoot+prius, Hier blijkt ontwijfelic dat het woordeken Eerst, tot (34) het Generley geslacht behoort / gelijc ooc Prius.

Alzo hoort-men in deze woorden Het is gantsch gedaen, Hy is laetst gekomen, Zy heeft schoon gesproken, dat de woorden Gantsch, laetst en schoon, van het Generley geslacht zyGa naar voetnoot7) / en datse ooc alle de E op het eynde verwerpen.

Ga naar margenoot+Van woorden die een twijfelachtich geslacht hebben.Ga naar voetnoot8)

De woorden welke een twijfelachtich geslacht hebben / zijn zulke welke by verscheyde geslachten gevoucht worden / als Lof, BoucGa naar voetnoot9), Hof, welke behoren tot het Mannelic / of tot het Generley geslacht / alzo ooc Tijt en Dach, welke tot het Mannelick of Vrouwelic geslacht behoren / dusdanige twijfelachtige woorden / zijn in onze sprake zeer weynich.Ga naar voetnoot10)

Ga naar margenoot+Van den Aert der Naem-woorden.Ga naar voetnoot11)

Daer is tweederley' Aert van woorden / de eene soorte zijn Gront-woorden / Ga naar margenoot+of Oorspronkelicke woorden / de andere zijn Af-komstige woorden / De Gront-woorden en worden van geen andere woorden gemaekt / als Steen, yzer, Kalc, Zout, Water, gaen en lopen, etc.

[pagina 29]
[p. 29]

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+De Af-komstige woorden zijn / welke (35) van de Gront-woorden komen / of gemaekt worden / als Steenachtich, yzerachtich, Kalken, Zouten, Waterich, Gaende en Lopende, etc.

Ga naar margenoot+Van deze Namen spruyten vierderleyeGa naar voetnoot1) woorden / als Volc-namen / Ervelicke / Naem-achtige / Werk-achtige en Verkleynde woorden.

Ga naar margenoot+Van de Namen der Volkeren.Ga naar voetnoot2)

De Namen der Volkeren / zijn woorden / welke een 1. Huysgezin / of een 2. Vaderlant / of ooc 3. eenich Volc beduyden / als 1. Nassouwer, Levijt, Rubeniter, 2. Spartiaen, Corinther, Epheser, Enkhuyzer, 3. Romeyn, Hebreer, Cananiter.Ga naar voetnoot3)

Merc.

Van Levijt, Rubeniter, Cananiter, komen ooc Levijtsche, Rubenijtsche ooc Israelijtsche, Iootsche, welke van zommige Geleerde / na den aert der Latijnsche woorden geschreven worden Levitische, Rubenitische, Cananitische, Israelitische, IodischeGa naar voetnoot4), welke deze Latijnsche woorden naer-volgen / als Levitica, Rubenitica, Cananitica, Israelitica, Iudaica, maer al hoewel deze maniere / niet geheel hart en valt / zo wijkt het nochtans van den aert onzer sprake.

Merc.

De benamingen der Volkeren / die in Er eyndigen / als Edammer, Medenblicker, Ga naar margenoot+(36) Enkhuyzer, Amsterdammer etc. vallen in het gehoor zoeter als die gene / welke in Aer eyndigen / als Leyenaer, Delvenaer, Gouwenaer, Hagenaer. etc.

Ga naar margenoot+Opmerkinge der Namen van vreemde Talen.

Sprekende van Volc-namen / zo vougen wy hier mede in eene opmerkinge / der Latijnsche en Griexsche Lant-namen / welke gemeynelic / in A, Us of Os eyndigen / deze woorden zijn by onze Voor-vaderen tijden / na den aert onzer sprake / met EN op het eynde uytgesproken / zo dat wy Roma, Cicilia, Antiochia, Syria, Asia, Galilaea, Muscovia, Cyprus, Corinthos, zeer bequamelic schrijven Romen, Cicilien, Antiochien, Syrien, Asien, Galilaeen, Muscovien, Cypren en Corinthen, etc.

Ga naar margenoot+Van de Ervelicke woorden.Ga naar voetnoot5)

De Ervelicke woorden zijn / welke eenen ervelicken naem ontfangen / van die woorden / daerse van her-komen / als Koninclic van Koninc, Vaderlic van Vader, Broederlic van Broeder, Eewich van Eewe.

[pagina 30]
[p. 30]

Ga naar margenoot+Aenmerkinge op de Afkomstige woorden.

Ga naar margenoot+De Afkomstige woorden / die in Sche (37) eyndigen / beteykenen eene eygenschap / of eenich Volc of Vaderlant / of Secte als Roomsche, Poolsche, Saxsche, Keyzersche, Luytersche, Evangelische, Doopsche.Ga naar voetnoot1)

Ga naar margenoot+De Afkomstige woorden die in ICGa naar voetnoot2) of icH, Rijc, zaem en Baer eyndigen / beteykenen gemeynelic prijzelicke eygenschappen / als Barmhertich, Eewich, Almachtich, Levendich, vlijtich, Volc-rijc, zin-rijc, lijtzaem, raetzaem, vruchtbaer.

Ga naar margenoot+De Afkomstige woorden / welke in Achtich, en lic, eyndigen / volgen hare Gront-woorden / 't zy prijzende of lakende / als Waerachtich en Leugenachtich, zoetachtich en zuerachtich, vriendelic, vyandelic, zoetelic en Bitterlic, etc.

Ga naar margenoot+De Afkomstige woorden die in EN eyndigen / beteykenen gemeynelic eenige stoffe / als Tinnen, Koperen, Gouden, Gulden, Silveren, Stroyen, Iseren.

Ga naar margenoot+Van Naem-achtige woorden.Ga naar voetnoot3)

Ga naar margenoot+Naemachtige of Naemstammige woorden komen van Namen / en eyndigen alle in Heyt, Dom en Schap, als van Recht, Waer, Rijc, Hertoog, blijde, Vrient komen Gerechticheyt, Waerheyt, Rijcdom, Hertoochdom, BlyschapGa naar voetnoot4) en Vrienschap, deze woorden worden Naemachtige genaemt.

Ga naar margenoot+Van Werkachtige woorden.Ga naar voetnoot5)

Ga naar margenoot+Alle Zelf-standige woorden die van de (38) Werk-woorden komen / worden Werkachtige woorden genaemt / als Lezinge, Lopinge, Bereydinge, Getuygenisse zijn Werc-achtige woorden / welke komen van Lezen, Lopen en Bereyden.

Ga naar margenoot+Ooc behoren onder de Werk-achtige Het gelees, Het beloop, Het gezegGa naar voetnoot6), Het verhael, en diergelijke.

Het verschil van Naem-achtige en Werk-achtige woorden is alleenelic / dat het een woort van een Naem-woort / en het ander van een Werk-woort af komt.

Ga naar margenoot+Van verkleynde woorden.Ga naar voetnoot7)

Daer zijn Afkomstige woorden / welke hare Grond-woorden verkleynen / als Steenken, Boomken, Beddeken, welke komen van Steen, Boom en Bedde.

[pagina 31]
[p. 31]

Deze verminderinge geschiet / door het byvougen van eenige letteren / waer af wy hier de byzonderste veranderingen voor oogen stellen.

Ga naar margenoot+Gemeynelic wort by een woort Ken op het eynde ghestelt in het verkleynen der woorden / als SteenkenGa naar voetnoot1), Boomken, Beddeken, maer by de woorden die hare laetste Letters verdobbelenGa naar voetnoot2) in het Meer-voudich getal / by die woorden vougtmen Eken om te verminderenGa naar voetnoot3) / als

Eyndigende in

{ Al, Gal, bal Galleken, balleken
{ Il, Bril, wil Brilleken, willeken
{ Ol, Tol, hol Tolleken, holleken
{ Ga naar margenoot+Ul, Bul Bulleken
{ Am, Lam, dam Lammeken, Dammeken
{ Em, Stem Stemmeken
{ Im, Sim Simmeken
{ An, Man, pan Manneken, panneken
{ EN Pen, Penneken
{ On, Ton, Tonneken
{ Ond Hond, mond Hondeken, mondeken.
   
{ C, K, zac, balc Zacxken, balcsken
{ G, ganc, berg Gancxken, bergsken,
{ gge, Vlagge, brugge, Vlagsken, brugsken.

De woorden die in het veelvoudich veranderen / worden verkleynende uyt het Veelvoudich genomen / als Pat heeft Padeken van Paden, Schip heeft Scheepken, van Scheepen, kleet, kledeken, loof, loverken, Stat, Stedeken, etc.

Ga naar margenoot+Van het getal der woorden.Ga naar voetnoot4)

Het getal welc in de woorden gade geslagen wort / is Enkel of Veelvoudich / want wy spreken altijt van eene zake of van vele zaken.

Ga naar margenoot+Het enkel of Eenvoudich getal is / met welc men van een dinc spreekt / als Mijn Vader, Het Huys.

Ga naar margenoot+Het Veelvoudich getal is / welc van vele dingen spreekt / als Mijne Vaders, De Huyzen.

Merc.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Om der korticheyt wille zeggen wy in (40) plaetse van Eenvoudich en Veel-voudich Eenvoud en Meervoud.

[pagina 32]
[p. 32]

In onze sprake hebben wy vele woordenGa naar voetnoot1) die in het Meervoud niet uytgesproken en worden / als

d.DouwGa naar voetnoot2), deeg, deesem, donder, dronc. Draf, drec, droesem, dwang.
e.Echt, edic, eere, eirde, etter, ernst.
f.Fluweel.
g.Galm, garen, gehoor, Gelt, gist, glas, gom, gruys.
h.Heyl, honger, huysraet, hagel, handel, haver, helle, hemel-rijc, herfst, hinder.
i.IocGa naar voetnoot3), inkt, ijs, ijzer, jeucht.
k.Kley, koude, kaf, klanc, koorn, koper.
l.Leed, lijtGa naar voetnoot4), leder, leem, lever, locht, loogeGa naar voetnoot5), lood, looc.
m.Maegdom, Merg, melaetsheyt, midden, moet, mout, mulGa naar voetnoot6), moes.
o.OeftGa naar voetnoot7), olie, ondanc, onkruyt, ontsichtGa naar voetnoot8), oorlof, oorboor, ouderdom, overschot, overspel, onrecht, onwille.
p.PalmGa naar voetnoot9), pec, pekel, peper, poeder, pracht.
q.Qualic-vaert.
r.RampGa naar voetnoot10), rattekruyt, regen, ried.Ga naar voetnoot11)
s.Satijn, slijc, slijm, snee, spec, speeksel, stael, stand, stof, pulvis.
t.Tin, toevlucht.
v.Vaek, vee, vierGa naar voetnoot12), vleesch, voorraed, venijn, vorst, frigus.
w.Waen, waerheyt, wasdom, wezen, wouker, wreetheyt.
z.Zout, zemel.Ga naar voetnoot13)

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Hier by behoren ooc alle Werc-achtige woordenGa naar voetnoot14) / die met GE, BE, en Ver beginnen / als Geklap, bedrog, verhael, en diergelijke.

Hier by behooren ooc de namen der metalen / als Gout, Silver, Loot, Tin, Stael, etc.

Ooc vele namen der vruchten / als Rogge, Gerst, Haver, Linden, Hoy, Riet, Gras, Stro, Vlas, Hyzoop, Peper.

Ga naar margenoot+Ooc vele namen der vochtige waren / als Water, Melc, Honich, Azijn, Boter, Pec, Olie, Wijn, Bier.

Ooc alle woorden die in het Meervoud een werc-woort zouden beteykenen / als Bloed, sweet, mest, raet, zouden in het meervoud hebben Bloeden, Ga naar margenoot+sweten, mesten, raeden, welke alle Werk-woorden zijn / ende niet toegelaten en worden / in plaetse des Meer-vouds te gebruyken.

[pagina 33]
[p. 33]

De namen der Steden / Landen en Revieren / en mogen niet wel / in het Meervoud uytgesproken worden / als Romen, Rijn, Leyden, Amsterdam, Vrankrijc.

Alzo ooc vele vreemde namen / als Paulus, Petrus, Christus, Barnabas.

Ga naar margenoot+Daer zijn ooc eenige woorden / die het Meer-voud beteykenen / ende in het Eenvoud uytgesproken worden / aldus

Een zac Broot, }   { Zeven Broden,
Eene tonne Haring, }   { Een Haring,
Eene mande Turf, } en { Twee Turven,
Eene winkel vol laken, } ooc { Vijftich Lakens
Eene benne Visch, }   { Zes Visschen,
Duyzent pont Kaes, }   { Vijf Kazen.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Daer zijn eenige woorden / welke allenelic in het Meervoud uytgesproken worden / als Hersenen, Ouders, Voor-ouders, Lieden of Luyden, De LentenGa naar voetnoot1), boxensGa naar voetnoot2), De Staten Ordines, Versenen, Lenten.

Ga naar margenoot+Van de gedaente der woorden.Ga naar voetnoot3)

In alle woorden zijn twee Gedaenten aen te merken / dat is de Enkele ende de Dobbele.

Ga naar margenoot+Een enkel woort is / welc van geen twee / of drie woorden te zamen gekoppelt en is / als Moet, Zalich, Lief, Werker, Arm.

Ga naar margenoot+Een Dobbel woort is / welc van twee of drie woorden tsamengevoucht is / als Groot-moedich, God-zalich, Lief-hebber, On-her-varen, On-ver-winnelic.

In deze Hecht-woorden schijnen de Grieken / alle andere Talen te overtreffen: Ga naar margenoot+hier van onstaet ooc die grote overvloedicheyt harer KonstwoordenGa naar voetnoot4) / die de Latijnen in grooten getale van haer ontlenen / ende dewijle onze sprake in dezen dele / de Griexsche uyter nature na-volgt / zo zullen wy de kennisse der Samen gevougde woorden / wat breder aenroeren:

Daer worden vele woorden te zamen gevoucht / door of met deze Hechtwoorden / als daer zijn / Aen, af, of, be, by, ramp, Door, Her, ge, in, om, on, ont, op, me, mede, mis, naer, nae, toe, ver, onver, onvoor, uyt, wan. Deze Ga naar margenoot+woordekens komen altijt / voor de Dobbele woorden.

[pagina 34]
[p. 34]

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+De naer-volgende Hecht-woordekens zijn / Heyt, Baer, IngschapGa naar voetnoot1), Achtich, Lic, likheyt, Lijc, lijkheyt, zaem, saem, zaemheyt, dom, loos, ich, icheyt, sel.

Alle deze woordekens / kanmen uyt de volgende woorden afnemen / als

Aen-zien By-zien Door-zien Nae-zien Ver-zien Mede-zien
Af-zien Door-zien Her-zien Om-zien Ont-zien Mis-zien
Of-zien Onver-zien Ge-zien On-gezien Op-zien Wan-trou
Be-zien Uyt-zien In-zien Toe-zien Me-zien Ramp-zalich.

Merc.

Wat Letter-ontmoetingenGa naar voetnoot2) gebruykelic of verwerpelic zijn / wort in de Prosodia beschreven.

Ga naar margenoot+De naer-volghende Hecht-woorden / kanmen in de volgende woorden afnemen / als

Zienelic-heyt Vrien-schap Ziene-likheyt Gehoor-zaemheyt Voorzich-tich
Zicht-baer Waer-achtich Gehoor-zaem Rijc-dom Bereyt-sel.Ga naar voetnoot4)
Voorzien-inge Ziene-lic Vreed-saemGa naar voetnoot3) God-loos  

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Daer worden oocdobbele woorden / van (44) vanGa naar voetnoot5) twee Zelfstandige woorden gemaekt / als van Molen en Water komt Water-molen, en Molen-water, van Regen en Water, komt Regen-water.

Merc.

Van alle gehechte woorden / is het laetste woort het gene welc iet uyt beelt / als tot exempel / als men van eenen Watermolen spreekt / zo spreektmen aleenelic van eenen Molen, en niet van eenich water, alzo ooc als men van Rege-waterGa naar voetnoot6) spreekt / zo roert men het woort Water aen / zonder aenzien van regen.

Ga naar margenoot+In het tsamen-vougen der woorden / worden dicwils eenige Letteren uytgelatenGa naar voetnoot7) / om der zoet-vloeyentheytGa naar voetnoot8) wille / als Burgemeesters voor Burgeren-meesters, Blyschap voor blijdschap, Jonk-vrou en Joffrou, voor Jonge-vrouwe, Jonker voor Jongen-heer.

Het gebeurt ooc in het verdobbelen der woorden / dat het voorste woort / Ga naar margenoot+de eerste buyginge aen neemt / als Schaeps-vel, Oorloochs-man, Krijchs-macht.

Ooc worden de woorden des Vrouwelicken geslachts / wel in het Meer-voud by de gekoppelde woorden genomen / als Herten-leet, Hoeren-loon.

[pagina 35]
[p. 35]

Ga naar margenoot+In de dobbele woorden onzer sprake / worden de By-woorden by allerleye woorden gekoppelt / nae de Griexsche wijze / als

Wel-doen, ἐυποιε̃ιν, Zoet-vloeyentheyt, ἐνφωνία.
Ga naar margenoot+Heel-sacht. πάναβρος, Wel-wassende, ἐυαλδὴς.
Nieu-wassende, νεαλδης. Almachtigh, almogende, παντοκράτω.Ga naar voetnoot1)

Diergelijke woorden en pleegtmen voor geen Samen-gevougde woorden Ga naar margenoot+te houden / twelc nochtans ontwijfelic blijkt / uyt de Griexsche tsamenvouginge:

Tot eene verlustingeGa naar voetnoot2) dezer opmerkingen / zo stellen wy hier de gemeynste griexsche wordenGa naar voetnoot3) / die van het woordeken God, te zamen gevoucht en gesproten zijn / als

Ga naar margenoot+ϑεογένητος, ϑεογενὴς, Godsgebooren.
ϑεογονία, Godengeboorte.
ϑεοδίδακτος, God geleerde.
ϑεοδόσιος, Gode-giftigh.
ϑεοβλαβὴς, Gods-straffelic.
ϑεοσεβὴς, God-zalig God-eerende
ϑεοσοφος, God-wetich.
ϑεόστοργος, God-lustende.
ϑεόφαντος, God-schijnigh.
ϑεοπρεπὴς, God betamende.
ϑεοπύρος, God-vlammigh.
ϑεόφοβος, God-vrezende.
ϑεολόγος, God-sprakigh.
τιμόϑεος, God-eerende.
ϑεόφιλος, God-lievigh.
φιλόϑεος, Godlievende.
ὁμόϑεος, mede-godigh.
μισόϑος, God-hatig, Godhatende
ἡμιϑεος, Half-godich.
ϑεοείκελος, God-gelijckende.
ἰσόϑεος, Even-godich.
Ga naar margenoot+ἔνϑεος, Ver-godicht.
δύσϑεος, pijn-godich.
Α῎ϑεος, άπόϑεος, God-loos.
Η᾿ϑεῖος,Ga naar voetnoot4) God weirdigh.

[pagina 36]
[p. 36]

Hier zijn noch bygevoucht de benamingen der Afgoden / volgens de Hebreeusche sprake /

Velt-Goden Berch-Goden Leem-Goden Drec-goden, Zee-goden,
Dal-Goden Bloc-Goden Schric-goden, Bos-goden, Water-goden,Ga naar voetnoot1)

Hier zoude tot nae-spooringe onzer tale / van node zijn / alle de Griexsche woorden te doorlopen / waer door onze sprake eene wonderlicke kracht Ga naar margenoot+zoude konnen ontfangen volgens Horatius oordeel / welke zegt /

De Nieu-verdichte woorden hebben eene Aenzienelikheyt / indiense uyt de Griexsche fonteyne spruyten /

Deze tsamen gevouchde woorden zijn geluckelic waergenomen vande Amsterdamsche Letter-konstenaers / ooc van den Tael-beminnenden Koorenhert, ooc van Heynsius, Grotius, Cats, Ian de Brune, maer byzonderlick van Simon Stevijn, in de Wiskonstige wetenschappenGa naar voetnoot3) / waerin hy alle de Griexsche woorden zeer grondelic / boven alle bekende voorgaende tijden uytdrukt:

Het ware wel te wenschen / dat de geachste Auteuren deze zake in hare schriften bevorderden.

Ga naar margenoot+Merc.

Inde Dobbele woorden / worden de By-woorden gemeynelic verkort als Snel-voet Levipes komt van Snellen voet, Groot-vader, komt van Grooten Vader, Baer-moeder komt van Barende moeder etc.

Ga naar margenoot+Van de Gevallen der woorden.Ga naar voetnoot4)

De woorden zijn in de Latijnsche sprake zes gevallen onderworpen / welke wy in het Nederduytsch in onze eerste exemplaren / onzen voorgangeren Ga naar margenoot+volgende genaemt hebben 1. Noemer, 2. Barer, 3. Gever, 4. Aenklager, 5. Rouper en 6. Ofnemer, maer alzoo deze woorden vreemt zijn / en daerenboven zeer hartGa naar voetnoot5) vallen / zo hebben wy alle hardicheyt mijdende / de Gevallen der woorden / aldus beschreven.

De Gevallen der woorden / zijn de veranderingen of Buygingen der woorden: als Het velt, Des velts ende Den velde, zijn verscheyde benamingen / en nochtans een zelfGa naar voetnoot6) woort / deze veranderingen worden buygingen of gevallen genaemt.

[pagina 37]
[p. 37]

Ga naar margenoot+Het eerste geval is de benaminge der Naem-woorden zonder veranderinge / als De man, De vrouwe, Het velt, ende De mans, De Vrouwen, De velden.

Ga naar margenoot+Het tweede geval / of de eerste buygingeGa naar voetnoot1) / is als men in plaetse van De man, De vrouwe en Het velt, zegt Des mans, Der vrouwe, Des velts, ende Der mannen, Der vrouwen, Der velden.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Het derde geval / of de tweede buyginge is / als men in plaetse van De man, De vrouwe en Het velt zegt Den man, Der of De vrouwe, Den velde, ende in het Meervoud Den Mannen, Den vrouwen, ende Den velden.

Ga naar margenoot+Het vierde geval / of de derde buyginge is / alsmen in plaetse van De man, De vrouwe, ende Het veltzeyt Den man, De vrouwe, Het velt, en in het meervoud De mans of mannen, De vrouwen, De velden.

Ga naar margenoot+Breeder verklaringe, en eerst vande
buyginge der ledekens.Ga naar voetnoot2)

Het ledeken De des mannelicken geslachts / wort aldus gebogen /

Eenvoud. Meervoud.
Ga naar margenoot+1 Geval De Nominativus Hic 1 Ge. De Hi
2 Geval Des Genitivus Hujus 2 Ge. Der Horum
3 Geval Den Dativus Huic 3 Ge. Den of DennGa naar voetnoot4) His
4 Geval Den Accusativus Hunc. 4 Ge. De Hos.

Ga naar margenoot+Dat wy hier maer drie veranderingenGa naar voetnoot5) (49) aen en teykenen / daer in hebben wy de Griexsche Declinatien, meer dan de Latijnsche gevolcht / alhoewel wy de Latijnsche als meest bekent / tot meerder verstant / daer Ga naar margenoot+by voegen: Het geval nu van den Rouper en Ofnemer gaen wy voorby / om dat onze sprake in die gevallen / by na geen veranderinge en lijt.

Merc.

Wy stellen in het Meervoud DennGa naar voetnoot6) met eene dobbele N, om Den in het Eenvoud / van Denn des Meervouds te onderscheyden / Hier in de Grieken naer-volgende / welke tot onderscheydinge der gevallen een Iota

[pagina 38]
[p. 38]

subscriptaGa naar voetnoot1) gebruyken / Schrijvende in Dativo τῇ μούσῇ τῃ τιμῇ tot meerder onderscheyt der buygingen.

Het Ledeken De des Vrouwelicken geslachtsGa naar voetnoot2) / wort aldus gebogen.

Eenvoud.   Meervoud.
1 Gev. De Nom. Haec De Hae
2 Gev. Der Gen. Hujus Der harum
3 Gev. Der of De Dat. Huic den of DennGa naar voetnoot3) his
4 Gev. De Accu. Hanc de has.

De buyginge van het Ledeken Het des
generleyen geslachts.

Eenvoud.   Meervoud. 
1 Gev. Het Nom. Hoc De Haec
Ga naar margenoot+2 gev. des Gen. hujus Der horum
3 gev. den Dat. huic den of DennGa naar voetnoot4) his
4 gev. Het Accu. hoc De haec.

Merc.

Het Meervoud is in het Mannelic Vrouwelic en Generley geslacht gelijc / als volcht

1 Gev. De Nom. Hi, hae, haec
2 gev. Der Gen. Horum, Harum, horum
3 gev. Den of DennGa naar voetnoot5) Dat. his
4 gev. De Accu. Hos, has, haec.

Tot meerder verstant dezer buygingen / hebben wy hier de buygingen der Hoogduytschen gestelt / welker loffelicke Tael-order / ons in velen een gewichtich naerbedenken weirdich is.

Eenvoud.  Eenvoud. 
1 Gev. Der Hic Die Haec Das Hoc
2 gev. Desz hujus Der hujus desz hujus
3 gev. Dem huic Der huic Dem huic
4 gev. Den hunc die hanc das. hanc.Ga naar voetnoot6)

Ga naar margenoot+Van de Buyginge der Namen.Ga naar voetnoot7)

By de Hoogduytschen worden drie DeclinatienGa naar voetnoot8) gestelt / onder de eerste Declinatie stellen zy de woorden des Mannelicken geslachts / onder de Ga naar margenoot+tweede Declinatie de (51) Vrouwelicke woorden / en onder de derde Decli-

[pagina 39]
[p. 39]

natie de woorden des Generleyen geslachts / maer wy zullen hier alleenelic met exempelen het onderscheydelic buygen der geslachten / voor oogen stellen.

Ga naar margenoot+De buyginge van de Woorden des Mannelicken
geslachts.Ga naar voetnoot1)

Ga naar margenoot+De Mannelicke woorden nemen in het tweede Geval / eene S op het eynde / als De man, De vader, De boom heeft in de eerste buyginge Des mans, Des Vaders, Des booms, voort is de veranderlikheyt / der buygingen / uyt de volgende exempelen / lichtelic af te nemen.

Eenvoud. Meervoud.
N 1 Gev. De man De mans
G 2 gev. Des mans Der mannen
D 3 gev. Den man of manne Den mannen
A 4 gev. Den man De mans.

Eenvoud. Meervoud.
Nom. 1 Gev. God De goden
Gen. 2 gev. Gods of Godes Der goden
Dati. 3 gev. God of Gode Den goden
Accu. 4 gev. God de goden.

Eenvoud. Meervoud.
Nom. 1 Gev. De meester De meesters
Ga naar margenoot+Gen. 2 gev. Des meesters Der meesteren
Dat. 3 gev. Den meester Den meesteren
Accu. 4 gev. Den meester De meesters.

Merc.

