Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Correspondenties. Gedichten lezen met gedichten (2006)

Informatie terzijde

Titelpagina van Correspondenties. Gedichten lezen met gedichten
Afbeelding van Correspondenties. Gedichten lezen met gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Correspondenties. Gedichten lezen met gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.02 MB)

ebook (3.79 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Correspondenties. Gedichten lezen met gedichten

(2006)–Odile Heynders–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]
‘(...) the historical sense involves a perception, not only of the pastness of the past, but of its presence; the historical sense compels a man to write not merely with his own generation in his bones, but with a feeling that the whole of the literature of Europe from Homer and within the whole of the literature of his own country has a simultaneous existence and composes a simultaneous order.’
T.S. Eliot, Tradition and the individual talent.

‘Nu is het zo dat de ene goede dichter de andere interessanter maakt. Door zijn aanpak, thematiek of techniek zet hij het werk van nummer twee in een bepaald licht en maakt het bijzondere ervan zichtbaar. Vice versa natuurlijk eveneens. Nummer drie, die weer anders maar eveneens overtuigend werkt, laat nieuwe aspecten zien van een én twee. Zo ontstaat in de kortste keren een uiterst complex netwerk van relaties, een poëticaal universum.’
Tonnus Oosterhoff, Het heelal Nederlandse poëzie.

‘Ik wilde ook eens weten wat mensen schrijven als ze zich tot niemand richten.’
K. Schippers, Poëzie als amusement binnen een vierkante millimeter.
[pagina 9]
[p. 9]

Woord vooraf

De neerlandistiek en literatuurwetenschap zijn sinds het einde van de twintigste eeuw terrein aan het verliezen ten gunste van cultuurstudies, media-, film- en televisiewetenschappen en communicatiewetenschap. Het schrikbeeld dat de Zuid-Afrikaanse auteur en Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee in zijn roman Disgrace (1999) schetst van een letterenfaculteit die zich niet langer wil bezighouden met klassieke en moderne letterkunde maar met communicatieve vaardigheden of de mechanismen van het cultuurbedrijf is geen fictie. Oude letterenfaculteiten krijgen nieuwe labels waaruit het ‘letteren’ imago wordt verwijderd. Want de student komt daar niet op af, omdat hij op zijn middelbare school nauwelijks geleerd heeft zich te verdiepen in literatuur. Ook steeds minder docenten zijn bereid en in staat tot het analyseren en interpreteren van een enkele literaire tekst. Coetzees protagonist David Lurie weet veel van de poëzie van Byron, maar past met deze kennis van de Romantiek niet meer in de hedendaagse universiteit waar lezer en auteur plaats hebben gemaakt voor consument en producent.

Toch is het gebrek aan academische investering in de letteren vreemd. Er wordt niet daadwerkelijk minder gelezen. Als men beweert dat de beeld- en digitale netwerkcultuur waarin we leven, boek en krant terzijde heeft geschoven ten gunste van televisie en internet, vergeet men dat op internetsites ook gelezen moet worden (internet maakt prachtige archieven toegankelijk) en dat steeds meer mensen hun zelf geschreven teksten in weblogs plaatsen. We zien boekenoplagen stijgen en de bijlagen van kranten en weekbladen nog steeds ruimte besteden aan nieuw verschenen literair werk. Bovendien is er veel belangstelling voor literatuurfestivals, poëzienachten, prijzen, stadsdichters, podiumpoëzie of signeersessies. Er is aandacht voor de entourage van de literatuur, voor de performances van de man of vrouw achter de tekst. Ik geloof niet dat dit literaire leven kan bloeien zonder aandacht voor wat geschreven staat.

Het lezen van literatuur wordt steeds meer opgenomen in het lezen van andere teksten, beelden, media. De aandacht voor afzonderlijke teksten is kortstondiger en oppervlakkiger geworden. Het zappen en surfen, kijken en overnemen gaat sneller en verspreidt zich in verschillende richtingen tegelijk. Er is meer te doen en te zien, meer waarvan men op de hoogte moet zijn en waarover een mening verwacht wordt. Gevolg is dat de concentratie, nodig voor het ene boek, voor die zwarte tekst op een wit vlak die je insluit en afzondert, moeilijker is op te brengen. Maar dat neemt niet weg dat zij niet aangeleerd of geoefend kan en zou moeten worden. En dat we ons juist daar de nonchalance van het middelbare en hoger onderwijs niet kunnen permitteren.