Daer wort in het derde Geval gezeyt Den manne, alzo ooc Den monde, den boome, maer dit en mach aldus niet altijt uyt gesproken worden / dan met een voorzichtich oordeel / gelijc hier naer vorderGa naar voetnoot2) te zien is.

Ga naar margenoot+Ooc is aenmerkens weirdichGa naar voetnoot3) / het verscheyden gebruyc van Mans en Mannen, Meesters en Meesteren Wijfs, en Wijven, want dewijle vele woorden in het Meer-voud / in S en N eyndigen / zo konnen die tot onderscheyt der Gevallen dienen / gelijc ooc zulx van De HubertGa naar voetnoot5), en AmpsingiusGa naar voetnoot6) aen-gemerkt is.

[pagina 40]
[p. 40]

Ga naar margenoot+De Buyginge van de woorden des Vrouwelicken
geslachts.Ga naar voetnoot1)

De woorden des Vrouwelicken gheslachts / en worden in het buygen by na niet verandert / ende de meeste veranderinge geschiet in de Ledekens / als volcht

Eenvoud. Meervoud.
1 Gev. De Wet De Wetten
2 gev. Der wet Der wetten
3 gev. DerrGa naar voetnoot2) of De wet DeGa naar voetnoot3) wetten
4 gev. de wet De wetten.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Hier stellen wy Derr of De in het derde Geval / volgens het lof-weirdich gebruyc der oude tijden / is mede by de Hoochduytschen gebruykelic / ende wort in deze Tael-spreuken gebruykt: als Hy is derr zake toegedaen, Op dat ic derr waerheyt getuygenisse gave, Iohan. 18, ende Rom. 6. Wy zijn derr wetGa naar voetnoot4) gestorven.

Merc.

Vele Vrouwelicke woorden worden bequamelicGa naar voetnoot5) in het Meer-voudGa naar voetnoot6) in plaetse des Een-vouds gebruykt / als Der Aerden, Der vrouwen, Der zonnen in plaetse van / Der aerde, Der vrouwe, Der zonne.

Hier van onstaen deze Tael-spreuken Onzer lieve Vrouwen kerc, zegt Amps.Ga naar voetnoot7) Eener Vrouwen manGa naar voetnoot8), etc.

Ga naar margenoot+Aenteykeninghe eeniger vreemt buygende
Vrouwelicke woorden.

Door gewoonte is tegen order gebruykelic in plaetse van Der weirelt te zeggen Des weirelts: Ooc zo worden deze woorden als / Vrouwe, Dochter, Ga naar margenoot+Moeder, Zuster, Nichte, etc. in het tweede Geval gebogen / Vrouws, Dochters, Moeders, Zusters en Nichts. Maer de Ledekens of By-woorden / blijven evenwel by die woorden gestelt zijnde onverandertGa naar voetnoot9) / als tot exempel / Mijne moeder, Mater mea, gebogen zijnde is / Mijne moeders, Matris Ga naar margenoot+meae, hier en mach men niet zeggen Mijner moe-(54)ders nochte Mijnes moeders, maer wel Mijner moeder, maer dan blijft het woort Moeder onverandert / alzo ooc Eene beleefde Dochter is in het twede Geval Eene beleefde Dochters, of Eener beleefde Dochter, etc.

[pagina 41]
[p. 41]

Ga naar margenoot+De Buyginge der woorden des Generleyen geslachts.Ga naar voetnoot1)

Eenvoud. Meer-voud.
1 G. Het velt De velden 1 Gev. Het huys De huyzen
2 G. Des velts Der velden 2 Gev. Des huyses Der huyzen
3 G. Den velde Den velden 3 Gev. den huyze Den huyzen
4 G. Het velt de velden 4 Gev. het huys De huyzen.

Merc.

Ga naar margenoot+In het derde Geval des generleyen geslachts heeftmen Den velde, Den huyze, Den hove, Den zade, etc. Doch en mach evenwel niet altijt zonder opmerkingeGa naar voetnoot2) gebruykt werden.

Ooc en konnen eenige woorden des Generleyen geslachts / deze buyginge niet lijden / als Water, Zout, Hert, etc. ooc alle verkleynde woorden / als Boomken, Kindeken.

Ga naar margenoot+Merc.Ga naar voetnoot3)

Ga naar margenoot+De gebogene woorden van het twede Geval / hebben eenen natuyrelicken nadruc harer beteykenisse / want Vaders schijnt te willen beduyden Vader-achtich, Moeders, Moederachtich, en Velts, Veltachtich, etc.

Ga naar margenoot+Eenige woorden welcke van de gemeyne
buyginge verschillen.Ga naar voetnoot4)

Herte }   { Herten
God }   { Godes en Gods
Heere }   { Heeren
Mensche }   { Mensches of menschs of menschen
Nicht } Heeft in { Nichts en NichtenGa naar voetnoot5)
Propheet } het twede { Propheets en Propheten
Grave } geval { Graven
Hertooch }   { Hertoochs en Hertogen
BorgGa naar voetnoot6) }   { Borgs en Borgen
Getuych }   { Getuychs en Getuygen.

Ga naar margenoot+De woorden die in het twede Geval in N eyndigen / en konnen by haer geen By-woorden lijden / want men zegt in het twede geval Des Heeren, niet Des groten Heeren, alzo ooc niet Des swacken menschen, Des leerenden

[pagina 42]
[p. 42]

Propheten, uyt de zelve reden schijnt het datmen niet zegghen en mach Des goeden godes.Ga naar voetnoot1)

Ga naar margenoot+Merc.

Men bevint dat deze namen / als Ian, Pieter, Frederic, Koenraet, etc. ooc in het twede geval hebben IannenGa naar voetnoot2), Pieteren, Fredericken, Koenraden, etc. Doch het en schijnt geen aen-nemelicke gewoonte.

Maer noch af-sienelickerGa naar voetnoot3) is het dus-danige Tael-spreuken in plaetse Ga naar margenoot+van het twede geval te gebruyken / als Mijn oom Zijn kint, Mijn Vader zijn Broeder, Der vrouwen Haer dochter, etc.

Ga naar margenoot+Aenmerkinge op eenige Roepende woorden.

Daer zijn eenige woorden die in het roepenGa naar voetnoot4) / bequamelic eene E na-laten / als Heere heeft roepende 4) ô Heer, Vrouwe heeft ô Vrou, Zone heeft Zoon, Ziele, heeft Ziel, etc.

Ga naar margenoot+Vande buyginge der vreemde namen.Ga naar voetnoot5)

De Hebreeuse / Griexse en Latijnse namen welcke in S eyndigen / en veranderen in geen geval / als Esaias, Christus, Paulus, etc. Want wy zeggen Esaias Prophetije, Christus lijden, Paulus brieven, also zegt ooc Grotius,

Zo konde nergens toe,
Ga naar margenoot+Dit goddelic opwecken,
Dan tot een vast bewijs,
Van Iesus lering strecken.Ga naar voetnoot6)

Ga naar margenoot+De vreemde namen die in A eyndigenGa naar voetnoot7) / nemen in het twede geval Es op het eynde / als Iuda heeft Iudaes, Diana, Dianaes.

Ga naar margenoot+De vreemde namen / welke in E eyndigen / nemen in het twede getalGa naar voetnoot8) S op het eynde als Brederode heeft Brederodes, Duyvenvoorde heeft Duyvenvoordes, deze konnen veeltijts eene Verkortinghe lijden / als Brederoos, Ga naar margenoot+Duyvenvoorts.

Ga naar margenoot+De vreemde namen die in I eyndigen / nemen in het twede geval IS op

[pagina 43]
[p. 43]

het eynde / als Nimsi, Nimsijs 2. Koningen 9. Levi, Levijs, Montagni, Montagnijs.

BeroëGa naar voetnoot1) Actor. v. 17. heeft Beroees, om dat laetsteGa naar voetnoot2) silbe lang is.Ga naar voetnoot3)

De Nederlantse woorden des Mannelicken geslachts / welke in E eyndigen / worden ooc also gebogen / als Reuze heeft Reuzes, Neuze heeft Neuzes, maer Name en Zone hebben Naems en Zoons.

Ga naar margenoot+De vreemde namen die in O eyndigenGa naar voetnoot4) / nemen in het twede geval OS op het eynde als Apollo heeft Apolloos, Pharao, Pharaoos, Plato heeft Platoos.

Alzo zegt ooc Grotius,

 
Ga naar margenoot+Waer by ooc niet en dient
 
Origenes vergeten,
 
Die Platoos hele school
 
Te boven ginc in t'weten.Ga naar voetnoot5)

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+De vreemde namen die in U eyndigen / nemen in het twede geval Us of ijs op het eynde / als Iehu heeft Iehuus of IehuysGa naar voetnoot6), alzo ooc UwGa naar voetnoot7) Uwes en Uijs.

De vreemde namen die in eene Consonant eyndigen / nemen in het twede geval eene S op het eynde / als Canaan heeft Canaans, Goliath heeft Goliaths, Caesar heeft Caesars, Alexander heeft Alexanders, alzo zegt ooc Grotius.

Al warent CaesarsGa naar voetnoot8) ooc,
Al waren t'Alexanders,Ga naar voetnoot9)

Merc.

Vele geleerde onzer tegenwoordige eewe / als Heynsius, Cats, Grotius, De Hubert, Ampsingius en Stevijn, gebruyken deze aengewezene buygingen der vreemde namen / maer wort ooc van vele wedersproken.

Ga naar margenoot+De reden onzer Tegen-strijders is allenelic de gewoonte / maer wat nut geeft zulken gewoonte welke eene gansche natie in onwetenheyt op-houtGa naar voetnoot10)? want het is een merckelic deel van kennisse / eygene namen in eene vreemde Ga naar margenoot+Tale te konnen / buygen.

[pagina 44]
[p. 44]

Wij bevinden ooc wel dat de Latijnse declinatienGa naar voetnoot1) dezer woorden als Christus, Petrus, Paulus, voor de gemeyne ooren niet hart en vallen / doch en wort van geen ongeleerde gevaet.Ga naar voetnoot2)

Zodanich gebruyc en schijnt ooc byna geen volkeren gemeyn te zijn: Ga naar margenoot+daerom wy (59) zodanighen vreemdicheyt verwerpende / de buygingen der vreemde namen / na den aert onzer sprake gestelt hebben.

Ga naar margenoot+Van het Meer-voud der woorden.Ga naar voetnoot3)

Alle zelfstandige woorden / hebben in het Meer-voud EN of S op het eynde / als Man heeft Mans en Mannen, Wijf, heeft Wijfs en Wijven.Ga naar voetnoot4)

Alle een-silbige woorden / eyndigen in het Meer-voud in EN, als Voet heeft Voeten, Dier Dieren, Velt Velden, etc.

Hier moeten uytgenomen werden Man, Wijf, Maet, Koc, en Knecht, welke in het Meer-voud hebben Mans, Wijfs, Maets, Kocx en Knechts.

Alle zelf-standige woorden / die in E eyndigen / nemen eene N tot hun in het Meer-voud / als Eynde heeft Eynden, Vrage heeft Vragen, Zonde heeft Zonden.

Ga naar margenoot+De zelf-standige woorden die in F, L, N, en R, eyndigenGa naar voetnoot5) / die hebben in het Meer-voud S en N op het eynde / als Man heeft Mans en Mannen, Wijf heeft Wijfs, en Wijven, Meester heeft Meesters en Meesteren, Keuken heeft Keukens, en Keukenen, etc. Hier worden de verkleynde woorden uytgenomen / als Manneken, Boomken, Kindeken, welke in het Meer-voud allenelic in S eyndigen.

Doch dit onderscheyt ware zeer dienstich om de gevallen in het Meer-voud verscheydelic uyt te beelden / gelijck hier af Folio 52. iet gezeyt is.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Van Letters welke in het Meer-voud verdobbelen.Ga naar voetnoot6)

Alle woorden welke op het eynde twe of meer Consonanten hebben / die en verdobbelen hare laetste Letters niet / als Bant heeft Banden, Hant Handen, Vlecht, Vlechten, etc.

Alle woorden welcke twee vocalenGa naar voetnoot7) in de laetste silbe hebben / of ooc eensilbich zijnGa naar voetnoot8) / die en verdobbelen de leste letters niet / als Peert heeft Peerden, Dwael Dwalen Schaer, Scharen.

Alle woorden die op het eynde eene korteGa naar voetnoot9) silbe hebben / die en verdobbelen hare leste letters niet / als Tafel heeft Tafels en Tafelen, Wortel heeft Wortels en Wortelen.

[pagina 45]
[p. 45]

Behalven.

Als de leste silbe in IC of IK eyndicht zo wort die in het Meer-voud der Ga naar margenoot+By-woorden verdobbelt als Vriendelic, heeft Vriendelicke, Blijdelic heeft Blijdelicke, etc.

Hier kanmen ooc merckenGa naar voetnoot1) het onnodich gebruyc / als men CK altijt in plaetse van eene K stelt.

Alle een-silbige woorden / in de welke maer eeneGa naar voetnoot2) Vocael en is / ende die op het eynde maer eene Consonant en hebben die verdobbelen hare leste Letters / als Lip heeft Lippen, zin zinnen, wit, witte, dul dulle, etc.

Ga naar margenoot+Behalven.

Deze volgende Een-silbige woorden en verdobbelen de leste Letters nietGa naar voetnoot3) / als

Dag }   { Dagen Hof Hoven Slach Slagen
Dac } heeft { Daken Lot Loten Spit Speten
Gebet }   { Gebeden Pat Paden Vat Vaten
Graf }   { Graven. Staf Staven God Goden

Trec Treken Stat Steden Gebot Geboden
Vlot Vloten Schip Schepen Glas Glazen
Holl Holen, Hollen Slot Sloten SchofGa naar voetnoot4) Schoven.
Lit Leden Wech Wegen Kot Koten.

Ga naar margenoot+Van woorden welke in het Meer-voud van de
gemeyne orderGa naar voetnoot5) afwijken.

Deze zijn wel meest de navolgende / als

Kint, Kinders en Kinderen Kleet, Kleders en Klederen, Kleren
Bert, Berders en Berderen Lam, Lammers en Lammeren
Blat, Bladers en Bladeren Gemoet, GemoederenGa naar voetnoot6)
Rat, Raders en Raderen  

Ga naar margenoot+Been, Beenders en Beenderen Ey heeft Eyers en Eyeren
Runt, Runders en Runderen Hoen, Hoenders en Hoenderen
Lof, Lovers en Loveren Spaen, Spaenders en Spaenderen
Kalf, Kalvers en Kalveren Kindeken heeft Kinderkens
Meyt, Meysens.Ga naar voetnoot7) Rabout, Rabouwen, etc.
Koe, Koejen, zoch, zeugen  

[pagina 46]
[p. 46]

Pharizeer of Pharizeus, heeft Pharizeers en Pharizeen, alzo ooc Hebreer, Nazareer en Philisteer.

Ga naar margenoot+Van veranderlicke Letteren in het Meer-voud.Ga naar voetnoot1)

Alle woorden die in C, F, CH, S, CGa naar voetnoot2) en U, eyndigen veranderen gemeynelic de leste letters / als Rijc heeft Rijke, Sweec,Ga naar voetnoot3) Sweken, Lijf Lijven, Zeef Zeven, Dach Dagen, wijs wijze, Leeu Leewen, Hant Handen, deucht deuchden.

Ooc verandert de K somtijts in eene G, als Koninc, Koningen,Ga naar voetnoot4) Ganc Gangen, etc.

Welcke Letter-wisselinge de uytsprake der woorden zeer verzoet ziet vorder fol. 7.

Ga naar margenoot+Van de buyginge der Bywoorden.Ga naar voetnoot5)

In het buygen der By-woorden geschiet de veranderinge / op het eynde Ga naar margenoot+met (63) E, N of R, de buyginge is in het Mannelic geslacht dusdanich.

Een-voud. Meer-voud.
1 gev. De Goede Bonus, De Goede Boni
2 gev. Des goeden Boni, Der goede of Goeden, Bonorum
3 gev. Den goeden Bono, DennGa naar voetnoot6) goeden Bonis
4 gev. Den goeden Bonum, De goede of goeden Bonos.

De buyginge des Vroulicken geslachts.

Een-voud.
Ga naar margenoot+1 gev. De goede Bona 3 gev. Derr 6) goede Bonae
2 gev Der goede Bonae 4 gev. De goede Bonam.

Hier en veranderen de Vroulicke woorden in geen Geval / en in het Meer-voud worden de woorden van alle geslachten / even-eens gebogen.

Ga naar margenoot+De buyginge des Generleyen geslachts.

Een-voud.
1 gev. Het goet Bonum 3 gev. Den goeden Bono
2 gev. Des goeden Boni 4 gev. Het goet Bonum.

[pagina 47]
[p. 47]

Ga naar margenoot+Het schijnt ooc dat het Meer-voud van 't generley geslacht der Latijnen / in onze Tale uytgebeelt wort / als men zegt / Het goede Bona, Het geestelicke Spiritualia, Het Weirelicke Mundana etc.Ga naar voetnoot1)

Ga naar margenoot+Aenmerckinge op het eerste geval, in het Meer-voud.Ga naar voetnoot2)

Ga naar margenoot+Vele Geleerde achten / dat als de By-woorden voorGa naar voetnoot3) Goden / of redelicke schepselen gestelt werden / dat die in het Meer-voud in N behoren te eyndigen zeggende De doden, De levenden, De heyligen, De EdeelenGa naar voetnoot4) etc.

De reden welke zulken na-denkenGa naar voetnoot6) geeft / is een nodich onderscheyt / want als men zegt De dode, De levende, De oude, zo is het onzeker of men Ga naar margenoot+van eenen persoon / of van vele spreekt als men nu deze order volgde / zo ware zulken twijfel heel geweert / daerom is dat gebruyc zeer vorderlic / maer is ooc veeltijts hartGa naar voetnoot7) / daerentegen is het ander gebruyc in alle woorden lijdelic.Ga naar voetnoot8)

Doch ic achte het dienstich / datmen alle woorden die nu alzo gebruykt worden behielde / ende datmen die het noch daerenboven lijden konden / onder dien regel poochdenGa naar voetnoot9) te brengen.

Ga naar margenoot+Aenmerkinge op het twede geval der By-woorden.

Ga naar margenoot+De By-woorden eyndigen in het twede (65) geval in N als De vrome, De dode, De edele, De Heylige, hebben in het twede geval Der vromen, Ga naar margenoot+Der doden, Der edelen, Der heyligen.Ga naar voetnoot10)

1. Merc.

Ga naar margenoot+De Noot-zakelikheyt van het onderscheyt dezer buyginghe is om verscheyde twijfelingen te vermijden / want als men zegt De volstandicheyt des Heyligen, zo worter van eenen Man gesproken / als men zeyt De volstandicheyt der heylige, zo worter van eene Vrouwe gesproken.

Als men zegt De volstandicheyt der heyligen, zo worter van vele Heylige gesproken / Als men zegt Der heylige volstandicheyt Sanctae perseverantiae, dan spreektmen alleenlic van Vol-standicheyt Als men zegt Der heyliger

[pagina 48]
[p. 48]

volstandicheyt, Perseverantiae sanctioris, dat kanmen verstaen van eene heyliger vol-standicheyt / En alsmen zegt Der heyligen volstandicheyt dat is even gelijc als De volstandicheyt der Heyligen, Wt deze exempelen / kanmen klaerlic de nootzakelikheyt van het onderscheyt der gevallen in het Meervoud bemercken.

2. Merc.

Alle vergrote woorden die in R eyndigenGa naar voetnoot1) / konnen dic-wils een dienstich Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+onderscheyt in het twede geval uytdrucken / als Der heyliger menschen behoudinge, drukt (66) het twede geval cierlicker uyt / dan of men zeyde Der heyligerGa naar voetnoot2) menschen behoudinge,Ga naar voetnoot3) alzo worden dusdanige Tael-spreuken voor lijdelic geacht / als Vromer helden daden, Machtiger lieden rijc-dommen, etc.

Ga naar margenoot+Aenmerckinge op het derde geval der Bywoorden.Ga naar voetnoot4)

In het derde geval des Meer-vouds / eyndighen alle By-woorden in N, als DennGa naar voetnoot5) goeden, Bonis, Denn vromen, Probis, Denn gelovigen Fidelibus.

Merc.

Den goeden, Den vromen, Den gelovigen, wort van eenen persoon gezeytGa naar voetnoot6) / maer Denn goeden, Denn vromen, etc. van vele.

Ga naar margenoot+Het vierde geval der By-woorden in het Meer-voud.

Is gelijc het eerste geval des Meer-vouds / als De goede, De vrome, De gelovige, etc.

Merc.

Vele Oude hebben dit geval / het derde geval gelijc gestelt / welc geen verstandelikheytGa naar voetnoot7) en kan veroorsakenGa naar voetnoot8) / ende en wort mede by geen der tegenwoordige Schrijvers gebruykt.

Ga naar margenoot+Gelijc ooc in het Ablativus pluralis,Ga naar voetnoot9) verworpenGa naar voetnoot10) wort / want te zegghen Van den Vaderen, Van den velden, Van den menschen, is hart / ende en bevordert geen onderscheyt.

[pagina 49]
[p. 49]

Daerom zeggen wy Van de Vaderen, Van de velden, Van de menschen, want den stant dezer spreuken wort genouch door het woordeken Van verklaert.

Ga naar margenoot+Vande buyginge der Samen-gevouchde woorden.

In de Dobbele woorden geschiet de veranderinghe alleenelic in het laetste woort / als Het Nederlant heeft Des Neder-lants, De groot-vader, heeft Des groot-vadersGa naar voetnoot1) De hoogduytschen zeggen oocGa naar voetnoot2) Des Nederenlants, ende Des groten-vaders.

Ga naar margenoot+Van de Voor-namen.Ga naar voetnoot3)

De Voor-namen zijn woorden welke eenen Persoon benamen / of in Ga naar margenoot+plaetse van eenen Persoon of zake gestelt worden / benamende altijtGa naar voetnoot4) eenen Persoon of eenich ding welc iet doet of lijtGa naar voetnoot5) / en zijn deze / Ic, du, gy, hy, zy, ze die, deze, Wie, welke, mijn, Dijn, onze, Uw, gene, zelf, de leerzame verdeylinge der Voor-namen is dusdanich.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+

illustratie

[pagina 50]
[p. 50]

Merc.

Ga naar margenoot+De Voor-namen en worden nimmermeer zonder Werk-woorden gevonden / ende de Werk-woorden zelden zonder Voor-namen / waerom Ga naar margenoot+het niet vreemt en zoude zijn / de Voor-namen Werk-leden (69) dat is ledekensGa naar voetnoot1) der Werk-woorden te noemen / door hare onscheydelicke gemeynschap.

Ga naar margenoot+Van het Geslacht.Ga naar voetnoot2)

Alle de Voor-namen behoren tot alle de geslachtenGa naar voetnoot3) / eenige worden by alle geslachten gebruykt zonder op het eynde te veranderen / als Ic, gy, zyly, wy-lieden etc.

De gene die op het eynde veranderen / zijn boven in de onderscheydinge der geslachten verhaelt. Folio 28.

Ga naar margenoot+Van het getal.Ga naar voetnoot4)

De getallen der Voor-namen zijn twee / het Eenvoud / als Ic, du en hy.

Het Meer-voud is in Wy, gyly, en zy.

Ga naar margenoot+Van de Personen.Ga naar voetnoot5)

Daer zijn drie Personen

De eerste is die spreekt / als Ic

De tweede Persoon is tot welken men spreekt als Du of Gy

De derde Persoon is / van welken men spreekt / als Hy.

Ga naar margenoot+Van den Aert.Ga naar voetnoot6)

Daer is tweederley' aert der Voor-namen / namelic Gront-woorden / als Ga naar margenoot+Ic, gy, hy, zy, wie, welcke, etc.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+En Afkomstige woorden / als Mijn dijn, Uw, deze, zijn, etc. Deze zijn van de Grond-woorden gesproten.

Ga naar margenoot+Van de gedaente.Ga naar voetnoot7)

De Voor-namen zijn enkel als Ic, du, en hy, of Dobbel / als Ic-zelve, die-selve, Hy-zelve, zy-zelve, Die-gene, Dat-gene, Het-gene, de-welke, die-welke.

[pagina 51]
[p. 51]

Ga naar margenoot+Van de hoedanicheyt.Ga naar voetnoot1)

De Hoedanicheyt der Voor-namen is vierderley / als Wijzende, Ervende, Betreckende en Vragende.

Ga naar margenoot+De Wijzende zijn Ic, gy, hy, die, deze.

De Ervende Voor-namen / beteykenen eenich eygendom / en zijn deze / Ga naar margenoot+Mijn, dijn, zijn, onz,Ga naar voetnoot2) Uw.

Ga naar margenoot+Betreckende Voor-namen zijn / die een gezeyt woort vertreckenGa naar voetnoot3) / of daer op treckenGa naar voetnoot4) / of ten dele verhalenGa naar voetnoot5) / en zijn Die, wie, welke, deze betreckinge valt in dusdanige redenen voor als / Hy heeft nu gewaekt, die altijt pleecht te slapen.

Hy wiens dienst ic node gebruyke Uw broeder, dien gy meest bemint Dat scherp sweirt, welc ic ontkomen ben.

Het zijn quaet-aerdige lieden, de welke onverzoenelic zijn. etc.

Ga naar margenoot+Vragende Voornamen zijn / met de welcke men vraecht / als Wie;Ga naar voetnoot6) welke? en wat?

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Van de buyginge.Ga naar voetnoot7)

De Voor-namen welke in de Buyginge iets van den gemeynen regel afwijken zijn dese / Ic, Gy, Hy, Die, Dat, Welc, Mijn, Dijn, Ons', Uw, Gene, Wie, Zelf.

Het woordeken Ic wort aldus gebogen.

Ga naar margenoot+Eenvoud. Meer-voud.
1 gev. Ic Ego GyGa naar voetnoot8) Nos
2 gev. Mijns of mijnes mei onzer nostri
3 gev. My mihi ons nobis
4 gev. My of me me ons Nos.

Merc.

Het woordeken Me hebben wy in vele Tael-spreukenGa naar voetnoot9) / als Hy heeft-me geslegen / Zy hebben me veracht, is derr sprake dienstich / doch weynich van Auteuren gebruykt.

De Buyginge van het woordeken Du.Ga naar voetnoot10)

Eenvoud. Meer-voud.
1 g. Du Tu Gy, gyly, gyluy, Vos
2 g. Dyns of Dynes Tui Uwer, ulieder of uwer lieden Vestrum
3 g. Dy Tibi U of Ulieden Vobis
4 g. Dy Te U of Ulieden Vos.

[pagina 52]
[p. 52]

Ga naar margenoot+Merc.

In vorige tijden heeft-men Du in plaetse van Gy gebruykt / want Gy is zo veel als Gy-lieden, het onderscheyt van Du en Gy is onze Tale zeer dienstich / om dat de woorden kort zijn ende het onderscheyt groot is / wort van Aldegonde in zijne PsalmenGa naar voetnoot1) / doorgaens ooc van Kats in den Zelf-strijt / en in het Houwelic / tot eenige plaetsen bequamelic ingevoert / zoude ooc lichtelic in het gemeyn gebruyc plaetse grijpen:

Ga naar margenoot+Wy hebben ooc Gy ly en Gy luy, in plaetse van Gy-lieden gestelt / om der kortheyt wille / welke korticheyt zeer dienstich is / om by de Werc-woorden te gebruyken / is ooc in voorgaende tijden gemeyn geweest.

Het is ooc in vele spraken gebruykelic / te seggen Wy in plaetse van Ic, en Gy in plaetse van Du, welc gebruyc prijzelic is / als het geen twijfel en Ga naar margenoot+veroorzaekt / en dit gebruyc schijnt het nodich woordeken Du versteken te hebben:

Ende over-mits het woordeken Gy nu gemeyn geworden is / so begintmen / UwerliedenGa naar voetnoot2) in plaetse van Du, (door eene tael-achteloze blintheyt) te gebruyken.

De Buyginge van het woordeken Hy.Ga naar voetnoot3)

Eenvoud. Meer-voud.
Ga naar margenoot+1 g. Hy Ipse Zy, zyly, zyluyde (73) of zylieden ipsi
2 g. zijns of zijnes ipsius Harer of Hunner ipsorum
3 g. Hem of HimGa naar voetnoot4) ipsi Hun ipsis
4 g. Hem ipsum Haer ze of Hen, ipsos

Merc.

Ga naar margenoot+Het woordeken Him is in het derde geval / voor duyzent jaren / by onze Voor-ouders gebruykelic geweest / de Hoochduytsen hebben Im in plaetse van Him aengenomen.

[pagina 53]
[p. 53]

De Buyginge van het woordeken Zy.Ga naar voetnoot1)

Een-voud. Meervoud.  
1 gev. Zy Ipsa 1 gev. Zy, zyly, zyluy, ze of zylieden Ipsae
2 gev. Haers, hares of heurs ipsius 2 gev. Heurer ipsarum
Ga naar margenoot+3 gev. Heur ipsi 3 gev. Hun ipsis
4 gev. Heur of zeGa naar voetnoot2) ipsam 4 gev. Heurr of ze ipsas.

Merc.

Ga naar margenoot+Wy stellen HeurrGa naar voetnoot3) met eene dobbele R. (74) om het een-voud van het Meer-voud te onderscheyden.

Ga naar margenoot+Door deze verscheydenheyt der Voor-namen / scheyden wy zeer bequamelic de geslachten der woorden / in deze maniere van spreken / Als Hare Vaders, Patres eorum, Heure Vaders, Patres earum, De schoonheyt is in heure Deucht, Pulchritudo in ipsius integritate est, nempe Mulieris, De sterkte zijner hope, Fortitudo spei ipsius, nempe Viri.

Het woordeken Hy wort ooc in het
Een-voud aldus gebogen.Ga naar voetnoot4)

Ga naar margenoot+1 gev. Hy Ipse 3 gev. zich Sibi
2 gev. zijns of zijnes Sui 4 gev. zich Se.

Het onderscheid tusschen Hem en ZichGa naar voetnoot5), kan men uyt deze spreuken afnemen / Als Hy onschuldicht zich, Excusat se, dat is Hy onschuldicht zich-zelven / maer als men zegt Hy onschuldicht hem, zo kan men dat verstaen te geschieden voor den onschuldigerGa naar voetnoot6) en ooc van eenen anderen.

De Buyginge van het woordeken
Onze des Mann. geslachts.

Eenvoud.  Meervoud. 
1 gev. Onze Noster Onze Nostri
Ga naar margenoot+2 Onzes Nostri Onzer Nostrorum
3 Onzen Nostro OnzennGa naar voetnoot7) Nostris
4 onzen Nostrum Onze Nostros.

De Buyginge van het woordeken Onze des
Vroulicken geslachts.Ga naar voetnoot8)

Eenvoud.
1 gev. Onze Nostra 3 gev. Onze of Onzerr7) Nostrae
2 gev. Onzer Nostrae 4 gev. Onze Nostram.

[pagina 54]
[p. 54]

De Buyginge van het woordeken Ons' des
generleyen geslachts.

Ga naar margenoot+1 gev. Ons' Nostrum 3 gev. Onzen Nostro
2 gev. Onzes Nostri 4 gev. Ons' Nostrum.

In het Meer-voud / is de veranderinge der drie geslachten eveneens.Ga naar voetnoot1)

De woorden Dijn, Mijn, Uw, en welke worden ghebogen / gelijc het woordeken Onze.

Het woordeken Die, wort in het Mann. geslacht
aldus gebogen.Ga naar voetnoot2)

Eenvoud.   Meervoud. 
Ga naar margenoot+1 gev. Die Iste Die Isti
2 gev. Diens istius Dier istorum
3 gev. Dien isti DiennGa naar voetnoot3) istis
4 gev. Dien istum Die istos.

Ga naar margenoot+Het woordekenGa naar voetnoot4) Die des Vroulicken geslachts heeft in het twede geval Dier Istae, en in het Derde geval Dierr 3) istae.

Het woordeken Dat des generleijen geslachts verandert in het Een-voud Ga naar margenoot+allenelic in het derde geval aldus.

1 gev. Dat Istud 3 gev. Dien isti
2 gev. Dat istius 4 gev. Dat istud.

Wt dese redenen blijkt / dat het woorden 4) Dat in het twede geval niet en verandert / want men zegt Dat diers aert, Dat lants lengde,Ga naar voetnoot5) Dat waters onstuymicheyt. etc.

Het schijnt ooc dat het woordeken Dies van Dat gebogen is / doch heeft een ander gebruyc.

Merc.

De verscheydenheyt der buyginge die deze woorden als Mijn, Dijn, Ga naar margenoot+onze, uwe, etc. hebben / is allenelic in het twede geval gelegen / want men Ga naar margenoot+zegt Mijnes, Dijnes, onzes, etc. daer nochtans de gemeyne By-woordenGa naar voetnoot6) in het twede geval in N eyndigenGa naar voetnoot7) alzo in het Meer-voud zeyt men Mijner, Dijner, onzer, etc.

Ga naar margenoot+Daer nochtans de gemeyne By-woorden / zonder R in dit geval gebogen worden.Ga naar voetnoot8)

[pagina 55]
[p. 55]

Ga naar margenoot+DezeGa naar voetnoot1) woorden volgen den aert dezer Voor-namen / ooc eene R in het twede geval aenemende als Zodanige, zulke, zommige, Eenige, Gene, Andere, Vele, Alle.

Ooc Twee, en Drie, heeft gebogen Tweer en Drier, Het gebruyc ende de nutticheyt / blijkt in deze redenen Tweer menschen getuygenisse is waerachtich, Joan. 8. dit en kan zonder dese veranderingeGa naar voetnoot2) niet gezeyt worden / Ga naar margenoot+ten zy met eene Omschrijvinge.

Merc.

Welc heeft in het twede geval Welken en Welx, Ander heeft / Anders en Anderen Ider heeft Iders en Ideren, Igelic heeft Igelix en Igelicken, Elc Ga naar margenoot+heeft Elx en Elken, doch ider woort heeft zijn by zonder gebruyc / want men zegt Welx goederen, Cujus bona, maer niet Welx mans goederen, maer zeer wel Welken mans goederen, alzo zegt men ooc Igelix werc ende Igelicken mensches werc, niet Igelix mensches werc, etc.

Onderscheyt tusschen Gene en Geene.

Onze Tael-schrijvers onderscheyden Gene Iste, dat is Die, de eerste silbe Ga naar margenoot+met eene E schrijvende / van Geene welc is te (78) zeggen / Niet een Nullus, eene opmerkinge die niet verwerpelic en ware / by aldien Gene en Geene malkander zo gelijc niet en waren in t'aenzien / daerse zeer veel in de beduydinge verschelen / daerom hebben wy in plaetse van Geene altijt Ga naar margenoot+onveranderlic Geen voor een Adverbium gestelt gelijc ooc Koorn-hert en Grotius gedaen hebben.

Ga naar margenoot+De buyginge van het woordeken Zelf.

Voor het woordeken Zelf en machmen niet stellen Zelve want als wy zeggen Ic doe het zelve, dat is het zelve werc / want het woort zelve is een By-woort / den drie geslachten gemeyn / als

Ga naar margenoot+De zelve Man
De zelve Vrouwe
Het zelve Dier.

Maer het woordeken zelf benaemt altijt eenen Persoon / als Ic hebbe het zelf gedaen, Het is mijnes zelfs werc,Ga naar voetnoot4) Ic en hebbe my zelven niet konnen helpen.

[pagina 56]
[p. 56]

Hier heeftmen alle de Buygingen van het woordeken zelf.

Men zegt ooc veeltijts ZelfsGa naar voetnoot1) voor zelf, welc niet hart en valt / ooc zeggen wy met de Hoochduytschen zelver 1) voor self doch eene onvermengde order ware best ghevolcht.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+De Buyginge ende het gebruyc van het woordeken Alle.

Het woordeken Alle wort by de drie geslachten gevoecht / als

Alle mensch Omnis Homo
Alle vrouwe Omnis Foemina
Alle dier Omne Animal.

Ende in het Meer-voud heeft men zonder het woordeken Alle te veranderen Alle mannen, Alle vrouwen, Alle dieren, voorts wort Alle in het Mannelic geslacht aldus gebogen /

Eenvoud.  Meer-voud. 
1 gev. Alle Omnis Alle Omnes
2 gev. Alles Omnis Aller Omnium
3 gev. Allen Omni AllennGa naar voetnoot2) Omnibus
4 gev. Allen Omnem Alle Omneis.Ga naar voetnoot3)

Ga naar margenoot+Alle wort in het vroulic geslacht in het twede geval verandert Aller, En Alle verandert in het generley geslacht / Alles, Allen, Alle.

Het Meer-voud is by de drie geslachten gelijc / behalven het Meer-voud van het generley geslacht / welc is Alles, Omnia.

Ga naar margenoot+Van de Werk-woorden.Ga naar voetnoot4)

Ga naar margenoot+Een werc-woort beteykent eene wer-(80)kinge / die gedaen of geleden wort / of geschietGa naar voetnoot5) / als Ic beminne, Ic worde bemint, ende Het regent.

En worden na deze verdeylingheGa naar voetnoot6) beschreven.

[pagina 57]
[p. 57]


illustratie

De Werc-woorden zijn Personelic of Onpersonelic / of Generley.Ga naar voetnoot1).

Ga naar margenoot+Een Personelic Werk-woort is / waerby altijt de Persoon-woorden (of Voornamen) bystaen als Ic minne, du mint, zy minnen.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Onpersonelicke Werk-woorden zijn / (81) die zonder toe-doen van menschen geschieden als Het waeyt, Het regent, Het vriest.

Ooc worden de Werk-woorden onpersonelic met Men of Het wort voor te stellen / als Men mint, Men zeyt, Het wort gezeyt, Het wort gelooft.Ga naar voetnoot2)

Ga naar margenoot+Achter de onpersonelicke Werck-woorden volgen somtijts Voornamen in het derde Geval / als Het rouwt my, Het lust u Het was hem leet.

Daer zijn ooc twee Werk-woorden / als Wezen of zijn,Ga naar voetnoot3) en Worden, welke zelfstandige werkwoorden genaemt worden.

Ga naar margenoot+Daer zijn ooc Helpende Werk-woorden / deze zijn Hebben, Wezen, zijn en Worden, zonder welkers behulp / men alle de onderscheyde tijden der Werkwoorden / niet uytbeelden en kan.

[pagina 58]
[p. 58]

Ga naar margenoot+Van den Aert der werkwoorden.Ga naar voetnoot1)

Daer is driederley' Aert der Werk-woorden / als Werkende, en Lijdende, en Geenerleye Werk-woorden.

Ga naar margenoot+Van de werkende Werk-woorden.Ga naar voetnoot2)

Alle werkende Werkwoorden / beduyden eene werkinge / met eenen Voornaem / van het gene dat werkt als Ic beminne het Vaderlant, Hy plougt het Lant, De vyanden hebbent al verdorven.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Van de Lijdende Werc-woorden.Ga naar voetnoot3)

De lijdende Werc-woorden worden altijt met een zelfstandich Werc-woort uytgedrukt / als Ic worde geslagen, Ic wiert onderwezen, zo dat de lijdende Werc-woorden altijt by haer hebben HetGa naar voetnoot4) woordeken / Worden, Werde, Wiert, etc.

De oorzake dat wy by de werc-woorden / deze woordekens vougen / is om dat wy geen Werc-woorden en hebben die eene lijdinge uyt-beelden:Ga naar voetnoot5)

Ga naar margenoot+Van de Werc-woorden des Generleyen Aerts.Ga naar voetnoot6)

De Werc-woorden die geen werkinge nochte lijdingen uyt en drucken / worden Generleye / of Oneygene Werk-woorden genaemt / als Ic schijn, Ic blinke, Ic IcGa naar voetnoot7) bloeye, Ic ben, Ic worde, etc. ooc dusdanige Werc-woorden / als Staen, Bestaen, On-staen, etc.

Tot dit geslacht behoren ooc de Inchoativa, als Ic worde warm,Ga naar voetnoot8) Ic worde gewaer.

Van de Onpersonelicke Werc-woorden.Ga naar voetnoot9)

Ga naar margenoot+Onpersonelicke werkende woorden volgen naer het woordeken Men, als Men werckt, Men doet, Men zegt.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Onpersonelicke lijdende woorden vol-(83)gen naer het woordeken Daer en Wort als Daer wort gewrocht, Daer wort gedaen, Daer wort geseyt.

[pagina 59]
[p. 59]

Ga naar margenoot+Onpersonelicke ghenerleye woorden / volgen naer het woordeken Het als Het vriest, Het regent, Het geschiet.

Ga naar margenoot+Van de Getalen.Ga naar voetnoot1)

In de Werc-woorden zijn twee Getalen / Het Eenvoud ende het Meervoud, als Ic beminne en Wy beminnen.

Ga naar margenoot+Van de Personen.Ga naar voetnoot2)

De Personen der Werc-woorden zijn drie / De eerste Persoon is Ic beminne en Wy beminnen, De twede Persoon is Du beminnes en Gyly beminnet, De derde Persoon is Hy bemint en Zyly beminnen.

Ga naar margenoot+Van de wijzen der Vervougingen.Ga naar voetnoot3)

De Werc-woorden worden na vijf wijzen gebogen / of verandert / de Ga naar margenoot+Tonende wijze / heeftmen in deze reden / Hy leert zijne lesse.

Ga naar margenoot+De Gebiedende wijse / heeftmen in Leer du dijne lesse.

Ga naar margenoot+De Wenschende wijze / hoortmen als men zegt / OchGa naar voetnoot4) dat ic leerde.

Ga naar margenoot+De Aenvougende wijze volcht altijt deze woordekens / op dat, Om dat, Ga naar margenoot+IndienGa naar voetnoot5) etc. Als Opdat ic lere, Op dat ic liepe, Om (84) dat hy ware, Indien ic viele, etc.

Ga naar margenoot+De Onbepaelde wijze is / welke geen zekeren Persoon / nochte getal noch geen TijtGa naar voetnoot6) en bepaelt / als Minnen, Leren, Dragen.

Van den Tijt.Ga naar voetnoot7)
De tijden der Werc-woorden zijn vijf.

Ga naar margenoot+De Tegen-woordige tijt, als Ic minne,
Ga naar margenoot+De On-verleden of onvolkomen tijt, als Ic minde,
Ga naar margenoot+De Voor-leden tijt, als Ic hebbe gemint.
Ga naar margenoot+De Voor-verleden tijt, als Ic hadde gemint,
Ga naar margenoot+De Komende tijt, als Ic zal minnen.

Van de Vervougingen.Ga naar voetnoot8)

De buygingen der Werc-woorden / worden om des onderscheyts wille Vervougingen genaemt / en geschieden door Wijzen Tijden en Personen, deze Vervougingen zijn vijfderley.

[pagina 60]
[p. 60]

Ga naar margenoot+Van de eerste Vervouginge.Ga naar voetnoot1)

Als men in de eerste Vervouginge der werk-woorden van de woorden der onbepaelde wijze / op het eynde EN af neemt / ende dan DE in die plaetse stelt / zo heeftmen een woort / dat den onvolkomen tijt uytdrukt / Als tot voorbeelt Deelen is een woort der onbepaelde wijze / hier van op het eynde EN genomen / zo is het Deel, hier dan op het eynde DE gestelt Ga naar margenoot+zo is het Deelde, dit is een woort van den onvol-(85)komen tijt in den eersten persoon / als men ook by Deel stelt eene T ofte D, zo is het Deelt,Ga naar margenoot+Hier dan de silbe Ge voorgestelt (welke silbe is het by-vougsel des verleden tijts) zo is het Gedeelt, dit woort drukt den verleden tijt uyt.

Tot deze eerste Vervouginge behoren deze werk-woorden / als Aezen, bouwen, hooren, hongeren, etc.

Ga naar margenoot+Alle de werk-woorden / welke eene dobbele Consonant hebben / die verliezen eene Consonant in den Onverleden en in den Verleden tijt.

Ga naar margenoot+De tweede Vervouginge.Ga naar voetnoot2)

De tweede vervouginge der werk-woorden is / als men van de onbepaelde wijze / de laetste En afneemt / en in die plaetse Te stelt / zo heeftmen een woort / welk de onverleden tijt uytdrukt / Als tot voorbeelt / als men van Braeken / de laetste En afneemt zo is het Braek, hier nu op het eynde Te gestelt zo is het Braekte dit is een woort des Onverleden tijts / als men ook by Braek, eene T stelt / zo is het braekt hier voor de silbe Ge gestelt zo is het gebraekt, dit is een woort des voorleden tijts.

Tot deze buyginge behoren deze werk-woorden als Backen, blusschen, kloppen, kampen, etc.

Ga naar margenoot+De derde Vervouginge.Ga naar voetnoot3)

Ga naar margenoot+Als men in de derde Vervouginge der (86) werk-woorden / van het woort der onbepaelde wijze / de laetste N afneemt / ofte in de plaetse van de N stelt De, zo heeftmen twee verscheydene woorden / die den onvolkomen tijt uyt-drucken / als Achten, heeft in den onvolkomen tijt / Achte en Achtede. Als men ook / van de onbepaelde wijze En afneemt / ende daer de vermeerderende silbe Ge voorstelt / zo heeft men een woort des voorleden tijts / als Geacht, Gearbeyt, Gebloet, Gehoort,Ga naar voetnoot4) Gegroet, etc.

Ga naar margenoot+De vierde Vervouginge.Ga naar voetnoot5)

Ga naar margenoot+In de vierde Vervouginge hebben alle werc-woorden / in de voor-laetste silbe / eene dobbele I, als in Bijten, Blijken, Blijven, als men van deze

[pagina 61]
[p. 61]

woorden / de laetste En afneemt / en in plaetse van ij stelt EE, zo heeft-men een woort / des onvolkomen tijts / als Beet, Bleek, Bleef, als men nu tot het woort des onvolkomen tijts En, achter en Ge voor aen stelt / zo heeft-men een woort des voorleden tijts / als Gebeeten, Gebleeven, Gestreeken, Gescheenen, Geweeken, etc.

Ga naar margenoot+De vijfde Vervouginge.

Onder de vijfde buyginge der werk-woordenGa naar voetnoot1) behooren / welke den voorleden tijt in EN eyndigen / als Ic bederve heeft in den voorleden tijt Ga naar margenoot+Ic hebbe bedorven, al-(87)zo heeft Bidde, gebeden, bevele heeft bevolen, etc. Deze woorden veranderen ook in den Onvolmaekten tijt hare klinkletteren / als Ic bederve heeft Ic bedorf, Ic bedriege, Ic bedroog, Ic bidde, Ic bad, Ic bevele, Ic beval.

Die lust heeft om meer Werk-woorden van elke Vervouginge te zien / die wijzen wy tot onze eerste Spraec-konst.

Merc.

De werk-woorden verdobbelen / eenige letteren in het Veel-voudich / na den aert der zelf-standige en by-vougelicke woorden. Ziet fol. 60.

Voorts worden de Werc-woorden op eenerleye wijze gebogen / Aen-gaende nu de veranderingen in t'gemeyn / die stellen wy / met deze volgende voorbeelden vooroogen / achtende dat men de hele gestaltenisse der veranderingen / daer uyt na begeeren zal konnen afnemen.

Ga naar margenoot+De vervouginge van het Werc-woort hebben.Ga naar voetnoot2)

De Tonende Wijze.

Ga naar margenoot+Ic hebbe, Habeo, Wy hebben Habemus,
Du hebst, hebbes of HebsGa naar voetnoot3) Habes, Gy hebbet Habetis,
Hy heeft Habet, Zyly hebben Habent.

Merc.

Ga naar margenoot+Wy vougen hier inGa naar voetnoot4) het out gebruyc der (88) Werc-woorden / zonder welc gebruyc wy in onze Sprake zeer veel verliezen / ooc zijn tot de her-stellinge des zelven / alle Taelgeleerde gheneycht geweest / als Koornhert, Aldegonde, Ampsingius,Ga naar voetnoot5) ooc de E. Iacob Kats, welke in den Zelf-strijt zeyt / Du geefst gestrenge geest, ons grote stof om klagen, Du legst ons packen op die niet en zijn te dragen. Alzo spreekt Aldegonde doorgaens in de Psalmen.

[pagina 62]
[p. 62]

Deze woorden Hebst, Geefst, Legst, etc. zijn zeer gebruykelic geweest / Ga naar margenoot+doch veel zoetvloeijender zoudemen zeggen / Hebs, Geefs, Legs, etc. het welc een voornemelic TaelkenderGa naar voetnoot1) zeer nuttelic aenteykent / ende van ons hier tot eene prouve voorgestelt wort.

Ga naar margenoot+Onverleden Tijt.   Voorleden Tijt. 
Ga naar margenoot+Ic hadde Habebam Wy hadden Habebamus Ic hebbe gehat Habui
Du hadsGa naar voetnoot2) Habebas Gy haddet Habebatis Du hebs gehat Habuisti
Hy hadde Habebat Zy hadden Habebant. Hy heeft gehat Habuit, etc.

Ga naar margenoot+Voor-verleden Tijt.  
Ic hadde gehat Habueram
Du hads gehat Habueras
Hy hadde gehat Habuerat, etc.

Ga naar margenoot+Komende Tijt.  
Ic zal hebben Habebo
Ga naar margenoot+Du zulst of zuls of zulles hebben Habebis
Hy zal hebben Habebit, etc.

Ga naar margenoot+De gebiedende wijze.      
    Hebben wy Habeamus
Heb gy Habe Hebbet gy Habeatis
Hy hebbe Habeat Hebben zy Habeant.

Daer zijn Spraec-kenders die de gebiedende woorden / met eene E op het eynde uytspreken zeggende Minne, Hebbe, Lope, Drage, maer dewijle deze gebiedende wijze noch niet zeer in geworteltGa naar voetnoot3) en is / ende daerom ooc te harder in het gehoor valt / zo wort de hardicheyt gansch wech genomen / als men zegt Heb, Loop, Draeg, Spreec, Werc, Wandel, etc.

Deze woorden heeftmen in oude schriften doch zelden onder anderen 2. Paral. 6.Ga naar voetnoot4) Zo hore het gebet uwes knechts, Aldegonde Psalm 59. Verlos' my Heer, wil my bewaren, Kamphuyzen, Psalm 5. Hoor Heer mijn woort, merc op mijn reden.

Ga naar margenoot+Ampsin. Nu zie ic weet dit wel, dat gij in Israel, etc.

[pagina 63]
[p. 63]

Ga naar margenoot+De wenschende wijze.Ga naar voetnoot1)
Ga naar margenoot+Tegenwoordige en Onverleden tijt.

Ga naar margenoot+Och of  Och
Ic hadde Haberem Hadde ic
Du haddes Haberes Hatstu
Hy hadde Haberet, etc. Hadde hy, etc.

Ga naar margenoot+Verleden en Voor-verleden tijt.

Och of  
Ic gehat hadde Habuissem
Du gehat haddes Habuisses
Hy gehat hadde Habuisset, etc.

Merc.

De woorden van de Tonende / ende de Wenschende wijze zijn zeer gelijc / behalven de plaetsinge / welke by na over al verandert.

Ga naar margenoot+De Aenvougende wijze.Ga naar voetnoot2)
De tegenwoordige tijt.

Op dat  
Ic hebbe Habeam
Du hebbes Habeas
Hy hebbe Habeat, etc.

Merc.

Wy zouden met kleyne veranderinge / verscheyde vervougingen merkelic konnen onderscheydenGa naar voetnoot3) / met eene Vocael tusschen het werc-woort te brengen /als

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+HebbeënGa naar voetnoot4) wy Habeamus nos
Hebbeët gy Habeatis vos
Makeën zy Faciant illi.

Desgelijx ooc Gaën, Doën, Staën, etc.Ga naar voetnoot5)

Het schijnt dat van Habemus, Audimus, Facimus, etc. door het invougen eener Vocael / gevonden is Habeamus, Audiamus, Faciamus, etc.

Ga naar margenoot+Onverleden tijt.

Op dat ic hadde Vt haberem of Op dat ic hebben zoude, etc.

[pagina 64]
[p. 64]

Ga naar margenoot+Verleden tijt.

Als ic gehat hebbe, Cum habuerim, etc.

Ga naar margenoot+Voor-voorleden tijt.

Als ic gehat hadde Cum habuissem, etc.

Ga naar margenoot+Komende tijt.

Als ic hebben zal Cum habuero.

Ga naar margenoot+De onbepaelde wijze.Ga naar voetnoot1)

Tegenw.  Verleden. 
Hebben, Habere Gehat hebben Habuisse.

Ga naar margenoot+De deel-woorden 1)

Tegenw. Verleden.
Hebbende, Habens Gehat Habitum in alio sensu.Ga naar voetnoot3)

Merc.

Alle onze Participia, worden gebruykt voor Activa en niet voor Passiva, Ga naar margenoot+daer wy noch-(92)tans / eenige naturelicke Participia PassivaGa naar voetnoot4) hebben / de participia activa temporis praeteriti beginnen met het augmentum sillabicum Ge, als Gemint ἠγαπηκὸς en met het sillabicum augmentum Be worden de participia passiva beschreven / als Bemint ἠγαπημένονGa naar voetnoot5) of Ver tot meerder klaerheyt / hebben wy dezer naer-volgender woorden onderscheyt / benevens de Griexsche aengeteykent.Ga naar voetnoot6)

[pagina 65]
[p. 65]

geschreven, γεγραφὸς. beschreven, γεγραμμένον.
gelezen, λελεχὸς. belezen, λελεγμένον.
gelopen, τετρεχὸς. belopen, τετρεγμένον.
gesproken, πεφρακὸς, besproken, πεφρασμένον.
gescheenen, πεφαγκὸς, verscheenen, πεφαμμένον.

Om dezes onderscheyts wille diende-men gade te slaen / om de participia activa by de activa verba te vougen / desgelijcx ooc de passiva participia by verba activa ofte het verbum substantivum, zo zegt-men / dan zeer bequamelic Ic hebbe gelopen, niet Ic ben geloopen, maer Ic ben belopen, alzoo ooc Ic hebbe gescheenen, niet Ic ben gescheenen, maer Ic ben verscheenen.

Wy en hebben geen lijdende Werk-woorden / nochtans geeft de opmerkingeGa naar voetnoot1) dezer deel-woorden een nadenken / offer wel teenigen tijde / zulken onderscheyt onder de Werk-woorden geweest heeft / gelijc alser onder de Deel-woorden is.

Merk.

Ga naar margenoot+Daer en konnen geen verscheydeneGa naar voetnoot2) (93) Deel-woorden komen van Werk-woorden die met de silbe Be of Ver beginnen / als van Ic beleze, Ic belope, Ic bespreke, Ic verdoe, etc. want van deze woorden heeftmen deze deelwoorden / als Belezen, belopen, besprekenGa naar voetnoot3) en verdaen deze en diergelijke worden voor Werk-woorden en Lijd-woordenGa naar voetnoot4) genomen / na gelegentheyt des noots.Ga naar voetnoot5)

De buyginge van het zelf-standich Werk-woort,
wezen ofte zijn.Ga naar voetnoot6)
Ga naar margenoot+De verkondigende wijze des tegenwoordigen tijts.

Ic ben sum Wy zijn sumus
Du bistGa naar voetnoot7) es Gyly zijt estis
Hy is est Zy zijn Sunt.

Merk.

Voor Du bist zeggen wy gemeynelic Gy zijt, welc eygentlic van het veel-voudich gezeyt wort / daerom zo verbetertGa naar voetnoot8) dit out gebruyc / de niewe dwalinge.

[pagina 66]
[p. 66]

Ga naar margenoot+Onverleden tijt.

Ic was Eram Wy waren Eramus
Du waerst, of waeresGa naar voetnoot1) eras Gyly waret Eratis
Hy was erat Zy waren Erant.

Ga naar margenoot+Verleden.

Ic hebbe geweest Fui
Ga naar margenoot+Du hebst of hebbes geweest Fuisti
Hy heeft geweest Fuit. etc.

Ga naar margenoot+Voor-verleden.

Ic hadde geweest Fueram
Du hatst of haddes geweest Fueras
Hy hadde geweest Fuerat.

Ga naar margenoot+Komende tijt.

Ic zal zijn ero
Du zulst of zulles zijn eris
Hy zal zijn erit. etc.

Ga naar margenoot+De Gebiedende wijze,

    Wezen wy of wezeënGa naar voetnoot3) wy Simus
Weest du esto tu Wezet gyly Sitis
Hy zy   Wezen of Wezeën 3) zy Sint

Merk.

In plaetse van Weest en Wezen wort gemeynelic ZyGa naar voetnoot4) en zijn gebruykt / welke woorden de Gebiedende / Wenschende ende de Aenvougende manieren niet zekerlic uyt en beeldenGa naar voetnoot5) / het welc andersins / volgens onze order / wenschelic gedaen wort.Ga naar voetnoot6)

De wenschende wijzeGa naar voetnoot7) gaen wy voorby,
om dat de wenschende ende de Aenvougende
wijze in alles gelijc zijn.
Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+De Aenvougende wijze.Ga naar voetnoot8)

Op datGa naar voetnoot9)
Ic zy Sim Wy zijn Simus
Du zijstGa naar voetnoot10) of zyës Sis Gyly zijet Sitis
Hy zy Sit Zy zijn Sint.

[pagina 67]
[p. 67]

Merk.

De Hoog-duytschen / die de nodige outheden vlijtich bewaert hebben zeggen Dy seyest Sis, en Ir seyet Sitis, het welke wy op het lijdelicxteGa naar voetnoot1) naer-gevolgt hebben.

Het ware ook ter onderscheydinge dienstelic / dat-men in plaetse van Wy zijn en Zij zijn, gebruykten Wy zijen Simus, en zij zijen, Sint.

Ga naar margenoot+Onverleden tijt.

Op dat
Ic ware Wy waren
Du waerst gyly waret
hy ware zy waren.

Merk.

Deze tijt kan in alle werk-woorden / uytgedrukt worden / als Ic liepe, hy liepe, hy dede, hy wrochte, etc.

Het verschil van de woorden dezer ende der Toonende wijze is / in de laeste letter gelegen.

Anders.

AlsGa naar voetnoot2)
Ware ic Essem Waren wy Essemus
wares du of waerstu esses waret gyly essetis
ware hy esset waren zy essent.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Verleden tijt.

AlsGa naar voetnoot3)
Ic geweest hebbe ofte ben Fuerim
Du geweest hebbes ofte zijtGa naar voetnoot4) Fueris
Hy geweest heeft ofte is, etc. Fuerit.

Ga naar margenoot+Voor-verleden.

Als
Ic geweest hadde ofte ware Fuissem
gyGa naar voetnoot5) geweest had ofte waert Fuisses
hy geweest hadde ofte ware, etc.  

[pagina 68]
[p. 68]

Ga naar margenoot+Komende tijt.

Als
Ic wezen ofte zijn zoude Fuero
Du wezen ofte zijn zoudes Fueris
hy wezen ofte zijn zoude, etc. Fuerit.

Anders.

Als
Ic wezen ofte zijn zal Fuero
Du wezen ofte zijn zulles Fueris
hy wezen ofte zijn zal, etc. Fuerit.

Merk.

Het meeste onderscheyt van de Buygingen der werk-woorden / in de oorzakelickeGa naar voetnoot1) en in de Tonende wijze / is gelegen in de verplaetsinghe der woorden / welke plaetsen eene geheele zekere orderGa naar voetnoot2) onderworpen zijn.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+De onbepaelde wijze.Ga naar voetnoot3)

Tegenwoord.  Voorleden.
Wezen ofte zijn Esse Geweest hebben ofte zijn Fuisse.

Ga naar margenoot+De deel-woorden. 3)

Tegenwoord. Voorleden
Wezende ofte zijnde Geweest ofte gewezen

Ga naar margenoot+Komende.

Komstich ofte ToekomstichGa naar voetnoot4) Futurum.

Merk.

Wy en hebben geen participia futuraGa naar voetnoot5), maer daer zijn eenige adjectiva in ich, welke schijnen na een futurum tempus te aerden / als Wezich futurum, lerich, docturum, blijvich, mansurum, bouwich aedificaturum, midich, vonkich, etc. Deze opmerkingen zouden het inGa naar voetnoot6) opvoeden der tale / konnen ingevoert worden / heeft misschien welgebruykelic geweest / en is door de achteloosheyt des tijts verloren.

De Vervouginge van het woort worden.Ga naar voetnoot7)

Het Werk-woort Worden fieri heeft in den onvoorleden tijt Ic wiert

[pagina 69]
[p. 69]

Fiebam, en in de gebiedende wijze Werd gy Fias, en Hy werde Fiat, werden wy Fiamus, werdet gy Fiatis, werden zy fiant.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+In de Aenvougende wijze / Ic wierde fierem, gy wiert fieres, hy wierde fieret, etc.

Ooc op dat ic werde, Vt fiam, ende op dat wy werden Vt fiamus, etc.

Merk.

Men vint dicmael werd in plaetse van wiert (ook in onze vorige beschrijvinge) maer veroorzaekt eenige twijfelzinnicheyt waerom wy het zekerste onderscheyt (welck mede in gebruyc is) aenwijzen: deze opmerkinge is oock doorgaens in de Bibelsche verbeteringen gevolgt.

Ga naar margenoot+Van de Help-woorden.Ga naar voetnoot1)

Help-woort is een woort / dat by een Werc-woort gevoucht wort / om eenige omstandicheyt van het zelve Werc-woort te verklaren.

Ook en worden de rechte Help-woorden niet gebogen ende en lijden mede geen onderscheydinge deGa naar voetnoot2) geslachten / De beteykeninge der by-woorden is zeer verscheydenGa naar voetnoot3) / als

Der plaetse.Ga naar voetnoot4)

Ergens, nergens, overal, voor, achter, verre, naerby, voorwaert, achterwaert, Oost-waert, West-waert.

Des tijts. 4)

Nu, dadelic, Strax, huyden, gister, etc.

Ga naar margenoot+Lochenende.Ga naar voetnoot5)

Neen, geensins, niet, nochte Neque.

Hechtende.Ga naar voetnoot6)

Ende, en ook, met, mede, evenwel.

Strijdige.Ga naar voetnoot7)

Maer, hoewel, nochtans, en.

Verachtende.Ga naar voetnoot8)

Helaes, fi, foey, fix,Ga naar voetnoot9) och, Wee, etc.

Eenige dezer woorden vallen den Neder-landers vreemt voor / en ooc verwerpelic / maer worden in andere spraken / als volkomene woorden gebruykt.

[pagina 70]
[p. 70]

Ga naar margenoot+Merk.

Vele byvoughelicke woorden konnen voor Help-woorden gebruykt worden / en eyndigen meest in lic als / Haestelic Zuyverlic, Vromelic, etc. Welke alle woorden des generleyen geslachtsGa naar voetnoot1) zijn / dezer woorden gebruyc / wort in deze spreuken gehoort / als Het is haestichlic gedaen, Dit is Ga naar margenoot+zuyverlic gewrocht, en / Hy heeft zich vromelic gequeten.

Deze manieren van spreken komen met vele Griexsche over-een / als ὀξὺ βλέπειν klaerlic zien, en Polib. ταχὺ συναϑροισϑεὶς haestelic vergadert, en Aristoph. Δεινὰ κεκραγεν, Hy riep vrezelic, alzo ooc Virgilius Stabat acerba fremens, Hy stont bitterlic en tierde.

Ga naar margenoot+Wt dusdanige Tael-spreuken blijkt / dat onze Voor-ouders onze Sprake (over vele eewen) na het lof-weirdich gebruyc der Grieken gericht hebben / waerom wy in het volgende deel / ons gebruyc met de Griexse Tael-spreuken dic-mael verklaren.

Merk.

Ga naar margenoot+De By-woorden / welke in Lic ofte lijc eyndigen / schijnen haren oorspronc van het woordeken Gelijc te hebben / als of men in plaetse van Reynelic, zoude zeggen reyngelijc dat is gelijc reyn / en zuyvergelijc dat is gelijc Ga naar margenoot+zuyver / deze opmerkinge heefter vele beweegt / om alle deze Byvougelicke woorden / met lijc op het eynde te schrijven / maer overmits wy de zoet-vloejentheyt in onze sprake / zeer nootsakelic behoren te bevorderen / ende de wijle ooc de kortste uytsprake meest ghebruykelic is / Daerom hebben wy de silbe lijc, als ons minst nodich naergelaten.Ga naar voetnoot2)

Merc.

Onder onze Adverbia begrijpen wy / de Praepositiones, conjunctiones en interjectiones der Latijnen / om het kleyn onderscheyt des gebruyx wille.

Ga naar margenoot+Daer zijn eenige Help-woorden / welke voor de woorden des mannelicken geslachts / (in het eenvoudich getal) komende de zelve woorden / in het Ga naar margenoot+derde geval / doen verbuygenGa naar voetnoot3) / deze woorden zijn Tot, By, Voor, tegens, tegen, Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+nevens, boven, (101) binnen, buyten, langs, om, ontrent, tusschen, op, onder, door, na, naer, met, in, aen, behalven, zonder, uyt, ten,Ga naar voetnoot4) tot meerder verklaringhe van de beweechlikheytGa naar voetnoot5) dezer woorden / zo stellen wy hier eenige voorbeelden / als

[pagina 71]
[p. 71]

Tot eenen mensche, Ten rade, ten dage
By den rechten weg Ten derden dage
Voor den goeden tijt Ten dienste
Tegen eenen quaden viant Ten monde
Hy komt zijnen Vader tegen Ten toone
Nevens den steylen Berch Ten rove geven
Boven den hogen Hemel, etc. Ten wille zijn.
Ten tijde Ten strijde gaen.

Ga naar margenoot+Vele Help-woorden doen de woorden des Generleyen geslachts / veranderen / als

By den Huyse Na den gebode Te scheep, ofte Te schepe
In den Hove Langs den velde Van ganschen gemoede
Tot den bloede Te Lande Ten goeden eynde
Van den velde Aen den Kruyce Ten viere.

Merk.

Ga naar margenoot+Deze Help-woorden noemen de Latijnen voor-zettingen doch wy houdent voor Help-woorden die de gevallen regeren / gelijc zulx ooc by de Grieken gebruykelic is.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Van de SamenvougingeGa naar voetnoot1) en eerstelic.
Ga naar margenoot+Van de Ledekens.

De woorden worden (in het gemein) altijt met Ledekens uytgesproken als De man heeft dat gedaen, hier zeggen de Latinen Man heeft dat gedaen, Hoc fecit vir, alzo ooc in plaetse Daer was een mensch, zeggen de Latijnen Daer was mensch, Homo illic erat, maer de Grieken / ons in veele spraek-zeden gelijkende gebruyken doorgaens deze Ledekens / als ὁ άνϑρώπος, τὸ σωμα etc.

Een Ledeken wort altijt voor dat woort gestelt / daer men van spreekt / als De man eene Vrouwe, De boomen.

De Ledekens worden in het veel-voudig dic-mael naer-gelatenGa naar voetnoot2) / als menschen hebben dat gedaen, Gy hebt u als mannen gedragen, Vele goede menschen, en Daer zijn meer vrome Helden. etc.

Ga naar margenoot+Deze nae-volgende woorden worden veel tijts zonder Ledekens uytgesproken / als Wijn, Water, Gout, Zilver, Loot, Tin, Rijk-dom, Armoede, Blootheyt, Stoutheyt ende diergelike / ooc het woordeken God, by exempel Het is Wijn, Het is water, Rijc-dom brengt menich mensch ten verderve. etc.

Ook worden de namen der Landen / Steden en Koning-rijken zonder Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Lede-(103)kens gemeynelic uytgesproken / als Engelant is een Eylant, en

[pagina 72]
[p. 72]

niet Het engelant, alzo ook / Vrankrijc heeft langen tijt vry geweest, en niet Het vrancrijc, maer men vint dik-wils Het Ierusalem.

Merk.

Vele namen der steden konnen de Ledekens qualic lijden / maer worden zeer bequamelic met het woordeken Welk vertrockenGa naar voetnoot1) / tot de bindinge eener reden / Als Ierusalem welk David verwon, Athenen welk het licht der heydenen was, Romen welk over de Weirelt heerschte.

De namen der Maenden worden ooc dicwils zonder Ledekens uytgesproken / als In April, in Mey, Het is nu October.

Ook konnen vele namen der aerd-vruchten de Ledekens naer-laten / als Gras, Koren, Metael, Peper, Wijn, Loot, Zijde, de Ledekens dezer woorden / worden in deze redenenGa naar voetnoot2) naer-gelaten als Gras en Koren majen, In Metael wercken, Peper kopen, Wijn drinken, Loot smelten, Zijde bereyden.

Als voor een mensche-naemGa naar voetnoot3) een Bywoort komt / zo macher wel een Ledeken voor-staen als / De goede Ian, De reyne Susanne, De wijse Salomon.

Ga naar margenoot+Andersins en hebben de eyghene namen van mannen en vrouwen / de Ledekens niet van node / zo dat het eene quade aenneminge is by vele/ als Ga naar margenoot+zy zeggen Saul vervolgde den David, David versloug den (104) Goliath, Ga naar margenoot+tenzy dat-men eenen zekeren persoon uytzonderen wil / als Dat is de David daer wy van spreken, Dat is de Messias, welke verwacht was.

De oorzake waerom diergelijke namen zonder Ledekens ghebruykt worden / schijnt te wezen / om dat de namen der personen / de personen ten vollen uyt-drucken / maer indien men van eenen persoon iet zeyde / en dat men in dien persoon zoude konnen twijfelen / om dan die twijfelinge voor te komen / zo ist dat-men tot onderscheydinge / het Ledeken by den naem persoonsGa naar voetnoot5) vougen mach.

De revieren en bergen willen deze Ledekens zeer wel lijden / als De rijn, Het sparen, De alpes.

Ga naar margenoot+Daer wort ook by de Latijnsche spraekonstenaers onderscheyt gemaekt / tusschen een begrepen ende een onbegrepen Ledeken.

Het begrijpende LedekenGa naar voetnoot6) is De, en het, want als men zegt De mensch, De boom, Het beest, zo wort onder die woorden begrepen / dat wy Dien mensche en Dien boom, ofte Dat beest kennen / ofte reden daer afhebben / Ga naar margenoot+maer als men zegt Een mensch, Een boom, ende Een beest, zo en schuylt onder deze woorden / geen voorgaende oogmerk nochte kennisse / waerom Ga naar margenoot+het woordeken Een, Het onbegrepen Ledeken genaemt wort.

[pagina 73]
[p. 73]

By de Ledekens en konnen niet wel eenige by-woorden (in het een voud) Ga naar margenoot+ge-(105)stelt worden / als Een wijzeGa naar voetnoot1), Een heylighe, Een goede, etc. zodanigen uytsprake schijnt zeer onvolmaekt / doch is onberispelic in het Meer-voud / als De wijze, De heylige, De goede.

Ga naar margenoot+Deze aenmerkinge heeft ooc plaetse in de Volk-namende woorden / want het zijn onvolmaekte wijze te zeggen / Een Duytsche, Een Roomsche, Een Boheemsche, Een Galileesche, Een Geldersche etc. door het bemerken van dezer woorden hardicheyt / zijn in plaetse van deze ingebracht / Een Duyts, Romeyn, Bohemer, Galileër, Geldersman, Engelsman, Fransman, etc.

Ga naar margenoot+Maer als wy van eene vrouwe spreken / zo zeggen wy onverbeterlic / Het is eene Duytse, eene Roomse, eene Boheemse, eene Amsterdamse, etc.

Hier af is eenige verder aenteykeninge by de namen der volkeren / folio 35.

Ga naar margenoot+Van de By-woorden.

Als de By-woorden voor zelf-standige genomen worden / zo eyndigen die somtijts in het veelvoudich getal in EN als De heyligen, De doden, De edelen, doch doorgaens zijn alle By-woorden / bevallicker zonder N op het eynde als De rechtveerdige, De vrome, De geleerde.

Hier van is folio 65. gesproken ende ooc met exempelen voorgestelt / hoe dat men het twijfelachtich onderscheyt der Gevallen zekerlic vermijden Ga naar margenoot+kan / ooc zo blijkt (106) hier klaerlic wat eene duysterheyt onze Sprake in het gemeyn gebruyc onderworpen is / door onzekerheyt der Gevallen / Geslachten / Buygingen ende diergelijke veranderingen.

Ga naar margenoot+By-woorden in het veelvoudich, in het twede derde,
en vierde, geval.

Als de By-woorden voor zelf-standige genomen worden / zo hebben die in het twede en derde geval eene N op het eyndeGa naar voetnoot2) als / Der vromen Ga naar margenoot+Bonorum aut Bonarum, Der godzaligen Piorum, Der geleerden Doctorum.

Nochtans en is het naer-laten der N, niet altijt verwerpelic / want men Ga naar margenoot+bequamelic zegt Der geleerste, Doctissimorum, Der heerschende Dominantium, der gebiedende Imperantium, deze spraek-zeden achten wy door ons verdorven gebruyc plaetse te nemen.

Voor welc Tael-gebruyc wy groot gevaer van het verderf onzer Sprake Ga naar margenoot+te vermoeden hebben / door dien het alleen op Kortheyt / Zoet-vloejentheyt / ende GeringheytGa naar voetnoot3) (zonder aenzien van Wet of Regel) aendringt / het welc

[pagina 74]
[p. 74]

Ga naar margenoot+wel eene bevallikheyt / doch eyndelic eene gansche Tael-verwoestinge ontwijfelic veroorzaken zoude.

Ga naar margenoot+In het derde geval hebben de by-vougelicke woorden eene N opt eyndeGa naar voetnoot1) / tsy met ofte zonder zelf-standige gestelt zijnde / als Denn vromen Probis, Denn God-zaligen Pijs, Denn geleerden Doctis, etc.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Het vierde geval is even als het eerste / (107) als De vrome ofte vromen Ga naar margenoot+Probi, De God-zalige ofte de God-zaligen Pij, De geleerde ofte De geleerden Docti.

Ga naar margenoot+Als de By-woorden des generleien geslachts voor zelf-standige genomen worden / zo worden die met eene E op het eynde uytgesproken / als Het goede Bona, Het geestelicke spiritualia, Het toekomende Ventura, met deze manieren van spreken / volgen wy de Grieken als Romeyn 3. En laet ons het quade niet doen, op dat het goede kome μὴ ποιήσωμεν τὰ κακὰ ἵνα ἔλϑῃ τὰ αγαϑὰ.Ga naar voetnoot2)

Merk.

Ga naar margenoot+Vele By-woorden konnen verscheydelic gebruykt worden / want als geseit wort Mattheus 6. Verlos ons van den quadenGa naar voetnoot3), dat is van deGa naar voetnoot4) quaden Viant, maer als men het quaet int gemein benaemt / zo zegt-men Verlos ons van het quaet of quade.

Also isser een groot onderscheit in het Woordeken Goet want als men zegt Hy heeft het goet, hier wort verstaen Hy heeft eenige goederen, (want goet bonum heeft in het veel-voudich goederen bona) ook kanmen uyt die woorden verstaen / Hy heeft het schoon, ofte gemackelic, maer als men zegt Het goede, dit en kan voor geen goederen verstaen worden als / De rijke en bezitten niet altijt het goede, maer wel de goederen dezer werelt.

Merk.

Ga naar margenoot+Tegens de aengewezene order vintmen eenige woorden stridendeGa naar voetnoot5) / als Het recht Het gelijc, ook somtijts Het quaet en Het goet, in plaetse dat-men zeggen zoude Het rechte, Het gelijke, Het quade, en Het goede.

Ga naar margenoot+Daer zijn eenige Tael-spreuken in welke de By-woorden / eene S op het eynde buygende aen-nemen / als Goets, quaets, schoons, droochs, geheels, etc.

Deze woorden hebben in deze redenenGa naar voetnoot6) plaetse / als Veel goets, Wat quaets, iet schoons, niet geheels, Drooch-voetsGa naar voetnoot7), leeg lijfs, Hy is slincx, Hy is rechts, Meer goets, goet Kints, goet Keulsch, Goet zeeusch, goet Peirts. Ga naar margenoot+Hier by schijnen deze tael-spreuken te behoren / als Een vaendel volcx,

[pagina 75]
[p. 75]

Een hoop korens, Een dronc waters, Een stuc droogen broots, Eene kole viers.Ga naar voetnoot1)

Met de By-woorden / zeggen wy Het Spaensch, het Latijn, het Francois, het Engelsch, het welkmen uytbreydende zoude moeten zeggen De Spaensche ofte Latijnsche sprake.

Ook zeggen wy / Op het Frans, Op het Engels, Nae het Griex, voor Op de Fransche, Engelsche ofte Griexsche manier / ofte sprake. Men zegt ook Op zijn Frans, op zijn Engels, maer deze wijze is plomper / nochtans wel zo gemein als de voorgaende.

Ga naar margenoot+Als de By-woorden by het zelf-standich Werk-woort komen / zo blijvense in het generley geslacht veeltijts zonder veranderen / AlsGa naar voetnoot2) hy 2) is vroom, Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+dit zoude in het (109) Latijn wezen ProbumGa naar voetnoot3) est, also ook Wy waren vroom Probum eramus, wy zegghen ook Zy was vroom, en Zy waren vroom zo dat het By-woort geensins en verandert.

Het en zy datter een Ledeken bykomt / als Dat waren de Wijze uyt Oosten, Zy zijn die ellendige.

Maer als by de vorige woorden een zelf-standich woort komt / in het veel-voudich / zo worden de By-woorden mede / in het veel-voudich uytgesproken / als Wy zijn alle ellendige menschen, en Zy waren vrome lieden, etc.

Volgen eenige aen-teykeningen der
GrieckenGa naar voetnoot4) die met onze wijze, in dezen
dele gemeynschap hebben.

Demosthenes πονηρὸν ὁ συκοφαντῆς ἀεί, Een vleijer is altijt hinderlic, Hier is πονηρὸν en Hinderlic beyde woorden des generleyen geslachts / en Dionys. Halicarnas. μέγα τι και ϑαυμαστὸν ἐφαίνετο ε῏ιναι χρῆμα, de sake scheen groot, en verwonderlic, Alzo ook Virgilius / de Griexsche wijze volgende / Triste lupus stabulis, maturis frugibus imbres, het is drouvich, een wolf in de stallen, en op rijpe vruchten slachregen.

[pagina 76]
[p. 76]

Ga naar margenoot+Samen-vouginge der Zelf-standige
ende der By-vouchlicke woorden.Ga naar voetnoot1)

Ga naar margenoot+De By-woorden worden altijt voor de Zelf-standige gestelt / in een geslacht / en in een getal / en in een geval / als Een goet Man, De goede Vrouwen, Den goeden dieren.

Uytneminge.

Maer men vint teghen dezen regel deze Tael-spreuken / Daer is ontrent twintich ofte dertich man, in plaetse van / Daer zijn ontrent twintich ofte dertich mannen, Alzo ook Het is twee Iaer geleden, In plaetse van / Het is twee Iaren geleden.

Ga naar margenoot+Een betreckelicke Voor-naem / en moet altijt met het Zelf-standich woort / in het geval niet over-een-komen / Als De bode welx hulpe gy gebruykt, is wedergekomen.

Als voor een Zelf-standich woort een Bywoort met een Ledeken komt / zo moet het Ledeken / voor alle de woorden staen / als De vrome God-zalige man, De gehele wet, De gansche nachtGa naar voetnoot2a), Als verscheydene by woorden malkander volgen / zo worter zeer bequamelic / tusschen de by-woorden En ofte Ende gestelt / Als Een vroom en God-zalich man, Eene lange en duystere nacht.

Merc.

Wy hebben volgens de oude schriften / over al EN in plaetse van Ende gebruykt / om der kortheyt wille / maer als naer EN het woordeken De, Ga naar margenoot+Den ofte Die volgt / zo (111) vougt het beter te zeggen Ende, om datGa naar voetnoot3) het niet en zoude schijnen / dat het woordeken EN tot het volgende woort behoorde.Ga naar voetnoot4)

Ga naar margenoot+Twee By-woorden worden dicwils achter een Zelf-standich woort gevondenGa naar voetnoot5) / als Het is een man goet aerdichGa naar voetnoot6) en geleert.

In dese manieren van spreken / volgen de by-woorden achter de Zelf-standige / tegens den voor verhaelden regel / als Beleit door Spilbergen Ga naar margenoot+veltoverste, Door Antonis de Hubert rechts-geleerde, Door Philips de twede, De nacht voorleden, een zac vol, eene hant vol, Een dag lang, mijn leven lang, etc.

Ga naar margenoot+Twee Zelf-standige.Ga naar voetnoot8)

Als twee Zelf-standige woorden by malkander gestelt worden / zo wort

[pagina 77]
[p. 77]

Ga naar margenoot+het een wortGa naar voetnoot1) in het twede geval gebogen / als Pieters bouc, Davids Psalmen, Salomons wijsheyt.

Ga naar margenoot+Ook blijft dat woort altijt ongebogen / het welc de zake is / daer-men af spreekt / alsGa naar voetnoot2) in de voorgaende woorden wort van eenen bouc, psalmen en wijsheyt gesproken / ende de gebogene woorden Pieters, Davids en Salomons, dienen tot verklaringe der ongebogene.

Tegen deze order geschieter een onlijdelic misbruyc / door dien vele geleerde de Latijnsche maniere volghende / zeggen Psalmen DavidsGa naar voetnoot3), De Ga naar margenoot+wijsheyt Salomons, (112) het bouc Iobs, Het zaet Abrahams, het huys Iacobs, etc. hoe verre deze maniere van spreken / van de nature onzer tale wijkt / kan-men afnemen uyt deze volgende redenen / want wy zouden ooc moeten zeggen als Psalmen Aldegondes, De wijsheyt Hemans, Het bouk Hesters, Het zaet Pieters, Het huys Ians, welc tegen alle gebruyk is strijdende.

Wt deze quade gewoonte / zijn deze Tael-spreuken voor goet aengenomen / als Kinderen Israels, Kinderen Gods, man Gods, Heylige Gods, Dienaer Gods, Zone Gods Koning Israels, etc.

In plaetse van de buyginge des tweden gevals gebruyken wy ooc wel eene Ga naar margenoot+omschrijvinge / ofte uyt breydinge / als De psalmen van David, De wijsheyt van Salomon, Het bouk van Iob.

Ga naar margenoot+Merk ook het onderscheyt welk de plaetseGa naar voetnoot4) dezer gebogene woorden geeft / als De voorzichticheyt der Vrouwe, ende Der Vrouwe voorzichticheyt, ook De dwazen der Weerelt, ende Der Weerelt dwazen, hier zijn de eerste manieren / de verstandelixte.

Merk.

In plaetse dat-men de by-woorden zoude buygen / zo bevint-men door Ga naar margenoot+invoeringe der quade gewoonte dat somtijts eenige woorden ongebogen blijven / als Zijn wijfs zusterGa naar voetnoot5), voor Zijnes wijfs zuster, alzo ook Dijn volc Ga naar margenoot+Israels ere, voor Dijnes volx (113) Israels eere, ende De stat haerlems privelegie, In zijn Vaders plaetse, Heur Ooms dochter, zijn Moeders zone, Des voorleden Koning heyndric Groot-vaders Moeder, Dat diers aert, De vernaemde Ga naar margenoot+duyven-voor desGa naar voetnoot6) vromicheyt, De Propheet Davids psalmen, Hy heeft zijn eygen zelfs werkGa naar voetnoot7) gedaen, Van mijn kints wegen, Van wegen die mannen, maer niettegen-staende / dat deze wijze niet verwerpelic en is / zo en isse nochtans niet altijt best-gevolcht:

Als in eene reden twee buygingen naer malkander volgen / zo is het

[pagina 78]
[p. 78]

cierlic / datmen in plaetse van de eene buyginge / het woordeken Van stelt / Als De macht van den Vorst der vrede, is cierelicker dan of-men zeyde / De macht des Vorsts der vrede, Alzo ook Rom. 8. De wet van den geest des levens is bevallicker / dan of men zeyde / De wet des geests des levens.Ga naar voetnoot2)

Ga naar margenoot+Aenteykeninge der woorden, die by het
tweede geval behoren.

Deze woordenGa naar voetnoot3) / als Veel, weynich, luttel, niets nihil, wat, meer, min, Ga naar margenoot+vol en een, worden veeltijts by de gebogene woorden des tweden gevals gestelt / als Veel goets, weynich zoets, meer verstants, minder tijts, vol drucx, Harer vele multi illorum, onzer een unus nostrorum, Een der borgeren, unus civium.

Het gebruyc dezer woorden schijnen onze Voor-vaders / van de Grieken Ga naar margenoot+te hebben (114) waerom wy hier eenige aenteykeningen stellen / tot grondiger op-merkinge.

Ga naar margenoot+Dionys. Halicarn. μεστὴ ϑορύβου, Vol geruchts.
Sophocles φίλων ἔρημος, Der vrienden berooft.
Isocrates ἄπειρος λόγων, Onervaren der redenen.
Pindarus γειτόνων πολλοὶ, Vele der gebueren.
Demosth. μόνη των πόλεων, De eenige der steden.
Aristoteles χείριστον πάντων, De allersnootste.
Menander πολλῶν τε μεστόν ἐστι τὸ ζῆν φροντίδων, Het leven is vol aller sorgen.

Deze Latijnsche spreuken zijn by ons ook gebruykelic / als Omnium hominum sapientissimus, de wijste aller menschen / en de geleerste der Poeten Doctissimus Poetarum menschen eenes groten verstants, Homines magni ingenij, wy zeggen ook zeer bequamelic menschen van groten verstande. Volgen noch eenige Spreuken met het Tweede geval.

Ga naar margenoot+Zy zijn vol zoeten Wijns. Des schrijvens zat.
Delachtich der misdaet. Des zelven rechts deelachtich.
Des gerichts schuldich Matth. 5 Reus judicij.
Menschen des bozen aerts. Ic ben dies verzekert.
Ic gedenke der vreuchde Psalm 39.  
Weest mijns genadich Miserere mei.
Weest mijner genadich Miserere meae.Ga naar voetnoot4)
Gedenk mijns Memento mei.

[pagina 79]
[p. 79]

Gedenket uwer Voorgangeren Hebreen 13 μνημονεύετε των ἡγουμένων

Gedenk uwes Vaders Homerus μνῆσαι ὑμῶν πατρὸς σεῖο,Ga naar voetnoot1)

Ic hebbe my uwer ontfermt, etc.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Der beschuldinge ontslagen, Lucanus ἀπολυϑεὶς τοῦ ἐγκλήματος.

Des zelven lots deelachtich.

Isocrates, της ψυχῆς ὀυδὲν φροντίζοντες, der zielen niets bezorgende.

Merk.

Deze redenen hebben eenige vergelijkinge met het Tweede geval / als Hy dede het willens en wetenGa naar voetnoot2), onverziens, onverhoets etc. deze manier is een byzonder opgenomen gebruyc onzer sprake:

Ga naar margenoot+GenouchGa naar voetnoot3) volcht de gebogene woorden als Moets genouch, Goets genouch, Ga naar margenoot+Der beloften genouch, ofte Beloften genouch. Gelijk en waerdich begeeren tot haer twedeGa naar voetnoot4) / ofte het derde geval / als Wie is mijns gelijk? Wie is zijns gelijk? Wie is onzer gelijk Wy zijn haer lieder gelijk, deze woorden zijn met Ga naar margenoot+twedeGa naar voetnoot5) geval tsamen gevoucht / welke wy met het derde geval / mede gebruyken / zeggende Wie is my gelijk? Wie is him gelijk? Wie is ons gelijk? Wy zijn hunlieden gelijk, en zy zijn den Romeynen gelijk, alzo ook.

Ga naar margenoot+Hy en is mijns niet waerdich, Hy en is onzer niet waerdich, Hy en was eener zodanige plaetse niet waerdich.

Het woordeken Wille, vougt zeer wel achter de eerste buyginge / als Om des woorts wille, Om der beloften wille.

Ga naar margenoot+Deze Tael-spreuken hebben wy / met aenwijzingen bescheydelic vertoont / Ga naar margenoot+om te (116) doen blijken / wat al verscheydenheden / wy byzonderlic de Griexsche tale volgende / zouden konnen uyt-beelden / deze bevorderinge zoude mede zeer dienstich / tot de verrijkinge onzer tale wezen.

De oorzake waerom onze Tale / de Griexsche in dezen dele / eenichsins Ga naar margenoot+naervolcht is om dat de by-sonderste Buyginge onzer woorden / geschiet / in Ga naar margenoot+het Twede geval / in welken gevalle de Grieken / wel aldermeest schijnen uyt te weydenGa naar voetnoot6): waerom wy ook oordelen / dat onze eerste Voor-vadersGa naar voetnoot7) den aert onzer tale aenmerkende / ende der Grieken gebuyren wezende / met zeer goeden oordele / deze Tael-spreuken plaetse gegeven hebben / t'welck van de na-komelingen zeer weynich gade geslegenGa naar voetnoot8) is.

[pagina 80]
[p. 80]

Ga naar margenoot+Volgen noch verscheyde aen-teykeningen,
met dezelveGa naar voetnoot1) Buygingen.

Droochs voetsGa naar voetnoot2), dat is / Met droge voeten
Ga naar margenoot+Droochs monts,   Nuchters monts
Bloots lijfs,   Bloots voets,
By tijts   In tijts

Des daegs, Des tweden daegs Des nachts Des zevenden jaers,

Des winters daegs, Des zomers

Eenmael des jaers Heb. 9. Α῾παξ τοῦ ἐνιαυτοῦ.

Eens des nachts.

Ga naar margenoot+Deze maniere van spreken / welke den (117) Grieken eygen is / wort iet verandert / in deze navolghende / doch ziet op een zelf eyndeGa naar voetnoot3) / als

Eens ter maent, voor Eens der maent Eens ter ure, Eens ter weke, of eens des weecx ofte Eens s'weecx, Eens s'daegs, Hy gink zijnes weegsGa naar voetnoot4) Jeremi. 28. Hy gink zijner strate, etc.

Ga naar margenoot+Aenteykeninge der Tael-spreuken,
met het derde geval.

De By-woorden / ende de Werk-woorden / welke eene gelegentheyt, nutticheyt, naerheyt, vrienschap, eygendom, gelijc, ofte jets / des gelijcx beteykenen ofte het tegendeelGa naar voetnoot5) / die vintmen veeltijts by het derde geval / als Dat is my gelegen, Hoc mihi commodum est.

Actor. 5.Ga naar voetnoot6) Gode meer gehoorzamen, dan den menschen, Obedire deo magis quam Hominibus.

Het is den Volke nut.Ga naar voetnoot7) Het is hun swaer om doen. Hy is zijnen Vaderen gelijc. Wy zijn derr wet gestorven Rom. 6.Ga naar voetnoot8) De Locht is allen menschen gemeyn.

Ga naar margenoot+Van het gebruyc der Voornamen.Ga naar voetnoot9)

Daer zijn in de Voor-namen eenige Tael-spreuken gebruykelic / die Ga naar margenoot+van het gemeyn gebruyc der tale zeer afgezondert (118) zijn / en geheel op-merkensweirdich.

[pagina 81]
[p. 81]

Ga naar margenoot+Met het woordeken Wat, vraechtmen zonder onderscheyt des geslachts / ofte des desGa naar voetnoot1) Getals / als Wat zoukt gy? Quid quaeris? Wat doet gy? Quid agis? Hier onder kan verstaen worden / Ic zoeke dat goet, of Dien man of Die vrouwe, of Die dingen, Dit gebruyc komt met de Latijnen over een / maer in het naer-volgende / wijken wy geheel van haer gebruyc / als

Dit of Dat is mijne dienstmaecht, C'est ma servante.

Dit of Dat zijn mijne knechten, C'eGa naar voetnoot2) sont mes serviteurs.

Deze maniere komt met de Fransche gansch over een / en zoude in het Latijn / zeer hatelicGa naar voetnoot3) aldus gezeyt worden /

Hoc est ancilla mea Hoc sunt famuli mei.

Ga naar margenoot+Ooc gebruyken wy het woordeken wat in het twede Geval / als

Wat wijfs zoon? Cujus foeminae filius?

Desgelijx zegt men welc wijfs zoon? Wat mans kinderen, waren dat, in plaetse van / welken mans kinderen, etc. wat man hebt gy 't gegeven, voor Ga naar margenoot+welken man Met wat man? voor met welken man? Met wat vrouwe? voor met welke vrouwe?

Alzo zeggen wy mede /

  { Man of mans }   { Welke man of mans
wat { Vrouwe of vrouwen } voor { Welke vrouwe of vrouwen
  { Beest of Beesten }   { welc beest of welke beesten

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Van betreckelicke Voornamen.Ga naar voetnoot5)

Achter Die-gene volcht altijt een Betreckelicke voornaem / als Die-gene is geluckich, welke Gods woort bewaert.

Hier trecken Die-gene en welke op malkanderen: Achter Die-gene volcht wel het woordeken Die als Die-gene die dat doet zal leven.

Achter Die volcht ooc wel die als Die dat doet, die zal daer in leven, De steen dieGa naar voetnoot6) de Boulieden verworpen hebben, die is een hooft des houcx geworden, maer in plaetse van Die, het woordeken welke te gebruyken / is zeer bevallic / als De steen welke de Boulieden verworpen hebben, die is tot. etc.

Ooc zegtmen zeer cierlic wie dat doet, die zal leven.

Dat en die trecken mede op malkander / als Dat zijn goede lieden, die het quade verdragen.

Ga naar margenoot+Van de Ervelicke voornamen.

Als de Ervelicke voornamen / by Zelf-standige woorden gevoucht zijn / zo en konnen daer geen Ledekens voorgestelt worden / als

[pagina 82]
[p. 82]

Mijn meester Onze vader Zijn oom Heur voogt
Dijn knecht Uw neve Heur broeder Haer dienaer.

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+By de Ervelicke voornamen / mogen de Ledekens wel ghevoucht worden / doch zonder Zelf-standige / of By-vouchlicke woorden / als Den mijnen, Den dijnen, Den zijnen, Den haren, etc.

  } Den mijnen meester }   { den mijnen goeden
niet } Den dijnen knecht } ooc { den dijnen quaden
  } Den zijnen oom } niet { den zijnen slechten
  } Den haren broeder }   { den haren rechten

Merk.

Ga naar margenoot+Het schijnt ontwijfelic / dat deze Ervelicke woorden in het Mannelic geslacht / by het LedekensGa naar voetnoot1) staende / in N eyndigen / zo dat wy bequamelic het Mannelic en Vrouwelic geslacht dezer woorden / aldus behooren te onderscheyden.

Dit is de mijnen Hic meus est, Dit is de mijne Haec mea est.

Dit is den onzen, Hic noster est, Dit is de onze, Haec nostra est.

Den uwen vester, De uwe vestra Den zijnen Suus De zijne Sua.

De geslachten moeten desgelijx onderscheyden werden / als de Ervelicke voornamen zonder Ledekens uytgesproken worden / als blijkt

Uwen vester Uwe vestra Uw vestrum
Onzen noster Onze nostra Ons' nostrum
Zijnen Suus Zijne Sua Zijn Suum

Ga naar margenoot+Het gebruyc dezer woorden heeft men in de volgende spreuken.

Ga naar margenoot+Zoude dat den uwen geweest hebben? MijnenGa naar voetnoot3) heeft dat gedaen, want uwen en zoude het nimmermeer doen. etc.

Het schijnt ooc datter eenige By-woorden aldusGa naar voetnoot4) behoren uytgesproken te worden / om eene byzondere af-scheydinge uyt te beeldenGa naar voetnoot5) / als den grooten Iste magnus, den machtigen Potens ille, den heyligen Sanctus ille, eenen rechtveerdigen Iustus quidam.

Ga naar margenoot+In de betreckelickeGa naar voetnoot6) voornamen / hebben wy ooc deze Spreuken / als

De mijne De heure dat is / Het is mijn volc, of mijne
De zijne de uwe   knechten, Dienaren of kinderen, etc.
De onze de hare    

[pagina 83]
[p. 83]

In de Voornamen hebben wy ooc deze Tael-spreukenGa naar voetnoot1) / als Tot mijnent, Tot onzent, By uwent, Om zijnent wille, Om harent wille, mijnent halven, etc. Dit gebruyc is eene byzondere aengenomene wijze.

Ga naar margenoot+Van de Samen-vouginge der werc-woorden.Ga naar voetnoot2)

By de Werc-woorden worden dic-mael eenige vervullende of aenhangende Ga naar margenoot+woordekens gebruykt / als de man is daer, of de man isser, hier en beduyden de woordekens daer, en Ser niets dan den klanc der uytsprakeGa naar voetnoot3) / alzo ooc Ga naar margenoot+in deze volgende spreuken Gaet-er iemant? Gaet hy der? Gaet hy-er? al-(122)zo gebruyken wy Daer en Het in het begin der redenen / als Daer was een Man, Het was eene zake, Al waren het Caesars, etc.

Ga naar margenoot+Van de Werc-woorden met het tweede geval.Ga naar voetnoot4)

By het Werk-woort Zijn, hebben wy eenige manieren van spreken met het twede Geval die een eygendom beteykenen / als De aerde is des Heeren Domini est terra, Psalm 24. Alzo ook / Dit is mijnes Vaders Patris mei est, Virgilius Boni pastoris est, tondere pecus Het is eenes goeden Herders, de kudde te scheren.

Genadich zijn, begeert by zich het twede Geval / als weest onzer genadich, zie hier af boven / in de Tael-spreuken / met het twede geval. Folio 114.

Ga naar margenoot+De Werk-woorden met het derde geval.Ga naar voetnoot5)

Alle Werk-woorden die eene gevinge ofte ontneminge beteykenen / die begeren tot haer het derde geval / als Ic geve hun die gifte, Hy heeft zijnen vyanden, den roof ontnomen, Ic vertone mijne zake den hove, Het was onzen Vaderen belooft, maer den kinderen qualic gehouden, Hy geeft dat zijnerr vriendinne, Het rijk komt dy toe, Tibi est regnum. Hun is de eere, Illorum Ga naar margenoot+est honor. Denn vromen zijn alle goederen eygen, Pro-(123)bis omnia bona propria.

Die hier van lust heeft meer te zien / dien wijzen wy / tot de Tael-spreuken met het derde geval Folio. 117.

Ga naar margenoot+De Werk-woorden met het Vierde geval.Ga naar voetnoot6)

Vele werc-woordenGa naar voetnoot7) / des Mannelicken gheslachts / in het Eenvoudich Ga naar margenoot+komende / veranderen de By-woorden in het Vierde geval / als Ic beminne mijnen Vader, Ic volge mijnen geluckigen Meester, Hy haet zijnen naesten.

[pagina 84]
[p. 84]

Merk.

Ga naar margenoot+Hier zijn deze By-woorden / als mijnen en zijnen, in het vierde geval gestelt / maer tot meerder verklaringe / en uytbeeldinge der nootzakelikheyt Ga naar margenoot+onzes derden en vierden gevals / zoo volgen eenige voor-beelden / daer in vele twijfelingen door het waer-nemen der gevallen vermijt worden / als

Ic beminne mijn Vader, dat is / O mijn Vader Ic beminne, maer Ic beminne mijnen Vader, dat is Mijn vader wort van my bemint.

Ga naar margenoot+Geluckich is het volc, welck de Heere aen-neemt, ende Geluckich is het volck welck den Heere aen-neemt.

Merk.

Ga naar margenoot+In de eerste reden neemt de Heere het (124) volc aen, en in de laetste / wort de Heere aen-genomen, alzoo ook.

Die de Heere bemint Quos diligit Dominus,
ende die den Heere bemint Qui diligit Dominum.

Ga naar margenoot+Als wy zeggen Die gene tegensprekende, dat is / Iste obloquens, ofte hyGa naar voetnoot1) / obloquentes, maer Dien genen tegen-sprekende dat is / Isti homini obloquens, aut obloquentes, en Dienn genen tegen-sprekende, dat is / Illis obloquens.

Ende de Koning, dien die zake mishaechde, hatede Ioab, als-men hier Dien en Die, niet en onderscheyt / zo blijft de gehele reden verwert.

Gy die verslagen hebt Tu qui percussisti
Dien ghy verslagen hebt Quem tu percussisti
Die gy verslagen hebt Quos tu percussisti.

Hier is een on-twijfelic driederley onderscheyt der redenen / door zulken kleyne veranderinge.

Ga naar margenoot+Het is de kracht Godes ter zalicheyt, allen die geloven, dat is Voor Alle ghelovige, Romeyn. 1.Ga naar voetnoot2)

Maer als-men zegt Het is de kragt Gods, alle die geloven, dat is Alle gelovigen zijn de kracht Gods.

Merk.

Vele Buygingen / en gevallen die in onze tale dienstelicGa naar voetnoot3) waer-genomen Ga naar margenoot+worden / en houden altijts de zelveGa naar voetnoot4) veranderingen niet alsser By-woorden Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+by-komen / Want (125) wy zeggen zeer bequamelic Gode zy lof, maer als wy zouden zeggen Den goeden Gode zy lof ofte onzen Gode zy lof, Dat ware geheel onlijdelicGa naar voetnoot5) / Alzo zeggen wy Godt heeft ons ten goede geschapen, maer by het woordeken Goede, en mach geensins eenich By-woort komen / als Ten eewigen goede, of Ten besten goede, etc.

[pagina 85]
[p. 85]

Alzo moeter ook acht genomen worden / op de Betreckelicke woorden op dat de meynigeGa naar voetnoot1) klaer en on-verwert blijve / alsGa naar voetnoot2) Moses gaf het Hemelsch Manna den volke om aen deze woorden / eene vertreckingeGa naar voetnoot3) te binden / en is niet mogelicGa naar voetnoot4) / want indienmen stelde Den volke, welk God verkoren hadde ofte Den volke welken God verkoren hadde, geen van beyde redenen / en sluyt op het voorgaende maer het ware onberispelic / dat-men zeyde / Hy gaf den volke, welk volk God verkoren hadde, maer beter zoude-men zeggen Hy gaf Manna aen het volk welk God verkooren hadde.

Alzo moeten wy (om des gevolgs wille)Ga naar voetnoot5) zeggen / Ic hebbe 't van een ofte twee gehoort etc. en niet Ic hebbe 't van eenen ofte twee gehoort, alzoo ook Hy heefter een ofte twee geslegen, en niet Hy heefter eenen ofte twee geslegen.

Ga naar margenoot+Als naer de eygene namen eenige By-woorden komen zo en worden die in het derde en vierde geval niet verandert / Als Beleyt door Spilbergen Velt-overste, Overwonnen van deGa naar voetnoot7) Alexander de Grote, Door Philips de tweede.Ga naar voetnoot8)

Ga naar margenoot+Merk.

Als de woorden Velt-overste, Grote, en Twede, voor de eygene namen quamen / daer-ze achter komen / zo zoude-men stellen / Velt-oversten, groten, en tweden.Ga naar voetnoot9)

Ga naar margenoot+Van onpersonelicke Werc-woorden.

De onpersonelicke Werc-woorden worden by de Voor-namen in het Ga naar margenoot+Derde geval gestelt / als Het geschiet my, Het gebeurt allen menschen, wien en zoude zulx niet ontmoeten?

De Werc-woorden worden ooc onpersonelic door het byvougen der Ga naar margenoot+woorden in het derde geval / als in plaetse van Ic dorst, zegt men My dorst, Ic verlange, en My verlangt, Zy beswaren en hun beswaert, etc.

Ga naar margenoot+Van de plaetsinge der woorden.

De By-woorden moeten gemeynelic voor de Zelf-standige komen / als Mijn vader, Eene goede zake, De eenvoudige oprechticheyt.

Zo dat deze manieren van spreken / als O God mijn, Uwe wegen goet,

[pagina 86]
[p. 86]

De Sterren klaer, etc. nu geheel buyten het gebruyc verworpen zijn / ooc zelfs in den rijm:

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+De gemeyne plaetse des Tweden ge-(127)vals / is het eynde der Ga naar margenoot+redenenGa naar voetnoot1) in het Meervoud / als De neirsticheyt der getrouwe dienaren, Het gebet der god-zaligen.

Ga naar margenoot+Maer in het Een-voud komen de gebogene woorden voor het eynde der redenen / ooc is dier redenen eynde / veeltijts een Zelf-standich woort / als Onzes vaders erve, Des Koninx davids Psalmen, Onzes heer en Christus lijden.

Ga naar margenoot+Van de plaetsinge der Werk-woorden.

De Werk-woorden nemen by nae doorgaens / natuyrlicGa naar voetnoot2) eene zekere plaetsinge / welke order by velen weynich gade geslagenGa naar voetnoot3) wort / daerom wy eenige Voor-beelden / en Vertoningen dier zake aengaende / voor oogen stellen.

Ga naar margenoot+De verkondigende manier.Ga naar voetnoot4)

Ga naar margenoot+De Voor-namen / als Ic, gy, hy, wy, gyly, zy, worden voor de werkwoorden (in de verkondigende manier) gestelt / als Ic doe, gy doet, wy doen, wy zullen doen.

Behalven.

In be-vragingen / daer volgen de Voor-namen / als Wilt gy? Doe ic? doet gy? alzo ooc de Francoysen Voulez vous? Fais je? Faites vous?

Ga naar margenoot+Alsser ook voor de Werk-woorden / ee-(128)nige Helpwoorden komen /zo komen de Werk-woorden voor de Voor-namen / als Doe deden wy dat Gister waren wy vrolic.

In de dobbele Voor-namen / als Ic die, gy die, gyly die, zy die, ic zelf, gy zelf, etc. moeten altijt de woordekens Ic, gy zy, en wy etc. eerst gestelt Ga naar margenoot+worden / als Ic die dat doe. Gy die in den hemel zijt. Wy die verslegen hebben.

Andersins verandert den zin der woorden als

Die ic dat doe, Est merus barbarismus,Ga naar voetnoot5)
Die wy verslegen hebben Quos caecidimus.

Zo dat deze verstellinge der Voorwoorden / eenen gansch anderen zin maekt.

[pagina 87]
[p. 87]

Ga naar margenoot+In den tegen-woordigen en onvolkomen tijt.Ga naar voetnoot1)

Is de plaetse der Werk-woorden / aldus

Ic hebbe { werk } I'ay ouvrage
Gy hebt { wijsheyt } Tu as sapience
wy hebben { alle dingen } Nous avons toutes choses.

Ga naar margenoot+In den Voor-leden ende den komenden tijt.Ga naar voetnoot2)

Ic hebbe { werk } gehat
Ic hadde { wijsheyt } gehat
wy zullen { alle dingen } hebben.

Ga naar margenoot+De Francoysen veranderen de plaetsen aldus I'ay eu ouvrage I'avoy eu sapience Nous aurons toutes choses.

Vele woorden / als Die, Welke, Als, Gelijc, Och, Op dat, etc. veranderen de plaetse der Werc-woorden.

Als ic dat doe Ic welke dat doe
Ic die dat doe Op dat ic dat doe.

Ga naar margenoot+De onbepaelde Werk-woorden zijn gemeynelic het eynde eener redenGa naar voetnoot3) / als.

Ga naar margenoot+Laet droeve nijt u niet invendich pijnen,
Ga naar margenoot+De Heer zalt al, voor my vol-trecken.

Ga naar margenoot+In de Francoysche sprake / en mogen de Onbepaelde werc-woorden / alzo op het eynde der redenenGa naar voetnoot4) nimmermeer komen.

Ga naar margenoot+De woorden zal, zullen, zoude en zouden komen in de verkondigende manier / voor de onbepaelde Werk-woorden / als

Ic zal arbeyden Wy zouden wel veel bedrijven
Wy zullen op die zake hopen.

Maer in deze volghende redenen komen die woordekens / naer de onbepaelde Werk-woordenGa naar voetnoot5) als

Wanneer Ic arbeyden zal Als wy wel veel bedrijven zouden
Als wy op die zake hopen zullen.

Maer alsser in eene reden twee onbepaelde Werk-woorden zijn / zo en mogen die genaemde woordekens nimmermeer voorGa naar voetnoot6) de Werkwoorden komen / als

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Op dat ic dat zoude gaen doen Als gy dat zult gaen doen
Als zy-lieden zouden lopen jagen.
[pagina 88]
[p. 88]

Merk.

OpGa naar voetnoot1) de plaetsingen der redenen / dient ook acht genomen / op eenige aen-hechtingen / die eene plaetse vertreckenGa naar voetnoot2) / als Exodus 20. Ic doe Ga naar margenoot+barmherticheyt aen vele duyzenden, der gener die my beminnen, dit is volgens goede tael-order wel gezeyt / daer-men nochtans het eerste deel der reden / zonder op het gevolgGa naar voetnoot3) te merken / zoude moeten zeggen: Ic doe aen vele duyzenden barmherticheyt.

Tot na-sporinge der volkomenheyt / stellen wy hier het Vader-onze / nae het oordeel der geachtste onzer eewe verbetert aldus

Onze Vader die in de Hemelen zijt
Dijn name werde geheylicht
Dijn rijk kome
Dijn wille geschiede op der aerden, als inden Hemel,
Ga naar margenoot+Geef ons huyden, ons dagelix broot.
Ende vergeef ons onze sonden, gelijk wy die onzen schuldenaren vergeven
Ende en leyde ons in geen verzoukinge, maer verlos' ons van den bozen.
Want dy komt toe het rijc, de macht, ende de heerlikheyt, tot de eewicheden, Amen.

Hier is noch bygevoucht de twaelf
Articulen des Geloofs.

Ga naar margenoot+Ic gelove in God den Vader, den almachtigen schepper, des Hemels, ende der aerden.
En in Iesus Christus zijnen eenich-geboren zone onzen Heere,
Die van den H. Geest ontfangen, ende uyt de maecht Maria geboren is,
Die onder Pontius Pilatus geleden heeft, gekruyst, gestorven, ter hellen gedaelt,
Ten derden dage uyt de doden op-gestaen, ende ten Hemel gevaren is,
Zittende ter rechterkant Gods, zijnes almachtigen Vaders, van daer hy komen zal, om de levendigen, ende de doden, te oordelen,
Ic gelove in den H. Geest.
Ic gelove eene H. al-gemeyne Christelicke kerke,
[pagina 89]
[p. 89]
Eene gemeynschap der Heyligen,
Eene vergevinge der zonden,
Eene op-standinge des vleeschs,
Ende een eeuwich leven, Amen.

Ga naar margenoot+Van de onbepaelde Werk-woorden.Ga naar voetnoot1)

Het Werk-woort der onbepaelde manier / wort dikwils / voor een Zelfstandich woort genomen / deze manier hebben wy met de Grieken gemeyn / ziet boven fo.19 Volgen noch eenige Tael-spreuken /

Aristoteles τὸ πλουτε̃ιν ἔστιν ἐν τῳ χρῆσϑαι μᾶλλον ἠ εν τῳ κεκτῆσϑαι, Rijc zijn is meer, in het bebruykenGa naar voetnoot3), dan in het bezitten.

Menander ὀξὺς ἔις τὸ πάνϑ᾿ ὁρᾷνGa naar voetnoot4), Scherp om alles te doorzien.

Ga naar margenoot+Polybius ἔκρινε διακινδινέυειυGa naar voetnoot5), Hy oordeelt het te waghen.

Matheus 20. ἐξῆλϑε μισϑώσασϑαι ἐργατὰς, Hy ginc arbeyders hueren.

Demosthenes καιρὸς τοῦ λέγειν, Sprekens tijt.

Plutarchus τὸ λίαν φιλεῖν, τοῦ μὴ φιλεῖν αἴτιον, Het zeer beminnen, is hatens oorzake.

Ga naar margenoot+Van de Helpwoorden.

Het gebruyc der Helpwoorden / is ten dele / in de beschrijvinge der Ga naar margenoot+Helpwoorden aengewezen / Volgt nu het gene te voren over-geslegen was.

TotGa naar voetnoot6) beteykent eene beweginge / tot eene plaetse / als Tot delft, Tot amsterdam, dat is te zeggen Nae delft toe, Nae amsterdam toe, Zommige namen der steden / begeren Ter, in plaetse van Tot, als Ter goude, Ter veer.

Als men ergens iet zegt te geschieden / zo gebruyken wy het woordeken Te, als Het geschiede te leyden, Het is t'amsterdam gedrukt, men vint veeltijts Tot leyden, Tot amsterdam, welk nochtans iet van het recht gebruyc afwijkt.

Met het woordeken Tot, beduyden wy iet ergens te geschieden met deze Tael-spreuken / als Tot vaders, Tot pieters, Tot onzent, Tot zijnent, etc.

InGa naar voetnoot7) stelt-men wel / voor de namen der steden en on-ver-midelicGa naar voetnoot8) / voor de namen der landen als / In leyden, In delft, In engelant, In hollant, In Christen-rijk.

Ga naar margenoot+Met het woordeken In, hebben wy deze Tael-spreuken / als In tween snijden, alzo ook In drien, vieren, vijven, etc. In dezen, dat is / In deze dingenGa naar voetnoot9), en In dien, dat is In die dingen, In velen, dat is In vele dingen.

[pagina 90]
[p. 90]

Deze woorden Op, uyt, van, om en Met, schijnen de Griexsche Tael-order Ga naar margenoot+te volgen en worden by het tweede Geval gestelt / als

Mattheus 6. Op der aerden, ἐπὶ τῆς γῆς Van eener meyninge zijn, Met der haest, of Metter haest

Alzo zeggen wy ooc / Uyt der stat, Van der stat
Met der tijt, Mettertijt Tot der doot Totter doot
Uyt der Natuyre Uyter natuyre  

By de woordekens / By, met, te, ten, ter, uyt, en van gebruyken wy ooc de volgende Tael-spreuken /

Ga naar margenoot+By allen, by drien, vieren, vijven, etc. Met namen.
By velen,   Te voetGa naar voetnoot2)
By dezen By lichten dage Te peirt
by tijts By levenden lijve Te scheep, doch nae oude gewoonte, ware het beter
by onzent By den wege.  
by mijnent Met eenen  
by zijnent Met tween, drien, etc. Te voete
by tween Met allen Te peirde

Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+Te schepe, te landeGa naar voetnoot3) Ten besten komende Ter poorten ingaen
Te rade Ten Koning, doch wel zo bevallic Tot Koning  
Te gronde, te rugge   Ter doot
Te nacht   Ter zelver tijt
Te recht of Ten rechten dat is rechtveirdelic Ten dele, Ter goeder ure
  Tot Propheet,Ga naar voetnoot4) Ter leringe
Te rechte dat is / Ad jus, Ten quade, Ter laetster tijt
  Ten goede, Uyt Amsterdam
Te veel, te weynich Ten wille zijn Uyt Spanjen.
Te kort, te lang, etc. Ten Hemel-waert Van niews
Te huys, t'huys Ten leven Van outs
Ten eenen, tween, drien Ter maeltijt Van velen
Ten eersten, ten tweeden Ter bruyloft Van allen
Ten uytersten Ter plaetse Van onzent
Ten langen lesten Ter stont Van tween drien, etc.
Ten minsten Ter tijt Van langer hant.
Ten meesten Ter contrarie In velen
Ten oosten, ten westen Ter aerden In allen
Ten hoogsten, Ter hellen In tijts.

[pagina 91]
[p. 91]

Daer zijn eenige woorden die verscheydelic uytgesproken worden / in Ga naar margenoot+de buyginge / als

Ga naar margenoot+Met, de, den, der tijt  
Tot, de, den, der, doot, etc.

Opmerkinge eeniger Tellende woorden.

De optellende woorden zijn Een, twee, drie, vier, vijf, zes, tien, etc. deze woorden worden verandert in deze volgende Tael-spreuken / By eenen Hora prima by tween hora secunda by drien hora tertia.

Met ons tween, met zijn drien, met haer vieren      
Met zijn twee-
der
,
der-
der
,
vier-
der
,
vijf-
ster
,
zes-
ter
,
achs-
ter
Ga naar voetnoot1),
tien-
ster
,
etc.    
Hy quam met de elve, niet met de elf      
Ic kome met tiene, niet met tien,          
Ic hebbe het van een, van twee, van drie, van elve ge-
hoort
.
Dat is een van tween, van drien, etc.        
In tween, drien, vieren, etc.              

margenoot+
De Etymologia.
voetnoot3)
A 6.
margenoot+
Etymologia est dictionum varietas.
voetnoot4)
omvat.
voetnoot5)
Drukfout voor der? Men zou eerder van verwachten, cf. het vb in WNT II, 192: ‘Bij allerleien slag van volken’. Toch is de constructie met het lidwoord der hier niet verwerpelijk, daar de schrijver zo juist de ‘veranderlijkheyt’ genoemd heeft.

margenoot+
Articuli, Nomina, Pronomina, Verba, Participia, Adverbia.
margenoot+
14

margenoot+
Adverbia.
voetnoot6)
Ze omvatten mede blijkens een opm. in B 100: praeposities, conjuncties en interjecties. Hetzelfde bij Ramus, z. Livet, 232/3; en bij Helwig, die spreekt van Advocabulum en in de Duitse bewerking, van ‘Beiwort’, Jellinek II, 75.

margenoot+
De articulis.
voetnoot7)
A 6.
margenoot+
In syntaxi.
margenoot+
Latini tantum pronominibus, articulorum loco utuntur.
voetnoot1)
Zie B 102.

margenoot+
15
margenoot+
De nomine.
voetnoot2)
A 7.
voetnoot3)
Als voorzetsel komt vervolgens voor in de bet. van ‘volgens’ in Zuidned. tongvallen; Mnl. Wb IX, 236.

margenoot+
16
voetnoot4)
Inl. § 3c.

margenoot+
Qualitas, comparatio, genus, species, numerus, figura, declinatio.
voetnoot5)
Bij de accidentia is hier de comparatio opgenomen. Het aantal blijft zeven (als in A), daar het ‘geval’ (casus) niet meer afzonderlijk vermeld wordt, maar onder ‘buyginge’ valt.
voetnoot1)
A 7.
margenoot+
Nomen proprium.
margenoot+
Nomen appellativum.
margenoot+
Nomina substantiva.
margenoot+
Nomina adjectiva.
voetnoot2)
Behalve de heenwijzing naar het syntactisch gebruik (als in A) verschijnt nu een ontologisch verschil tussen substantief en adjectief, zoals reeds in de Middeleeuwse gramm. voorkwam.
margenoot+
Wy zeggen By woorden, in plaetse daermen eygentlicker, Byvougelicke woorden zoude zeggen, om der korthzGa naar voetnoot4) wille, men zoude ooc zeer bequamelic in plaetse van Bywoorden, mogen zeggen Bynamen, doch zo verstandelic.
voetnoot4)
kortheyt; vgl. B 39: Om der korticheyt wille.
margenoot+
17
voetnoot3)
A 8.
voetnoot5)
de staat van iets redelijks opleverend, d.i. een redelijke uitdrukking vormend.
voetnoot6)
Het vb, waarin uit de onmogelijkheid van een constructie Rechtvaerdicheytman geconcludeerd wordt, dat Rechtvaerdicheyt een zelfstandig woord moet zijn, laat v.H. terecht achterwege, al is het in dit geval juist; maar de composita zouden, analoog behandeld, tot een onjuiste conclusie voeren. Van H. ziet dit in blijkens het slot der alinea.

voetnoot7)
A 8.
margenoot+
De comparatione.
Adjectiva comparabilia et incomparabilia
voetnoot8)
Deze woorden typeren resp. comparatief en superlatief.
margenoot+
Positiva.
margenoot+
Comparativa.
margenoot+
Superlativa.
voetnoot1)
l. jongst.
voetnoot2)
Vrijwel de thans gangbare termen.
margenoot+
Adjectiva.
margenoot+
In positivo.
In comparativo.
In superlativo.
voetnoot3)
Goeder komt voor bij Coornhert, WNT V, 298.
margenoot+
Participia.
margenoot+
19

margenoot+
De nominum genere.
voetnoot4)
A 9.

margenoot+
Regulae generales generum.
voetnoot5)
A 14.

voetnoot1)
l. Naeyster?

margenoot+
Neutrum.

margenoot+
Verba infinitiva.
margenoot+
20
voetnoot2)
Wschl. is bedoeld λοφᾶν of λωφᾶν waarvan λωφεω een Ionische vorm is: uitrusten.
voetnoot3)
l. reposer.

margenoot+
Verbalia.

margenoot+
Adjectiva substantive sumta.
voetnoot4)
l. ὁμαλὸν. In KB is de zin van alzo af weggestreept.

margenoot+
Diminutiva.

margenoot+
Adverbia substantive usurpata.

voetnoot5)
z. Zwaan, 341.

margenoot+
21

voetnoot1)
A 15.

margenoot+
Denominativa.

margenoot+
Verbalia.
voetnoot2)
‘Werk-achtig’ schijnt ruimer dan ‘werkstammig’, als A heeft. Deze twee woorden behoren in A 16 bij de Naemstammige.
voetnoot3)
Van H. dacht missch. aan het ww. geleiden.

margenoot+
VerbaliaGa naar voetnoot4).
voetnoot4)
l. Naem-achtige.
voetnoot5)
l. Denominativa.

voetnoot6)
l. ie of ije.

margenoot+
22
margenoot+
Denominativa.

margenoot+
Verbalia.
voetnoot7)
Stam van Fr. présenter, is dus verbale, maar heeft niets met suffix -ment uit te staan. A 16 heeft het niet.

margenoot+
Denominativa.
voetnoot1)
z. Zwaan, 339.

voetnoot2)
Phonetische spelling; v.H. B 150 zegt, dat hij zulk een spelling ‘zelf niet door-gaens nagevolcht’ heeft. Zo zien we meermalen de ‘verzoetinge’ in de spelling aangegeven. Cf. Ampzing 1572 vlgg.: Segge oversulkx ... dat de spellinge de uytsprake wel volgen ende uytdrucken mag in alle oprechte ende waere twe-woorden.

margenoot+
Articuli.

voetnoot3)
Hierbij vbb., die in vertaling onz. zijn: lofgezang of loflied, ledeken, tweede geval, derde geval. Nu gebruikt v.H. ook het Lat. woord onz.; zie b.v. B 67: het ablativus. Artikel, mnl. articule, is nog, als van ouds, in het Ned. onz. Over dgl. wisseling van geslacht bij ontleende woorden zie Brill, Ned. Spraakleer I4. 168 vlgg., inz. 171 en Salverda de Grave, De Fr. woorden in het Ned., 322.

margenoot+
23
voetnoot4)
WNT: vr. en onz.

voetnoot5)
WNT: m., ontleend aan hd. demut ... vr. Het geeft verscheiden vbb. met vr. verbuiging.
margenoot+
Verbalia.

margenoot+
Nomina foeminina appetunt E finale.
margenoot+
Masculina et neutra E finale rejiciunt.
margenoot+
24

margenoot+
De motioneGa naar voetnoot2).
voetnoot2)
Motio is vormverandering van een woord om geslachtsonderscheid uit te drukken.
voetnoot1)
A 10.
voetnoot3)
in het enkelvoud.
margenoot+
In het Envoud.
margenoot+
Maer de gebruykelicke woorden des Mannelicken geslachts zijn deze Sterke, Heylige, Hoge, Goede, Schoone, EenGa naar voetnoot4).
voetnoot4)
Dezelfde strijd als in A 10 tussen de ook door v.H. juist geachte mening, dat adjectiva in het enk. der mann. verbuiging ‘uytter nature’ op een -n eindigen, en de practijk, waar die -n in den nom. toch meest niet gevonden wordt. En dezelfde beslissing.

margenoot+
25
voetnoot5)
nuttigheid.
voetnoot1)
Die op p. 24.
margenoot+
Adjectiva.
margenoot+
Participia. Dusdanigen aert hebben ooc eenige By-woorden als Blyde, Moede, etc. nochtans mach men in het Generley geslacht zeggen Bly en Moe.
voetnoot2)
A 13.

voetnoot3)
A 65.
margenoot+
Articuli participia.
margenoot+
26
margenoot+
In manuscriptisGa naar voetnoot4).
voetnoot4)
Wellicht in correspondentie. Zie ook B 38.
margenoot+
Nomina comparata in motione non mutantur.
voetnoot5)
A 13; l. woorden.
margenoot+
Het Ledeken Een, en voucht by een Superlativum niet wel.
voetnoot1)
A 64.
margenoot+
27
voetnoot2)
A 65.
voetnoot3)
cf. Kil. Vocht, voecht, vucht, humidus, humectus, udus, madidus, madens. Het subst. heeft Kil. nog niet. Van H. kende al wel een znw. (vr!) vocht (A 135). Een stoff. bnw. daarvan afgeleid, als hij hier ons voorstelt, lijkt ons onwaarschijnlijk. Vgl. B 37.
margenoot+
Kilianus in EtymologicoGa naar voetnoot4).
voetnoot4)
Gulden, aerden, koperen, wollen komen als adj. met uitgang -n bij Kil. voor.
margenoot+
28
margenoot+
Pronomina.
voetnoot5)
A 13.
voetnoot1)
cf. Ampzing r. 375 vlgg. met juiste beschouwing: het lidwoord een wordt onverbogen aangehecht in alle geslachten ‘selfs in de vrouwelijke plaetze’.

voetnoot2)
A 11, 12.
margenoot+
Adjectiva.
margenoot+
29
margenoot+
Usus anceps in quibusdam Masculinis.
voetnoot3)
inwerking van, aandrijving tot.

voetnoot4)
B 151.
margenoot+
30
voetnoot1)
l. woorden.
voetnoot2)
Nl. in zuiver Nederduits.
voetnoot3)
Nl. zulke vreemde.
voetnoot4)
waarom.

margenoot+
Admonitio in Adjectiva.
margenoot+
Aldegonde, en Heynsius.
voetnoot5)
A 10.
voetnoot6)
Dgl. verbuiging is dan volop in zwang. Men vindt ze ook in den Statenbijbel.
margenoot+
Adjectiva.
margenoot+
31
margenoot+
In het Tael-berichtGa naar voetnoot7).
voetnoot7)
r. 278 vlgg.
voetnoot1)
A 16.
margenoot+
Adjectiva.
voetnoot2)
Vgl. B 147-151.

margenoot+
Rationes istae generum discrimina asserentes.
margenoot+
32
margenoot+
De oorzake van het twijfelachtich gebruyc der Bywoorden.
voetnoot3)
Dit woord vervalle.
voetnoot4)
uitdrukkingen, zegswijzen.
margenoot+
Phrases.
voetnoot5)
De e, die er eigenlijk niet hoort volgens v.H., is toch nuttig, want in ‘het kleine kint’ stoot de n niet op de k; Caron 67.
voetnoot6)
De ‘harde’ n en de ‘harde’ b worden verzoend door invoeging van een klinker; zie B 148 vlgg. en Caron 63 vlgg. De plaats is een bewijs, dat v.H. doelt op aansluiting der woorden in het spreken.
margenoot+
Adjectiva.
margenoot+
Dit komt mede, meer voort uyt het dagelix gebruyc, dan uyt naturelic oordeelGa naar voetnoot8).
voetnoot8)
cf. B 24: ‘Het natuyrelic eenvoudich onderscheyt der geslachten’ volgens hetwelk de onz. ‘woorden’ geen e en geen n hebben.
margenoot+
33
voetnoot7)
l. Deelwoorden.
voetnoot1)
l. geslachts.
margenoot+
Adjectiva pro substantivis posita, particularem constructionem habent.
voetnoot2)
Het gesubstantiveerde adjectief.
voetnoot3)
uitdrukkingen.
voetnoot4)
de afwijkende meningen t.a.v. het adj. bij neutra, behandeld in dit caput.
voetnoot5)
deze uiteenzetting.
voetnoot6)
vaste, veilige.
margenoot+
Adjectiva adverbiorum loco.
margenoot+
34
voetnoot7)
l. zyn.

margenoot+
Nomina dubij generis.
voetnoot8)
A 14.
voetnoot9)
Zwaan bl. 344 vergist zich, als hij schrijft: Van Heule geeft mann, vr(!).
voetnoot10)
De Hubert zegt: ‘Weynige Naamen sijnder van tweederley geslachte’.

margenoot+
De speciebus nominum.
voetnoot11)
A 16.
margenoot+
Primitiva et derivata.
margenoot+
Derivata.
margenoot+
35
margenoot+
Gentilia, possessiva denominativa. Verbalia Diminutiva.
voetnoot1)
Er worden vijf soorten genoemd, als hier in margine, en niet dezelfde als in A 17.

margenoot+
De Gentilibus.
voetnoot2)
A 17.
voetnoot3)
Met de vbb. uit 3 is v.H. niet gelukkig: ze gaan ook uit van ‘Huysgezin’ of ‘Vaderlant’.

voetnoot4)
WNT noemt het i.v.

margenoot+
36

margenoot+
Exotica.

margenoot+
De possessivis.
voetnoot5)
A 18.
margenoot+
Admonitio in derivata.
margenoot+
37
voetnoot1)
WNT geeft een zeldzaam vb. uit 1584.
margenoot+
Derivata.
voetnoot2)
l. IG.
margenoot+
Derivata.
margenoot+
Derivata.

margenoot+
Denominativa.
voetnoot3)
A 18.
margenoot+
Alle Naemachtige woorden zijn zelfstandich.
voetnoot4)
Phonetische spelling.

margenoot+
Verbalia.
voetnoot5)
A 18.
margenoot+
38
margenoot+
Verbalia omnia substantiva sunt.
voetnoot6)
gezag, gezegde.

margenoot+
Diminutiva.
voetnoot7)
A 18.
margenoot+
Deze opmerkinge is gevonden in Manuscriptis, Van der Schure.
voetnoot1)
cf. A 117 en B 161: -ken is Brab. verkleiningsuitgang.
voetnoot2)
Onvolledig geformuleerd; vgl. het voorbeeld hondeken en in A: herteken.
voetnoot3)
het diminutivum te vormen.
margenoot+
39

margenoot+
De numero.
voetnoot4)
A 18.
margenoot+
Singularis.
margenoot+
Pluralis.

margenoot+
Alzo ooc de Amsterdamsche Letterkonstenaers en Ampsingius.
margenoot+
40
voetnoot1)
A 19.
voetnoot2)
dauw.
voetnoot3)
scherts.
voetnoot4)
loop, gang.
voetnoot5)
loog.
voetnoot6)
poeder, gruis.
voetnoot7)
ooft.
voetnoot8)
ontzag.
voetnoot9)
In uitdrukkingen als: dingen, streven, steken naar den palm; den palm wegdragen, strijken, WNT XIII, 231? Of is bedoeld palmolie, oudtijds ‘olie de palm’ genoemd? Of palmwijn, ‘wijn de palm’?
voetnoot10)
Mnl. Wb VI. 1019: ‘In het Mnl. komt het woord nog niet in het meervoud voor’.
voetnoot11)
riet; cf. Caron 57 n. 2.
voetnoot12)
vuur.
voetnoot13)
Mssch. hetzelfde als Mnl. semeil, waarvan de bet. niet duidelijk is; deze kan zijn ‘smeer’ of ‘garen’, cf. Mnl. Wb. i.v.
margenoot+
41
margenoot+
Verbalia.
voetnoot14)
A 20.
margenoot+
Deficientia in plurali.
margenoot+
Verba.
margenoot+
Singularia pluralem numerum significantia.
margenoot+
Deficientia in singulari.
margenoot+
42
voetnoot1)
Evenals voor Staten plaatst v.H. hier het lidw. ‘De’; wschl. om aan te geven, dat deze woorden zonder lidw. niet gebruikt worden. De Lenten zal dan betekenen: voorjaar; cf. Mnl. Lenten (naast Lente) en z. Van Helten § 72. Het volgende ‘Lenten’ kan betekenen: linzen; Mnl. Wb. i.v. linse geeft het vb.: bonen ende lenten; cf. Clajus 56, die Bonen, Erbsen, Linsen tot de pluralia tantum rekent. Men zie ook De Bo i.v. Lente, met de bet. lentevrucht en vbb. alle in het mv.
voetnoot2)
broek (oorspr. alleen deze bet. in het mv.).

margenoot+
De figura nominum.
voetnoot3)
A 20.
margenoot+
Simplex.
margenoot+
Compositum.
margenoot+
Vocabula artis
voetnoot4)
kunst- of vaktermen.
margenoot+
Composita.
margenoot+
43
margenoot+
Composita.
voetnoot1)
l. Ing, Schap.

voetnoot2)
z. B 148.
margenoot+
Syllabae finales in compositis.
voetnoot4)
Zie A 18 n. 5.
voetnoot3)
De s toont phonetische spelling in tegenstelling met de z van gehoor-zaem.
margenoot+
44
margenoot+
Composita.
voetnoot5)
Dit woord vervalle.

voetnoot6)
rege-water: Te voren nog regen-water. Zonder n om de ‘zoetvloeyentheyt’? Zie B 148: de ‘hardicheyt’ van n en w.
margenoot+
Van de naelatinge eeniger Letteren mach men in Prosodia zien.
voetnoot7)
B 149.
voetnoot8)
Caron bl. 165. Deze plaats levert een nieuw bewijs, dat v.H. doelt op de aansluiting der ‘lettergrepen’ in het spreken.
margenoot+
Genitivus.
margenoot+
Adjectiva.
margenoot+
45
voetnoot1)
Bedoeld is παντοκράτωρ
margenoot+
Composita.
voetnoot2)
aangename toegift bij; Mnl. Wb. ‘opvroolijking, opwekking’.
voetnoot3)
l. woorden.
margenoot+
Imitatio Graecorum Compositis
margenoot+
46
voetnoot4)
Niet afgeleid van ϑεός, maar van ἦϑος. Van H. geeft eerst een aantal samenstellingen met ϑεο als eerste lid, mengt daarna andere met ϑεος als tweede lid er onder, en besluit met een reeks van alleen deze soort.
voetnoot1)
Van H. bedoelt, dat de Bijbel aanleiding geeft tot al deze vormingen.
margenoot+
Horatius Fictaque nuper habebunt verba fidem, si Graeco fonte cadantGa naar voetnoot2).
voetnoot2)
Horatius (Ep. ad Pis. 52-53) bedoelt ook het vormen van composita (uiteraard Latijnse) naar het vb. van Griekse (b.v. inaudax voor ἄτολμος, Od. III. 20, 3), en niet het overnemen van Gr. woorden, wat hij slechts uiterst zelden doet. Zie Kiessling-Heinze l.l.; deze editie heeft niet cadant, maar cadent.
voetnoot3)
De Wisconstige Gedachtenissen (1608), waarin de Weeghconst heruitgegeven is. Veel vbb. van purismen vindt men in K.W. de Groot's art. in NTg XIII.

margenoot+
47

margenoot+
De casibus.
voetnoot4)
A 21.
margenoot+
1. Nominativus
2. Genitivus
3. Dativus
4. Accusativus.
5. Vocativus
6. Ablativus.
voetnoot5)
lastig, bezwaarlijk in het gebruik.
voetnoot6)
zelfde.
margenoot+
Nominativus
margenoot+
Genitivus.
voetnoot1)
De buiging begint bij den genitief; deze is dus ‘eerste buyginge’, de eerste der casus obliqui. Van H. onderscheidt thans slechts vier naamvallen, als in Duitsland Ritter (1616) en Helwig (1619). De nummering der casus treffen we aan bij Helwig; Jellinek I, 93. In B 50 roemt v.H. de Duitsers in het alg. om hun taalregeling.
margenoot+
Dativus.
margenoot+
48
margenoot+
Accusativus.

margenoot+
Declinatio Articulorum.
voetnoot2)
A 24.
margenoot+
De Hoogduytsen zeggen Dem in het derde geval.Ga naar voetnoot3)
voetnoot3)
Zij hebben dus een duidelijk onderscheiden datiefvorm.
voetnoot4)
v.H. geeft in overweging ‘in het Meervoud Denn met eene dobbele N (te stellen) om Den in het Eenvoud van Denn des Meervouds te onderscheyden’ (B 49). De uitspraak van het woord verandert er niet door. Deze voorslag is in zekeren zin te vergelijken met gevallen in onze spelling als (hij) windt (tegenover wint): ook dan ontstaat er geen taal buiten de werkelijkheid om, en hebben we te doen met een bijzondere spelling, waardoor een afzonderlijke ‘mededeling’ gedaan wordt, ter verduidelijking voor den lezer. Zie B 49.
margenoot+
49
voetnoot5)
Nl. het tweede, derde en vierde geval.
margenoot+
Vocativus et Ablativus.

voetnoot6)
Zie B 48 n. 4.
voetnoot1)
Zie Caron 21-23.
voetnoot2)
A 24.
voetnoot3)
Zie B 48 n. 4.

margenoot+
50
voetnoot4)
Zie B 48 n. 4.

voetnoot5)
Zie B 48 n. 4.
voetnoot6)
l. HOC.

margenoot+
De nominum Declinatione.
voetnoot7)
A 26.
voetnoot8)
soorten van declinatie (en indeling der woorden daarnaar).
margenoot+
51

margenoot+
De Masculinorum Declinatione.
voetnoot1)
A 28.
margenoot+
In Genitivo.
margenoot+
52

voetnoot2)
Van H. doelt op een dgl. waarschuwing bij de neutra, B 54.
margenoot+
Aldus zegtmen zeer bescheydelicGa naar voetnoot4) de mans, ende Der mannen, De wijfs, ende Der wijven.
voetnoot4)
goed onderscheidend.
voetnoot3)
A 29.
voetnoot5)
r. 93 (pl. mans; maar niet wijfs) en r. 101 vlg. (Vaders, broeders, Burgemeesters) naast plur. vormen op -en.
voetnoot6)
r. 199 vlgg. (pl. mans, kinders naast vormen op -en).
margenoot+
Declinatio generis foeminini.
voetnoot1)
A 28.
voetnoot2)
Men vergelijke het geval denn, B 48 n. 4.
voetnoot3)
Drukfout voor Den of Denn; vgl. B 49.
margenoot+
53
margenoot+
In Dativo.
voetnoot4)
Rom. 6: zonde; z. B 117.

voetnoot5)
zonder bezwaar.
voetnoot6)
Met meervoudsvorm; vgl. B 55 n. 2.
voetnoot7)
Zwaan (p. 25) vond deze plaats niet.
voetnoot8)
Uit I Tim. 3:2.

margenoot+
Anomala foeminina.
margenoot+
In Genitivo.
voetnoot9)
z. Ampzing 339 vlgg.; A 88; B 112.
margenoot+
54
margenoot+
Declinatio neutrius generis.
voetnoot1)
A 28.

margenoot+
In Dativo.
voetnoot2)
zonder goed nadenken, overwegen.

margenoot+
55
voetnoot3)
A 26.
margenoot+
Genitivi.

margenoot+
Anomala in Genitivo.
voetnoot4)
A 26. Clajus kent ook, behalve de drie declinaties van de m., vr. en onz. substantiva, een vierde declinatie, waarin o.a. de zwakke substantiva zijn opgenomen.
voetnoot5)
Kolthoff § 43. Voor het gebruik van een gen. op -s zie B 53. Opmerkelijk is, dat v.H. nog niet inzag, dat der zonnen enz. (B 53) dezelfde buiging hebben als de vr. genit. enk. der nichten.
voetnoot6)
Ouder borge, oorspr. zwak. WNT geeft een Mnl. vb. uit 1425: des borgen (III1. 549).
margenoot+
In Genitivo.
voetnoot1)
Reeds was Godes bij de Anomala in Genitivo genoemd, omdat het een tweeden gen. vorm toont, zij het niet een op -n. Thans merkt hij een eigenaardigheid daarbij op, die bij de overige Anomala ook voorkwam, n.l. dat een voorgevoegd adj. niet wel mogelijk schijnt. In A 104 constateerde hij voor den datief Gode hetzelfde. Dat bij dit woord in deze vormen ook het lidw. niet kan staan vermeldt hij niet.

margenoot+
56
voetnoot2)
A 27. Blijkbaar verwerpt hij een zwakken genitief bij persoonsnamen. In A ook bij vrouwe, propheet en nicht.
voetnoot3)
meer weerzin opwekkend.
margenoot+
Phrases Barbarae.

margenoot+
Vocativa quaedam habemus.
voetnoot4)
in den vocatief.

margenoot+
Exoticarum vocum Declinatio.
voetnoot5)
A 27.
margenoot+
57
voetnoot6)
De vier regels zijn twee alexandrijnen uit Bewijs van den waren Godtsdienst II (uitg. J. de Vries 1844, 39).
margenoot+
Finientia in A.
voetnoot7)
A 27.
margenoot+
In E.
voetnoot8)
l. geval.
margenoot+
Crasis.
margenoot+
In I.
voetnoot1)
Berea (Gri. βεροια); z. Hand. 17: 10 en 13, waarop Actor(um) v(olumen) doelt.
voetnoot2)
l. de laetste.
voetnoot3)
De laatste e van Beroe vormt een syllabe en is betoond.
margenoot+
Finientia in O.
voetnoot4)
A 27.
margenoot+
Siet Heinsius in Christus Lofsang.
voetnoot5)
Uit Bewijs van den waren Godtsdienst (ed. als bov. 32).
margenoot+
Finientia in U.
margenoot+
58
voetnoot6)
Met een duidelijke monophthong.
voetnoot7)
Nl. bez. vnw. Vgl. B 75. En van Halteren 41: ws (uws, uus).
voetnoot8)
Niet aannemelijk is, dat v.H. hier een genitief meent te zien. De bet. is veeleer: dit geval bewijst, dat de 's achter Caesar in de litteratuur voorkomt, dus ook in den genitief niet misplaatst is. Men lette hierbij op de onmiddellijk volgende bestrijding door v.H. van de gewoonte vreemde namen in Lat. trant te verbuigen: Caesaris, Caesares.
voetnoot9)
Bewijs van den waren Godtsdienst (ed. als bov. 31).

margenoot+
Admonitio in Declinationes Latinas.
voetnoot10)
doet blijven; onwetenheyt nl. t.a.v. voldoende taalgebruik.
margenoot+
Declineren.
voetnoot1)
A 27.
voetnoot2)
gevat, begrepen.
margenoot+
59

margenoot+
Nomina in Plurali.
voetnoot3)
A 29.
voetnoot4)
Zie A 51, 52.
margenoot+
Pluralia Duplicia.
voetnoot5)
A 29.

margenoot+
60
margenoot+
De litteris Duplicantibus
voetnoot6)
A 30.
voetnoot7)
vocaaltekens (dus lange vocaal).
voetnoot8)
Denk er bij: en zo gesteld.
voetnoot9)
zwak beklemtoonde.

margenoot+
Ziet hier ooc af Folio 11.
voetnoot1)
letten op.
voetnoot2)
Orthographisch gezien; dus een korte.

margenoot+
61
voetnoot3)
A 31.
voetnoot4)
grendel, schuif (WNT).

margenoot+
Anomala in Plurali.
voetnoot5)
A 32.
voetnoot6)
Dat v.H. als pluralisvorm niet geeft gemoeden, wordt door het opschrift verklaard: alleen afwijkende vormen somt hij op.
margenoot+
62
voetnoot7)
Eigenlijk meerv. van meisen, dat reeds in het Mnl. voorkomt.

margenoot+
De litteris Mutabilibus.
voetnoot1)
A 32.
voetnoot2)
Zal T moeten zijn: zie het vb. Hant.
voetnoot3)
Verl. t. van zwyken, waarvan de Jager vbb. geeft, Wb. der Frequentatieven II. 964.
voetnoot4)
Uitspraak met ᶇ, of met ᶇ plus velare media, of met ᶇ plus velare spirant? Cf. de mededeling bij Montanus: ‘Maer leezende deeze woorden (sc. vangen, zingen) zeitmen dicwils in 't verlengen vang-gen, zing-gen’, Verschuur 136. Montanus acht dit een spellinguitspraak en bestrijdt haar.

margenoot+
Declinatio Adjectivorum.
voetnoot5)
A 35.
margenoot+
63
voetnoot6)
z. B 48 n. 4.

margenoot+
Nota differentiam in Der et Derr.
margenoot+
Declinatio Adjectivorum neutrius generis.
margenoot+
64
voetnoot1)
B 107.

margenoot+
Nominativus Pluralis.
voetnoot2)
A 23.
margenoot+
Ziet hier af De Hubert, Ampsingius en Koornhert.Ga naar voetnoot5)
voetnoot5)
Zie De Hubert r. 212-215. Bij Ampzing en Coornhert kon ik de plaats niet vinden. Welk werk van laatstgenoemde bedoelt v.H.? Of heeft hij het oog op hun practijk? Ampzing schrijft (r. 5 en 15): ... alle verstandigen...
voetnoot3)
ter aanduiding van; dus zelfstandig gebruikt.
voetnoot4)
l. Edelen.
voetnoot6)
inzicht (denkbeeld).
margenoot+
Deze order en hebben wij in ons schrijven niet durven volgen, om dat-men die niet over al gebruyken en mach.
voetnoot7)
tegen ons (taal)gevoel ingaand.
voetnoot8)
Bedoeld is het gebruik zonder -n. Dit klinkt altijd goed; en strookt met dat gevoel. Als in A 23 voelt v.H. wel voor een plur. met -n, maar de bezwaren der practijk wegen nu wel wat (zwaarder). Cf. B 105/6.
voetnoot9)
Lubach § 75 geeft vele vbb. met uitgang -den in 3. sg. imperf.

margenoot+
De Adjectivorum Genitivo plurali.
margenoot+
65
margenoot+
In Genitivo.
voetnoot10)
Vgl. B 63, waar der goede of goeden werd opgegeven. Van H. bedoelt hier blijkbaar, dat al houdt men zich aan de oude manier voor die pas besproken zelfst. gebr. adj., men toch in den gen. de n er bij moet zetten. Dat is in overeenstemming met A 23.

margenoot+
Nota amphibologias.

voetnoot1)
Net als op p. 53 van het ‘meervoud’ wordt gesproken, omdat de bedoelde gen. vr. enk. op -en uitgaat, zo spreekt v.H. hier van comparatieven (i.m. nomina comparata), omdat de bedoelde gen. pl. op -r van adjectiva hem niet bekend is. Vbb. van zulke statige, wsch. ook ouderwetse gen. pl. op -er bij v. Helten I. 95 en Heinsius 127.
margenoot+
66
margenoot+
Nomina Comparata.
voetnoot2)
Drukfout voor: heylige (in overeenst. met het paradigma op bl. 63, waarin Goeden alleen op zelfst. gebr. adj. in gen. pl. slaat).
voetnoot3)
KB vat het anders op - maar verkeerd - en schrijft: ‘dit moet syn / De behoudinge der heiliger Menschen’.

margenoot+
Dativus Pluralis Adjectivorum.
voetnoot4)
A 23.
voetnoot5)
z. B 48 n. 4.

voetnoot6)
gebezigd (niet: gesproken).

margenoot+
De Accusativo Plurali Adjectivorum.

voetnoot7)
goed begrip.
voetnoot8)
teweegbrengen, bevorderen.
margenoot+
67
voetnoot9)
Men vulle aan: de gelijkstelling met den dativus.
voetnoot10)
Daarom zal v.H. thans den ablat. niet als afzonderlijk ‘geval’ erkend hebben.

margenoot+
De declinatione Compositi.
voetnoot1)
KB: ‘neemt uit lidmaet-litmaeten of ledematen’.
voetnoot2)
tevens (niet: dan ook). Over de verbuiging van dgl. koppelingen zie Kluge, Etym. Wb der deutschen Sprache i.v. Deutschland; Wilmanns, D. Gramm IV, § 401, 1; J. Grimm, D. Gramm II, § 146. Vgl. ook het Fr. grand' mère.

margenoot+
Pronomina
voetnoot3)
A 36.
margenoot+
De woordekens Die en Deze schijnen afkomstich van het Ledeken De.
voetnoot4)
cf. B 68: ‘De Voor-namen en worden nimmermeer zonder Werk-woorden gevonden...’.
voetnoot5)
Dus bij een verbum personale; vgl. B 80 ‘die gedaen of geleden wort’.
margenoot+
Pronominum Divisio.
margenoot+
68

margenoot+
Pronomina sine verbis non Inveniuntur.
margenoot+
69
voetnoot1)
Want de lidwoorden worden niet zonder substantiva aangetroffen en de substantiva zelden zonder lidwoorden.

margenoot+
De genere.
voetnoot2)
A 36.
voetnoot3)
L 39: Omnia Pronomina sunt generis Omnis. Alia una terminatione: ut, ego, tu, sui. Alia duabus .... Alia tribus....

margenoot+
De numero.
voetnoot4)
A 37.

margenoot+
De personis
voetnoot5)
A 40.

margenoot+
De specie.
voetnoot6)
A 37.
margenoot+
Primitiva.
margenoot+
70
margenoot+
Derivata.

margenoot+
De figuris.
voetnoot7)
A 37.
margenoot+
De qualitate aut significatione.
voetnoot1)
A 40.
margenoot+
Demonstrativa.
margenoot+
Possessiva.
voetnoot2)
l. onze of ons' (vgl. 71).
margenoot+
Pronomina relativa.
voetnoot3)
weer vermelden.
voetnoot4)
betrekking hebben op; z.B. 125 n. 4.
voetnoot5)
ten dele weer ophalen; z. laatste vb. met de welke (beperkend).
margenoot+
Interrogativa.
voetnoot6)
l. Wie?

margenoot+
De declinatione.
margenoot+
71
voetnoot7)
A 37.

margenoot+
Graeca et Latina vox Me nobis communis est.
voetnoot8)
l. Wy.

voetnoot9)
uitdrukkingen.

voetnoot10)
A 38.

margenoot+
72
voetnoot1)
z. Zwaan 395-399.
margenoot+
Het woordeken Gy ly wort ooc van Huyterus aen geteykent.
margenoot+
Merc.
voetnoot2)
Zwaan 103, 213, 337. Bij de plaatsen, vermeld in Mnl. Wb. en WNT voeg ik nog uit een ms. preek van Trigland (1614): ‘Het eerste is Uwerliefden aendacht voorleden Woensdach eensdeels verclaert’. En ibid.: ‘Zoo hebben wij Uwerliefden tot afmaninge van hetselve voorgestelt 5 redenen’. Beide malen dus tot vele hoorders. En drie plaatsen uit c. 1525, te vinden in Bijdr. Hist. Gen. 54 (1933), 143 (‘Uwe liefden’ in accus.), 154, 155 (‘Uwer liefden’, in gen.). Men vgl. vooral Weigand (-Hirt), Deutsches Wb., 5e Aufl. (1910) i.v. Liebde. De vorm op -er in nom. acc. is wel niet met WNT. VIII2, 2076 te verklaren als overneming uit gen. en dat., maar wijst op ontlening uit het Duits Eure Liebde, zie Weigand-Hirt. Heeft v.H. verkeerd gehoord? Of den z.i. dwazen vorm ietwat gefatsoeneerd? WNT. VIII2, 2045 geeft slechts één plaats uit een klucht.

voetnoot3)
A 38.
margenoot+
73
voetnoot4)
Een vb. van opzettelijk herstel van een verouderd woord. Zie echter Van Halteren 29. Ook het Mnl. kent den vorm him, Frank § 210. Zie voor den vorm hun Van Helten § 114 en Hooft, W. 31.

margenoot+
Ziet vander Mijle de lingua Belgica.
voetnoot1)
A 39.
margenoot+
Haer of Heur wort zelden onderscheyden.
voetnoot2)
Niet in A; z. Van Helten § 115, vlg. Ampzing r. 1670 vlgg.

margenoot+
74
voetnoot3)
z. B 48 n. 4.
margenoot+
Deze manieren van spreken en konnen in het Francoys nochte Latijn, niet uytgesproken worden.

voetnoot4)
A 39.
margenoot+
Van het woordeken zich.
voetnoot5)
z. Van Helten § 117, vlg. Ampzing r. 1685 vlgg.
voetnoot6)
die zich verontschuldigt.

margenoot+
75
voetnoot7)
z. B 48 n. 4.

voetnoot8)
A 39.
margenoot+
Ons' is Nostrum, en Ons is Nobis en Nos.
voetnoot1)
gelijk; dus juist als bij het reeds gegeven paradigma voor het masc.

voetnoot2)
A 40.
margenoot+
76
voetnoot3)
z. B 48 n. 4.
margenoot+
In Genitivo et dativo.
voetnoot4)
l. woordeken.
margenoot+
In dativo.
voetnoot5)
In B 149; Langde.

margenoot+
In genitivo.
margenoot+
Adjectiva.
voetnoot6)
gewone adjectiva; zie de verbuiging in den gen.: Des goeden B 63.
voetnoot7)
A 23.
margenoot+
77
voetnoot8)
z. B 63: ‘Der goede of Goeden, Bonorum’.
margenoot+
Hier zijn eenigerwoorden buygingen bygevoucht wel den aert de Voor-namen volgen.
voetnoot1)
d.i. De navolgende.
voetnoot2)
verbuiging.
margenoot+
Per Paraphrasin.

margenoot+
Vsum differentem Genitivi Habent.

margenoot+
78
margenoot+
Geen voor non.

margenoot+
Declinatio dictionis zelf.
margenoot+
Men zoude zonder hardicheyt konnen zeggen Het zelf dier,Ga naar voetnoot3) maer wort nagelaten, op dat men den Voornaem zelf niet en rake.
voetnoot3)
Dgl. voorbeelden bij Van Halteren, bl. 56.
voetnoot4)
Van zulke genitieven, afh. van volgend subst., vele vbb. in Mnl. Wb. op selve (VII. 959). Bij v. Helten geen duidelijke vbb. (I. 119). Heinsius 134 geeft o.a. sijns selfs werck. Trommius onderscheidt 1 / sijns selfs = van zichzelf; 2 / syn selfs = van hem zelf. Bij v. Halteren beide vormen (7, 16, 17), maar of ze afh. zijn van een volgend subst. blijkt niet.
voetnoot1)
Zie Van Halteren § 62.

margenoot+
79
margenoot+
De Declinatie dezer woorden is by de Voornamen gestelt, om des gelijken aerts wille
voetnoot2)
z. B 48 n. 4.
voetnoot3)
v.H., die graag differentiatie van casus heeft, zal opzettelijk dezen ouden vorm gekozen hebben.
margenoot+
In Genitivo.

margenoot+
De verbis.
voetnoot4)
A 41.
margenoot+
80
voetnoot5)
Tot de derde groep behoren o.a. de impersonalia met het als onderwerp (v.H. kent ook andere impers.); ‘geschiet’ (in de definitie) wijst een groep aan, die niet onder ‘gedaen of geleden’ valt: de verba neutra.
voetnoot6)
Bedoeling van het schema is, dat zowel de ‘personelicke’ als de ‘onpersonelicke’ ww. verdeeld worden in lijdende, werkende of generleye.
voetnoot1)
A 41. Het toegevoegde ‘of Generley’ zal een vergissing zijn. Deze onderscheiding hoort bij een andere verdeling: zie het schema en B 81.
margenoot+
Verbum Personale.
margenoot+
Impersonale.
margenoot+
81
voetnoot2)
De impersonalia blijken in de drie groepen der definitie voor te komen: 1. activa (Men mint): 2. passiva (Het wort gezeyt); 3. neutra (Het waeyt). Zie Inl. § 3c.
margenoot+
Verbum Impersonale pronominibus declinatis jungitur.
voetnoot3)
A 42.
margenoot+
Verba auxiliaria.
margenoot+
De verborum generibus.
voetnoot1)
A 42.

margenoot+
Verba activa.
voetnoot2)
A 42.

margenoot+
82
margenoot+
De verbis passivis.
voetnoot3)
A 42.
voetnoot4)
l. het.
voetnoot5)
Ölinger heeft opgemerkt, dat het Duits geen passivum heeft, ‘weil keine besondere Form dafür vorhanden sei’, Jellinek II, 286. Garnier betoogt (reeds in 1558), dat het Fr. geen echte passieve vormen bezit, Livet 306.

margenoot+
De verbis neutris.
voetnoot6)
A 42.
voetnoot7)
Dit woord vervalle.
voetnoot8)
Jellinek II, 131: ‘Bei Ritter erscheinen die Lateinischen Kategorien, jedoch nur meditativa und incoativa; op p. 284 een ‘Exemplum verbi Inchoativi’: ich werd warm.

voetnoot9)
A 41. Het Impersonale Passivum blijkt (als het Personale Passivum) ‘altijt met een zelfstandich Werc-woort uytgedrukt’ (B 82) te worden. Deze groep toont dus een echt passieve constructie. Van H. heeft deze indeling misschien ontleend aan Ritter; zie Inl. § 2b onder no. 19.
margenoot+
Impersonale Activum.
margenoot+
83
margenoot+
Impersonale Passivum.
margenoot+
Impersonale verbum Neutrum.

margenoot+
De Numeris.
voetnoot1)
A 42.

margenoot+
De Personis.
voetnoot2)
A 43.

margenoot+
De Conjugationum modis.
voetnoot3)
A 43. De modi, niet de tempora, vormen de hoofdindeling der vervoeging.
margenoot+
Indicativus.
margenoot+
Imperativus.
margenoot+
Optativus.
voetnoot4)
Vert. van utinam.
margenoot+
Subjunctivus.
margenoot+
84
voetnoot5)
Vert. van ut, cum, si.
margenoot+
Infinitivus.
voetnoot6)
A spreekt niet over den tijd. De Duitse grammaticus Wippel (1746) ‘behauptet, dass der Infinitiv auch die Zeit nicht bestimme’, Jellinek II, 399. In Frankrijk zei reeds Estienne (1582): ‘quand le verbe, mis seul, ne determine ou demonstre certaine personne ... ne le temps ... ne le nombre ...’, Livet 429.

voetnoot7)
A 43.
margenoot+
Praesens
margenoot+
Imperfectum
margenoot+
Perfectum
margenoot+
Plusquam-perfectum.
margenoot+
Futurum.

voetnoot8)
A 44.
margenoot+
Prima Conjugatio.
voetnoot1)
A 44.
margenoot+
85
margenoot+
Augmentum Praeteriti.
margenoot+
Merc.

margenoot+
Conjugatio Secunda.
voetnoot2)
A 49.

margenoot+
Tertia conjugatio.
voetnoot3)
A 51.
margenoot+
86
voetnoot4)
Dit hoort en staat bij de eerste conjug. Zal drukfout zijn voor geboort (van boorden). Voor de ww. met stam op t of d vgl. Heinsius 68.

margenoot+
Quarta conjugatio.
voetnoot5)
A 52.
margenoot+
In Penultima Syllaba.

margenoot+
Quinta conjugatio.
voetnoot1)
De hiertoe behorende ww. somt v.H. op in A; enkele hebben een partic. op -t, of een zw. praeteritum.
margenoot+
87

margenoot+
Typus conjugationis.
voetnoot2)
A 57.

margenoot+
Modus indicativus.
voetnoot3)
cf. Lubach 40; eveneens du hebs, cf. Franck § 152.

margenoot+
88
voetnoot4)
Nl. in het gebruiken van du.
voetnoot5)
Deze wilde niet du, wel dij en dijn weer herstellen, r. 1635 vlgg.
margenoot+
In manuscriptis.
voetnoot1)
Zal op van der Schuere doelen; men vgl. de kanttekening met B 26 en 38.
margenoot+
Imperfectum.
margenoot+
Perfectum.
voetnoot2)
cf. Lubach 38.
margenoot+
Plusquam-perfectum.
margenoot+
89
margenoot+
Futurum.
margenoot+
Modus Imperativus.
voetnoot3)
Blijkbaar wilden de genoemde ‘Spraec-kenders’ den Mnl. imper. herstellen (cf. B 89 ‘oude schriften’), maar dan niet slechts voor de zw., maar tevens voor de st. ww. Van H. is practisch: hij hoort, dat dit ‘hard’ klinkt en wil geen -e ‘herstellen’; z. Zwaan, 312.
voetnoot4)
2 Kron. 6 vs 21.
margenoot+
In de Heylige tranen.
margenoot+
Modus optativus.
voetnoot1)
A 59.
margenoot+
Praesens et Imperfectum.
margenoot+
90

margenoot+
Perfectum et plus-quamper.

margenoot+
Modus Subjunctivus.
voetnoot2)
A 59.

voetnoot3)
(in functie) uiteenlopende vervoegingsvormen kenmerkend kunnen onderscheiden (doen verschillen).
margenoot+
De leste Silben zijn alle kort.
margenoot+
91
voetnoot4)
Een voorbeeld van een maakvorm: er komt een syllabe bij; vgl. Lat. habemus t.o. habeamus. Zie ook de geb. en aanv. wijze van zyn en wezen, B 94 en 95.
voetnoot5)
Nl. in 2.3 ps.pl. conj. als in het vb.

margenoot+
Imperfectum.
margenoot+
Perfectum.

margenoot+
Plusquam perf.

margenoot+
Futurum.

margenoot+
Infinitivus Modus.
voetnoot1)
A 60.

margenoot+
De Deelwoorden worden alzo genaemt,Ga naar voetnoot2) om datse van de Werkwoorden en ooc van den tijt mededelen.
voetnoot2)
Het nominale en tegelijk verbale der deelwoorden wordt algemeen als het kenmerk van deze categorie aangegeven. Ongetwijfeld was v.H. op de hoogte hiervan en heeft hij L.'s definitie gekend: Participium est dictio variabilis, quae à verbo derivata, partem capit tam à nomine, quam à verbo. Nam declinatur per genera et casus, ut Nomen: et cum tempore significat actionem aut passionem, ut verbum (L 64). De kanttekening is heel vreemd. Corrupt? Of het werk van een corrector of copiist, die al te haastig werkte? De marginalia zijn menigmaal slecht verzorgd; zie b.v. B 123, 130, 133.
voetnoot3)
Want habitus (-a, -um) betekent in het Lat. niet ‘gehad’, maar (lichamelijk goed of kwalijk) gesteld. Over den neutr. vorm zie B 92.

margenoot+
92
voetnoot4)
Ofschoon wij toch wel enkele ‘naturelicke’ passiva hebben. In het Latijn zijn immers de participia van den verl. t. passiva (men kan afzien van enkele uitzonderingen: pransus etc). Dezelfde opvatting vinden we in Frankrijk. Vandaar dat Ramus ri en dormi niet onder de participia rekent (Livet vergist zich, als hij p. 225 schrijft: ‘Ramus oublie ces formes’). Duidelijk is ook Meigret's mededeling, dat dormi geen participium is, Livet 84.
voetnoot5)
Neutrum, want er is nooit een -e van de buiging in de Ned. participia. Het afwezig zijn van zulk een -e is karakteristiek voor de bijv. woorden in het neutrum; cf. B 108, 109: hy is vroom, probum est en B 91: habitum, t.o. B 27 met participiale adjectiva vinctus, coactus.
voetnoot6)
De eerste bevat deelwoorden (neutra; zie het Gr.) met ge- beginnend en daarom activa genoemd; de participia der tweede rij (ook neutra) zijn passief, als men ze vervoegt met zijn, maar het actieve gebruik (met hebben) is niet altijd uitgesloten. Men zie B 93 Merc: activa en passiva ‘na gelegentheyt des noots’.
voetnoot1)
beschouwing.

margenoot+
93
voetnoot2)
in vorm van inf. en praes. verschillende door de voorvoeging van ge.
voetnoot3)
Van Helten I. 32 vermeldt het part. gespreken naast gesproken. B 92 heeft besproken.
voetnoot4)
actieve en passieve participia.
voetnoot5)
naar het geval vereist. Door het formele criterium (de vervoeging met hebben of zijn) komt de onderscheiding naar de betekenis niet aan de orde. Wat zou v.H. doen met een geval als: ik ben gekomen?

voetnoot6)
A 60.
margenoot+
Praesens.
voetnoot7)
cf. Franck § 165 en Lubach 64.

voetnoot8)
is beter dan.
margenoot+
Imperfectum.
voetnoot1)
cf. Franck § 165.

margenoot+
Perfectum.
margenoot+
94

margenoot+
Perfectum, et plus.Ga naar voetnoot2)
voetnoot2)
Omschrijving van plusquamperfectum? Of verkeerde lezing - door den bewerker der marginalia - van een afkorting voor quam, opgevat als que en weergegeven door et?

margenoot+
Futurum.

margenoot+
Modus Imperativus
voetnoot3)
cf. B 91.

voetnoot4)
z. Lubach § 110 e.
voetnoot5)
niet duidelijk onderscheiden doen uitkomen.
voetnoot6)
hetgeen evenwel volgens de ordening, die wij voorstaan, naar wens geschiedt; cf. B 78, 96, 106 ‘Wet of Regel’, 108 ‘de aengewezen order’.

voetnoot7)
A 61.
margenoot+
95
margenoot+
Zijët wort met eene dobbele I. geschreven om van het woordeken Ziet onderscheyden te werden.
voetnoot8)
A 62.
voetnoot9)
Ut.
voetnoot10)
cf. Lubach 64.

voetnoot1)
zo ver als toelaatbaar is, zo ver mogelijk.

margenoot+
Imperfectum.

voetnoot2)
Si, cum. Het onderstellende, bedoelt v.H., kan in het Ned. ook zonder voegw. uitgedrukt worden, nl. door inversie.

margenoot+
96
margenoot+
Perfectum.
voetnoot3)
Hier en in de volgende vbb. het cum of si der Lat. gramm.
voetnoot4)
Te lezen: zijst (of zijs); vgl. B 95 en Lubach § 110 d.

margenoot+
Plusquam-perfectum.
voetnoot5)
Waarom pluralisvorm? Vgl. ook B 97 Werd gy en 98 gy wiert. Zeer wschl. invloed van Bijbeltaal, of althans van godsd. hogeren stijl. Zie b.v. Joh. 11:32: ‘Heere, indien gij hier geweest waert’; Vulg.: ‘Domine, si fuisses hic’. B 98 spreekt van ‘de Bibelsche verbeteringen’.
margenoot+
Futurum.

voetnoot1)
Aenvougende en Wenschende wijze. Er bestaat zekere causale samenhang tussen de ‘handelingen’ van hoofd- en bijzin: doel (ut), voorwaarde (si), reden (cum), tijd.
voetnoot2)
v.H. beseft, dat de afhankelijke woordorde geen willekeur is. Zie B 94 ‘order’.

margenoot+
97
margenoot+
Modus infinitivus.
voetnoot3)
A 63.

margenoot+
Participia.

margenoot+
Futurum.
voetnoot4)
Wschl. geinspireerd door het vb. van Clajus: ‘Im Paradigma von sein setzt Clajus als Partizipium futuri an: künfftig, zukünfftig’, Jellinek II, 339; Ä.d.G. II Clajus, 116.

voetnoot5)
Zeer veel Duitse grammatici verklaren eveneens, dat hun taal geen part. fut. kent, Jellinek II. 339.
voetnoot6)
l. in het.

voetnoot7)
A 63.
margenoot+
In Subjunctivo.
margenoot+
98

margenoot+
De adverbijs.
voetnoot1)
A 67.
voetnoot2)
l. der.
voetnoot3)
Het aantal klassen der adverbia is aanzienlijk kleiner dan in A. Eerst in de 18-de eeuw beginnen de Duitse grammatici een kleiner aantal klassen adverbia te onderscheiden, Jellinek II. 357.

voetnoot4)
A 67.

margenoot+
99
voetnoot5)
A 68.

voetnoot6)
A 70.

voetnoot7)
A 70.

voetnoot8)
A 71.
voetnoot9)
Over fix als ‘verachtend’ bijw. geven de wbb. geen informatie. Ook Moonen, die in cap. 32 veel bijw. en in cap. 35 veel tussenwerpsels noemt, helpt ons hier niet. Missch. moeten we een ironisch gebruik van fiks ‘flink, ferm’ aannemen, te vergel. met ons ironische ‘mooi zo, prachtig’.

margenoot+
Adjectivis pro adverbis utimur.
voetnoot1)
Zie A 96. Ze worden ‘generley’ genoemd om den uitgang: v.H. verwijst zelf naar fol. 33; adjectiva hebben doorgaans, althans bij voorkeur, geen -e in neutr. sing. Maar wschl. ook wel om de Gr. parallellen met ὀξὺ etc.
margenoot+
Beziet ooc Folio 33. sprekende van het Generley geslacht.
margenoot+
100

margenoot+
Adjectiva
margenoot+
Adjectiva
voetnoot2)
Zie de opm. bij A 69. Zo dacht Meigret over het suffix ment: ‘il court de vitesse’ sonne mieux que: il court vitement, quoiqu'il soit bon langage, Livet 101.

margenoot+
Adverbia.
margenoot+
In dativo.
voetnoot3)
A 66, 105, 107.
margenoot+
101
margenoot+
Adverbia quae dativum casum masculinorum regunt.
voetnoot4)
Vergeleken met A zijn er bij gekomen tegen en langs, maar weggelaten zijn zonder, uyt en ten.
voetnoot5)
flexie dezer mann. woorden? of drang tot flexie dezer ‘Helpwoorden’? Vermoedelijk het laatste, zie de volgende alinea.
margenoot+
Adverbia quae nomina neutrius generis regunt.

margenoot+
Praepositiones

margenoot+
De Syntaxi.
margenoot+
102
voetnoot1)
A 83.
margenoot+
Syntaxis articulorum.
voetnoot2)
A 84.
margenoot+
Dictiones quae Inarticulate eloquuntur.
margenoot+
De regimini articulorum.
margenoot+
103

voetnoot1)
opnieuw aangeduid. Vgl. B 70. De bepaling met een lidw. is overbodig (cf. B 104) en niet in gebruik. Wel is heel goed mogelijk de bepaling door een relat. met bijzin.
voetnoot2)
uitdrukkingen, zegswijzen (vgl. B 108).
voetnoot3)
Precieser dan ‘zelfstandig woort’ in A.
margenoot+
Hier in geschiet een onlijdelic misbruyc.
margenoot+
104
margenoot+
Ziet Ampsingius Taelbericht.Ga naar voetnoot4)
voetnoot4)
r. 268 vlgg.
voetnoot5)
l. des persoons.
margenoot+
Articulus Finitus et indefinitus.
voetnoot6)
A 85.
margenoot+
De et Het articuli finiti
margenoot+
Een Articulus infinitus est,
margenoot+
105
voetnoot1)
v.H. voelt wijze met -e als vorm van het fem.; een Duytse voor een Duitse vrouw acht hij even verder ‘onverbeterlic’.
margenoot+
Gentilia.
margenoot+
Per syncopen.

margenoot+
De adjectivis
margenoot+
106

margenoot+
Adjectiva in Plurali in genitivo, Dativo et accusativo.
voetnoot2)
cf. B 65.
margenoot+
In Genitivo et Dativo.
margenoot+
Participia et Superlativa vix patiuntur N in fine.
margenoot+
Brevitas, EuphonirGa naar voetnoot4) et Levitas.
voetnoot4)
l. Euphonia.
voetnoot3)
cf. levitas i.m., gemakkelijkheid; Kil. gheringh, levis, facilis; B 6 ‘lichticheyt der uytsprake’.
margenoot+
Barbarismus.
margenoot+
Adjectiva in Dativo.
voetnoot1)
z. B 48 n. 4; en vgl. B 63.
margenoot+
107
margenoot+
In Accusativo.
margenoot+
Zie Folio 66.
margenoot+
Zie folio 33, en 64.
voetnoot2)
Rom. 3:8 is niet letterlijk geciteerd; om den ontkennenden voorzin weg te kunnen laten heeft v.H. ὁτι vervangen door μή.

margenoot+
Verscheyde beteykeninge der Bywoorden.
voetnoot3)
Hier blijkt, dat v.H. in zijn ‘Onze Vader’ niet de Deux Aes, den Geref. Bijbel voor 1637, volgde (die heeft: van den boozen), maar veeleer Liesfeldt of Biestkens (beiden hebben: verlost ons van den quaden).
voetnoot4)
l. van den.

margenoot+
108
voetnoot5)
A 86.
margenoot+
Locutiones in articulatae.
voetnoot6)
uitdrukkingen.
voetnoot7)
cf. B 116.
margenoot+
Phrases adjectivorum
voetnoot1)
A 89.
margenoot+
Adjectiva cum verbo substantivo.
voetnoot2)
l. als Hij.
margenoot+
Syntaxis adjectivorum.
margenoot+
109
voetnoot3)
De redenering luidt: vroom is onverbogen, dat is kenmerk van het adj. neutr. sing., dus zou dat in het Latijn een neutr. vorm zijn, letterlijk overgebracht probum. Hij acht dit stellig geen aanvaardbaar Latijn, want hij zegt: ‘dit zoude in het Latijn wezen’; cf. een dgl. overzetting op p. 118 en zie ook B 92. Verdienstelijk is, dat v.H. het eigenaardige verschijnsel van het als praedicaat aangewende, steeds onverbogen adj. opmerkt. Dat de juiste toedracht der historische ontwikkeling hem ontgaat, is hem niet tot verwijt te rekenen. Was er bij v.H. invloed van Clajus? Deze constateert alleen: (adjectivi) cum praedicati loco ponuntur sunt ἄκλιτα (a.w. 52); vgl. ook p. 23, waar Cl. opmerkt, dat o.a. de praedicatief geplaatste adjectiva ‘abijciunt e finale’; zijn vbb. zijn ‘der Man ist from / vir est probus’, etc. Maar Cl. onderzocht niet verder, vgl. Jellinek II. 383.

voetnoot4)
Uit het Gr. weet v.H. een goed vb. aan te voeren van Demosthenes. Dat uit Dionys. Halic. had hij als niet passend kunnen herkennen om het τι, dat er bij staat. Van H. schijnt te menen, dat hetgeen bij de Gr. en Lat. auteurs bij uitzondering voorkomt, in het Ned. tot vast gebruik geworden is.
margenoot+
Substantiva cum adjectivis
voetnoot1)
A 86.
margenoot+
110

margenoot+
Relativum cum antecedente substantiveGa naar voetnoot2) convenire non est necesse.
voetnoot2)
l. substantivo.
voetnoot2a)
Hier verzet v.H. zich tegen constr. als geheel de wet, gans de nacht.

margenoot+
111
voetnoot3)
opdat.
voetnoot4)
Een zacht protest van v.H. tegen de Statenvertalers, die universeel ende handhaven. Inderdaad vinden we het onderscheiden gebruik van en en ende bij v.H. Zie b.v. p. 110 boven, ook de Opdracht en de Voor-reden.
margenoot+
Duplicatum jectivumGa naar voetnoot7) post substantivum admittitur.
voetnoot7)
l. adjectivum.
voetnoot5)
A 87.
voetnoot6)
l. goet-aerdich: A 87 heeft goedadig.
margenoot+
Phrases particulares.

margenoot+
Duo substantiva.
voetnoot8)
A 87.
margenoot+
In genitivo.
voetnoot1)
l. woort.
margenoot+
Admonitio in genitivos.
voetnoot2)
zoals. Zie A 87. Die gebogene, verklarende woorden moeten altijd vooropgaan, heeft v.H. reeds in de vorige alinea vastgesteld: de ‘order’ (zie volg. alinea).
voetnoot3)
cf. Ampzing r. 158 vlgg.
margenoot+
112
margenoot+
Paraphrasis.
margenoot+
Men ziet hier dat de plaetse der Gevallen, eene verstandelikheyt veroorzaekt.
voetnoot4)
door eigen vorm gekenmerkte plaats in het buigingssysteem, cf. A 57.

margenoot+
Nomina quaedam in Phrasibus non declinantur.
voetnoot5)
In A 88 vermeldt v.H. deze constructie slechts; in B verwerpt hij haar, cf. B 53.
margenoot+
113
margenoot+
Of des Propheet Davids Psalmen, maer te zeggen Des Propheets Davids psalmen is verwerpelic, om dat wy in geen redenen een veelvoudich verhaelGa naar voetnoot1) van de Letter S. en konnen lijden.
voetnoot1)
herhalen.
voetnoot6)
l. Duyven-voordes.
voetnoot7)
cf. B 78.
voetnoot2)
Rom. 8:2. Veeleer naar Deux Aes: ‘des Geestes des levens’ dan naar Liesfeldt of Biestkens: ‘de wet des geestes die (daer) levendich maekt’.

margenoot+
Adjectiva quae casum genitivum regunt.
voetnoot3)
A 89.
margenoot+
Casus genitivi.
margenoot+
114
margenoot+
Phrases cum genitivis.
margenoot+
In onze sprake worden de Tael-spreuken seer verswijmtGa naar voetnoot5) ende veroorzaken nochtans het leven der redenen.
voetnoot5)
veronachtzaamd.
voetnoot4)
v.H. bedoelt weer: letterlijk overgebracht, al ontstaat er geen aanvaardbaar Latijn; zie ook B 109 (over probum) en B 118 n. 3.
voetnoot1)
Wschl. wil v.H. zeggen: ‘uwes’ kan een enkel- maar ook een meervoudig ‘van u’ betekenen (zoals in de Gr. weergave door σεῖο of door ὑμων te zien is).
margenoot+
Adjectiva cum genitivo.
margenoot+
115

voetnoot2)
Wschl. drukfout voor wetens.
margenoot+
In genitivo.
voetnoot3)
A 90.
margenoot+
Genitivus vel Dativus.
voetnoot4)
l. het twede.
margenoot+
Adjectiva cum dativo.
voetnoot5)
l. het twede.
margenoot+
Cum genitivo
margenoot+
Phrases
margenoot+
116
margenoot+
Declinatio.
margenoot+
In Genitivo.
voetnoot6)
De Gr. maken van genit. uitdrukkingen een zeer veelvuldig gebruik.
voetnoot7)
De historische voorstelling, hier gegeven, weerspiegelt het begrip van taalontwikkeling, dat sommigen op grond van culturele verwantschap zich destijds al hadden kunnen verwerven.
voetnoot8)
in acht genomen en toegepast. We treffen hier het renaissancistisch streven aan, de moedertaal gelijkwaardig te maken aan de Griekse o.a. door het overnemen van ‘Tael-spreuken’ (‘Phrases’), voor zover de aard van onze taal het toelaat (‘den aert onzer tale aenmerkende’).
margenoot+
Phrases particulares cum genitivo.
voetnoot1)
dezelfde, sc. van den genitief.
voetnoot2)
Vgl. 108: Drooch-voets, leeg-lijfs.
margenoot+
Men zegt ooc zeer wel Blootlijfs Droochmonts, etc.
margenoot+
117
voetnoot3)
een zelfde bedoeling.
voetnoot4)
A 111.

margenoot+
Adjectiva cum dativis.
voetnoot5)
A 90.
voetnoot6)
Handelingen 5:29.
voetnoot7)
Dit schijnt een vrij citaat te zijn, nl. naar Joh. 11:50, of Joh. 18:14.
voetnoot8)
v.H. vergist zich. In Rom. 6:2 staat: ‘der zonde gestorven’, in Rom. 7:4: ‘der wet gedood’, in Gal. 2:19: ‘ik ben door de wet der wet gestorven’.

margenoot+
De pronominibus.
voetnoot9)
A 91.
margenoot+
118
margenoot+
Dictio wat saepe non observat Genus, nec numerum neque casum, aut declinationem.
voetnoot1)
Dit woord vervalle.
voetnoot2)
l. Ce.
voetnoot3)
lelijk, stuitend, afschuwelijk; Kil. horridus, perhorridus, immanis.
margenoot+
Wat indeclinatum in genitivo.
margenoot+
Wat in dativo et accusativo.

margenoot+
De relativis pronominibus
margenoot+
119
voetnoot5)
A 91.
voetnoot6)
In den Statenbijbel overal dien (Ps. 118:20, Matth. 21:42, Marc. 12:10, Luc. 20:17; 1 Petr. 2:7).

margenoot+
Pronomina possessiva.
margenoot+
120
margenoot+
Articuli.

margenoot+
De proniminaGa naar voetnoot2) possessiva hebben een byzonder gebruyc.
voetnoot2)
l. pronomina.
voetnoot1)
l. Ledeken.
margenoot+
Tael-spreuken.
margenoot+
121
voetnoot3)
Vgl. WNT i.v. mijn III: ‘voorheen was het lidw. in dit geval niet onvermijdelijk’; verg. b.v. Vondel 9.709: ‘myn oude (d.i. leeftijd) en uwe een jaer ... verschilt’.
voetnoot4)
in nom. m. enk. met uitgang -n.
voetnoot5)
om die bijzonder te doen uitkomen. Men lette er op, dat zij ook gewichtige qualiteiten toekennen. Moet men ze vóór een eigennaam denken? Niet er na, want dat sluit B 125 uit; zie ook B 126.
margenoot+
Pronomina relativa.
voetnoot6)
Hier zal ‘ervelicke’ bedoeld zijn. Fout van zetter, of van copiist? In de marge is dan het foutieve ‘betreckelicke voornamen’ weergegeven door ‘Pronomina relativa’. De marginalia zijn menigmaal niet passend (B 133), of overbodig (B 124), of onjuist (B 91, 125).
voetnoot1)
A 92.

margenoot+
Syntaxis verborum.
voetnoot2)
A 92.
margenoot+
Dictiones completivae
voetnoot3)
niets dan een klank, die wel gezegd wordt, maar geen betekenis heeft.
margenoot+
122

margenoot+
Verba cum genitivis.
voetnoot4)
A 103; de syntaxis der verba begint in B met de rectio, in A met de modi.

margenoot+
Verba cum dativis.
voetnoot5)
A 104.
margenoot+
123

margenoot+
Verba cum accusativis.
voetnoot6)
A 104.
voetnoot7)
Hierna ontbreekt iets als: ‘bij woorden’. Een vluchtige corrector of copiist kon dan in de war raken, menend dat hier -te vroeg- het woord ‘by-woorden’ gebruikt was.
margenoot+
Adjectiva singularia masculina in accusativo.

margenoot+
In accusativo
margenoot+
In dativo et accusativo.
margenoot+
Dathenus Psalm 145.

margenoot+
124
margenoot+
Annotationes in amphibologias.
voetnoot1)
Dit woord past hier niet; de bedoeling is stellig, dat de uitdrukking ook nom. pl. kan zijn. Men leze Illi voor hy.
margenoot+
Potentia dei est ad salutem omnibus credentibus.
voetnoot2)
Rom. 1:16.

voetnoot3)
tot ons nut.
margenoot+
Adjectiva.
voetnoot4)
dezelfde.
margenoot+
125
margenoot+
Merc op het verscheyden gebruyc der Casus.
voetnoot5)
ontoelaatbaar; cf. A 104.
voetnoot1)
l. meyninge.
voetnoot2)
zoals, bij voorbeeld.
voetnoot3)
wij zouden zeggen: bijv. bijzin.
voetnoot4)
In B 70 geeft v.H. drie vbb. met het antecedent (Hij, broeder, sweirt) in nom. en het relativum in gen., accus. of dat. Dat is dus goed mogelijk. Maar als het voorafgaand woord een datiefvorm heeft, dan levert ‘vertreckinge’ geen goede taal.
voetnoot5)
om wat er volgt; cf. A 105: ‘als by het woordeken Een een ander getal volgt’. Van H. wil zeggen: een is hier geen onb. lidw., maar telw., net als twee.
margenoot+
Adjectiva post substantiva.Ga naar voetnoot6)
voetnoot6)
Onjuist bijschrift. Er moest staan: nomina propria.
voetnoot7)
Dit woord vervalle. Voor de verbuiging zie ook B 120.
voetnoot8)
cf. A 87.

margenoot+
126
voetnoot9)
cf. B 121.

margenoot+
De verbis Impersonalibus.
margenoot+
In dativo
margenoot+
In dativo.

margenoot+
De locatione adjectivorum
margenoot+
127
margenoot+
Genitivi.
margenoot+
In plurali.
voetnoot1)
uitdrukkingen, woordverbindingen, syntagmata; ook in de volgende alinea.
margenoot+
In singulari.

margenoot+
De Locatione verborum.
voetnoot2)
van nature, d.i. door het ‘natuurlijke’ taalbewustzijn.
voetnoot3)
opgemerkt.

margenoot+
In indicativo
voetnoot4)
A 93.
margenoot+
Pronomina ante verbum.

margenoot+
128
margenoot+
Hier in wort onlijdelic gedwaelt.
voetnoot5)
is niets dan brabbeltaal; zie B 106 i.m. en cf. A 93 n. 7.
margenoot+
In praesenti et Imperfecto.
voetnoot1)
A 93.

margenoot+
In perfecto. plusquam perfecto et futuro.
voetnoot2)
A 94.
margenoot+
129
margenoot+
Verba infinitiva.
voetnoot3)
zin.
margenoot+
Camphuizen.
margenoot+
De Hubert.
margenoot+
Ante verba infinitiva.
voetnoot4)
zinnen.
margenoot+
In indicativo.
voetnoot5)
A 97.
voetnoot6)
v.H. bedoelt het tegenovergestelde van wat hij zegt blijkens de vbb. en A 97; men leze naer.
margenoot+
Infinitiva se invicem sequuntur.Ga naar voetnoot7)
voetnoot7)
Niet passende kanttekening.
margenoot+
130

voetnoot1)
Drukfout voor ‘By’? Dan kan de bet. zijn: Bij het bepalen van de plaatsen der zinsdelen in de zinnen.
voetnoot2)
die [door middel van een relativum] betrekking hebben op een bepaald deel van een zin (plaetse).
margenoot+
Modus iste casus vestitus vocatur.
voetnoot3)
de er op volgende ‘aenhechtinge’. Voor den term casus vestitus (i.m.) vgl. Ampzing r. 1888 vlgg.: ‘... wanneer de naem ofte voornaemwoorden met eene voorder [verdere] rede bekleed worden, hetwelk in de scholen Casus vestitus genaemd word’. Ook A 96 wijst op de verandering van plaats ‘om de voorgaende reden aen de volgende te koppelen’. Ampzing dringt er op aan, ‘datmen de natuerlijke ordre der woorden niet en versette, maer houde so veel als immermeer mooglijk is’ (r. 1870), maar afwijking is wel eens toelaatbaar, inzonderheid in den casus vestitus (r. 1886 vlgg).
margenoot+
Vergeef ons onze schulden en is niet wel gezeyt, want wy en vergeven geen schulden maer schelden die wel quijt.

margenoot+
131

margenoot+
De verbis infinitivis.Ga naar voetnoot2)
voetnoot2)
l. in-finitivis.
voetnoot1)
A 100.
voetnoot3)
l. gebruyken.
voetnoot4)
l. ὁρᾶν.
margenoot+
132
voetnoot5)
l. διακινδυνέυειν.

margenoot+
Syntaxis adverbiorum.
margenoot+
Ziet fol. 101.
voetnoot6)
A 107.
voetnoot7)
A 109.
voetnoot8)
noodzakelijkerwijze; Kil. inevitabilis.
margenoot+
133
voetnoot9)
Zie over het vermijden van ‘dingen’ A 118.
margenoot+
In dativo.Ga naar voetnoot1)
voetnoot1)
Men verwacht: ‘In genitivo’, want v.H. wil dit geval op een lijn stellen met het Grieks.
margenoot+
Adverbiorum Phrases.
voetnoot2)
A 111.
margenoot+
134
margenoot+
Phrases adverbiorum.
voetnoot3)
A 111.
voetnoot4)
Keurt dus het Bijbelse ten propheet af van 1 Kon. 19:16.
margenoot+
In declinatione
margenoot+
135

voetnoot1)
Vgl. nog het oude Geref. doopsformulier: ‘Noach zijn achtster ... behouden ende bewaert’, d.i. N. met zeven anderen. Mnl. hem achtsten, met hem achtsten (Stoett3, Mnl. Syntaxis 68).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

taalkunde

  • Etymologie

  • Vormen (morfologie)

  • Zinnen (syntaxis)

  • Vormen (morfologie)