[pagina 10]
[p. 10]

Dit boek gaat over het lezen van poëzie. Het is een pleidooi voor het creëren van aandacht-voor-het-detail van woorden, nodig bij het lezen van een gedicht. Het is ook een pleidooi voor het ontleden van complexiteit en het hervinden van een nieuwsgierige blik naar teksten uit het verleden. De dichter H.C. ten Berge noemde in De verdediging van de poëzie (1988) het literaire werk een piramide. Dat vind ik een treffend beeld: ‘van buiten af een intrigerend bouwwerk, maar de geheime toegangen en tunnels moet men zien te vinden. Dat kan met of zonder gids.’ Ik wil de piramide binnengaan, een weg zoeken, afslaan naar zijgangen of kiezen voor een omweg. De schat van de farao, de sarcofaag waarin betekenissen misschien liggen opgeslagen, kan op verschillende manieren bereikt worden. Het gaat mij om het lezen van poëzie en de vraag hoe gedichten uit het verleden in onze huidige tijd gekend, opgemerkt en beleefd kunnen worden. Ik wil de gedichten tevoorschijn halen uit de bibliotheken, in beweging brengen en in het licht houden. Door het lezen en herlezen verandert het beeld dat we van overgeleverde teksten hebben. En verandert onze blik op onze eigen werkelijkheid en tijd.

De leeshouding die in dit boek wordt gepresenteerd, legt een aantal uitgangspunten vast, maar is geen systematiserend programma dat op elk gedicht op eenzelfde manier zou moeten worden toegepast. Uitgangspunten zijn: gedichten worden nauwgezet geanalyseerd op formeel en inhoudelijk niveau; gedichten worden met elkaar vergeleken om inzicht te krijgen in de verschillende manieren waarop gelijksoortige betekenissen tot stand kunnen worden gebracht; en last but not least: Nederlandstalige gedichten worden in comparatistisch perspectief geplaatst. Poëzie in de moedertaal wordt interessanter als je ook leest wat in andere talen werd geschreven. Lezen wordt hier met nadruk opgevat als een kritische én creatieve handeling, waarmee niet de diepste gevoelens van de dichter, maar algemene denkbeelden en ervaringen van verschillende mensen in verschillende tijden kunnen worden opgepakt. Ik sluit me aan bij Edward Said die vlak voor zijn dood schreef over ‘the return to philology’, de terugkeer naar die antiquarische discipline van het lezen die de westerse joods-christelijke én de Arabisch-islamitische cultuur markeert. Door de analyse van een tekst leren we, aldus Said, over te schakelen van de woorden naar het actuele moment, van het private naar het publieke, van de stilte naar het debat en van het dagelijks leven naar wat voorbij is.

Na een inleiding op en verantwoording van mijn wijze van lezen, volgen zeven essays over negentiende- en twintigste-eeuwse poëzie, waarin kwesties van zingeving, taal, beeldvorming en de representatie van de werkelijkheid centraal staan. Ik koos dichters die gecanoniseerd zijn, invloed hebben gehad en bepalend zijn geweest voor huidige ontwikkelingen in de poëzie. Ik las dichters die ik bewonder omdat zij mij iets te zeggen hebben. Gedichten die we kunnen inzetten om de complexe netwerk- en informatiemaatschappij om ons heen te becommentariëren en relativeren.

[pagina 11]
[p. 11]

Coetzees personage David Lurie raakt gedesoriënteerd in de politieke werkelijkheid van Zuid-Afrika en verstrikt in particuliere en algemene belangen. Zijn kennis van Byrons poëzie in de romantische context biedt geen adequate oplossing voor de problemen van de historische realiteit die samenkomen in die ene vraag: wie heeft schuld aan de verkrachting van zijn dochter? Toch is het juist de esthetische kennis die uiteindelijk houvast biedt en een onbegrensde persoonlijke kracht opent. Coetzee laat zien dat de rol van literatuur in het hier en nu bescheiden maar noodzakelijk is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken